air condition CITROEN C-ELYSÉE 2016 Instructieboekjes (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2016, Model line: C-ELYSÉE, Model: CITROEN C-ELYSÉE 2016Pages: 330, PDF Size: 21.93 MB
Page 4 of 330

.
.
Instrumentenpaneel 10
Verklikkerlampjes
11
ond
erhoudsindicator
2
0
ki
lometertellers
2
2
Datum en tijd instellen
2
3
bo
ordcomputer
24
Monochroom display
c
(Autoradio /
b
l
uetooth)
2
6
controle tijdens het rijden
ov
erzicht
sleutel met afstandsbediening 3
0
Alarm
3
4
Portieren
36
Achterklep
37
ru
itbediening
39
toegang tot de auto
Voor stoelen 40
Achterbank
42
s
piegels
43
s
tuurwielverstelling
4
5
Ventilatie
46
Verwarming
48
Handbediende airconditioning (zonder display)
4
8
el
ektronische airconditioning (met display)
5
0
on
twasemen - o
n
tdooien voorzijde
5
3
Achterruitverwarming
54
comfort
rijadviezen 60
st
arten - afzetten van de motor
6
1
Parkeerrem
64
Handgeschakelde versnellingsbak
6
5
el
ektronisch gestuurde versnellingsbak
6
6
Automatische transmissie
7
0
op
schakelindicator
74
sn
elheidsbegrenzer
75
s
nelheidsregelaar
77
Parkeerhulp achter
7
9
rijden
Lichtschakelaar 81
ko
plampen verstellen
8
6
ru
itenwisserschakelaar
87
Plafonniers
89
Zicht
ec
o-rijden
Indeling van het interieur 5
5
Voorzieningen bagageruimte
5
8
Voorzieningen
Inhoudsopgave
Page 7 of 330

5
c-e lysee_nl_ chap00b_vue-ensemble_ed01-2014
17 7
209
50
75 / 77
Interieur
Elektronische airconditioning (met display)
Dit systeem, dat is voorzien van een display, biedt u het comfort
van een optimale temperatuur en luchtcirculatie in het interieur.
Snelheidsbegrenzer /
snelheidsregelaar
Met deze twee systemen kunt u de snelheid
van de auto gemakkelijk begrenzen en regelen.
u
kunt zelf de gewenste snelheid instellen.
Audio- en
communicatiesystemen
Deze systemen zijn voorzien van de
nieuwste technologie: autoradio met MP3-
afspeelmogelijkheid, usb
-
aansluiting,
bl
uetooth handsfree set, A
uX
-aansluitingen, ...
Autoradio / Bluetooth
Autoradio
.
overzicht
Page 9 of 330

7
c-e lysee_nl_ chap00b_vue-ensemble_ed01-2014
cockpit
1. s tuur- en contactslot.
2. sc hakelaar ruitenwissers en
ruitensproeiers/boordcomputer.
3.
k
n
op centrale vergrendeling /
ontgrendeling.
4.
o
pe
n opbergvak.
of
M
onochroom display c (Autoradio /
b
luetooth).
5.
M
iddelste verstelbare en afsluitbare
ventilatieroosters.
6.
Voorruitontwaseming.
7.
Passagiersairbag.
8.
Dashboardkastje
u
it
schakeling passagiersairbag.
9.
s
c
hakelaar alarmknipperlichten.
10.
Autoradio.
11.
b
e
diening verwarming / airconditioning.
12 .
A
sbak / bekerhouder.
13.
b
e
diening elektrische ruitbediening.
14 .
Versnellingshendel.
15.
H
andrem.
.
overzicht
Page 10 of 330

