CITROEN C5 2015 Instructieboekjes (in Dutch)
Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2015, Model line: C5, Model: CITROEN C5 2015Pages: 344, PDF Size: 13.02 MB
Page 181 of 344

179
c5_nl_ chap07_securite-enfant_ed01-2014
sommige kinderzitjes zijn bovendien voorzien
van een bovenste bevestigingsriem die
kan worden vastgemaakt aan de bovenste
bevestigingsring B of C .
ki
nderzitje vastmaken aan de to
P
tet
He
r
:
-
v
er wijder de hoofdsteun en berg hem op
alvorens het kinderzitje op deze zitplaats
te bevestigen (plaats de hoofdsteun terug
zodra het kinderzitje is verwijderd),
-
v
oer de riem van het kinderzitje midden
tussen de openingen voor de pennen van
de hoofdsteun door,
-
o
pen het klepje van de to
P
tet
He
r
, o
p
de hoedenplank (
se
dan) of aan het dak
(
tou
rer),
-
b
evestig de aansluiting van de bovenste
riem aan de ring B of C ,
-
t
rek de bovenste riem strak.
Aan de
toP
tetHe
r
kan de bovenste riem
van een kinderzitje (indien aanwezig) worden
bevestigd. Dit systeem beperkt het naar voren
kantelen van het kinderzitje bij een frontale
aanrijding.
ra
adpleeg het overzicht voor meer informatie
over de montagemogelijkheden van I
so
F
IX-
kinderzitjes in uw auto.bi j een onjuist geplaatst kinderzitje kan
het kind bij een aanrijding ernstig letsel
oplopen.
Houd u nauwgezet aan de
montagevoorschriften die in de handleiding
van het kinderzitje zijn vermeld.De IsoFIX-bevestigingen zorgen voor een veilige, degelijke en snelle montage van het
kinderzitje in uw auto.
De ISOFIX-kinderzitjes beschikken over
twee vergrendelingen die eenvoudig,
na het aanbrengen van de geleiders
(meegeleverd met het kinderzitje), aan de
twee bevestigingsringen A kunnen worden
verankerd.
7
Veilig vervoeren van kinderen
Page 182 of 344

180
c5_nl_ chap07_securite-enfant_ed01-2014
IsoFIX-kinderzitjes aanbevolen door cIt roËn en
gehomologeerd voor uw auto
RÖMER Baby-Safe Plus ISOFIX (gewichtsgroep E)
Groep 0+ : tot 13 kg
Het zitje dient met de rug in de rijrichting te worden geplaatst met behulp van een I
s
o
F
IX-onderstel dat bevestigd wordt aan de ringen A .
De in hoogte verstelbare steun van het I
s
o
F
IX-onderstel moet op de vloer rusten.
Dit kinderzitje kan ook met een veiligheidsgordel worden bevestigd. In dat geval wordt
uitsluitend het zitje zelf gebruikt dat met de driepuntsveiligheidsgordel op de zitplaats van de auto wordt bevestigd.
RÖMER Duo Plus ISOFIX (gewichtsgroep B1 )
Groep 1: 9
tot 18 kg
Wordt met het gezicht in de rijrichting geplaatst.
Voorzien van een bovenste riem voor verankering aan de bovenste bevestiging B of C ,
de
to
P
tet
He
r
.
D
rie standen: rechtop, ruststand en ligstand.
Dit kinderzitje kan ook worden bevestigd op zitplaatsen die niet zijn voorzien van
I
s
o
F
IX-bevestigingen. Het is in dat geval verplicht het kinderzitje met de normale driepuntsveiligheidsgordel op de zitplaats van de auto te bevestigen.
Volg bij het plaatsen van het kinderzitje de gebruiksaanwijzing van de fabrikant van het zitje.
Veilig vervoeren van kinderen
Page 183 of 344

