CITROEN C3 AIRCROSS 2019 Instructieboekjes (in Dutch)
Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2019, Model line: C3 AIRCROSS, Model: CITROEN C3 AIRCROSS 2019Pages: 308, PDF Size: 9.16 MB
Page 171 of 308

169
Vóór het gebruik
Verzeker u er van dat de trekhaakkogel
correct vergrendeld is. Doe dit door het
volgende te controleren:
- het groene merkteken van de
draaiknop valt samen met het witte
merkteken van de kogel,
-
d
e draaiknop maakt contact met de
kogel (stand A ),
-
he
t veiligheidsslot is vergrendeld en de
sleutel is ver wijderd; de draaiknop kan
niet meer worden bediend,
-
d
e kogel mag absoluut niet in de steun
kunnen bewegen: duw en trek eraan
om dit te controleren.
Als de kogel niet is vergrendeld, kan
de aanhanger losraken. Kans op een
ongeval! Tijdens het gebruik
Ontgrendel nooit het systeem ter wijl
een aanhanger is aangekoppeld of een
bagageplateau op de trekhaakkogel is
gemonteerd.
Overschrijd nooit het maximaal
toelaatbare treingewicht van de auto.
Het is van groot belang dat de maximaal
toegestane last voor de trekhaak in
acht wordt genomen: als deze wordt
overschreden, kan de trekhaak losraken
van de auto; dit kan leiden tot ernstige
ongevallen.
Controleer of de verlichting van de
aanhanger correct functioneert.
Controleer voordat u gaat rijden de
afstelling van de koplampen.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over de handmatige
hoogteverstelling van de koplampen
.
Na het gebruik
Als gereden wordt zonder aanhanger of
bagageplateau, moet de trekhaakkogel
zijn ver wijderd en moet de beschermdop
zijn aangebracht. Dit is met name van
belang als de kogel het zicht op de
kentekenplaat of de verlichting van de
auto belemmert.Monteren van de kogel
F Verwijder onder de achterbumper de beschermdop 2 van de bevestigingssteun 1 .
F
S
teek het uiteinde van de trekhaakkogel 5
in de bevestigingssteun 1 en beweeg het
naar boven; de kogel wordt automatisch
vergrendeld.
7
Praktische informatie
Page 172 of 308

170
F De draaiknop 6 maakt een kwartslag
linksom; houd uw handen uit de buurt van
de knop!
F
C
ontroleer of het mechanisme correct op de
juiste plaats is vergrendeld en het groene
merkteken van de rolknop samenvalt met
het witte merkteken van de trekhaakkogel
(stand A ).
F
V
ergrendel het slot 7 met de sleutel.
F
V
er wijder altijd de sleutel. De sleutel
kan niet worden ver wijderd als het slot
ontgrendeld is.
F
K
lem het kapje op het slot.
Verwijderen van de kogel
F Verwijder de beschermkap van de trekhaakkogel.
F
M
aak de aanhanger vast aan de trekhaakkogel.
F
M
aak de kabel van de aanhanger vast aan het
veiligheidsoog 4 van de steun.
F
D
raai de trekhaakaansluiting 3 omlaag om deze
in de gebruiksstand te zetten.
F
S
teek de stekker van de aanhanger in de
aansluiting en draai de stekker een kwartslag
om deze aan te sluiten op de aansluiting 3 van
de steun.
F Draai de stekker van de aanhanger een kwartslag en trek deze uit de aansluiting 3
van de steun.
F
D
uw de trekhaakaansluiting 3 naar linksom
hem op te bergen.
F
M
aak de kabel van de aanhanger los van
het veiligheidsoog 4 van de steun.
F
M
aak de aanhanger los van de
trekhaakkogel.
F
M
onteer de beschermdop op de
trekhaakkogel.
Praktische informatie
Page 173 of 308

