sensor CITROEN C3 PICASSO 2015 Instructieboekjes (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2015, Model line: C3 PICASSO, Model: CITROEN C3 PICASSO 2015Pages: 312, PDF Size: 10.32 MB
Page 9 of 312

7
C3Picasso_nl_Chap00b_vue-ensemble_ed01-2014
Cockpit
1. Contact-/stuurslot.
2. s tuurkolomschakelaar autoradio.
3.
s
c
hakelaar ruitenwissers/ruitensproeiers/
boordcomputer.
4.
V
erstelbare en afsluitbare middelste
ventilatieroosters.
5.
op
bergvak.
Pa r f u m e u r.
6.
Zonnesensor.
7.
A
irbag aan passagierszijde.
8.
V
erstelbaar en afsluitbaar
zijventilatierooster.
9.
u
it
schakeling airbag aan passagierszijde.
10.
Dashboardkastje.
11.
s
c
hakelaar elektronisch
stabiliteitsprogramma (CD
s/
A sr
)
.
s
c
hakelaar parkeerhulp.
s
c
hakelaar centrale vergrendeling.
s
c
hakelaar alarmknipperlichten.
s
c
hakelaar s
t
op & s
t
art-systeem.
12 .
b
e
dieningspaneel verwarming/
airconditioning.
13.
Autoradio.
14 .
u rgence- of Assistance-oproep.
15.
1
2V-aansluiting (max. 100 W)
16.
usb
-
aansluiting / j
a
ck-aansluiting.
17.
be
kerhouder.
18.
s
c
hakelaars stoelverwarming.
19.
Handrem.
.
overzicht
Page 43 of 312

41
C3Picasso_nl_Chap03_confort_ed01-2014
neem voor een optimale werking van de ver warming, ventilatie en airconditioning de
volgende gebruiksadviezen in acht:
F
A
ls de binnentemperatuur zeer hoog blijft nadat de auto lang in de zon heeft gestaan,
kunt u het passagierscompartiment kort ventileren.
s
t
el de aanjager zo in dat de interieurlucht goed ververst wordt.
F
L
et erop dat voor een gelijkmatige verdeling van de lucht naar het interieur het
luchtinlaatrooster onder de voorruit, de verschillende luchtkanalen, ventilatieroosters
en overige ventilatieopeningen alsmede de uitstroomopening in het interieur aan
weerszijden van de hoedenplank vrij blijven.
F
L
et erop dat de zonnesensor op het dashboard (achter het instrumentenpaneel) niet
wordt afgedekt. Deze sensor dient voor de regeling van de airconditioning.
F
Z
et de airconditioning 1 tot 2 keer per maand 5 tot 10 minuten aan om het systeem in
perfecte staat te houden.
F
C
ontroleer regelmatig de staat van het interieur filter en laat de filterelementen periodiek
vervangen (zie het hoofdstuk "
ond
erhoud").
W
ij raden u een gecombineerd interieur filter aan. Dankzij het speciale toegevoegde
actieve filter draagt het bij tot een gezuiverde lucht voor de inzittenden en een schoon
interieur (vermindering van allergische reacties, stank en vetaanslag).
F
L
aat de airconditioning regelmatig controleren om het systeem in per fecte staat te
houden.
F
G
ebruik de airconditioning niet als deze niet koelt en raadpleeg het CI
t
ro
Ën-
netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats. Het airconditioningssysteem is
chloorvrij en is niet schadelijk voor de
ozonlaag.
bi
j een zware belasting van de motor (trekken van een aanhanger op een steile helling bij
een hoge buitentemperatuur) kan de airconditioning tijdelijk worden uitgeschakeld voor een
optimale trekkracht van de motor.
Gebruiksadviezen voor verwarming, ventilatie en airconditioning
Condensvorming in de airconditioning
kan ertoe leiden dat er zich een klein
plasje water onder de auto vormt. Dit is
een normaal verschijnsel.
3
Comfort
Page 57 of 312

