CITROEN C3 AIRCROSS 2021 Instructieboekjes (in Dutch)
Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2021, Model line: C3 AIRCROSS, Model: CITROEN C3 AIRCROSS 2021Pages: 244, PDF Size: 6.31 MB
Page 41 of 244

39
Ergonomie en comfort
3Juiste zitpositie
Om veiligheidsredenen mag de stoel
alleen worden versteld als de auto
stilstaat.
Voordat u gaat rijden, moet u de zitpositie
in de volgende volgorde afstellen, om de
ergonomische plaatsing van instrumenten en
bedieningselementen optimaal te benutten:
– De hoogte van de hoofdsteun.– De hoek van de rugleuning.– De hoogte van de zitting van de stoel.– De lengterichting van de stoel.– De hoogte en diepte van het stuurwiel.– De binnen- en buitenspiegels.
Controleer vervolgens of u vanuit uw
zitpositie goed zicht op het
instrumentenpaneel hebt.
Hoofdsteunen vóór
Hoogteverstelling
Omhoog:► trek de hoofdsteun omhoog tot de gewenste hoogte; een klik geeft aan dat de hoofdsteun is
vergrendeld.
Omlaag:
► druk de blokkeerpal A in en duw de
hoofdsteun omlaag tot de gewenste hoogte.
De juiste stand van de hoofdsteun is als
de bovenzijde van de hoofdsteun zich ter
hoogte van de bovenzijde van het hoofd
bevindt.
Een hoofdsteun verwijderen
► Beweeg de hoofdsteun omhoog tot tegen de aanslag.► Druk vervolgens de pal A in om de
hoofdsteun te ontgrendelen en beweeg hem
helemaal omhoog.
► Berg de hoofdsteun veilig op.
Een hoofdsteun aanbrengen
► Steek de pennen van de hoofdsteun in de geleiders van de desbetreffende rugleuning.► Duw de hoofdsteun omlaag tot tegen de aanslag.► Druk de blokkeerpal A in en duw de
hoofdsteun omlaag.
► Stel de hoogte van de hoofdsteun af.
Ga nooit rijden als de hoofdsteunen zijn
verwijderd. Deze moeten zijn
aangebracht en correct zijn afgesteld voor de
desbetreffende inzittende.
Voorstoelen
Om veiligheidsredenen mogen de
stoelen alleen worden versteld als de
auto stilstaat.
Page 42 of 244

40
Ergonomie en comfort
Instellingen
Voorwaarts-achterwaarts
► Beweeg de stang omhoog en schuif de stoel naar voren of naar achteren.► Laat de stang los om de stoel in de betreffende positie te vergrendelen.
Zorg er bij het naar achteren schuiven
van de stoel voor dat de beweging van
de stoel niet kan worden gehinderd door
personen of voorwerpen.
Kans op bekneld raken van de
achterpassagiers of op blokkeren van de stoel
als grote voorwerpen op de vloer achter de
stoel zijn geplaatst.
Hoogte
(alleen bestuurder)
► Trek de hendel omhoog om de stoel omhoog te brengen, of duw deze omlaag om de stoel
omlaag te brengen tot de stoel in de gewenste
stand staat.
Rugleuninghoek
(bestuurder)
► Draai de knop om de rugleuning te verstellen.
(passagiersstoel)
► Draai knop B of trek knop B omhoog om de
stand van de rugleuning aan te passen.
► Laat de knop los zodra de rugleuning in de gewenste stand staat.
Houd de rugleuning tijdens het instellen
tegen met uw rug of hand om te
voorkomen dat de rugleuning plotseling naar
voren kantelt en u raakt bij het afstellen.
Tafelstand rugleuning
passagiersstoel
Zorg ervoor dat de beweging van de
bank niet kan worden gehinderd door
voorwerpen die zich op of onder de bank
bevinden.
► Zet de hoofdsteunen in de lage stand.► Trek de hendel B op de achter naar voren en
kantel de rugleuning naar voren.
Page 43 of 244

41
Ergonomie en comfort
3Om de stoel in de normale stand terug te zetten
beweegt u de rugleuning naar achteren tot hij in
zijn oorspronkelijke stand staat.
Met de rugleuning en de achterbank neergeklapt
kunt u lange voorwerpen vervoeren.
