BMW MOTORRAD K 1200 GT 2006 Handleiding (in Dutch)
Manufacturer: BMW MOTORRAD, Model Year: 2006, Model line: K 1200 GT, Model: BMW MOTORRAD K 1200 GT 2006Pages: 174, PDF Size: 1.97 MB
Page 81 of 174

bij draaiende motor kan tot
elektrische schokken leiden.
Bij draaiende motor geen on-
derdelen van het ontstekings-
systeem aanraken.KatalysatorAls door het overslaan van de
motor onverbrande benzine in
de katalysator terechtkomt, is
er kans op oververhitting en
beschadiging.
Neem daarom de volgende
punten in acht:Benzinetank niet leegrijden
De motor nooit met een los-
getrokken bougiestekker
laten draaien
Als de motor afslaat, direct
het contact uitschakelen
Alleen loodvrije benzine tan-
ken
Altijd de voorgeschreven
onderhoudsbeurten aan-
houden Onverbrande benzine
beschadigt de katalysa-
tor onherstelbaar.
De aangegeven punten ter
bescherming van de katalysa-
tor in acht nemen.
BrandgevaarDe uitlaat kan zeer heet wor-
den.
Als licht ontvlambare
materialen (bijv. hooi,
bladeren, gras, kleding, ba-
gage enz.) met de hete uitlaat
in aanraking komen, dan kun-
nen deze vlam vatten.
Erop letten dat geen licht
ontvlambare materialen met
de hete uitlaat in contact
komen.
Als de motor langere tijd
stationair draait zonder
dat wordt gereden, is de koe-
ling ontoereikend en kan de
motor oververhit raken. In ex- treme gevallen kan de motor-
fiets in brand vliegen.
De motor niet onnodig sta-
tionair laten draaien. Na het
starten direct wegrijden.
Manipulatie van de
motorelektronica-
regeleenheid
Manipulatie van de
motorelektronica-
regeleenheid kan schade aan
de motorfiets en daarmee
ongevallen tot gevolg hebben.
De motorelektronica-rege-
leenheid niet manipuleren.
Manipulatie van de
motorelektronica-
regeleenheid kan
mechanische belastingen
tot gevolg hebben waarop
de onderdelen van de
motorfiets niet berekend
zijn. Bij schades die hierdoor
579zRijden
Page 82 of 174

veroorzaakt zijn, vervalt de
garantie.
De motorelektronica-
regeleenheid niet
manipuleren.ControlelijstGebruik de navolgende con-
trolelijst om voor elke rit be-
langrijke functies, instellingen
en slijtagegrenzen te contro-
leren.Remwerking
Remvloeistofpeil, voor en
achter
Werking van de koppeling
Koppelingsvloeistofpeil
Demperinstelling en veer-
voorspanning
Bandenspanning en profiel-
diepte
Veilige bevestiging van de
koffer en bagage
Met regelmatige tussenpozen: Motoroliepeil (bij iedere
tankstop)
StartenZijstandaardBij een uitgeklapte zijstan-
daard en een ingeschakelde
versnelling kan de motor niet
worden gestart. Als de mo-
tor in de neutraalstand wordt
gestart en als vervolgens bij
uitgeklapte zijstandaard een
versnelling wordt ingescha-
keld, slaat de motor af.VersnellingsbakDe motor kan in de neutraal-
stand of met ingeschakelde
versnelling met bediende kop-
peling worden gestart. De
koppeling pas bedienen na
het inschakelen van het con-
tact, anders kan de motor niet
worden gestart. In de neu-
traalstand brandt de contro-
lelamp voor de neutraalstandgroen en geeft de versnel-
lingsindicatie op het multi-
functioneel display N aan.
Motor startenNoodstopschakelaar
1in
bedrijfsstand A.
Contact inschakelen
Pre-Ride-Check wordt uit-
gevoerd. ( 81)
ABS-zelfdiagnose wordt uit-
gevoerd ( 82)
met SU ASC: Contact inschakelen
580zRijden
Page 83 of 174