55
C3Picasso_nl_Chap03_confort_ed01-2014
Verstellen
F stel de spiegel af als deze in de dagstand staat.
Binnenspiegel met handbediende dag-/nachtstand
Dag-/nachtstand
F trek aan het hendeltje om de spiegel in de nachtstand te zetten.
F
D
uw het hendeltje naar voren om de
spiegel terug te zetten in de dagstand.
Binnenspiegel
Verstelbare spiegel voor het zicht recht achter de auto.
De binnenspiegel is voorzien van een nachtstand waardoor de spiegel donkerder wordt en de bestuurder
minder hinder ondervindt van de zon en van koplampverlichting van achteropkomend verkeer ...
stuurwielverstelling
F Zorg dat de auto stilstaat en trek aan de hendel om het stuurwiel te ontgrendelen.
F
V
erstel het stuur wiel in hoogte en diepte
voor een optimale zithouding.
F
D
ruk de hendel goed vast om het stuur wiel
te vergrendelen.
om
veiligheidsredenen moeten de
spiegels zo zijn ingesteld dat de "dode
hoek" zo klein mogelijk is. Voer deze handelingen om
veiligheidsredenen uitsluitend uit bij
stilstaande auto.
Automatisch dimmende binnenspiegel
Dankzij een sensor die de hoeveelheid licht die
vanaf de achterzijde van de auto op de spiegel
valt meet, gaat de binnenspiegel geleidelijk en
automatisch over van de dag- in de nachtstand.
Zodra de achteruitversnelling wordt
ingeschakeld, wordt de spiegel in de
dagstand gezet voor een maximaal
zicht naar achteren.
3
Comfort
Page 75 of 312

73
C3Picasso_nl_Chap05_visibilite_ed01-2014
Koppeling met
follow me home-verlichting
De koppeling van dit systeem aan de
automatische verlichting biedt de volgende
extra mogelijkheden:
-
a
utomatische inschakeling van de follow
me home-verlichting als de automatische
verlichting is ingeschakeld (via "Instellingen
auto" in het configuratiemenu van het
multifunctionele display.
-
i
nstellen van de duur van de follow me
home-verlichting (15, 30
of
60
seconden) via het configuratiemenu
van de auto op het multifunctionele
display (geldt niet voor het
monochroomdisplay type A , waarbij dit
is voorgeprogrammeerd).
Storing
bij een storing in de lichtsensor
gaat de verlichting branden,
wordt dit pictogram weergegeven
op het instrumentenpaneel en/of verschijnt
een melding op het multifunctionele display, in
combinatie met een geluidssignaal.
ra
adpleeg het CI
t
ro
Ën-
netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Als de lichtsensor bij mist of sneeuw
voldoende licht waarneemt, wordt de
verlichting niet automatisch ingeschakeld.
Dek de met de regensensor
gecombineerde lichtsensor die zich in
het midden van de voorruit achter de
binnenspiegel bevindt, niet af. De aan
de sensor gekoppelde functies kunnen
dan niet meer worden bediend.
Automatische verlichting
Het parkeerlicht en het dimlicht worden
automatisch ingeschakeld als de lichtsterkte
van de omgeving onvoldoende is of in
bepaalde gevallen dat de ruitenwissers worden
ingeschakeld.
De verlichting wordt uitgeschakeld als de
lichtsterkte van de omgeving weer voldoende is
of nadat het wissen is gestopt.
Inschakelen
F Draai de ring A in de stand "AUTO" . Het
inschakelen wordt bevestigd door een
melding op het multifunctionele display.
Uitschakelen
F Draai de ring A in een andere stand dan de stand "AUTO" . Het uitschakelen
wordt bevestigd door een melding op het
multifunctionele display.
5
Zicht
Page 81 of 312

79
C3Picasso_nl_Chap05_visibilite_ed01-2014
Verticale stand van de
ruitenwissers voor
Automatische ruitenwissers
vóór
De ruitenwissers worden automatisch
ingeschakeld als de sensor achter de
binnenspiegel regen detecteert. De snelheid
van de ruitenwissers wordt aangepast aan de
hoeveelheid neerslag.
Inschakelen
Dit gebeurt handmatig door de hendel omlaag
te duwen in de stand "AUTO"
.
Dit wordt bevestigd door een melding op het
display. Als de ruitenwisserschakelaar binnen één minuut
nadat het contact is afgezet wordt bediend, gaan
de ruitenwissers in de verticale stand staan.
Deze stand kan worden gebruikt voor 's winters
parkeren en het vervangen of het reinigen van
de ruitenwisserbladen zonder dat daardoor de
motorkap wordt beschadigd.
Zet het contact aan en bedien de
ruitenwisserschakelaar om de ruitenwissers na de
werkzaamheden weer in de ruststand te zetten.
Uitschakelen
beweeg de hendel omhoog en vervolgens in
de stand "0"
om de ruitenwissers handmatig te
bedienen.
Storing
In het geval van een storing in de automatische
werking van de ruitenwissers werken deze in
de intervalstand.
Laat het systeem controleren door het
CI
t
ro
Ën-
netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats. Dit wordt bevestigd door een melding
op het display.
Als het contact meer dan 1
minuut afgezet
is geweest, moet de automatische werking
van de ruitenwissers opnieuw worden
geactiveerd door de hendel kort omlaag
te duwen.
Dek de regensensor, die zich
gecombineerd met de lichtsensor in
het midden van de voorruit achter de
binnenspiegel bevindt, niet af.
sc
hakel de automatische werking van
de ruitenwissers uit als de auto wordt
gewassen in een wasstraat.
Wacht 's winters met het inschakelen
van de automatische ruitenwissers
tot de voorruit ontdooid is om de
wisserbladen niet te beschadigen. Voor een langdurige doeltreffende
werking van de ruitenwissers raden wij
u aan:
-
v
oorzichtig met de ruitenwissers
om te gaan,
-
d
e ruitenwissers regelmatig te
reinigen met zeepsop,
-
d
e ruitenwissers niet te gebruiken
om een stuk karton op de voorruit
te houden,
-
d
e ruitenwissers te vervangen zodra
ze sporen van slijtage gaan vertonen.
5
Zicht
Page 111 of 312