Zorg er bij het verstellen van de stoel
naar achteren voor dat het schuiven van
de stoel niet wordt verhinderd door personen
of voorwerpen.
Als de rugleuning van de voorpassagiersstoel
is neergeklapt, mag uitsluitend de buitenste
zitplaats achter de bestuurder door een
passagier worden gebruikt.
Plaats geen harde, zware of scherpe
voorwerpen in het midden van de
rugleuning om te voorkomen dat de bekleding
aan de achterkant van de rugleuning wordt
beschadigd.
Bij een noodstop of een aanrijding kunnen
op de neergeklapte rugleuning geplaatste
voorwerpen veranderen in gevaarlijke
projectielen.
Stoelverwarming
► Bij draaiende motor kunt u met de draaiknop de stoelverwarming inschakelen en een
verwarmingsstand selecteren:
0
: Uit.
1 : Laag.
2 : Gemiddeld.
3 : Hoog.
De voorstoelen kunnen onafhankelijk van elkaar
worden verwarmd.
Langdurig gebruik van de
stoelverwarming wordt afgeraden voor
personen met een gevoelige huid.
Personen die warmte niet goed kunnen
voelen door bijvoorbeeld ziekte of medicijnen,
kunnen brandwonden krijgen.
Voorkom als volgt schade aan het
verwarmingselement en kortsluiting:
– Plaats geen zware voorwerpen op de stoel.
– Ga niet op uw knieën op de stoel zitten of op de stoel staan.– Mors geen vloeistoffen op de stoel.– Gebruik de stoelverwarming nooit als de stoel vochtig is.
Zitplaatsen achter
Achterbank met vaste zitting of op rails
(afhankelijk van de uitvoering) en een in twee
delen (2/3 - 1/3) neerklapbare rugleuning
waarmee de bagageruimte kan worden vergroot.
Hoofdsteunen achter
De hoofdsteunen hebben twee standen:– de hoge stand (gebruiksstand):► beweeg de hoofdsteun omhoog tot aan de
aanslag.– de lage stand (opgeborgen stand), als de
zitplaats onbezet is:
Page 44 of 244

42
Ergonomie en comfort
► druk de pal A in om de hoofdsteun te
ontgrendelen en duw de hoofdsteun omlaag.
De hoofdsteunen achter kunnen worden
verwijderd.
Verwijderen van een hoofdsteun:
► ontgrendel de rugleuning met de hendel 1,► kantel de rugleuning iets naar voren,► beweeg de hoofdsteun omhoog tot aan de aanslag,► Druk vervolgens de pal A in om de
hoofdsteun te ontgrendelen en beweeg hem
helemaal omhoog.
► berg de hoofdsteun op.Terugplaatsen van een hoofdsteun:► steek de pennen van de hoofdsteun in de geleiders van de desbetreffende rugleuning,► duw de hoofdsteun omlaag tot aan de aanslag,► druk de blokkeerpal A in en duw de
hoofdsteun omlaag.
Ga nooit rijden met passagiers op de
achterbank als de hoofdsteunen zijn
verwijderd; de hoofdsteunen moeten zijn
geplaatst en in de hoge stand staan.
De hoofdsteun van de middelste zitplaats en
de hoofdsteunen van de buitenste zitplaatsen
zijn niet uitwisselbaar.
Verstellen van de stoel in
lengterichting (afhankelijk
van de uitvoering)
Het neerklappen en rechtop zetten van
de stoelen mag uitsluitend worden
uitgevoerd bij stilstaande auto.
Elk deel (2/3 en 1/3) kan afzonderlijk worden
afgesteld.
► Trek de hendel omhoog en schuif de bank in
de gewenste stand.
Hellingshoek rugleuning
verstellen (afhankelijk van
de uitvoering)
Er zijn meerdere standen beschikbaar.
► Beweeg de stoel naar voren.► Trek de riem naar voren en zet vervolgens de rugleuning in de gewenste stand.
Ga tijdens het afstellen op de stoel zitten.
De rugleuningen
neerklappen
Verplaats de rugleuningen uitsluitend
wanneer de auto stilstaat.
Eerste handelingen:
Page 45 of 244

43
Ergonomie en comfort
3
► Zet de hoofdsteunen omlaag.► Schuif waar nodig de voorstoelen naar voren.► Trek de stoelen helemaal naar achteren (afhankelijk van de uitvoering).► Controleer of er geen persoon of voorwerp (zoals kleding of bagage) in de buurt is en u de
rugleuningen ongehinderd kunt neerklappen.
