stop start CITROEN C-ELYSÉE 2017 Instructieboekjes (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2017, Model line: C-ELYSÉE, Model: CITROEN C-ELYSÉE 2017Pages: 306, PDF Size: 9.41 MB
Page 107 of 306

105
Parkeerrem
VergrendelenOntgrendelen
F Trek de parkeerremhefboom licht omhoog, 
druk de ontgrendelknop in en duw de 
hefboom geheel omlaag.
Draai bij het parkeren van de auto op een 
helling de wielen vast tegen het trottoir, 
trek de parkeerrem aan, schakel een 
versnelling in en zet het contact uit.
Als tijdens het rijden dit verklikkerlampje 
en het verklikkerlampje STOP  branden 
in combinatie met een geluidssignaal 
en een melding op het display, geeft 
dit aan dat de parkeerrem nog (iets) is 
aangetrokken.
Handgeschakelde 
versnellingsbak
Inschakelen van de 
achteruitversnelling
F Trap het koppelingspedaal in.
F
 
B
 eweeg de versnellingshendel helemaal 
naar rechts en vervolgens naar achteren.
F
 
T
rek de hendel van de parkeerrem aan om 
uw auto stil te zetten.
Voor uw veiligheid en om het starten van 
de motor te vergemakkelijken:
-
 
z
 et de versnellingshendel altijd in de 
neutraalstand,
-
 t
rap het koppelingspedaal in.
Schakel de achteruitversnelling alleen in als 
de auto stilstaat en de motor stationair draait.
6 
Rijden  
Page 115 of 306

113
Handmatige instellingen
F Selecteer de stand M om sequentieel te 
schakelen in de zes versnellingen.
F
 B
eweeg de selectiehendel naar het symbool 
+  om één versnelling op te schakelen.
F
 B
eweeg de selectiehendel naar het symbool 
–  om één versnelling terug te schakelen.
Het schakelen naar een andere versnelling 
kan alleen als de snelheid van de auto en 
het toerental van de motor dit toestaan, 
anders wordt er tijdelijk overgegaan op de 
automatische bediening.
D en verschijnen achtereenvolgens 
de ingeschakelde versnellingen.
Als het motortoerental te laag of te hoog is, 
knippert de geselecteerde versnelling enkele 
seconden en vervolgens wordt de werkelijk 
ingeschakelde versnelling weergegeven.
Er kan elk moment van de stand D (rijden in de 
automatische stand) naar de stand M (rijden in 
de handbediende stand) worden geschakeld.
Als de auto stopt of langzaam rijdt, 
wordt automatisch de eerste versnelling 
ingeschakeld. De programma's Sport en Sneeuw werken 
niet in de handbediende stand.Ongeldige waarde bij handmatig 
schakelen
Dit symbool verschijnt als een 
versnelling niet goed is ingeschakeld 
(de selectiehendel bevindt zich 
tussen twee standen in).
Programma Sneeuw T
F Druk op de toets " T" als de motor is 
gestart.
De versnellingsbak past zich aan voor het 
rijden op gladde wegen.
Dit schakelprogramma zorgt ervoor dat u 
gemakkelijker kunt rijden op een ondergrond 
met weinig grip.
Om terug te keren naar de auto-
adaptieve stand kunt u het geselecteerde 
programma op elk gewenst moment 
uitschakelen door opnieuw op de 
desbetreffende toets te drukken. T wordt weergegeven op het 
instrumentenpaneel.
6 
Rijden  
Page 118 of 306