171
F Houd de trekhaakkogel 5 stevig met één hand vast; trek met de andere hand aan
draaiknop 6 en draai deze zo ver mogelijk
rechtsom; laat de draaiknop niet los.
F
V
er wijder de dop van het slot.
F
S
teek de sleutel in het slot 7
.
F
O
ntgrendel het slot met de sleutel.
F Verwijder de kogel via de onderzijde van de
bevestigingssteun 1.
F
L
aat de draaiknop los; deze stopt automatisch in
de ontgrendelde stand en controleer of het rode
merkteken van de draaiknop valt samen met het
witte merkteken van de kogel (stand B ).
Onderhoud
De correcte werking van het systeem is alleen
gegarandeerd als de kogel en de steun schoon
blijven.
Voordat de auto met een hogedrukreiniger wordt
schoongemaakt moet de kogel zijn ver wijderd en
moet de beschermdop zijn aangebracht.
Breng het bijgevoegde label op een goed
zichtbare plaats aan, in de buurt van de
steun of in de bagageruimte.
Neem contact op met het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats voor werkzaamheden aan het
trekhaaksysteem.
F
M
onteer de beschermdop 2 op de
bevestigingssteun 1 .
F
B
erg de kogel zorgvuldig op in de hoes,
zodat de kogel geen beschadigingen kan
oplopen en niet vuil kan worden.
Trekhaak
Lastverdeling
F V erdeel het gewicht in de caravan/
aanhanger gelijkmatig, plaats zware
voor werpen zo dicht mogelijk bij de as en
probeer de maximaal toegestane kogeldruk
zo dicht mogelijk te benaderen zonder deze
te overschrijden.
Door een geringere luchtdichtheid nemen
de prestaties van de motor af als men op
grotere hoogte boven de zeespiegel komt.
Trek boven de 1000
m 10% van het maximale
aanhangergewicht af en herhaal dit voor elke
volgende 1000
m.
Maak gebruik van trekhaken en de
desbetreffende bedrading, goedgekeurd
door CITROËN. Wij adviseren de installatie
te laten uitvoeren door het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Als de trekhaak wordt gemonteerd door een
bedrijf dat niet tot het CITROËN-netwerk
behoort, moet de montage altijd volgens
de voorschriften van de fabrikant worden
uitgevoerd.
Sommige rijhulp- of besturingshulpfuncties
worden automatisch uitgeschakeld wanneer
een goedgekeurde trekhaak wordt gebruikt.
7
Praktische informatie
Page 174 of 308

172
Spaarfase
De spaar fase stuurt de elektrische functies van
de auto aan om het ontladen van de accu te
voorkomen.
Tijdens het rijden kunnen in verband met de
laadtoestand van de accu enkele functies
(airconditioning, achterruitverwarming,
...)
tijdelijk worden uitgeschakeld.
Deze functies worden automatisch
ingeschakeld zodra de laadtoestand van de
accu dit toelaat.
Eco-mode
De eco-mode bepaalt de maximale
gebruiksduur van een aantal functies om te
voorkomen dat de accu ontladen raakt.
Nadat de motor is afgezet, kunt u een
aantal elektrische functies zoals het audio-
en telematicasysteem, de ruitenwissers,
dimlichten, interieurverlichting, enz.
gecombineerd maximaal veertig minuten
gebruiken.
Inschakelen van deze modus
Een melding op het display van het
instrumentenpaneel geeft aan dat de eco-mode
is ingeschakeld en de actieve functies worden
in de ruststand gezet.
Als u op het moment dat de eco-mode wordt
ingeschakeld aan het telefoneren bent, kan het
gesprek nog gedurende ongeveer 10
minuten
worden voortgezet via het Bluetooth-systeem
van het audiosysteem in uw auto.
Eco-mode afsluiten
De door de eco-mode uitgeschakelde functies
worden automatisch weer ingeschakeld als de
motor gestart wordt.
Start om de functies direct weer te kunnen
gebruiken de motor en laat deze draaien:
-
m
inder dan tien minuten om de functies
ongeveer vijf minuten te kunnen gebruiken, Als de accu ontladen is, kan de motor niet
gestart worden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de 12V-accu
.
Houd u aan het maximale
aanhangergewicht dat is vermeld op
het kentekenbewijs van uw auto, op het
constructeursplaatje en in de rubriek
Technische gegevens
van dit boekje.
Ook bij gebruik van accessoires
zoals een fietsendrager of een
op de trekhaakkogel bevestigde
bagagekoffer moet de maximaal
toegestane kogeldruk in acht worden
genomen.
Houd u aan de regelgeving in het land
waar u zich bevindt. -
m
eer dan tien minuten om de functies
ongeveer dertig minuten te kunnen
gebruiken.
Neem de tijd die nodig is voor het starten van
de motor in acht om een juiste lading van de
accu te garanderen.
Vermijd het herhaaldelijk en continu starten van
de motor om de accu bij te laden.
Praktische informatie
Page 175 of 308