► Controleer of de buitenste veiligheidsgordels goed langs de stijlen zijn gespannen, de
middelste veiligheidsgordel is opgeborgen en
de gespen van de drie veiligheidsgordels in de
correcte opbergpositie staan.
Afhankelijk van de uitvoering, zijn de
rugleuningen voorzien van een handgreep (bank
met vaste kussens) of een riem (bank op rails).
► Bedien de ontgrendelhandgreep voor de rugleuning 1 of trek aan de riem 2.► Beweeg de rugleuning 3 naar voren totdat hij
plat ligt.
Als de rugleuning een riem heeft, hoeft deze niet naar beneden te worden
geleid.
Als de rugleuning een handgreep heeft, gaat de rode indicator branden wanneer
deze wordt vrijgegeven.
Terugplaatsen van de
rugleuningen
Controleer eerst of de buitenste
veiligheidsgordels goed verticaal langs
de vergrendelingsogen van de rugleuningen
zijn geplaatst.
► Zet de rugleuning 3 rechtop en druk hem
stevig aan zodat hij wordt vergrendeld.
► Controleer of de handgreep 1 in de juiste
positie is teruggekeerd en of de rode indicator
niet meer zichtbaar is (afhankelijk van de
uitvoering).
► Controleer of de buitenste veiligheidsgordels niet klem komen te zitten bij het terugplaatsen
van de rugleuning.
Let erop dat bij het terugplaatsen van de
achterbank de veiligheidsgordels niet
klem komen te zitten en dat de gesphouders
op de juiste plek komen te zitten.
De inhoud van de bagageruimte kan naar
voren slingeren - Kans op ernstig letsel!
Page 46 of 244

44
Ergonomie en comfort
Handmatig inklappen
U kunt de spiegels handmatig inklappen
(parkeren, smalle garage enz.)
► Kantel de spiegel naar de auto.
Elektrisch inklappen
Afhankelijk van de uitrusting kunnen de spiegels
elektrisch worden ingeklapt als de auto wordt
geparkeerd.
► Zorg dat het contact is aangezet en zet schakelaar A
vanuit de auto in de middelste
stand.
► Beweeg schakelaar A naar
achteren.
► Vergrendel de auto van buitenaf.
Elektrisch uitklappen
De buitenspiegels worden elektrisch uitgeklapt
als de auto met de afstandsbediening of
het "Keyless entry and start"-systeem wordt
ontgrendeld. Behalve als de spiegels met de
schakelaar A waren ingeklapt; zet in dat geval
de schakelaar weer in de middelste stand.
Het in-/uitklappen van de spiegels tijdens
het ver-/ontgrendelen kan worden
uitgeschakeld. Neem contact op met het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Indien nodig kunnen de buitenspiegels
handmatig worden ingeklapt.
Stuurwielverstelling
► Trek bij stilstaande auto aan de hendel
om het verstelmechanisme van het stuurwiel te
ontgrendelen.
► Verstel het stuurwiel in hoogte en diepte voor een optimale zithouding.► Duw tegen de hendel om het stuurwiel te vergrendelen.
Voer deze handelingen om
veiligheidsredenen uitsluitend uit bij
stilstaande auto.
Spiegels
Buitenspiegels
Ontwasemen - ontdooien
Ontwasemen/ontdooien van de buitenspiegels kunt u inschakelen door bij
draaiende motor op de toets van de
achterruitverwarming te drukken.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over het ontwasemen en ontdooien
van de achterruit.
Afstellen
► Beweeg de schakelaar A of draai de
schakelaar C (afhankelijk van de uitvoering)
naar rechts of links om de desbetreffende
buitenspiegel te selecteren.
► Beweeg de schakelaar B of C (afhankelijk
van de uitvoering) in de vier richtingen om de
spiegel af te stellen.
► Zet de schakelaar A of C (afhankelijk van de
uitvoering) weer in de middelste stand.
Stel om veiligheidsredenen de
buitenspiegels goed af om de "dode
hoek" zo klein mogelijk te maken.
De waargenomen objecten in de
buitenspiegels lijken verder af dan ze in
werkelijkheid zijn.