116
Stop & Start
Het Stop & Start-systeem zet de motor 
tijdelijk af (STOP-stand) als u stopt (bij rood 
licht, opstoppingen enz.). De motor wordt 
automatisch gestart (START-stand) als u weer 
weg wilt rijden. Het starten gebeurt direct, snel 
en stil.
Het Stop & Start-systeem zorgt voor een 
lager brandstofverbruik, minder uitstoot van 
schadelijke stoffen en een aangename rust in 
het interieur tijdens het wachten.Werking
Overgang naar de STOP-stand
Als u in de STOP-stand bij een auto met 
een handgeschakelde versnellingsbak een 
versnelling inschakelt, maar daarbij het 
koppelingspedaal niet volledig intrapt, wordt er 
een melding weergegeven met het verzoek het 
koppelingspedaal volledig in te trappen, omdat 
anders de motor niet gestart kan worden.
Als de STOP-stand geactiveerd is, blijven alle 
andere componenten zoals de remmen en de 
stuurbekrachtiging normaal functioneren.
Tank nooit als de motor door het Stop & 
Start-systeem is afgezet; zet in dat geval 
altijd het contact af en neem de sleutel uit 
het contactslot.Bij een elektronisch gestuurde 
versnellingsbak gaat het 
verklikkerlampje "ECO" op het 
instrumentenpaneel branden en wordt 
de motor in de STOP-stand gezet als 
het rempedaal wordt ingetrapt of de 
selectiehendel in de stand N
 wordt 
gezet ter wijl de auto stilstaat.
Bijzonderheden: STOP-stand niet 
beschikbaar
De STOP-stand wordt niet geactiveerd als:
- H et bestuurdersportier is geopend.
-
 
D
 e veiligheidsgordel van de bestuurder niet 
is vastgemaakt.
-
 
D
 e klimaatregeling in het interieur dat niet 
toelaat.
-
 
D
 e voorruitontwaseming is ingeschakeld.
-
 E
r bepaalde bijzondere omstandigheden 
zijn (laadtoestand accu, motortemperatuur, 
rembekrachtiging, buitentemperatuur...).
Het verklikkerlampje "ECO" 
knippert een paar seconden en gaat 
vervolgens uit.
Dit is volkomen normaal. 
Rijden  
Page 119 of 306

117
Handmatig uit-/inschakelen
In bepaalde gevallen, bijvoorbeeld om het 
thermische comfort in het interieur op peil te 
houden, kan het nuttig zijn het Stop & Start-
systeem uit te schakelen.
Het systeem kan bij aangezet contact op elk 
gewenst moment worden uitgeschakeld.
Als de motor is afgezet in de STOP-stand, 
wordt hij onmiddellijk weer gestart.
Het Stop & Start-systeem wordt automatisch 
weer ingeschakeld als het contact wordt 
aangezet.Overgang naar de START-stand
- u het rempedaal loslaat ter wijl de selectiehendel in de stand A of M staat,
-
 
u
 , met de selectiehendel in de stand 
N en het rempedaal niet ingetrapt, de 
selectiehendel in de stand A of M zet,
-
 u
 de achteruitversnelling inschakelt.Bij een elektronisch gestuurde 
versnellingsbak gaat het 
verklikkerlampje "ECO" uit en wordt 
de motor automatisch gestart als:
Bijzonderheden: automatisch 
activeren van de START-stand
De START-stand wordt om veiligheids- of 
comfortredenen automatisch geactiveerd als:
-
 H
et bestuurderportier wordt geopend.
-
 
D
 e veiligheidsgordel van de bestuurder 
wordt losgemaakt.
-
 
D
 e snelheid van de auto hoger is dan 
3
  km/h bij een elektronisch gestuurde 
versnellingsbak.
-
 E
r bepaalde bijzondere omstandigheden 
zijn (laadtoestand accu, motortemperatuur, 
rembekrachtiging, instelling airconditioning 
e n z .) .
Het verklikkerlampje "ECO" 
knippert een paar seconden en gaat 
vervolgens uit.
Dit is volkomen normaal.
6 
Rijden  
Page 120 of 306

118
Met toets
Druk op deze knop om het systeem uit te 
schakelen.
Het uitschakelen wordt bevestigd door het 
branden van het lampje van de toets en de 
weergave van een melding.
Als u nogmaals op deze toets drukt, wordt de 
functie weer ingeschakeld.
Het lampje van de toets gaat uit en er wordt 
een melding weergegeven.
Met touchscreen
Druk op MENU.
Activeer of deactiveer in het menu " Rijden / 
Auto " de optie " Stop & Start-systeem ".
Motorkap openen
Rijden op een overstroomde weg
Schakel het Stop & Start-systeem uit 
wanneer u over een overstroomde weg 
moet rijden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor 
meer rijadviezen , met name over het 
rijden op overstroomde wegen.
Schakel omwille van uw veiligheid het Stop & 
Start-systeem altijd uit alvorens werkzaamheden 
onder de motorkap uit te voeren om 
verwondingen als gevolg van het automatisch 
inschakelen van de START-stand te voorkomen.
Storing
Bij een storing in het systeem 
knippert het verklikkerlampje van de 
toets "ECO OFF" enige tijd en gaat 
het vervolgens permanent branden.
Laat ze controleren door het 
CITROËN-netwerk 
of een gekwalificeerde werkplaats.
Als er in de STOP-stand een storing zou 
optreden, kan het zijn dat de motor niet 
meer wil aanslaan of direct afslaat. Alle 
verklikkerlampjes op het instrumentenpaneel 
gaan branden. Zet in dat geval het contact af 
en start de auto met behulp van de sleutel.
Auto's met het Stop & Start-systeem zijn 
voorzien van een speciale 12V-accu.
Laat werkzaamheden aan dit type accu 
alleen door het 
CITROËN-netwerk of een 
gekwalificeerde werkplaats uitvoeren.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor 
meer informatie over de 12V-accu . 
Rijden  
Page 174 of 306