Pre-Ride-Check wordt uit-
gevoerd. ( 81)
ABS-zelfdiagnose wordt uit-
gevoerd ( 82)
ASC-zelfdiagnose wordt uit-
gevoerd ( 82)
Startknop1bedienen.
Bij zeer lage buitentem-
peraturen kan het nodig
zijn om de gashendel bij het
starten te bedienen. Bij tem-
peraturen lager dan 0 °C na
het inschakelen van het con-
tact de koppeling bedienen. Bij onvoldoende accu-
spanning wordt de start-
procedure automatisch afge-
broken. Voor verdere start-
pogingen de accu opladen of
starthulp laten geven.
De motor slaat aan.
Als de motor niet aanslaat,
kan de storingstabel uit-
komst bieden. ( 142)
Pre-Ride-CheckNa het inschakelen van het
contact voert het instrumen-
tenpaneel een test uit van de
algemene waarschuwings-
lampjes. Hierbij branden
de waarschuwingslampen
eerst rood en vervolgens ter
controle geel. Deze test,
genaamd "Pre-Ride-Check",
wordt weergegeven door
de melding
CHECK!
op
het display. Met de SU
snelheidsregeling wordt
eveneens de
SET
-lamp weergegeven. Als de motor
tijdens de controle wordt
gestart, wordt de controle
afgebroken.
Fase 1:
Waarschuwingslamp al-
gemeen brandt rood.
Melding
CHECK!
wordt
weergegeven.
Fase 2: Waarschuwingslamp al-
gemeen brandt geel.
Melding
CHECK!
wordt
weergegeven.
Controlelamp snelheids-
regeling brandt.
Als het algemene waarschu-
wingslampje niet gaat bran-
den:
Als het algemene waar-
schuwingslampje niet
gaat branden, kunnen enkele
581zRijden
Page 84 of 174

functiestoringen niet worden
weergegeven.
Letten op het algemene waar-
schuwingslampje in rood en
geel.Storingen zo snel mogelijk
door een specialist laten
verhelpen, bij voorkeur een
BMW Motorrad dealer.ABS-zelfdiagnoseDe juiste werking van het
BMW Motorrad Integral ABS
wordt door de zelfdiagnose
gecontroleerd. De zelfdiagno-
se vindt automatisch plaats
na het inschakelen van het
contact. Voor het controleren
van de wielsensoren moet de
motorfiets sneller rijden dan
5 km/h.
Fase 1:Controle van de systeem-
componenten bij stilstand. Waarschuwingslamp
ABS knippert
Mogelijke landvarianten
van de waarschuwings-
lamp ABS.
Fase 2:
Controle van de wielsenso-
ren bij het wegrijden. Waarschuwingslamp
ABS knippert
Mogelijke landvarianten
van de waarschuwings-
lamp ABS.
ABS-zelfdiagnose
afgesloten.
De ABS-waarschuwingslamp
dooft.
Indien na het afsluiten van de
ABS-zelfdiagnose een ABS-
storing wordt weergegeven:
Verder rijden mogelijk.
Houd er rekening mee dat geen ABS- of Integralfunctie
ter beschikking staat.
Storingen zo snel mogelijk
door een specialist laten
verhelpen, bij voorkeur een
BMW Motorrad dealer.
ASC-zelfdiagnose
SU
De juiste werking van
het BMW Motorrad ASC
wordt door de zelfdiagnose
gecontroleerd. De zelfdia-
gnose vindt automatisch
plaats na het inschakelen
van het contact. Om de
ASC-zelfdiagnose te kunnen
afsluiten moet de motor
draaien en de motorfiets
minstens 5 km/h rijden.
Fase 1:
Controle van de systeem-
componenten bij stilstand. Waarschuwingslamp
ASC knippert langzaam.
582zRijden
Page 85 of 174

Fase 2:Tijdens het rijden controle
van de systeemcomponen-
ten waaraan een diagnose
kan worden uitgevoerd. Waarschuwingslamp
ASC knippert langzaam.
ASC-zelfdiagnose
afgesloten De ASC-waarschuwingslamp
dooft.
Indien na het afsluiten van de
ASC-zelfdiagnose een ASC-
storing wordt weergegeven: Verder rijden mogelijk.
Houd er rekening mee
dat geen ASC-functie ter
beschikking staat.
Storingen zo snel mogelijk
door een specialist laten
verhelpen, bij voorkeur een
BMW Motorrad dealer.
InrijdenDe eerste 1000 kmTijdens de inrijperiode veel-
vuldig met wisselende be-
lasting en toerentallen rij-
den.
Kies indien mogelijk bochti-
ge en licht geaccidenteerde
wegen, bij voorkeur geen
autosnelwegen.
Het overschrijden van de
inrijtoerentallen verhoogt
de motorslijtage.
De voorgeschreven inrijtoe-
rentallen aanhouden.
Inrijtoerentallen niet over-
schrijden.
Inrijtoerental
<7000 min
-1
Niet voluit accelereren.
Bij volle belasting lage toe-
rentallen vermijden. Na 500 - 1200 km de eerste
inspectie laten uitvoeren.
RemblokkenNieuwe remblokken moe-
ten "inlopen" en leveren dan
ook tijdens de eerste 500 km
nog niet de optimale remver-
traging. De iets geringere
remvertraging kan door het
krachtiger bedienen van rem-
hendel en -pedaal worden ge-
compenseerd.
Nieuwe remblokken kun-
nen de remweg aanzien-
lijk verlengen.
Vroeg remmen.BandenNieuwe banden hebben een
glad oppervlak. Zij moeten
dan ook met een beheerste
rijstijl door het inrijden met
wisselende overhellingshoe-
ken worden ingereden. Pas
583zRijden
Page 86 of 174