Hiermee moet rekening worden gehouden om
de afstand ten opzichte van achteropkomend
verkeer goed in te schatten.
Page 47 of 244

45
Ergonomie en comfort
3Handmatig inklappen
U kunt de spiegels handmatig inklappen
(parkeren, smalle garage enz.)
► Kantel de spiegel naar de auto.
Elektrisch inklappen
Afhankelijk van de uitrusting kunnen de spiegels
elektrisch worden ingeklapt als de auto wordt
geparkeerd.
► Zorg dat het contact is aangezet en zet schakelaar A
vanuit de auto in de middelste
stand.
► Beweeg schakelaar A naar
achteren.
► Vergrendel de auto van buitenaf.
Elektrisch uitklappen
De buitenspiegels worden elektrisch uitgeklapt
als de auto met de afstandsbediening of
het "Keyless entry and start"-systeem wordt
ontgrendeld. Behalve als de spiegels met de
schakelaar A waren ingeklapt; zet in dat geval
de schakelaar weer in de middelste stand.
Het in-/uitklappen van de spiegels tijdens
het ver-/ontgrendelen kan worden
uitgeschakeld. Neem contact op met het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Indien nodig kunnen de buitenspiegels
handmatig worden ingeklapt.
Binnenspiegel
De binnenspiegel is voorzien van een
antiverblindingsstand waardoor de spiegel
donkerder wordt en de bestuurder minder hinder
ondervindt van bijvoorbeeld de zon en van de
koplampen van achteropkomend verkeer.
Handbediend model
Dag-/nachtstand
► Trek aan het hendeltje om de spiegel in de antiverblindingsstand (nachtstand) te zetten.► Duw het hendeltje naar voren om de spiegel zetten in de normale dagstand te zetten.
Afstellen
► Stel de spiegel af in de normale dagstand.
Automatische "elektrochromatische" binnenspiegel
Dankzij een sensor die de hoeveelheid licht die
vanaf de achterzijde van de auto op de spiegel
valt meet, gaat de binnenspiegel geleidelijk en
automatisch over van de dag- in de nachtstand.
Zodra de achteruitversnelling wordt
ingeschakeld, wordt de spiegel in de
dagstand gezet voor een maximaal zicht naar
achteren.
Ventilatie
Luchttoevoer
De lucht in het interieur wordt gefilterd en van
buitenaf toegevoerd via het luchtrooster onder
de voorruit, of in het interieur gerecirculeerd.
Bedieningselementen
Afhankelijk van de uitvoering zijn de
bedieningselementen toegankelijk via het menu
Airconditioning
van het touchscreen of zijn ze bij elkaar op het bedieningspaneel van de
middenconsole geplaatst.
De toetsen voor de ontwaseming/ontdooiing
van de voorruit en voor de achterruitverwarming
bevinden zich onder het touchscreen of op het
bedieningspaneel onder het audiosysteem in de
middenconsole.
Page 48 of 244

46
Ergonomie en comfort
Schakel tijdelijk het Stop & Start-systeem uit om een comfortabele temperatuur in het
interieur te behouden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over het Stop &
Start-systeem.
Verwarming/
handbediende
airconditioning
De verwarming werkt alleen bij draaiende motor.
De handbediende airconditioning werkt bij
draaiende motor.
1. Luchtrecirculatie in het interieur
2. Temperatuurregeling
3. Regeling luchtverdeling
4. Regeling luchtstroom.
5. Airconditioning aan/uit
Luchtverdeling
1.Uitstroomopeningen voor het ontdooien/
ontwasemen van de voorruit
2. Uitstroomopeningen voor het ontdooien/
ontwasemen van de zijruiten vóór
3. Verstelbare en afsluitbare zijventilatieroosters
4. Verstelbare en afsluitbare middelste
ventilatieroosters
5. Uitstroomopeningen voetenruimte bestuurder
en voorpassagier
6. Uitstroomopeningen voetenruimte
achterpassagiers
Adviezen
Gebruik van het ventilatie- en
airconditioningssysteem
► Let erop dat voor een gelijkmatige verdeling van de lucht naar het interieur
het luchtinlaatrooster onder de voorruit, de
verschillende luchtkanalen, ventilatieroosters
en overige uitstroomopeningen alsmede de
luchtafvoeropening in de bagageruimte vrij
blijven.