173
Ruitenwisserblad
vervangen
Voordat u een
ruitenwisserblad demonteert
F Bedien de ruitenwisserschakelaar binnen één minuut na het afzetten van het contact om
de ruitenwissers verticaal op de voorruit te
plaatsen.
of
F
W
acht na het afzetten van het contact minimaal
één minuut en plaats de ruitenwisserarmen
handmatig in de verticale positie.
Verwijderen
F Til de desbetreffende ruitenwisserarm op.
F M aak het wisserblad los en verwijder het.
Monteren
F Breng het nieuwe ruitenwisserblad aan en klik het vast.
F
Z
et de ruitenwisserarm voorzichtig terug.
Na het monteren van een
wisserblad (voorruit)
F Schakel het contact uit.
F B edien nogmaals de ruitenwisserschakelaar
om de ruitenwissers in de ruststand te
zetten.
Vervanging van een wisserarm mag
uitsluitend worden uitgevoerd door
het CITROËN-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Allesdragers
Gebruik uit veiligheidsoverwegingen en
om te voorkomen dat het dak van uw auto
beschadigd raakt uitsluitend voor uw auto
goedgekeurde allesdragers.
Houd u aan de montagevoorschriften en
de gebruiksvoor waarden die zijn vermeld
in de handleiding die met de allesdragers
is meegeleverd.
Uitvoering zonder dakrails
De bevestigingen van de allesdragers zijn
voorzien van een nok die in de opening van het
verankeringspunt moet worden gestoken. Bevestig bij de montage van de allesdragers
deze uitsluitend op de vier verankeringspunten
op het dakframe. Deze punten zijn niet
zichtbaar als de portieren zijn gesloten.
7
Praktische informatie
Page 176 of 308

174
Uitvoering met dakrails
U moet de allesdragers bevestigen op de
dakrails op de bevestigingspunten onder de
dakrails.Schuifdak
Controleer of de lading niet onder de
allesdragers uitsteekt en daardoor in
contact kan komen met het schuifdak als
dit wordt bediend. Aanbevelingen
F
V
erdeel de lading gelijkmatig om te
voorkomen dat een van de zijden wordt
overbelast.
F
P
laats de zwaarste lading zo dicht
mogelijk bij het dak.
F
S
jor de lading goed vast en markeer
buiten de auto stekende lading.
F
R
ijd behoedzaam: wees bedacht
op een grotere zijwindgevoeligheid.
Bovendien kan de stabiliteit van
de auto door de belading worden
beïnvloed.
F
V
er wijder de allesdragers zodra deze
niet meer nodig zijn.
Maximaal toegestane last op allesdragers
voor een hoogte van minder dan 40 cm:
-
z
onder dakrails: 50 kg,
-
m
et dakrails: 45 kg.
Deze waarde kan worden gewijzigd,
raadpleeg de in de handleiding van
de allesdragers vermelde maximaal
toegestane last.
Pas bij een belading hoger dan 40
cm
de rijsnelheid aan de rijomstandigheden
aan om schade aan de allesdragers en
de bevestigingsplaatsen op het dak te
voorkomen.
Raadpleeg de wetgeving van uw land
met betrekking tot het ver voeren van
voor werpen die langer zijn dan de auto.
Motorkap
Openen
F Open het linker voorportier.
F
P
laats de hendel naar links en til de
motorkap omhoog.
F
T
rek de hendel aan de onderzijde van de
deuropening naar u toe.
Praktische informatie
Page 177 of 308

175
F Neem de motorkapsteun uit de houder en bevestig deze in de uitsparing om de
motorkap geopend te houden.
Sluiten
F Haal de motorkapsteun uit de uitsparing.
F Be vestig de motorkapsteun in de houder.
F
L
aat de motorkap voorzichtig zakken en laat
deze aan het einde van de slag in het slot
vallen.
F
T
rek aan de motorkap om te controleren of
deze goed is vergrendeld.
Door de plaats van de hendel kan de
motorkap niet worden geopend zolang het
linker voorportier is gesloten. Wees bij warme motor voorzichtig met het
bedienen van de veiligheidshaak en de
motorkapsteun (kans op brandwonden).
Gebruik de beschermde zone.
Zorg er voor dat u bij geopende motorkap
niet tegen de hendel aan stoot.
Open de motorkap niet als het hard waait.
De koelventilator kan ook gaan draaien
nadat de motor is afgezet: houd
daarom voor werpen en kleding uit de
buurt van de ventilator.
In verband met de aanwezigheid
van elektrische componenten in de
motorruimte wordt geadviseerd om
blootstelling aan water (regen, wassen, ...)
te beperken.
Schakel omwille van uw veiligheid het
Stop & Start-systeem altijd uit alvorens
werkzaamheden onder de motorkap uit te
voeren om letsel als gevolg van het automatisch
inschakelen van de START-stand te voorkomen.
Motoren
Benzine
Diesel
Deze motoren dienen slechts als voorbeeld.
De plaats van de volgende onderdelen kan
verschillen:
-
Luchtfilter.
-
Oliepeilstok.
-
V
uldop motorolie.
-
Handopvoerpomp.
1. Reservoir ruitensproeiervloeistof.
2. Reservoir motorkoelvloeistof.
7
Praktische informatie
Page 178 of 308

