CITROEN C5 2015 Instructieboekjes (in Dutch)
Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2015, Model line: C5, Model: CITROEN C5 2015Pages: 344, PDF Size: 13.02 MB
Page 151 of 344

149
C5_nl_Chap05_visibilite_ed01-2014
Configuratie
Deze functie kan worden geactiveerd of
gedeactiveerd via het "Hoofdmenu" van het
display van het instrumentenpaneel.
se
lecteer hiervoor "Parameters auto
Verlichting \ Meedraaiende koplampen".
Storing
In het geval van een storing knippert
dit pictogram op het display in
combinatie met een melding op het
multifunctionele display.
Functie meedraaiende
koplampen
Als het dimlicht of grootlicht is ingeschakeld,
zorgt deze functie, gekoppeld aan de functie
"statische bochtverlichting", ervoor dat de
lichtbundels de richting van de weg volgen.
Deze functie, die uitsluitend aanwezig is bij
uitvoeringen met xenonlampen, zorgt voor een
aanzienlijke verbetering van het zicht in bochten.
met bochtverlichting
zonder bochtverlichting
Als de auto stilstaat, stapvoets rijdt of
in de achteruitversnelling staat, is deze
functie uitgeschakeld.
De status van de functie blijft na
het afzetten van het contact in het
geheugen opgeslagen.
ra
adpleeg het c
It
ro
Ën-
netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
5
Zicht
Page 152 of 344

150
C5_nl_Chap05_visibilite_ed01-2014
ruitenwisserschakelaar
Instellen
Afhankelijk van de uitvoering zijn de volgende
automatische functies van de ruitenwissers
mogelijk:
-
a
utomatische werking van de ruitenwissers
vó ó r,
-
a
utomatisch inschakelen van de
ruitenwisser achter bij het inschakelen van
de achteruitversnelling.
Handmatige functies
Hoge snelheid (hevige neerslag).
no
rmale snelheid (matige regenval).
Interval (wissnelheid aangepast aan
de wagensnelheid).
Automatisch en één
keer wissen (zie de
desbetreffende rubriek).
uit
.
eén
keer wissen (duw de hendel
even omlaag).
Ruitenwissers vóór
A. selecteer de wissnelheid met de hendel.
of
Met behulp van de ruitenwisserschakelaar kunt
u de ruitenwissers voor en achter inschakelen
om regen en vuil van de ruit te wissen.
De ruitenwissers voor en achter zorgen
voor een optimaal zicht voor de bestuurder,
ongeacht de weersomstandigheden.
De ruitenwisserschakelaar bestaat uit de
hendel A en de ring B.
Zicht
Page 153 of 344

151
C5_nl_Chap05_visibilite_ed01-2014
Ruitenwisser achter (Tourer)
B. ring voor de selectie van de ruitenwisser achter:
uit,
interval,
wissen en sproeien (gedurende
enige tijd).
sc
hakel de automatische werking van
de ruitenwisser achter uit bij sneeuwval
of strenge vorst en bij montage van
een fietsendrager op de achterklep.
Dit kan worden uitgevoerd via het
configuratiemenu van het display van
het instrumentenpaneel.
Achteruitversnelling
Als de ruitenwissers vóór zijn ingeschakeld
op het moment dat u de achteruitversnelling
inschakelt, wordt automatisch de ruitenwisser
achter ingeschakeld.
Instellen
Deze functie kan worden geactiveerd of
gedeactiveerd via het configuratiemenu van het
display van het instrumentenpaneel.
Deze functie is standaard geactiveerd.
Ruitensproeiers vóór en
koplampsproeiers
F trek de ruitenwisserschakelaar naar u
toe. De ruitensproeiers treden in werking,
waarna enige tijd de ruitenwissers worden
ingeschakeld om de ruit schoon te wissen.
De koplampsproeiers worden alleen
geactiveerd als de dimlichten branden .
5
Zicht
Page 154 of 344

152
C5_nl_Chap05_visibilite_ed01-2014
Automatische ruitenwissers
vóór
Inschakelen
Dit gebeurt handmatig door de hendel A naar
de stand "AUTO" te duwen.
Dit wordt bevestigd door een melding op het
display van het instrumentenpaneel.
Uitschakelen
beweeg de hendel A omhoog en vervolgens in
de stand "0" om de ruitenwissers handmatig te
bedienen.
Dit wordt bevestigd door een melding op het
display van het instrumentenpaneel.
Storing
In het geval van een storing in de automatische
werking van de ruitenwissers werken deze in
de intervalstand.
Laat dit controleren door het
c
It
ro
Ën-
n
etwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
De ruitenwissers worden automatisch
ingeschakeld als de sensor achter de
binnenspiegel regen detecteert. De snelheid
van de ruitenwissers wordt aangepast aan de
hoeveelheid neerslag.
Dek de regensensor, die zich
gecombineerd met de lichtsensor in
het midden van de voorruit achter de
binnenspiegel bevindt, niet af.
sc
hakel de automatische werking van
de ruitenwissers uit als de auto wordt
gewassen in een wasstraat.
Wacht 's winters met het inschakelen
van de automatische ruitenwissers tot
de voorruit ontdooid is.
Als het contact meer dan 1
minuut
afgezet is geweest, moet de
automatische werking van de
ruitenwissers opnieuw worden
geactiveerd door de hendel A kor t
omlaag te duwen.
Zicht
Page 155 of 344