8
sluit als passagier zo min mogelijk multimedia-apparatuur (DVD-
speler, MP3 -speler, spelcomputer, enz.) op de auto aan om het
elektriciteitsverbruik, en dus het brandstofverbruik, te beperken.
ko
ppel externe apparatuur los als u de auto verlaat.
eco-rijden
Door in de dagelijkse praktijk een aantal aanwijzingen op te volgen kunt u het brandstofverbruik en de co2-uitstoot van uw auto verminderen.
Maak optimaal gebruik van de
versnellingsbak
Als uw auto is voorzien van een handgeschakelde versnellingsbak, rijd
dan rustig weg, schakel zo snel mogelijk de tweede versnelling in en
schakel bij voorkeur relatief snel over naar een hogere versnelling.
Als uw auto is voorzien van een automatische versnellingsbak of
een elektronisch gestuurde versnellingsbak, laat de selectiehendel
dan in de stand Drive "D" of Auto "A" (afhankelijk van het type
versnellingsbak) staan en trap het gaspedaal niet bruusk of diep in.
De schakelindicator geeft aan welke versnelling het meest geschikt
is voor een laag brandstofverbruik: volg de aanwijzingen van deze
indicator zo snel mogelijk op.
bi
j auto's met een elektronisch gestuurde versnellingsbak of een
automatische transmissie werkt deze indicator alleen in de handmatige
stand.
Kies voor een soepele rijstijl
Houd afstand van de auto's voor u, rem bij voorkeur af op de motor in
plaats van het rempedaal te gebruiken en trap het gaspedaal geleidelijk
in. Als u deze aanwijzingen naleeft, neemt het brandstofverbruik en de
co2-uitstoot af en wordt de geluidsoverlast door het verkeer beperkt.
Als het verkeer goed doorstroomt, gebruik dan vanaf een snelheid van
ongeveer 40
km/h de snelheidsregelaar (indien aanwezig).
Gebruik op slimme wijze de elektrische
voorzieningen
Als bij het instappen blijkt dat de temperatuur in de auto hoog is
opgelopen, open dan alle ruiten en de ventilatieroosters alvorens de
airconditioning in te schakelen.
sl
uit vanaf een snelheid van 50 km/h de ruiten, maar laat de
ventilatieroosters geopend.
Gebruik de voorzieningen in het interieur die de temperatuurstijging
kunnen beperken (zonneschermen...).
sc
hakel de airconditioning uit zodra de gewenste temperatuur is
bereikt.
sc
hakel de achterruitver warming en de ontwaseming uit zodra deze
niet meer nodig zijn als deze niet automatisch worden aangestuurd.
sc
hakel de stoelver warming zo snel mogelijk uit.
sc
hakel de verlichting en het mistlicht uit als het zicht voldoende is.
Laat de motor vooral 's winters na het starten niet stationair
warmdraaien, maar rijd zo snel mogelijk weg: uw auto warmt sneller op
als u rijdt.
eco-rijden
Page 48 of 330

46
Ventilatie
Luchtgeleiding
De lucht kan afhankelijk van de instellingen van
de bestuurder via verschillende circuits worden
toegevoerd:
-
r
echtstreekse toevoer naar het interieur
(toevoer van buitenlucht),
-
t
oevoer via het verwarmingscircuit,
-
t
oevoer via het circuit van de
airconditioning.
Bedieningspaneel
Het systeem wordt bediend via het
bedieningspaneel A van de middenconsole.
1.
u itstroomopeningen voor het ontdooien of
ontwasemen van de voorruit.
2.
u itstroomopeningen voor het ontdooien of
ontwasemen van de zijruiten.
3.
A
fsluitbare en verstelbare
zijventilatieroosters. 4.
A
fsluitbare en verstelbare middelste
ventilatieroosters.
5.
u itstroomopeningen beenruimte
voorpassagiers.
6.
u itstroomopeningen beenruimte
achterpassagiers.
Luchtverdeling
Luchttoevoer
De lucht in het interieur, die overigens wordt
gefilterd, wordt van buitenaf toegevoerd via het
luchtrooster onder de voorruit, of is lucht die in
het interieur wordt gerecirculeerd.
comfort
Page 49 of 330

47
neem voor een optimale werking van de ver warming, ventilatie en airconditioning de
volgende gebruiksadviezen in acht:
F
L
et erop dat voor een gelijkmatige verdeling van de lucht naar het interieur de
uitstroomopening onder de voorruit, de verschillende luchtkanalen, ventilatieroosters
en overige uitstroomopeningen alsmede de ventilatieopening in de bagageruimte vrij
blijven.
F
Z
et de airconditioning minstens één tot twee keer per maand vijf tot tien minuten aan
om het systeem in per fecte staat te houden.
F
c
o
ntroleer regelmatig de staat van het interieur filter en laat de filterelementen periodiek
vervangen.
F
L
aat de airconditioning regelmatig controleren zoals voorgeschreven in het garantie- en
onderhoudsboekje om het systeem in perfecte staat te houden.
F
G
ebruik de airconditioning niet als deze niet koelt en raadpleeg het c
It
ro
Ën-
netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
bi
j een zware belasting van de motor (trekken van een aanhanger op een steile helling bij
een hoge buitentemperatuur) kan de airconditioning tijdelijk worden uitgeschakeld voor een
optimale trekkracht van de motor.
Gebruiksadviezen voor de verwarming, ventilatie en airconditioning
Als de auto lange tijd in de zon heeft
gestaan en de temperatuur in het
interieur hoog is opgelopen, zet dan de
ruiten enige tijd open.
Zorg ervoor dat de aanjagersnelheid
voldoende hoog is ingesteld, zodat
de lucht in het interieur goed ververst
wordt.
Het airconditioningssysteem is chloorvrij
en is niet schadelijk voor de ozonlaag.
co
ndensvorming in de airconditioning
kan ertoe leiden dat zich een klein
plasje water onder de auto vormt. Dit is
een normaal verschijnsel.
3
comfort
Page 50 of 330