172
12  V- ac c u
Procedure voor het gebruik van een hulpaccu voor het starten van de motor met behulp van startkabels en voor het laden van een lege accu.
Algemeen
Loodstartaccu's
Accu's bevatten giftige stoffen zoals 
zwavelzuur en lood.
Deze moeten worden ver werkt conform 
de regelgeving en mogen in geen geval 
met het huishoudelijke afval worden 
weggegooid.
Breng gebruikte batterijen van de 
afstandsbediening en gebruikte accu's 
naar een speciaal inzamelpunt.
Bescherm uw ogen en gezicht voordat u 
handelingen aan de accu uitvoert.
Voer ingrepen aan de accu uitsluitend 
uit in een goed geventileerde ruimte, ver 
van open vuur of vonken veroorzakende 
bronnen, om elk risico van brand- of 
explosiegevaar uit te sluiten.
Was uw handen als de werkzaamheden 
beëindigd zijn. Uitvoeringen met het Stop & Start-
systeem zijn voorzien van een speciale 
12V- loodac c u.
Deze accu mag uitsluitend worden 
vervangen door het 
CITROËN-netwerk of 
door een gekwalificeerde werkplaats.
Probeer een auto met een elektronisch 
gestuurde versnellingsbak of 
automatische transmissie nooit aan te 
duwen of slepen om de motor te starten.
Toegang tot de accu
De accu bevindt zich onder de motorkap.
Toegang:
F
 
O
 pen de motorkap via hendel in het 
interieur en gebruik vervolgens de 
veiligheidshaak aan de buitenzijde.
F
 
Be
 vestig de motorkapsteun.
F
 
V
 erwijder de kunststof afdekkap voor 
toegang tot de pluspool (+).
De minpool (-) van de accu is niet bereikbaar. 
Op de motor is een afzonderlijk massapunt 
aangebracht. 
Storingen verhelpen  
Page 175 of 306

173
Starten van de motor 
met een hulpaccu en 
startkabels
Als de accu van uw auto ontladen is, kan 
de motor worden gestart met een hulpaccu 
(externe accu of een accu van een andere 
auto) en startkabels of een startbooster.Start de motor nooit door een acculader 
aan te sluiten.
Gebruik nooit een startbooster van 24 V 
o f h o g e r.
Controleer altijd eerst of de hulpaccu 
een nominale spanning van 12 V en een 
capaciteit minimaal gelijk aan die van de 
ontladen accu heeft.
De twee auto's mogen elkaar niet raken.
Schakel alle stroomverbruikers (autoradio, 
ruitenwissers, verlichting, enz.) van beide 
auto's uit.
Zorg ervoor dat de startkabels zich niet 
in de buurt van bewegende delen van de 
motor (koelventilator, riem, enz.) bevinden.
Maak de pluspool (+) van de accu niet los 
ter wijl de motor draait. F
 
B
 eweeg, indien uw auto hiermee is 
uitgerust, het kunststof kapje van de 
pluspool (+) omhoog.
F
 
S
 luit de rode kabel aan op de pluspool (+) 
van de ontladen accu A (bij het gebogen 
metalen gedeelte) en vervolgens op de 
pluspool (+) van de hulpaccu B of de 
startbooster.
F
 
S
 luit de groene of zwarte kabel aan op 
de minpool (-) van de hulpaccu B of de 
startbooster (of op het massapunt van de 
auto met de hulpaccu).
F
 