181
c5_nl_ chap07_securite-enfant_ed01-2014
overzicht voor het bevestigen van Is oF IX-kinderzitjes
I UF: Zitplaats geschikt voor het plaatsen van een universeel Is oF IX-kinderzitje met het gezicht in
de rijrichting dat vastgezet wordt met de bovenste riem.
IL- SU: Zitplaats geschikt voor het plaatsen van een semi-universeel I
s
o
F
IX-kinderzitje:
-
"
met de rug in de rijrichting", voorzien van een bovenste bevestigingsriem of een
bevestigingssteun,
-
"
met het gezicht in de rijrichting", voorzien van een bevestigingssteun,
-
e
en reiswieg, voorzien van een bovenste bevestigingsriem of een bevestigingssteun.
ra
adpleeg de rubriek "I
s
o
F
IX-bevestigingspunten" voor meer informatie over het vastmaken van
de bovenste bevestigingsriem. Gewicht van het kind/
leeftijdsindicatie
Tot 10 kg
(groep 0)
to
t circa
6
maanden
Tot 10 kg
(groep 0) Tot 13 kg
(groep 0+)
to
t ongeveer 1 jaar
9 tot 18 kg (groep 1)
Van ongeveer 1 tot ongeveer 3 jaar
Type ISOFIX-kinderzitje Reiswieg“rug in rijrichting”
“rug in rijrichting”“gezicht in rijrichting”
ISOFIX-lengtemaat F G C D E C D A B B1
Universele en semi-universele ISOFIX-
kinderzitjes die geplaatst kunnen worden op
de buitenste zitplaatsen achter IL- SU
* IL- SU IL- SUIUF / IL- SU
* De IsoFIX-reiswieg, die met de onderste
bevestigingspunten op een IsoF IX-zitplaats wordt
vastgezet, neemt twee zitplaatsen achterin in beslag.
Dit overzicht, dat conform de eu ropese regelgeving is opgesteld, toont op welke manier er een kinderzitje kan worden geplaatst dat kan worden
vastgezet op de plaatsen die voorzien zijn van Is oF IX-verankeringspunten.
Voor universeel of semi-universeel gehomologeerde I
s
o
F
IX-kinderzitjes geldt dat de I
s
o
F
IX-lengtemaat van het kinderzitje, aangeduid door de letters
A tot en met G , naast het I
s
o
F
IX-logo op het kinderzitje is aangebracht.
Ver wijder de hoofdsteun en berg
hem op alvorens een kinderzitje met
een rugleuning te bevestigen op een
passagiersstoel. Plaats de hoofdsteun
terug zodra het kinderzitje is verwijderd.
7
Veilig vervoeren van kinderen
Page 184 of 344

182
c5_nl_ chap07_securite-enfant_ed01-2014
elektrische kinderbeveiliging
Inschakelen
F Druk op de knop A .
Het controlelampje van de knop A gaat
branden en er verschijnt een melding op het
display van het instrumentenpaneel. De elektrische kinderbeveiliging voorkomt dat beide achterportieren van binnenuit kunnen worden
geopend en blokkeert de bediening van de achterportierruiten.
De schakelaar bevindt zich bij de schakelaars van de ruitbediening op het bestuurdersportier.
Uitschakelen
F Druk nogmaals op de knop A .
Het controlelampje van de knop A gaat uit en
er verschijnt een melding op het display van het
instrumentenpaneel.
Het lampje blijft uit zolang de elektrische
kinderbeveiliging is uitgeschakeld. Dit systeem werkt onafhankelijk van
de centrale vergrendeling; gebruik het
nooit in plaats daarvan.
co
ntroleer bij het aanzetten van
het contact altijd de stand van de
kinderbeveiliging.
ne
em vóór het verlaten van de auto
altijd de sleutel uit het contact, zelfs
voor korte periodes.
bi
j een ernstige aanrijding wordt
de elektrische kinderbeveiliging
automatisch uitgeschakeld, zodat de
achterpassagiers de auto ongehinderd
kunnen verlaten. Als het lampje een ander signaal geeft,
wijst dit op een storing in de elektrische
kinderbeveiliging. Laat dit controleren
door het c
It
ro
Ën-
netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Veilig vervoeren van kinderen
Page 185 of 344