176
3.Reservoir remvloeistof.
4. Accu.
5. Zekeringkast.
6. Luchtfilter.
7. Oliepeilstok.
8. Vuldop motorolie.
9. Afzonderlijk massapunt.
10. Handopvoerpomp*.
Het dieselcircuit staat onder zeer hoge
druk.
Laat werkzaamheden aan dit circuit
alleen door het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats uitvoeren.
*
A
fhankelijk van de motor.
Niveaus controleren
Controleer deze niveaus regelmatig en
respecteer de voor waarden zoals vermeld in
het onderhoudsschema van de fabrikant. Vul
indien nodig bij, tenzij anders aangegeven.
Laat in het geval van een sterk gedaald niveau
het desbetreffende circuit controleren door het
CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats. Gebruik de door de fabrikant aanbevolen
vloeistof voor uw auto en motoruitvoering. Let bij werkzaamheden onder de
motorkap goed op, want bepaalde delen
van de motor kunnen zeer heet zijn (kans
op brandwonden) en de koelventilator kan
ieder moment aanslaan (zelfs bij afgezet
contact).
Afgewerkte producten
Vermijd langdurig huidcontact met
afgewerkte olie en andere vloeistoffen.
De meeste van deze vloeistoffen zijn
bijtend en schadelijk voor de gezondheid.
Gooi afgewerkte olie en andere
vloeistoffen niet in het riool, in het water
of op de grond.
Deponeer afgewerkte olie in de
daar voor bestemde containers
bij het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Motorolieniveau
Het motorolieniveau kan bij
aangezet contact worden
gecontroleerd via de
motorolieniveaumeter op het
instrumentenpaneel (afhankelijk van
de uitvoering) of met de oliepeilstok. De controle van het motorolieniveau is
alleen betrouwbaar als de auto op een
horizontale ondergrond staat en de motor
ten minste 30
minuten niet heeft gedraaid.
Het is normaal dat u tussen twee
onderhoudsbeurten door olie moet bijvullen.
CITROËN adviseert u om elke 5000 km het
olieniveau te controleren en, indien nodig, olie
bij te vullen.
Controle met de peilstok
De plaats van de oliepeilstok is aangegeven
op de desbetreffende afbeelding van de
motorruimte.
F
T
rek de oliepeilstok aan het gekleurde
uiteinde helemaal naar buiten.
F
V
eeg de peilstok af met een schone, niet
pluizende doek.
F
S
teek de oliepeilstok weer volledig in de
schacht en trek hem er weer uit om het
oliepeil te controleren: het oliepeil is correct
als het tussen de merktekens A en B ligt.
Praktische informatie
Page 179 of 308