48
1. Temperatuurregeling
F Draai de knop van blauw (koel) naar rood (warm) om de
temperatuur naar behoefte in te
stellen. Dit systeem werkt alleen als de motor draait.
2. Luchtopbrengstregeling
F Draai de knop in één
van de
vier standen om de gewenste
luchtopbrengst te verkrijgen. Wanneer de knop van de
luchtopbrengstregeling in de stand
0
staat (uitschakeling van het systeem),
wordt het thermische comfort niet
meer geregeld.
e
r b
lijft door de rijwind
echter nog wel een kleine luchtstroom
gehandhaafd.
Handbediende airconditioning
(zonder display)
Verwarming / ventilatie
Dit systeem werkt uitsluitend bij draaiende motor.
Comfort
Page 51 of 330

49
3. Luchtverdeling
Voorruit en zijruiten.
Voorruit, zijruiten en beenruimte.
be
enruimte.
Middelste ventilatieroosters,
zijventilatieroosters en beenruimte.
De luchtstroom kan worden
gevarieerd door de knop in een
middenstand te zetten of door de
ventilatieroosters te sluiten. F
V
erplaats de knop weer naar
rechts in de stand "
to
evoer van
buitenlucht".
F
V
erplaats de knop naar links in
de stand "Luchtrecirculatie".
5. Airconditioning aan/uit
Het systeem stelt u in staat:
- de temperatuur in het interieur 's zomers te verlagen,- in de winter bij temperaturen boven 3°c
beslagen ruiten snel te ontwasemen.
Aan
F Druk op de toets 5 : het desbetreffende
lampje gaat branden.
Uit
F Druk nogmaals op de toets 5 : het
desbetreffende lampje gaat uit.
Door het uitschakelen van de airconditioning
kan hinder ontstaan (vocht, beslaan van ruiten). De airconditioning kan tijdens alle
seizoenen effectief gebruikt worden,
mits de ruiten zijn gesloten.
De airconditioning werkt niet als de
aanjagerknop 2 in de stand "0"
staat.
om d
e toevoer van koele lucht te versnellen
kunt u gedurende enkele ogenblikken de
recirculatie van de interieurlucht inschakelen.
sc
hakel daarna weer over op de toevoer van
buitenlucht.
Middelste ventilatieroosters en
zijventilatieroosters.
4. Toevoer van buitenlucht/
luchtrecirculatie
De recirculatiestand dient om de luchttoevoer
af te sluiten bij stank en stofoverlast.
sc
hakel zo snel mogelijk de toevoer van
buitenlucht weer in om te voorkomen dat de
luchtkwaliteit in het interieur achteruitgaat en
de ruiten beslaan.
3
Comfort
Page 52 of 330

50
elektronische airconditioning (met display)
Dit systeem werkt uitsluitend bij draaiende motor.
1. Toevoer van buitenlucht/luchtrecirculatie
De recirculatiestand dient om de luchttoevoer
af te sluiten bij stank en stofoverlast.
sc
hakel deze stand, zodra dit mogelijk is, weer
2. Temperatuurregeling
F "6 " "5 "Druk op de toetsen
(rood voor warm) en (blauw voor
koud) om de temperatuur naar
behoefte in te stellen.
er
verschijnen of verdwijnen
geleidelijk temperatuurbalkjes op het
display van de airconditioning.
uit om te voorkomen dat de luchtkwaliteit in het
interieur achteruitgaat en de ruiten beslaan.
F
D
ruk op deze toets om de toevoer van
buitenlucht uit te schakelen en de lucht
in het interieur te laten recirculeren.
Het lampje op het display van de
airconditioning gaat branden. F
D
ruk nogmaals op de toets om
de toevoer van buitenlucht weer
in te schakelen. Het lampje op
het display van de airconditioning
gaat uit.
3. Ontdooiing - ontwaseming vóór
Zie de desbetreffende rubriek.
comfort
Page 53 of 330

51
4. Aan / Uit airconditioning
F Druk op de toets "A /C ", het
verklikkerlampje op het display
van de airconditioning gaat
branden.
Uitschakelen
Met deze toets wordt de lucht in het
interieur snel gekoeld.
5. Airconditioning: toets A/C MAX
Aan
F Druk op de toets "A /C M A X " , het
verklikkerlampje op het display van de
airconditioning gaat branden.
F
D
ruk opnieuw op de toets "A /C " , het
verklikkerlampje op het display van de
airconditioning gaat uit.
Als de airconditioning wordt uitgeschakeld,
wordt het thermische comfort niet meer
geregeld (vocht, beslagen ruiten).
Inschakelen
Uit
F Druk opnieuw op de toets "A /C M A X " ,
het verklikkerlampje op het display van de
airconditioning gaat uit.
6. Luchtverdeling
F Druk herhaaldelijk op de toets om de luchtstroom te verdelen
naar:
-
d
e voorruit en de zijruiten
(ontwasemen of ontdooien),
-
d
e voorruit, de zijruiten en de
ventilatieroosters,
-
d
e voorruit, de zijruiten,
de ventilatieroosters en de
beenruimte,
-
d
e voorruit, de zijruiten en de
beenruimte,
-
d
e beenruimte,
-
d
e ventilatieroosters en de
beenruimte,
-
d
e ventilatieroosters.
3
Comfort