display TOYOTA MIRAI 2022 Instructieboekje (in Dutch)
Page 311 of 578
309
5
Handleiding_Europa_M62060_nl
5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
De volgende meldingen worden in de
volgende situaties weergegeven op het
multimedia-display als Advanced Park
niet kan werken of als de werking is uit-
geschakeld of onderbroken. Voer de
juiste corrigerende maatregelen uit
overeenkomstig de weergegeven mel-
ding.
■Als Advanced Park niet kan wor-
den ingeschakeld
OPMERKING
• Als de hoeveelheid zonlicht afwijkt van toen de registratie werd uitgevoerd
(door de weersomstandigheden of het
tijdstip van de dag)
• Als er een helder licht op het parkeervak schijnt
• Als het parkeervak tij delijk verlicht wordt
(verlichting van een andere auto, bevei-
ligingslicht, enz.)
• Als een cameralens vuil is of bedekt is met waterdruppels
Als de begeleiding wordt beëindigd tijdens
de registratie, voer de registratie dan
opnieuw uit.
●Als tijdens het registreren van een par-
keervak met behulp van de geheugen-
functie het wegdek niet kan worden
gesignaleerd, wordt “No available par-
king space to register” (geen parkeer-
vak beschikbaar om te registreren)
weergegeven.
●Stop bij het gebruik van de geheugen-
functie altijd direct vóór de stoppositie.
Anders kan het parkeervak mogelijk niet
goed worden gesignaleerd en wordt u
mogelijk niet begeleid tot het punt
waarop het parkeren helemaal is afge-
rond.
●Gebruik de geheugenfunctie niet als
een camera is blootgesteld aan krach-
tige schokken of beelden van de Pano-
ramic View Monitor niet goed zijn uitge-
lijnd.
●Omdat als een camera is vervangen de
plaatsingshoek van de camera gewij-
zigd zal zijn, moeten de parkeervakken
van de geheugenfunctie opnieuw wor-
den geregistreerd.
Weergegeven meldingen
MeldingConditie/corrige- rende maatregel
“Advanced Park
malfunction. Visit
your dealer.” (storing
Advanced Park, ga
naar uw dealer)
Er is mogelijk een
storing aanwezig in
Advanced Park
→ Zet het contact UIT
en start vervolgens
het brandstofcelsys-
teem. Laat de auto
nakijken door een
erkende Toyota-dea-
ler of hersteller/repa-
rateur of een andere
naar behoren gekwa-
lificeerde en uitge-
ruste deskundige als
de melding opnieuw
wordt weergegeven.
“Parking brake is
applied” (parkeerrem
is geactiveerd)
De hoofdschakelaar
van Advanced Park
werd ingedrukt ter-
wijl de parkeerrem
was geactiveerd
→ Deactiveer de par-
keerrem en druk ver-
volgens nogmaals op
de hoofdschakelaar
van Advanced Park.
MIRAI_OM_Europe_OM62060E.book Page 309 Thursday, July 15, 2021 1:59 PM
Page 312 of 578
310
Handleiding_Europa_M62060_nl
5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
“Remove dirt from
camera” (verwijder
vuil van camera)
Een cameralens is
bedekt met ijs,
sneeuw, modder,
enz. (de camera
waarvan het beeld op
wordt weergegeven
op het multimedia-
display)
→Verwijder het ijs,
de sneeuw, de mod-
der, enz.
“Advanced Park
unavailable”
(Advanced Park niet
beschikbaar)
Advance Park kan tij-
delijk niet worden
gebruikt
→ Wacht even voor-
dat u Advanced Park
gebruikt.
“Side mirrors are
retracted”
(buitenspiegels zijn
ingeklapt)
De hoofdschakelaar
van Advanced Park
werd ingedrukt ter-
wijl de buitenspie-
gels waren ingeklapt
→ Klap de buitenspie-
gels uit en druk ver-
volgens weer op de
hoofdschakelaar van
Advanced Park.
“Door is open”
(portier is open)
“Boot is open”
(achterklep is open)
De hoofdschakelaar
van Advanced Park
werd ingedrukt ter-
wijl een portier of de
achterklep open was
→ Sluit het portier of
de achterklep en
druk vervolgens nog-
maals op de hoofd-
schakelaar van
Advanced Park.