► Dek de zonnesensor op het dashboard niet af; deze wordt gebruikt
voor het regelen van het automatische
airconditioningssysteem.
► Zet de airconditioning minstens één of twee keer per maand 5 tot 10 minuten aan
om het systeem in perfecte staat te houden.
► Gebruik de airconditioning niet als deze niet koelt en raadpleeg het CITROËN-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
Bij een zware belasting van de motor (trekken
van een aanhanger op een steile helling
bij een hoge buitentemperatuur) kan de
airconditioning tijdelijk worden uitgeschakeld
voor een optimale trekkracht van de motor.
Vermijd het te lang rijden met een
uitgeschakelde aanjager en het te lang
gebruiken van de luchtrecirculatie om te
voorkomen dat de ruiten beslaan of de
luchtkwaliteit vermindert.
Als de binnentemperatuur zeer hoog is wanneer de auto lang in de zon heeft
gestaan, is het raadzaam het
passagierscompartiment korte tijd te
ventileren.
Zorg ervoor dat de aanjagersnelheid
voldoende hoog is ingesteld, zodat de lucht in
het interieur goed ververst wordt.
Condensvorming door de airconditioning
kan ertoe leiden dat zich een klein plasje
water onder de auto vormt. Dit is een normaal
verschijnsel.
Onderhoud van het ventilatie- en
airconditioningssysteem
► Controleer regelmatig de staat van het interieurfilter en laat de filterelementen
periodiek vervangen.
Het is raadzaam om een gecombineerd
interieurfilter te gebruiken. Dankzij het
toegevoegde speciale actieve middel is de
lucht die de inzittenden inademen schoner en
blijft het interieur schoner (vermindering van
allergische reacties, stank en vetaanslag).
► Om een correcte werking van de
airconditioning te garanderen moet u deze
overeenkomstig de aanbevelingen in het
onderhouds- en garantieboekje laten
controleren.
Stop & Start
De verwarmings- en
airconditioningssystemen werken alleen als
de motor draait.
Page 49 of 244

47
Ergonomie en comfort
3Schakel tijdelijk het Stop & Start-systeem
uit om een comfortabele temperatuur in het
interieur te behouden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over het Stop &
Start-systeem.
Verwarming/
handbediende
airconditioning
De verwarming werkt alleen bij draaiende motor.
De handbediende airconditioning werkt bij
draaiende motor.
1. Luchtrecirculatie in het interieur
2. Temperatuurregeling
3. Regeling luchtverdeling
4. Regeling luchtstroom.
5. Airconditioning aan/uit
De temperatuur afstellen
► Draai de knop naar het blauwe gedeelte (koud) of het rode gedeelte (warm) om de
temperatuur naar eigen wens in te stellen.
Regeling luchtopbrengst
► Draai aan knop 4 om de gewenste
luchtstroom te verkrijgen.
Regeling luchtverdeling
Middelste ventilatierooster en zijventilatieroosters.Voetenruimte.
Voorruit en zijruiten.
De luchtstroom kan worden verdeeld
door meerdere toetsen in te drukken.
Airconditioning aan/uit
De airconditioning kan tijdens alle seizoenen
effectief gebruikt worden, mits de ruiten zijn
gesloten.
Het systeem stelt u in staat:
– de temperatuur in het interieur 's zomers te verlagen,– in de winter bij temperaturen boven 3°C beslagen ruiten snel te ontwasemen.► Druk op deze toets om de airconditioning in/uit te schakelen.
De airconditioning werkt niet als de
regeling voor de luchtopbrengst is
uitgeschakeld.
Automatische airconditioning
De airconditioning werkt als de motor draait,
maar de ventilatie en bedieningsfuncties werken
ook bij ingeschakeld contact.
De airconditioning, de temperatuur, de
luchtstroom en de luchtverdeling in het interieur
worden automatisch geregeld.
Druk op de menutoets Airconditioning
om de bedieningsknoppen van het
systeem weer te geven.
1. Temperatuurregeling
2. Regeling luchtstroom
3. Regeling luchtverdeling
4. Airconditioning aan/uit
5. Automatisch comfortprogramma aan/uit
Page 50 of 244

48
Ergonomie en comfort
– In de winter beslagen ruiten bij temperaturen hoger dan 3 °C sneller ontwasemen.► Druk op de toets (4) om de airconditioning in
of uit te schakelen.