177
A = MA X
B = MIN
Als u ziet dat het peil boven het merkteken A
of onder het merkteken B ligt, star t dan de
motor niet .
-
A
ls het oliepeil boven het merkteken MAX
ligt (kans op motorschade), neem dan
contact op met het CITROËN-netwerk of
met een gekwalificeerde werkplaats.
-
A
ls het oliepeil lager is dan het merkteken
MIN , vul dan altijd motorolie bij.
Eigenschappen van de olie
Controleer voordat u olie bijvult of ver verst of
de motorolie die u wilt gebruiken overeenkomt
met de door de fabrikant aanbevolen motorolie
voor uw auto en motoruitvoering.
Motorolie bijvullen
F Draai de dop van de vulopening.
F
G iet de olie voorzichtig in de opening om
morsen op motoronderdelen te voorkomen
(dat kan brand veroorzaken).
F
W
acht enkele minuten en controleer
ver volgens nogmaals het oliepeil met de
peilstok.
F
V
ul indien nodig nog olie bij.
F
D
raai nadat u het oliepeil nogmaals hebt
gecontroleerd de dop zorgvuldig op de
vulopening en steek de peilstok weer in de
schacht.
Na het bijvullen zal de olieniveaumeter op
het dashboard bij het aanzetten van het
contact na 30
minuten de juiste waarde
aangeven.
Olie ver versen
Raadpleeg het onderhoudsschema van de
fabrikant voor het ver versingsinter val voor uw
auto.
Gebruik om een verminderde betrouwbaarheid
van de motor en de emissieregeling te
voorkomen, nooit additieven in de motorolie.
Remvloeistofniveau
Het remvloeistofniveau dient zich
zo dicht mogelijk bij het merkteken
"MA X" te bevinden. Controleer
indien dit niet het geval is of de
remblokken van uw auto zijn
versleten.
Aftappen van het systeem
Raadpleeg het onderhoudsschema van de
fabrikant voor het ver versingsinter val voor uw
auto.
Type vloeistof
Gebruik de door de fabrikant voorgeschreven
vloeistof.
Koelvloeistofniveau
Controleer geregeld het
koelvloeistofniveau.
Het is normaal dat tussen
twee onderhoudsbeurten door
koelvloeistof moet worden bijgevuld.
Voor een juiste aflezing van het koelvloeistofniveau
dient de auto op een horizontale ondergrond te
staan en moet de motor koud zijn.
Het koelvloeistofniveau dient zich zo dicht mogelijk
bij het merkteken "MA X" te bevinden, maar mag
beslist niet hoger zijn.
Als het niveau zich dicht bij of onder het merkteken
"MIN" bevindt, moet u koelvloeistof bijvullen.
De plaats van de vulopening voor de motorolie
is aangegeven op de desbetreffende
afbeelding van de motorruimte.
7
Praktische informatie
Page 180 of 308

178
Als de motor warm is, wordt de temperatuur
van de koelvloeistof geregeld door de
koelventilator.
Wacht na uitschakelen van de motor minstens
1 uur met het uitvoeren van werkzaamheden
aan het koelsysteem, omdat het koelsysteem
onder druk staat.
Wanneer u in een noodgeval koelvloeistof moet
bijvullen, omwikkel dan de vuldop met een
doek om brandwonden te voorkomen en draai
de dop twee omwentelingen los om de druk te
laten dalen.
Ver wijder de dop als de druk eenmaal gedaald
is en vul koelvloeistof bij.De koelventilator kan ook gaan draaien
nadat de motor is afgezet: houd
daarom voor werpen en kleding uit de
buurt van de ventilator.
Type vloeistof
Gebruik de door de fabrikant voorgeschreven
vloeistof.
Niveau
ruitensproeiervloeistof
De motor van uw auto kan door een te laag
koelvloeistofniveau ernstige schade oplopen.
Vul het reser voir bij wanneer dit
nodig is.
Type vloeistof
Maak voor de ruitensproeiers
uitsluitend gebruik van kant-en-klare
ruitensproeiervloeistof.
's Winters (bij temperaturen beneden het
vriespunt) moet voor de omstandigheden
geschikte ruitensproeiervloeistof met antivries
worden gebruikt om de onderdelen van het
systeem (pomp, reser voir, leidingen enz.) te
beschermen.
Vul het reser voir nooit bij met kraanwater (kans
op bevriezing, kalkafzetting enz.).
Brandstofadditiefniveau
(dieseluitvoering met
roetfilter)
Het minimumniveau van het
reser voir van het additief wordt
aangegeven door het permanent
branden van dit verklikkerlampje in
combinatie met een geluidssignaal
en een melding met betrekking tot
een te laag additiefniveau van het
r o e t f i l t e r.
Bijvullen
Het reser voir moet snel worden bijgevuld
door het CITROËN-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
AdBlue-niveau
Er verschijnt een waarschuwing zodra het
reserveniveau is bereikt.
Om te voorkomen dat de motor niet meer kan
worden gestart – conform de voorschriften –
dient u het reser voir bij te vullen met AdBlue.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over AdBlue
®, het SCR-
systeem en in het bijzonder het bijvullen van
SCR
®
Controles
Raadpleeg, tenzij anders aangegeven, het
onderhoudsschema van de fabrikant dat betrekking
heeft op de motoruitvoering van uw auto voor het
controleren van bepaalde onderdelen.
Laat de controles eventueel uitvoeren door
het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
12V-accu
De accu is onderhoudsvrij.
Niettemin is het raadzaam om
regelmatig te controleren of de
accupoolklemmen goed vastzitten
(bij uitvoeringen zonder snelsluiting
voor de accupoolklemmen) en of de
aansluitingen schoon zijn.
Praktische informatie