MeldingConditie/corrige- rende maatregel
“Seatbelt is unfaste-
ned” (veiligheids-
gordel is losgemaakt)
De hoofdschakelaar
van Advanced Park
werd ingedrukt ter-
wijl de bestuurders-
gordel was losge-
maakt
→ Maak de bestuur-
dersgordel vast en
druk vervolgens nog-
maals op de hoofd-
schakelaar van
Advanced Park.
“Brake pedal is not
pressed” (rempedaal
is niet ingetrapt)
De hoofdschakelaar
van Advanced Park
werd ingedrukt ter-
wijl het rempedaal
niet was ingetrapt
→ Druk op de hoofd-
schakelaar van
Advanced Park ter-
wijl u het rempedaal
ingetrapt houdt.
“Vehicle not stop-
ped” (auto staat niet
stil)
De hoofdschakelaar
van Advanced Park
werd ingedrukt ter-
wijl de auto reed
→ Druk op de hoofd-
schakelaar van
Advanced Park ter-
wijl de auto stilstaat.
“Steering wheel was
operated manually”
(stuurwiel werd hand-
matig bediend)
De hoofdschakelaar
van Advanced Park
werd ingedrukt ter-
wijl het stuurwiel
werd bediend
→ Druk op de hoofd-
schakelaar van
Advanced Park ter-
wijl uw handen op het
stuurwiel rusten zon-
der er kracht op uit te
oefenen.
MeldingConditie/corrige- rende maatregel
MIRAI_OM_Europe_OM62060E.book Page 310 Thursday, July 15, 2021 1:59 PM
Page 316 of 578
314
Handleiding_Europa_M62060_nl
5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
■Als de werking is onderbroken■Als een parkeervak niet kan wor-
den geregistreerd
■Als er een zwart scherm wordt weerge-
geven op het multimedia-display als
Advanced Park in werking is
Het multimediasysteem of Advanced Park
wordt beïnvloed door radiogolven of er is
mogelijk een storing in het systeem aanwe-
zig. Als er een radioantenne is geplaatst in de
buurt van een camera, verplaats deze dan
naar een locatie zo ver mogelijk van de
camera. Laat de auto controleren door een
erkende Toyota-dealer of hersteller/repara-
teur of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige als er geen
radioantenne is geplaatst in de buurt van een
camera en het scherm nog niet normaal
werkt nadat het contact UIT is gezet en het
brandstofcelsysteem ve rvolgens weer is
gestart.
MeldingConditie/corrige-
rende maatregel
“Steering wheel was
operated manually”
(stuurwiel werd hand-
matig bediend)
Er werd kracht uitge-
oefend op het stuur-
wiel terwijl het parke-
ren werd begeleid
→ Breng de auto tot
stilstand en selec-
teer de toets “Start”
terwijl u uw handen
op het stuurwiel laat
rusten zonder druk
uit te oefenen om de
begeleiding weer te
starten.
“Accelerator pedal
was pressed”
(gaspedaal werd
ingetrapt)
Het gaspedaal werd
ingetrapt terwijl het
parkeren werd bege-
leid
→ Laat het gaspedaal
los en druk vervol-
gens op de toets
“Start” om de bege-
leiding weer te star-
ten.
“Shift position was
changed manually”
(stand selectiehen-
del werd handmatig
gewijzigd)
Er werd een scha-
kelstand geselec-
teerd terwijl het par-
keren werd begeleid
→ Selecteer de toets
“Start” om de bege-
leiding weer te star-
ten.
MeldingConditie/corrige- rende maatregel
“No available par-
king space to regis-
ter” (geen parkeervak
beschikbaar voor
registratie)
werd geselec-
teerd bij een parkeer-
vak dat niet kan wor-
den gesignaleerd
→ Bedien Advanced
Park bij een parkeer-
vak waar het weg-
dek kan worden her-
kend
MIRAI_OM_Europe_OM62060E.book Page 314 Thursday, July 15, 2021 1:59 PM
Page 319 of 578
317
5
Handleiding_Europa_M62060_nl
5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
Locatie beoogd parkeervak
●Als er een auto geparkeerd staat achter
het beoogde parkeervak en de afstand tus-
sen deze auto en uw auto te groot wordt,
kan deze auto mogelijk niet meer worden
gesignaleerd. Afhankelijk van de vorm en
de staat van een geparkeerde auto, wordt
het detectiebereik mogelijk te kort of kan
de auto wellicht niet worden gesignaleerd.