Als het lampje brandt, is de airconditioning
ingeschakeld.
De airconditioning werkt niet als de
regeling voor de luchtstroom is
uitgeschakeld.
Ventilatiefunctie bij
ingeschakeld contact
Bij ingeschakeld contact kunt u het
ventilatiesysteem gebruiken om de
luchtopbrengst en de luchtverdeling in
het interieur te regelen afhankelijk van de
laadtoestand van de accu.
Bij deze functie wordt de airconditioning niet
ingeschakeld.
Luchtrecirculatie in het
interieur
De toevoer van buitenlucht voorkomt het beslaan
van de voorruit en zijruiten.
De luchtrecirculatie dient om de toevoer
van buitenlucht bij stank (bijvoorbeeld van
uitlaatgassen) af te sluiten.
6. Luchtrecirculatie in het interieur
7. Toegang tot de tweede pagina
Regeling temperatuur
► Druk op een van de toetsen 1 om de waarde
te verhogen (rood) of te verlagen (blauw).
De weergegeven waarde heeft betrekking
op een comfortniveau en niet op een exacte
temperatuur.
Druk voor maximale koeling of
verwarming van het interieur op de toets
“omlaag” of “omhoog” voor het instellen van
de temperatuur totdat LO of HI wordt
weergegeven.
Automatisch comfortprogramma
Inschakelen/uitschakelen
► Druk op de toets 5 om de automatische
stand van het airconditioningssysteem in of uit te
schakelen.
Het airconditioningssysteem werkt automatisch:
het systeem regelt de temperatuur, luchtstroom
en luchtverdeling in het interieur optimaal op
basis van het geselecteerde comfortniveau.
► Druk op toets 7 om de tweede pagina weer te
geven. Op deze pagina kunt u het automatische
comfortprogramma aanpassen door een van de
beschikbare instellingen te kiezen.
“Langzaam": voor een aangenaam comfort en
een zo laag mogelijk geluidsniveau, aangezien
de luchtstroom beperkt is.
“Normaal": voor het beste compromis tussen
een comfortabele temperatuur en een stille
werking (standaardinstelling).
“Snel": voor een sterke en doeltreffende
luchtstroom.
Mode AUTO► Als u de instelling wilt wijzigen, druk meerdere keren op de toets.
De stand is alleen voor de stand AUTO. Maar
als de stand AUTO wordt uitgeschakeld, blijft de
vorige keuze ingesteld.
Als de instelling wordt gewijzigd terwijl de stand
AUTO is uitgeschakeld, wordt de stand AUTO
hierdoor niet ingeschakeld.
De luchtstroom neemt geleidelijk toe
totdat de gewenste comfortwaarde is
bereikt, om de toevoer van koude lucht in de
auto bij koud weer en een koude motor te
beperken.
Als de temperatuur in de auto bij het
instappen veel lager of hoger is dan de
comfortstand, dan hoeft u de instelling
niet aan te passen om het gewenste
comfortniveau sneller te bereiken. Het
systeem corrigeert het temperatuurverschil
automatisch en zo snel mogelijk.
Regeling luchtstroom
► Druk op een van de toetsen 2 (- of +) om de
luchtstroom de vergroten of verkleinen.
Het symbool van de luchtstroom (een ventilator)
wordt opgevuld overeenkomstig de gevraagde
hoeveelheid.
Als de luchtstroom tot een minimum is beperkt,
stopt de ventilatie.
Naast de ventilator wordt OFF weergegeven.
Regeling luchtverdeling
► Druk op toetsen 3 om de
luchtstroomverdeling in het interieur aan te
passen.
Voorruit.
Middelste ventilatieroosters en zijventilatieroosters.Voetenruimte.
Bij het indrukken van een toets wordt de
desbetreffende functie in- of uitgeschakeld.
Alle drie de toetsen kunnen gelijktijdig worden geactiveerd. In dit geval wordt
voorrang gegeven aan de luchtstromen van
de middelste en zijventilatieroosters, en van
die in de beenruimte aan passagierszijde.
Airconditioning aan/uit
De airconditioning werkt in elk jaargetijde
efficiënt, maar alleen als de ruiten zijn gesloten.
Met dit systeem kunt u het volgende:
– In de zomer de temperatuur in de auto verlagen.