183
c5_nl_ chap08_information_ed01-2014
brandstoftank
Inhoud van de brandstoftank: ongeveer 71 liter*.
Minimumbrandstofniveau
Als het minimumbrandstofniveau is
bereikt, gaat dit controlelampje op
het instrumentenpaneel branden, in
combinatie met een geluidssignaal
en een melding op het multifunctionele display. Als
dit lampje gaat branden, zit er nog ongeveer 5
liter
brandstof in de tank.
Ga zo snel mogelijk tanken om te voorkomen
dat u zonder brandstof komt te staan.
F
D
ruk linksboven op de klep en trek
vervolgens aan de rand om de klep te
openen. F
d
raai de sleutel een kwartslag om de
tankdop te openen of te sluiten,
F
p
laats de tankdop tijdens het tanken op de
daarvoor bestemde steun A ,
F
v
ul de brandstoftank, maar stop met
tanken als het vulpistool al drie keer
is afgeslagen , aangezien er anders
storingen in de werking van uw auto
kunnen optreden.
De brandstoftank mag alleen gevuld
worden als het contact uit staat.
Voor benzinemotoren met een katalysator
moet u loodvrije benzine tanken.
Openen van de
brandstoftankklep Brandstof tanken
* 55 liter voor sl
owakije. Voor een juiste weergave van de
brandstofmeter is het raadzaam
minimaal 5
liter brandstof te tanken.
De opening in de vulhals heeft een
aangepaste diameter, waardoor u
uitsluitend loodvrije brandstof kunt tanken.
bi
j het openen van de brandstoftankdop
kan een aanzuiggeluid van lucht hoorbaar
zijn. Dit is normaal en komt doordat de
afdichting van het brandstofcircuit een
onderdruk veroorzaakt.
ta
nk nooit als de motor door het
st
op & s
t
art-systeem is afgezet; zet in
dat geval altijd het contact af met de
sleutel.
8
Praktische informatie
Page 186 of 344

184
c5_nl_ chap08_information_ed01-2014
Vulpistoolrestrictie (diesel)*
Wanneer u bij een dieseluitvoering een
benzinetankpistool in de tankopening plaatst,
wordt dit tegengehouden door een klep,
waardoor het vergrendeld blijft en er dus niet
getankt kan worden.
Probeer in dat geval niet toch te tanken
maar kies een dieseltankpistool.
* Volgens land van bestemming. Dit mechanisme is aangebracht in auto's met een dieselmotor, waardoor het onmogelijk is om
benzine te tanken. Hiermee wordt schade aan motoren, ontstaan door het tanken van de verkeerde
brandstof, voorkomen.
Deze voorziening, die in de tankopening is ingebouwd, is zichtbaar zodra u de brandstoftankdop ver wijdert.
Werking
Het vullen van de brandstoftank met
behulp van een jerrycan is wel mogelijk.
Houd de tuit van de jerrycan recht,
druk deze niet tegen de klep van de
vulpistoolrestrictie en giet voorzichtig
om ervoor te zorgen dat de brandstof
netjes in de vulopening stroomt.
Praktische informatie
Page 187 of 344

185
c5_nl_ chap08_information_ed01-2014
Brandstof voor
benzinemotoren
Auto's met benzinemotoren kunnen rijden
op biobrandstoffen van het type
e1 0 (deze
bevatten 10% ethanol) die voldoen aan de
eu
ropese richtlijnen en 228 en en 15376.
br
andstoffen van het type e
8
5 (deze bevatten
tot 85% ethanol) zijn uitsluitend geschikt voor
auto's die speciaal bestemd zijn voor dit type
brandstof (
bi
oFlex-auto's). De kwaliteit van de
ethanol moet voldoen aan de
e
u
ropese
richtlijn
en 15293.
Brandstof voor
dieselmotoren
Auto's met dieselmotoren kunnen rijden
op biobrandstoffen die aan de huidige en
toekomstige e
u
ropese richtlijnen voldoen
(diesel die voldoet aan de richtlijn
e
n 590 gemengd met biobrandstof die voldoet
aan de richtlijn
en 14214) en die aan de pomp
getankt kunnen worden (met een gehalte aan
methyl-estervetzuren van 0
tot 7%).
Het gebruik van biobrandstof
b
3
0 is bij
bepaalde dieselmotoren mogelijk. Maar
als deze brandstof, ook al is het slechts
incidenteel, wordt gebruikt, moeten de
bijzondere onderhoudsvoorschriften strikt
worden nageleefd.
r
a
adpleeg het c
It
ro
Ën-
n
etwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Het gebruik van elk ander type (bio)brandstof
(zuivere of verdunde plantaardige of dierlijke
olie, stookolie ...) is nadrukkelijk verboden (kans
op schade aan de motor en het brandstofcircuit).
Reizen naar het buitenland
omdat de tankpistolen voor het tanken
van Diesel per land kunnen verschillen,
kan de aanwezigheid van een
tankbeveiliging op de auto er toe leiden
dat tanken niet mogelijk is.
Wij adviseren u daarom voordat u naar
het buitenland afreist bij het
c
It
ro
Ën-
n
etwerk te informeren of uw auto
geschikt is om in het desbetreffende
land te kunnen tanken.
8
Praktische informatie
Page 188 of 344