109
C3Picasso_nl_Chap08_securite_ed01-2014
bandenspanningscontrolesysteem
Dit systeem controleert automatisch de bandenspanning tijdens het rijden.
Het systeem bewaakt de spanning van de vier
banden zodra de auto begint te rijden.
Het systeem vergelijkt de signalen van de
snelheidssensoren van de wielen met de
referentiewaarden die elke keer nadat de
banden op spanning zijn gebracht of na het
ver wisselen van een wiel moeten worden
gereset.
Het systeem geeft een waarschuwing zodra
wordt gesignaleerd dat de spanning van een of
meer banden te laag is. Het bandenspanningscontrolesysteem
is niet meer dan een hulpmiddel,
hetgeen inhoudt dat de waakzaamheid
en verantwoordelijkheid van de
bestuurder niet door het systeem
kunnen worden vervangen.
Het systeem onthoudt u niet van de
verantwoordelijkheid om elke maand
de bandenspanning te controleren (ook
die van het reservewiel). Doe dit ook
voordat u een lange rit gaat maken.
Het rijden met een te lage bandenspanning
heeft een nadelige invloed op het
weggedrag en de remweg van de auto en
veroorzaakt vroegtijdige bandenslijtage,
vooral onder zware omstandigheden (zware
belading, hoge snelheden, een lange rit).
De voor uw auto voorgeschreven
bandenspanning vindt u op de sticker
met de bandenspanningen.
Zie de rubriek "Identificatie".
De bandenspanning moet worden
gecontroleerd als de banden "koud" zijn
(de auto staat langer dan een uur stil
of er is minder dan 10
km gereden met
een beperkte snelheid).
ond
er andere omstandigheden
(bij warme banden) moet de
bandenspanning ten opzichte van de
op de sticker vermelde spanning met
0,3
bar worden verhoogd.
Het rijden met een te lage
bandenspanning veroorzaakt bovendien
een hoger brandstofverbruik.
8
Veiligheid
Page 121 of 312

119
C3Picasso_nl_Chap08_securite_ed01-2014
Airbags
Frontairbags
De frontairbags beschermen de bestuurder
en voorpassagier bij een ernstige frontale
aanrijding, om de kans op hoofd- en borstletsel
te verkleinen.
De bestuurdersairbag is geïntegreerd in
het stuur wiel en de passagiersairbag in het
dashboard boven het dashboardkastje.
Activering
De airbags - behalve de airbag aan
passagierszijde als deze is uitgeschakeld -
worden opgeblazen bij een ernstige frontale
aanrijding binnen (een gedeelte van) de
impactzone vóór (A), in de lengterichting van
de auto en horizontaal vanaf de voorzijde
richting de achterzijde van de auto.
De airbag vóór wordt opgeblazen tussen
de inzittende vóór en het dashboard om te
verhinderen dat deze naar voren wordt geslingerd.
Registratiezones voor een
aanrijding
A. Impactzone vóór.
B. Imp actzone opzij.
De airbags zijn speciaal ontworpen om de
veiligheid van de inzittenden (uitgezonderd
de middelste passagier achter) bij ernstige
aanrijdingen te verbeteren. De airbags
vormen een aanvulling op de werking van
de veiligheidsgordels met spanbegrenzers
(behalve bij de middelste passagier achter).
De elektronische schoksensoren registreren
de frontale en zijdelingse aanrijdingen waaraan
de registratiezones voor een aanrijding worden
blootgesteld:
-
b
ij een ernstige aanrijding gaan de airbags
onmiddellijk af om de inzittenden van de
auto (uitgezonderd de middelste passagier
achter) te helpen beschermen. Direct
na de aanrijding ontsnapt het gas snel
uit de airbags, zodat het zicht niet wordt
belemmerd en de inzittenden de auto
eventueel kunnen verlaten,
-
b
ij een minder ernstige aanrijding of een
aanrijding van achteren en in bepaalde
gevallen waarbij de auto over de kop
slaat, treden de airbags niet in werking.
De veiligheidsgordels helpen u in deze
situaties voldoende te beschermen.
De airbags werken alleen als het
contact aan is.
De airbags werken slechts eenmaal.
Als er een tweede aanrijding plaatsvindt
(tijdens hetzelfde of een volgend
ongeval), worden de airbags niet meer
opgeblazen. Het activeren van (een van) de airbags
gaat gepaard met wat rook en een
knal, als gevolg van de activering van
de pyrotechnische lading die in het
systeem is geïntegreerd.
De rook is niet schadelijk, maar kan
voor personen die hier gevoelig voor
zijn, irriterend zijn.
De knal die bij het afgaan wordt
geproduceerd, kan het gehoor
gedurende een korte periode enigszins
verminderen.
8
Veiligheid
Page 139 of 312