S
 luit het andere uiteinde van de groene of 
zwarte kabel aan op het massapunt C van 
de auto met de lege accu. F
 
S
 tart de motor van de auto met de 
hulpaccu en laat deze gedurende enkele 
minuten draaien.
F
 
S
 tel de startmotor in werking van de auto 
met de lege accu en laat de motor draaien.
Als de motor niet direct start, zet dan het 
contact af en wacht even alvorens een nieuwe 
poging te doen.
F
 
W
 acht tot de motor stationair draait en 
neem dan de kabels in omgekeerde 
volgorde los.
F
 
B
 reng, indien uw auto hiermee is uitgerust, 
het kunststof kapje aan op de pluspool (+).
F
 
L
 aat de motor minimaal 30 minuten 
draaien, rijdend of stilstaand, om het 
laadniveau van de accu op een correct peil 
te krijgen.
Een aantal functies, waaronder het Stop & 
Start-systeem, is niet beschikbaar als de 
laadtoestand van de accu onvoldoende is.
8 
Storingen verhelpen  
Page 176 of 306

174
Laden met behulp van een 
acculader
Voor een optimale levensduur van de accu 
is het noodzakelijk om het laadniveau van de 
accu op een voldoende peil te houden.
In sommige gevallen kan het dan ook nodig zijn 
om de accu op te laden:
- 
A
 ls u voornamelijk korte ritten maakt.
-
 
V
 oordat de auto meerdere weken niet 
wordt gebruikt.
Neem contact op met het 
CITROËN-netwerk of 
een gekwalificeerde werkplaats.
Als u zelf de accu van uw auto gaat 
opladen, gebruik dan uitsluitend een lader 
die geschikt is voor loodaccu's en die een 
nominale spanning van 12 V heeft.
Volg de aanwijzingen van de fabrikant van 
de acculader.
Sluit de kabels nooit aan op de verkeerde 
polen.
De accu hoeft niet te worden 
losgekoppeld. F
 
Z
 et het contact af.
F  
S
 chakel alle stroomverbruikers 
(audiosysteem, ruitenwissers, verlichting 
e n z .) u i t .
F  
S
 chakel om gevaarlijke vonken te 
voorkomen de lader B uit alvorens de 
kabels op de accu aan te sluiten.
F
 
C
 ontroleer of de kabels van de lader in 
goede staat zijn.
F
 
B
 eweeg het kunststof kapje van de 
pluspool (+) omhoog (indien aanwezig).
F
 S
luit de kabels van de lader B  als volgt aan:
-
 
D
 e rode pluskabel (+) op de pluspool (+) 
van de accu A .
-
 
D
 e zwarte minkabel (-) op het 
massapunt C van de auto.
F
 
Z
 et na afloop van het laden eerst acculader 
B uit voordat u de kabels losneemt van 
accu A . Als deze sticker is aangebracht, mag 
uitsluitend een 12 V-lader worden 
gebruikt. Anders kan de elektrische 
uitrusting van het Stop & Start-systeem 
ernstig beschadigd raken.
Probeer nooit om een bevroren accu te 
laden – Risico op explosie!
Als de accu bevroren is geweest, laat 
deze dan door het 
CITROËN-netwerk of 
door een gekwalificeerde werkplaats 
controleren op beschadigingen van de 
inwendige delen en op scheuren in de 
behuizing (kans op lekkage van giftig en 
corrosief zuur). 
Storingen verhelpen  
Page 178 of 306

176
Na het opnieuw aansluiten 
van de accu
Na opnieuw aansluiten van de accu moet u 
het contact aanzetten en vervolgens 1 minuut 
wachten alvorens de motor te starten, om de 
elektronische systemen te initialiseren.
Mochten er zich na deze handeling kleine 
storingen blijven voordoen, raadpleeg dan 
het 
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde 
werkplaats.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor 
het zelf opnieuw initialiseren van bepaalde 
systemen/functies zoals:
-
 