186
c5_nl_ chap08_information_ed01-2014
Aftappen van het brandstoffilter
Afdekkap
Afdekkap verwijderen
Aftappen van water uit het
brandstoffilter
tap het systeem regelmatig af (bij elke keer dat
de motorolie wordt ververst).
Draai de aftapplug of de sensor water in brandstof
aan de onderzijde van het brandstoffilter los om
het water weg te laten lopen.
Laat het water geheel weglopen.
Draai vervolgens de aftapplug of de sensor
water in brandstof weer vast.
HDi 115- en HDi 160-motor
F
t
rek
de afdekkap omhoog om deze te
verwijderen.
HDi 140-motor
F
V
erwijder de afdekkap door deze eerst bij
punt 3
los te maken en vervolgens bij punt
1
en 4 .
F
M
aak de kap bij punt 2
los door deze naar
u toe te trekken en vervolgens op te tillen.Terugplaatsen
F Maak de kap als eerste bij punt 2 weer
vast.
F
b
e
weeg de kap omlaag en gelijktijdig naar
het midden toe.
F
M
aak de kap bij de punten 3 en 4 vast
door deze omlaag en iets naar achteren te
drukken.
F
M
aak de kap bij punt 1 vast door deze
omlaag te drukken.
Praktische informatie
Page 189 of 344

187
c5_nl_ chap08_information_ed01-2014
brandstofpech (Diesel)
F Maak de afdekkap los om toegang te
krijgen tot de brandstofopvoerpomp.
F
M
aak de afdekkap los om toegang te
krijgen tot de brandstofopvoerpomp.
Ontluchten van het
brandstofcircuit
In geval van brandstofpech:
F V ul de brandstoftank met minimaal
5
liter brandstof en ver wijder de afdekkap.
be
dien vervolgens de opvoerpomp tot u
weerstand voelt.
F
s
t
art de motor ter wijl u het gaspedaal iets
intrapt, totdat de motor loopt. In de HDi-motoren is veel
hoogwaardige technologie toegepast.
Laat werkzaamheden aan deze motoren
daarom altijd over aan het personeel
van het
c
It
ro
Ën-
netwerk, dat daar
speciaal voor is opgeleid, of aan een
gekwalificeerde werkplaats die over het
benodigde gereedschap beschikt.
Indien de motor niet bij de eerste poging wil
aanslaan, wacht dan vijftien seconden alvorens
opnieuw te starten.
Als de motor na enkele pogingen nog niet
aanslaat, bedien dan opnieuw de opvoerpomp
en probeer vervolgens weer te starten.
Geef, ter wijl de motor stationair draait, iets gas
om het ontluchten te voltooien.
HDi 115-motor
HDi 140- en HDi 160-motor
8
Praktische informatie
Page 190 of 344

188
c5_nl_ chap08_information_ed01-2014
noodreparatieset voor banden
De noodreparatieset bevindt zich onder de
vloerplaat van de bagageruimte.
De volledige set voor de reparatie van een band
bestaat uit een compressor en een flacon met
afdichtmiddel. Hiermee kunt u de band tijdelijk
repareren
, zodat u de dichtstbijzijnde garage
kunt bereiken. Deze reparatieset is verkrijgbaar
bij het c
It
ro
Ën-
netwerk of bij een
gekwalificeerde werkplaats.
Met deze reparatieset kunnen gaten
met een diameter van maximaal
6 mm in het loopvlak of de hiel van de
band worden gedicht. Haal scherpe
voor werpen die in de band steken er
niet uit.
De elektrische installatie van de auto
biedt de mogelijkheid een compressor
aan te sluiten en te gebruiken voor de
duur die nodig is om een gerepareerde
lekke band op spanning te brengen of
om een klein opblaasartikel op te blazen.
Praktische informatie