●Andere objecten dan geparkeerde auto's,
zoals een pilaar of muur, worden mogelijk
niet gesignaleerd. En als ze wel worden
gesignaleerd, wordt het beoogde parkeer-
vak mogelijk niet goed ingesteld.
WAARSCHUWING
■Ervoor zorgen dat Advanced Park
goed werkt
→ Blz. 263
Raadpleeg daarnaast “Panoramic View
Monitor” of “Peripheral Monitoring-sys-
teem” in de handleiding voor het navigatie-
systeem.
■Als de sensoren niet goed werken
●In de volgende situaties werken de sen-
soren mogelijk niet goed, hetgeen kan
leiden tot een ongeval. Rijd voorzichtig
verder.
• Wanneer een sensor is bevroren. (Het ontdooien van de sensor zal het pro-
bleem oplossen.) Vooral bij lage buiten-
temperaturen kan het gebeuren dat er
ten gevolge van een bevroren sensor
een abnormaal beeld te zien is op het
display of dat geparkeerde auto's niet
worden gesignaleerd.
• Als de auto schuin staat onder een steile hoek
• Als het extreem warm of koud is
• Bij rijden op hobbelige wegen, hellin- gen, grindwegen of gras
• Als er door claxons, motorfietsmotoren, luchtremmen van vrachtwagens of sen-
soren van andere voertuigen ultrasoon-
golven worden geproduceerd in de
buurt van de auto
• Als het regent of als er water op een sensor is gespat
• Als het gebied rond de auto donker is of bij tegenlicht
• Als de auto is uitgerust met een spat- bordantenne of radioantenne
• Wanneer een sensor zich extreem dicht in de buurt van een geparkeerde auto
bevindt
MIRAI_OM_Europe_OM62060E.book Page 317 Thursday, July 15, 2021 1:59 PM
Page 320 of 578
318
Handleiding_Europa_M62060_nl
5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Selecteer op het multimedia-display
en selecteer vervolgens “Advanced
Park”.
■Snelheidsprofiel
De rijsnelheid waarmee het parkeren
wordt begeleid, kan worden ingesteld.
Deze instelling kan ni et worden gewijzigd tij-
dens het registreren van een parkeervak in
de geheugenfunctie.
■Detectiegebied voor obstakels
De afstand waarop obstakels worden
vermeden tijdens de parkeerbegelei-
ding kan worden ingesteld.
■Voorkeursparkeermethode
De voorkeursparkeerrichting die wordt
weergegeven bij een parkeervak waar-
bij haaks inparkeren en fileparkeren
mogelijk zijn, kan worden ingesteld.
■Aanpassen parkeerkoers
De koers die wordt aangehouden bij de
parkeerbegeleiding, kan naar binnen of
naar buiten worden aangepast.
Als de banden versleten zijn, kan de koers
van de auto afwijken van het midden van het
parkeervak.
■Instellen breedte weg
De breedte van het gebied waarbinnen
de auto zich beweegt tijdens de par-
keerbegeleiding kan worden ingesteld.
■Wissen geregistreerd parkeervak
In de geheugenfunctie geregistreerde
parkeervakinformatie kan worden
gewist.
WAARSCHUWING
• Als er zich een geparkeerde auto naast het beoogde parkeervak bevindt en het
weergegeven beoogde parkeervak zich
ver van het werkelijke beoogde parkeer-
vak bevindt, is een sensor mogelijk ver-
keerd uitgelijnd. Laat de auto nakijken
door een erkende Toyota-dealer of her-
steller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
• Plaats geen accessoires binnen het detectiegebied van de sensoren.
●Advanced Park begeleidt de auto naar
een geschikte positie om de rijrichting te
veranderen, maar als u merkt dat de
auto op een bepaald moment de
ernaast geparkeerde auto te dicht
nadert, trap dan het rempedaal in en zet
de selectiehendel in een andere stand.
Als u dat doet, neemt het aantal keer
dat moet worden gedraaid echter moge-
lijk toe en wordt de auto mogelijk schuin
geparkeerd.
Wijzigen van de instellingen
MIRAI_OM_Europe_OM62060E.book Page 318 Thursday, July 15, 2021 1:59 PM
Page 321 of 578
319
5
Handleiding_Europa_M62060_nl
5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
1Druk op de cameratoets terwijl
Advanced Park uitgeschakeld is.