D
e sleutel met afstandsbediening.
-
 
D
e datum en de tijd.
-
 D
e voorkeuzezenders.
Wanneer kort na afloop van de eerste 
keer starten van de motor opnieuw wordt 
gestart, is het mogelijk dat het Stop & 
Start-systeem niet beschikbaar is.
In dat geval werkt het systeem pas 
weer als de auto gedurende een 
bepaalde periode, die afhankelijk is 
van de omgevingstemperatuur en de 
laadtoestand van de accu (maximaal 
8
 
uur), niet is gebruikt. 
Storingen verhelpen  
Page 223 of 306

221
Schakelaars stoelverwarming ~ Stoelverwarming, schakelaars  ..................48
SCR (Selective Catalytic Reduction)
 
............132
SCR-systeem
 ...............................
.....21, 29 , 132
Selectiehendel
 ....................................... 1
0 6 -113
Selectiehendel automatische  transmissie ~ Schakelen 
automatische versnellingsbak
 .............. 111
-114
Selectiehendel elektronisch  gestuurde versnellingsbak
 ......................... 14
7
Selectiehendel  handgeschakelde 
versnellingsbak ~ Schakelen 
elektronisch bediende versnellingsbak
 
......105
Serienummer auto
 
........................................ 183
Service
 
............................................................ 22
Set voor tijdelijke  bandenreparatie ~ 
Bandreparatieset
 ......................... 1
4 9 -15 0, 152
Slepen van een auto
  ..............................17 7-178
Sleutel
 
............................................................. 22
Sleutel met afstandsbediening
 
.........36-38 , 102
Sneeuwkettingen
 .......................................... 13
6
Sneeuwscherm
 
............................................. 13 9
Sneeuwschermen
 ......................................... 13
9
Snelheidsbegrenzer
 ............................... 11
9 -12 1
Snelheidsregelaar
 
.................................. 12 2-124
Spaarfase
 
...................................................... 137
Starten ........................................................... 173
Starten dieselmotor ~ Dieselmotor starten
 
....131
Starten van de auto................. 102-104, 1 0 6 -114
Stilzetten van de auto
  .............102-104 , 1 0 6 -114
Stoelen achter ~ Achterbank
 
....................4
8-49
Stoelen verstellen
 ...............................
............46
Stoelverwarming
 ...............................
..............48
Stop & Start
 
.....22-23 , 35, 59, 11 6 -118 , 172, 176
Streaming audio Bluetooth
 
...................192, 195
Stuurbekrachtiging
 
.......................................... 19Tankbeveiliging
 
.............................................13 0
Technische gegevens
 
............................180 -181
Te laag brandstofniveau ~  Brandstofniveau
 
....................................16, 129
Telefoon
 
........................................................195
Tijdelijke bandenspanning  (met set) ~ Banden, 
noodreparatie
 
..............................14 9 -15 0, 152
Tijd instellen
 
...............................................31- 32
Trekhaak
 
.......................................................13 9S
T
Stuurslot ........................................................ 102
Stuurwiel (verstellen) ...................................... 50
S
ynchroniseren afstandsbediening
 
 ................37RRadio ............................................................. 18 6
Regelmatige controles ~ Controles ....... 14
6 -147
Regeneratie roetfilter
 .................................... 14
6
Reinigen (adviezen)
 ...................................... 14
0
Rembekrachtigingsysteem
 
.............................77
Remblokken
 
.................................................. 147
Remlichten
 ...............................
.....................165
Remmen
 
........................................................ 147
Remmen 
  ......................................................... 13
Remschijven .................................................. 147
Remvloeistof 
 
..............................
 ....................13
Reservewiel
 
.................................. 15 4 -15 6, 183
Reservoir ruitensproeiers ~  Ruitensproeierreservoir
 
..............................145
Resetten bandenspanningscontrolesysteem
 
...75
Richtingaanwijzers
 
....................23, 71 , 162 , 165
Richtingaanwijzers 
  ......................................... 23
Rijadviezen
 ..............................
.....................101
Rijstrookcontrolesystemen
 
.............................77
Roetfilter
 ...............................
..................145 -146
Ruitbediening
 ...............................
...................45
Ruitensproeiers vóór ....................................... 68
Ruitenwisserbladen (vervangen)
 
............68, 13 8
Ruitenwisserbladen vervangen
 .............. 68, 
13 8
Ruitenwissers
 
.................................................. 68
Ruitenwisserschakelaar
 .................................. 68
U
Uitschakelen airbag passagier 
~ Passagiersairbag uitschakelen  .....83-84 , 90
UREA
 
.............................................................. 27
USB-aansluiting
 ...................................... 62
, 19 0
. 
Trefwoordenregister