na het inrijden is de volledige
grip van het loopvlak bereikt.Nieuwe banden hebben
nog niet de volle grip,
bij extreme scheefstanden
bestaat ongevalsgevaar.
Extreme scheefstanden
vermijden.Motorfiets neerzettenOp de zijstandaard
plaatsen
Op een losse onder-
grond staat de motorfiets
niet veilig.
De standaard moet altijd op
een vlakke en vaste onder-
grond rusten.
Motor uitschakelen.
Remhendel bedienen.
De motorfiets recht zetten
en in balans brengen. De zijstandaard met de lin-
kervoet tot de aanslag opzij
klappen.
De zijstandaard is alleen
voor het gewicht van de
motorfiets geconstrueerd.
Bij een uitgeklapte zijstan-
daard niet op de motorfiets
plaatsnemen.
De motorfiets langzaam op
de standaard laten zakken,
daarbij de motorfiets ontlas-
ten en aan de linkerzijde van
de motorfiets afstappen. Als de motorfiets op de
zijstandaard staat, is het
van de ondergrond afhankelijk
of het stuur naar links of naar
rechts wordt gedraaid. Op
een horizontale ondergrond
staat de motorfiets echter sta-
bieler als het stuur tegen de
linker aanslag staat in plaats
van tegen de rechter aanslag.
Op een horizontale onder- grond het stuur altijd tegen de
linker aanslag draaien om het
stuurslot te vergrendelen.
Stuur tot de aanslag geheel
naar links of rechts draaien.
Controleren of de motorfiets
stevig staat. De motorfiets op hellin-
gen in de richting "berg-
opwaarts" neerzetten en de
1e versnelling inschakelen.
Stuurslot vergrendelen.
Van de zijstandaard
afhalenStuurslot ontgrendelen.
Van links het stuur met bei-
de handen vastpakken.
Remhendel bedienen.
Het rechterbeen over de
motorfiets zwaaien, daar-
bij de motorfiets rechtop
zetten.
584zRijden
Page 87 of 174

De motorfiets recht zetten
en in balans brengen.Een uitgeklapte zijstan-
daard kan bij een rijden-
de motorfiets aan de onder-
grond blijven haken en u ten
val brengen.
Zijstandaard inklappen,
voordat de motorfiets wordt
verplaatst.
Gaan zitten en de zijstan-
daard met de linkervoet te-
rugklappen.Op de middenstandaard
zetten
Op een losse onder-
grond staat de motorfiets
niet veilig.
De standaard moet altijd op
een vlakke en vaste onder-
grond rusten.
Motor uitschakelen. Afstappen en daarbij met de
linkerhand het linker hand-
vat vasthouden.
Met de rechterhand de
handgreep voor de pas-
sagier of het achterframe
vastpakken.
De rechtervoet op de uitzet-
ter van de middenstandaard
plaatsen en de middenstan-
daard zo ver naar beneden
drukken, dat de afrolsleden
de grond raken.
Met uw volle gewicht op
de middenstandaard gaan
staan en tegelijkertijd de
motorfiets naar achteren
trekken.
De middenstandaard kan
door te sterke bewegin-
gen inklappen, waardoor de
motorfiets kan omvallen.
Niet op de motorfiets plaats-
nemen als de middenstan-
daard uitgeklapt is. Controleren of de motorfiets
stevig staat.
Stuurslot vergrendelen.
Van de middenstandaard
duwenStuurslot ontgrendelen.
Met de linkerhand het linker
handvat vasthouden.
Met de rechterhand de
handgreep voor de pas-
sagier of het achterframe
vastpakken.
De motorfiets naar voren
van de middenstandaard
afduwen.
Controleren of de midden-
standaard geheel is inge-
klapt.Tanken
Brandstof is licht ont-
vlambaar. Vuur bij de
benzinetank kan tot brand en
explosie leiden.
Bij werkzaamheden aan de
585zRijden
Page 88 of 174

benzinetank niet roken en van
open vuur verwijderd blijven.Benzine zet uit onder in-
vloed van warmte. Bij
een te volle benzinetank kan
benzine naar buiten stromen
en op het achterwiel terecht-
komen. Dit werkt de kans op
vallen in de hand.
De tank dan ook slechts tot
aan de onderzijde van de vul-
pijp vullen.
Benzine tast kunststof-
oppervlakken aan; deze
worden mat of lelijk.
Als kunststofonderdelen in
aanraking komen met benzi-
ne, moeten ze direct worden
schoongeveegd.
Loodhoudende benzine
beschadigt de katalysa-
tor onherstelbaar!
Alleen loodvrije benzine
tanken. De motorfiets neerzetten en
erop letten dat de onder-
grond vlak en stevig is.
Klepje van de tankdop
openklappen.
Tankdopslot openen door
de sleutel in het tankdopslot
linksom te draaien.
Benzine van de hierna ver-
melde kwaliteit tot maximaal
de onderkant van de vulbuis
tanken.
Aanbevolen brandstof-
soorten
98 ROZ/RON (Superplus
loodvrij)
95 ROZ/RON (Super
loodvrij (benzinesoort
bruikbaar met beper-
kingen voor wat betreft
prestaties en verbruik)) Nuttige tankinhoud
24 l Reservehoeveelheid
4l
Tankdop krachtig aandruk-
ken en sluiten.
Sleutel verwijderen en klepje
sluiten.
586zRijden
Page 89 of 174