2 Selecteer op het multimedia-
display en selecteer vervolgens
“Advanced Park”.
3 Als “Clear Registered Parking
Space” (wis geregistreerd parkeer-
vak) wordt geselecteerd, worden de
in de geheugenfunctie geregis-
treerde parkeervakken gewist.
Multi-informatiedisplay
Rijmodusselectieschakelaar
De rijmodus wijzigt als op de toets wordt
gedrukt.
1Normale modus
Biedt een optimale balans tussen brandstof-
verbruik, laag geluids niveau en dynamische
prestaties. Geschikt voor normaal rijden.
2Sportmodus
Regelt de transmissie en het brandstofcel-
systeem voor een snelle en krachtige acce-
leratie. Deze modus is geschikt voor wan-
neer wendbaarheid is gewenst, bijvoorbeeld
bij het rijden op zeer bochtige wegen.
Wanneer de sportmodus geselecteerd wordt,
gaat de sportmodusindicator branden.
Rijmodusselectie-
schakelaar
De rijmodi kunnen worden
geselecteerd overeenkomstig de
rijomstandigheden.
Selecteren van een rijmodus
MIRAI_OM_Europe_OM62060E.book Page 319 Thursday, July 15, 2021 1:59 PM
Page 322 of 578
320
Handleiding_Europa_M62060_nl
5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
3ECO-rijmodus
Helpt de bestuurder op milieuvriendelijke
wijze te accelereren en het brandstofver-
bruik te verlagen door een gematigde afstel-
ling van de smoorklep en door het regelen
van de werking van de airconditioning (ver-
warmen/koelen).
Wanneer de ECO-rijmodus wordt geselec-
teerd, gaat de ECO-rijmodusindicator bran-
den.
■Werking van de airconditioning in de
ECO-rijmodus
In de ECO-modus worden het verwarmen/
koelen en de aanjagersnelheid van de air-
conditioning geregeld om brandstof te bespa-
ren. Doe het volgende om de prestaties van
de airconditioning te verbeteren:
●Schakel de ECO-modus van de airconditi-
oning uit ( →Blz. 335)
●Wijzig de aanjagersnelheid (→ Blz. 334)
●Schakel de ECO-rijmodus uit
■Automatisch uitschakelen van de sport-
modus
Als het contact UIT wordt gezet nadat is
gereden in de sportmodus, wijzigt de rijmo-
dus in de normale modus.
Druk op de schakelaar van de SNOW-
modus
Als de schakelaar wordt ingedrukt, wordt de
SNOW-modus ingeschakeld en gaat het
controlelampje SNOW-modus op het multi-
informatiedisplay branden. Als de schake-
laar nogmaals wordt ingedrukt, gaat het con-
trolelampje SNOW-modus uit.
Ty p e A
Ty p e B
SNOW-modus
De SNOW-modus kan worden
geselecteerd om de auto af te
stemmen op de omstandigheden
bij rijden op een glad wegdek,
bijvoorbeeld als het heeft
gesneeuwd.
Werking systeem
MIRAI_OM_Europe_OM62060E.book Page 320 Thursday, July 15, 2021 1:59 PM
Page 324 of 578
322
Handleiding_Europa_M62060_nl
5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
■TRC (Traction Control)
Zorgt ervoor dat de aandrijfkracht
behouden blijft en voorkomt dat de aan-
drijvende wielen gaan doorslippen bij
het wegrijden met de auto of bij het
accelereren op gladde wegen
■Active Cornering Assist (ACA)
Helpt te voorkomen dat de auto naar de
buitenkant van de bocht uitwijkt door
remregeling uit te oefenen op de wielen
aan de binnenzijde wanneer tijdens het
rijden in een bocht wordt geprobeerd te
accelereren
■Hill Start Assist Control
Helpt te voorkomen dat de auto achter-
uit rolt bij helling op wegrijden
■EPS (elektrische stuurbekrachti-
ging)
Maakt gebruik van een elektromotor om
de benodigde kracht voor het rond-
draaien van het stuurwiel te verminde-
ren.