137
C3Picasso_nl_Chap09_conduite_ed01-2014
Parkeerhulp achterDit systeem bestaat uit vier ultrasoonsensoren die zijn aangebracht in de achterbumper.
Het systeem waarschuwt de bestuurder voor
elk obstakel (persoon, auto, boom, hek, …) dat
zich achter de auto bevindt.
Het waarschuwt u echter niet voor objecten die
zich direct onder de bumper bevinden.
Inschakelen
Het systeem wordt ingeschakeld zodra u
de achteruitversnelling inschakelt. Dit wordt
aangegeven door een geluidssignaal. De
afstand tot het obstakel wordt aangegeven door:
-
g
eluidssignalen, die elkaar sneller
opvolgen naarmate de de auto dichter bij
het obstakel komt,
-
e
en grafische weergave op het
multifunctionele display, met blokjes
die steeds dichter bij de auto komen
(afhankelijk van de uitvoering).
DetectiezoneAls de achterzijde van de auto minder dan
30 centimeter van het obstakel ver wijderd
is, is het geluidssignaal continu hoorbaar
en verschijnt het symbool "Gevaar" op het
multifunctionele display.
Het systeem wordt gedeactiveerd als de
versnellingsbak in een andere stand wordt
geschakeld.
Paaltjes, pionnen bij wegwerkzaamheden
of gelijksoortige voorwerpen worden
waargenomen bij aanvang van de
manoeuvre, maar niet meer wanneer de
auto te dicht genaderd is. De parkeerhulp is een hulpmiddel
voor de bestuurder, die desondanks
waakzaam moet blijven.
9
rijden
Page 140 of 312

138
C3Picasso_nl_Chap09_conduite_ed01-2014
UitschakelenInschakelen
Druk bij draaiende motor op de toets A om
het systeem volledig uit te schakelen. Het
controlelampje gaat branden.
Het systeem wordt automatisch
uitgeschakeld bij het trekken van een
aanhangwagen of de montage van een
fietsendrager (auto uitgerust met een
door CI
t
ro
Ën g
oedgekeurde trekhaak
of fietsendrager). Zorg ervoor dat de sensoren in de
winter of bij slecht weer niet bedekt zijn
met modder, ijs en sneeuw.
Druk nogmaals op de toets A om het systeem
weer in te schakelen. Het controlelampje in de
toets gaat uit.
bi
j een storing in het systeem zal bij het
achteruitrijden het waarschuwingslampje
service gaan branden in combinatie met een
geluidssignaal (kort piepje) en een melding op
het multifunctionele display.
rijden
Page 175 of 312

173
C3Picasso_nl_Chap11_informations-pratiques_ed01-2014
Zekeringen dashboard
De zekeringkast bevindt zich aan de onderzijde
van het dashboard (linkerzijde).
Toegang tot de zekeringen
F zie de paragraaf "toegang tot het
gereedschap".
Overzicht zekeringen
Zekering Ampère Functies
FH36 5
A
tr
ekhaakmodule.
FH37 15
AVoeding accessoirestekker caravan.
FH38 20
A
na
vigatiesysteem (achteraf ingebouwd).
FH39 20
A
st
oelverwarming.
FH40 30
A
tr
ekhaakmodule.
Zekering Ampère Functies
F1 15
A
ru
itenwisser achter.
F2 -
nie
t gebruikt.
F3 5
AComputer airbags en pyrotechnische gordelspanners.
F4 10
A
s
tuurhoeksensor, airconditioning, koppelingscontact,
roetfilterpomp, diagnosestekker, luchthoeveelheidsmeter.
F5 30
A
ru
itbedieningspaneel, ruitbediening passagier, motor
ruitbediening voor.
F6 30
AMotor ruitbediening achter en motor bediening bestuurdersruit.
F7 5
APlafonnier en kaartleeslampje voor, verlichting
dashboardkastje, zaklamp, verlichting achtercompartiment.
11
Praktische informatie