Bandenspanningscon-
trole RDC
SU
WerkingIn elke band bevindt zich een
sensor die de temperatuur en
de spanning in de band meet
en deze informatie naar de
regeleenheid stuurt.
De sensoren zijn voorzien van
een centrifugaalkrachtregelaar
die het overbrengen van de
meetwaarden pas vanaf een
snelheid van circa 30 km/h
vrijgeeft. Voordat voor het
eerst de bandenspanning
wordt ontvangen, wordt op
het display voor elke band
--
weergegeven. Nadat de mo-
torfiets stilstaat worden de
meetwaarden nog geduren-
de circa 15 minuten door de
sensoren doorgegeven.
De regeleenheid kan vier
sensoren verwerken,
daardoor kunnen twee setswielen met RDC-sensoren
worden gebruikt. Als
een RDC-regeleenheid is
gemonteerd zonder dat
de wielen zijn voorzien
van sensoren, wordt een
storingsmelding gegeven.
Temperatuurcompensa-
tieDe bandenspanningen wor-
den op het multifunctioneel
display gecompenseerd voor
de temperatuur weergegeven,
ze gelden voor een banden-
temperatuur van 20 °C. Om-
dat de bandenspanningsme-
ters op het tankstations een
temperatuurafhankelijke ban-
denspanning weergeven, zal
deze in de meeste gevallen
niet overeenkomen met de op
het multifunctioneel display
weergegeven waarde.
BandenspanningsbereikDe RDC-regeleenheid maakt
onderscheidt tussen drie op
de motorfiets afgestemde
bandenspanningsbereiken:
Bandenspanning binnen de
toelaatbare tolerantie.
Bandenspanning in het
grensgebied van de
toelaatbare tolerantie.
Bandenspanning buiten de
toelaatbare tolerantie.Remsysteem
algemeenPasafdalingen
Indien bij pasafdalingen
uitsluitend achter wordt
geremd, bestaat het gevaar
van remkrachtverlies. Onder
extreme omstandigheden kan
dit tot onherstelbare schade
aan de remmen door overver-
hitting leiden.
Voor- en achterwielrem be-
587zRijden
Page 90 of 174

dienen en motorremwerking
gebruiken.Natte remmen
Na het wassen van de
motorfiets, na het rijden
door water of bij regen kun-
nen de remmen door vochtige
remschijven en remblokken
later aangrijpen.
Vroegtijdig remmen, tot de
remmen zijn opgedroogd of
drooggeremd.
Wegenzoutaanslag op de
remmen
Bij het rijden op wegen
waarop wegenzout is ge-
strooid, kunnen de remmen
later aangrijpen als geduren-
de langere tijd niet wordt ge-
remd.
Vroegtijdig remmen,
tot de zoutlaag op de remschijven en remblokken is
weggeremd.
Olie of vet op de remmen
Olie en vet op remschij-
ven en -blokken beïn-
vloeden de remwerking zeer
negatief.
Vooral na reparatie- en on-
derhoudswerkzaamheden er-
op letten dat remschijven en
remblokken vrij van olie en vet
zijn.
Vervuilde remmen
Bij het rijden op onver-
harde, stoffige of mod-
derige wegen kunnen de rem-
men door de vervuilde rem-
schijven en remblokken later
aangrijpen.
Vroeg remmen, tot de rem-
men zijn schoongeremd.
Remsysteem met
BMW Motorrad
Integral ABSGedeeltelijk integraal
remsysteemUw motorfiets is voorzien van
een gedeeltelijk integraal rem-
systeem. Bij dit remsysteem
worden met de remhendel de
voor- en achterrem bediend.
Het rempedaal werkt alleen
op de achterrem.
Het BMW Motorrad Integral
ABS past de remkrachtver-
deling tussen voor- en ach-
terwielrem tijdens de regeling
aan de belading van de mo-
torfiets aan.
Het doordraaien van het
achterwiel bij bediende
voorwielrem (burnout) wordt
door de Integralfunctie dui-
delijk bemoeilijkt. Als gevolg
hiervan kan schade aan de
588zRijden