■VDIM (Vehicle Dynamics Integra-
ted Management)
Zorgt voor een geïntegreerde regeling
van de ABS-, BA-, TRC-, VSC-, Hill
Start Assist Control- en EPS-systemen
Zorgt ervoor dat de voertuigstabiliteit
behouden blijft bij uitwijkmanoeuvres
op een glad wegdek door de remkracht,
het vermogen van he t brandstofcelsys-
teem, de stuurbekrachtiging en de
overbrengingsverhouding van de
stuurinrichting aan te passen
■Automatisch knipperende alarm-
knipperlichten achter (indien aan-
wezig)
De radarsensoren opzij achter signale-
ren auto's achter u in dezelfde rijstrook.
Wanneer het systeem oordeelt dat de
kans op een aanrijding van achteren
groot is, gaan de alarmknipperlichten
snel knipperen om de bestuurder van
de auto achter u te waarschuwen.
Tegelijkertijd wordt er een melding
weergegeven op het multi-informatie-
display om de bestuurder te informeren
over de achteropkomende auto.
■Noodstopsignaal
Als het rempedaal plotseling wordt
ingetrapt, gaan de remlichten automa-
tisch knipperen om het achteropko-
mende verkeer te waarschuwen.
■Secondary Collision Brake
Als de airbagsensor een aanrijding sig-
naleert en het systeem in werking is,
worden de remmen en remlichten auto-
matisch geregeld om de rijsnelheid te
verlagen en te helpen de kans op ver-
dere schade ten gevolge van een
tweede aanrijding te verkleinen.
■Als het TRC/VSC/ABS-systeem in wer-
king is
Het controlelampje Traction Control knippert
wanneer het TRC/VSC/ABS-systeem in wer-
king is.
MIRAI_OM_Europe_OM62060E.book Page 322 Thursday, July 15, 2021 1:59 PM
Page 325 of 578
323
5
Handleiding_Europa_M62060_nl
5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
■Uitschakelen van het TRC-systeem
Als u met uw auto vast komt te zitten in mod-
der of sneeuw, kan het TRC-systeem het
aandrijfvermogen van het brandstofcelsys-
teem naar de wielen beperken. Als u op
drukt om het systeem uit te schakelen, kunt u
de auto waarschijnlijk gem akkelijker los krij-
gen door te ‘schommelen’.
Schakel het TRC-systeem uit door snel
in te drukken en weer los te laten.
“Traction Control Turned OFF” (tractiecon-
trole UIT) wordt op het multi-informatiedis-
play weergegeven.
Druk nogmaals op om het systeem
weer in te schakelen.
Auto's met linkse besturing
Auto's met rechtse besturing
“Traction Control Turned OFF” (Traction
Control uitgeschakeld)
■Zowel TRC als VSC uitschakelen
Houd meer dan 3 seconden ingedrukt
terwijl de auto stilstaat om de TRC en VSC
uit te schakelen. Het controlelampje VSC OFF gaat branden
en “Traction Control Turned OFF” (tractie-
controle UIT) wordt op het multi-informatie-
display weergegeven.
*
Druk nogmaals op om het systeem
weer in te schakelen.
*: Het PCS wordt ook uitgeschakeld (alleen
Pre-Crash-waarschuwing is beschikbaar).
Het waarschuwingslampje PCS gaat bran-
den en er wordt een melding weergegeven
op het multi-informatiedisplay. ( →Blz. 228,
426)
■Wanneer de melding wordt weergege-
ven op het multi-informatiedisplay dat
de TRC is uitgeschakeld, zelfs al is
niet ingedrukt
TRC is tijdelijk uitges chakeld. Als de melding
niet verdwijnt neem dan contact op met een
erkende Toyota-dealer of hersteller/repara-
teur of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
■Voorwaarden voor werking Hill Start
Assist Control
Als aan de volgende vijf voorwaarden wordt
voldaan, werkt de Hill Start Assist Control:
●De selectiehendel staat in een andere
stand dan P of N (bij het vooruit/achteruit
bergop wegrijden)
●De auto staat stil
●Het gaspedaal wordt niet ingetrapt
●De parkeerrem is niet geactiveerd
●Het contact wordt AAN gezet
■Automatisch uitschakelen van Hill Start
Assist Control
De Hill Start Assist Control wordt in de vol-
gende situaties uitgeschakeld:
●De selectiehendel wordt in stand P of N
gezet
●Het gaspedaal wordt ingetrapt
●De parkeerrem wordt geactiveerd
●Er zijn maximaal 2 seconden verstreken
nadat het rempedaal is losgelaten.
●Het contact is UIT gezet
MIRAI_OM_Europe_OM62060E.book Page 323 Thursday, July 15, 2021 1:59 PM
Page 327 of 578
325
5
Handleiding_Europa_M62060_nl
5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
●Er verstrijkt een bepaalde tijd tijdens de
werking
●Het gaspedaal wordt flink ingetrapt.
■Werkingsvoorwaarden voor de automa-
tisch knipperende alarmknipperlichten
achter
Als aan de volgende twee voorwaarden
wordt voldaan, werken de automatisch knip-
perende alarmknipperlichten achter:
●Het snelheidsverschil tussen uw auto en
het achteropkomende voertuig ligt tussen
ongeveer 30 en 100 km/h.
●U rijdt met een snelheid van ongeveer 10
km/h of lager of met een willekeurige snel-
heid met ingetrapt rempedaal.
■Situaties waarin de automatisch knippe-
rende alarmknipperlichten achter
mogelijk niet goed werken
●In de volgende situaties signaleert het sys-
teem een achteropkomend voertuig moge-
lijk niet goed:
• Als de sensor niet goed is uitgelijnd door- dat de sensor of de omgeving ervan is
blootgesteld aan hevige schokken
• Wanneer de sensor of de omgeving ervan op de achterbumper is bedekt door mod-
der, sneeuw of ijs of wanneer er een stic-
ker op is geplakt
• Bij het rijden op een nat wegdek als gevolg van slecht weer, zoals zware regenval,
sneeuw, of mist
• Bij het op- en afrijden van opeenvolgende steile hellingen, zoals heuvels, dalingen in
de weg, enz.
• Als het achteropkomende voertuig uw auto niet recht van achteren nadert
• Als het achteropkomende voertuig van onder een hoek nadert
• Als een auto plotseling opduikt achter uw auto
• Als het achteropkomende voertuig wordt omgeven door andere voertuigen
• Wanneer een fietsendrager of een ander accessoire op de achterzijde van uw auto
is gemonteerd
●In de volgende situaties werkt het systeem
mogelijk, zelfs als er geen kans op een
aanrijding is
• Als de sensor niet goed is uitgelijnd door- dat de sensor of de omgeving ervan is
blootgesteld aan hevige schokken
• Als uw auto wordt omgeven door andere voertuigen • Als uw auto stopt om af te slaan op een
kruising, enz. en een voertuig uw auto
recht van achteren passeert
• Als uw auto stilstaat langs de kant van de weg, enz. en een voertuig vlak langs uw
auto rijdt
• Als een achteropkomend voertuig uw auto dicht nadert voordat het u inhaalt
• Als een achteropkomend voertuig uw auto plotseling te dicht nadert
■Als “FHL Not Available” (FHL niet
beschikbaar) wordt weergegeven op het
multi-informatiedisplay
De functie automatisch knipperende alarm-
knipperlichten achter is onderbroken.
In dat geval zit er mogelijk ijs, sneeuw, mod-
der, enz. rond de sensor in de bumper.
( → Blz. 258) Na het verwijderen van het ijs,
de sneeuw, de modder, enz. van de achter-
bumper moet het systeem weer normaal
gaan werken. Ook werken de sensoren
mogelijk niet normaal bij extreem warm of
koud weer.
■Voorwaarden voor werking noodstop-
signaal
Als aan de volgende drie voorwaarden wordt
voldaan, werkt het noodstopsignaal:
●De alarmknipperlichten zijn uit
●De werkelijke rijsnelheid is hoger dan
55 km/h
●Het rempedaal wordt op zo'n manier inge-
trapt dat het systeem op basis van de
deceleratie van de auto oordeelt dat het
om een noodstop gaat
■Automatisch uitschakelen van nood-
stopsignaal
Het noodstopsignaal wordt in de volgende
situaties uitgeschakeld:
●De alarmknipperlichten worden ingescha-
keld
●Het rempedaal wordt losgelaten
●Het systeem oordeelt op basis van de
deceleratie van de auto dat het niet om
een noodstop gaat
MIRAI_OM_Europe_OM62060E.book Page 325 Thursday, July 15, 2021 1:59 PM