153
C5_nl_Chap05_visibilite_ed01-2014
Speciale stand van de
ruitenwissers voor
Deze stand maakt het mogelijk de
ruitenwissers los te zetten van de voorruit.
In deze stand kunnen de ruitenwisserbladen
worden gereinigd of de ruitenwissers worden
vervangen. In de winter kan deze stand tevens
worden gebruikt om de ruitenwissers los te
zetten van de voorruit.
F
A
ls de ruitenwisserschakelaar binnen een
minuut nadat het contact is afgezet wordt
bediend, worden de ruitenwissers in de
verticale stand gezet.
F
Z
et het contact aan en bedien de
ruitenwisserschakelaar om de
ruitenwissers na de werkzaamheden weer
in de ruststand te zetten.
om e
en goede werking van de
ruitenwissers te behouden adviseren wij u:
-
v
oorzichtig met de ruitenwissers om
te gaan,
-
d
e ruitenwissers regelmatig te
reinigen met zeepsop,
-
d
e ruitenwissers niet te gebruiken om
een stuk karton tegen de voorruit te
houden,
-
d
e ruitenwissers te vervangen zodra
ze tekenen van slijtage vertonen.
5
Zicht
Page 156 of 344

154
c5_nl_ chap06_securite_ed01-2014
richtingaanwijzers
F Links: duw de hendel helemaal omlaag, tot
voorbij de weerstand.
F
r
e
chts: duw de hendel helemaal omhoog,
tot voorbij de weerstand.
Drie keer knipperen
F beweeg de schakelaar kort omhoog of omlaag, zonder deze door de
weerstand te drukken. De desbetreffende
richtingaanwijzers zullen drie keer
knipperen.
Alarmknipperlichten
Gebruik de alarmknipperlichten om het overige
verkeer te waarschuwen in het geval van file,
pech, slepen of een ongeval.Automatisch inschakelen
van de alarmknipperlichten
bij een noodstop worden de
alarmknipperlichten, afhankelijk van de mate
van remvertraging, automatisch ingeschakeld.
Zodra er weer gas wordt gegeven gaan de
alarmknipperlichten uit.
F
u kunt de alarmknipperlichten echter ook
uitschakelen door de knop in te drukken.
Gebruik de richtingaanwijzers om een
verandering van rijrichting of rijstrook aan te
geven.
F
D
ruk deze knop in: de richtingaanwijzers
knipperen tegelijkertijd.
De alarmknipperlichten werken ook als het
contact is afgezet.
Veiligheid
Page 157 of 344

155
c5_nl_ chap06_securite_ed01-2014
claxon
Gebruik de claxon om medeweggebruikers te
waarschuwen bij gevaar.
F
D
ruk op het linker- of rechtergedeelte van
het stuur wiel met vaste naaf. Hiermee kunt u een noodoproep of
hulpoproep doen naar de hulpdiensten of de
desbetreffende
c
It
ro
Ën-
helpdesk.
urgence-oproep of
A ssistance-oproep
raadpleeg de rubriek "Audio en
datacommunicatie" voor meer informatie over
het gebruik van deze voorziening.
6
Veiligheid
Page 158 of 344

156
c5_nl_ chap06_securite_ed01-2014
Hulpsystemen bij het remmen
Antiblokkeersysteem
(ABS) en elektronische
remdrukregelaar (EBD)
Deze systemen zorgen tijdens het remmen
voor een betere stabiliteit en bestuurbaarheid
van uw auto en voor een betere controle in
scherpe bochten, vooral op een slecht of glad
wegdek.
Inschakelen
Het antiblokkeersysteem treedt automatisch
in werking zodra een van de wielen dreigt te
blokkeren.
De normale werking van het
antiblokkeersysteem kan merkbaar zijn door
het trillen van het rempedaal.
Storing
Als dit waarschuwingslampje gaat
branden in combinatie met een
geluidssignaal en een melding op het
display van het instrumentenpaneel,
duidt dit op een storing in het antiblokkeersysteem.
Door deze storing zou u tijdens het remmen de
controle over uw auto kunnen verliezen.
Als dit waarschuwingslampje gaat
branden in combinatie met het
waarschuwingslampje STOP en ABS ,
een geluidssignaal en een melding op
het display van het instrumentenpaneel, duidt dit op
een storing in de elektronische remdrukregelaar.
Door deze storing zou u tijdens het remmen de
controle over uw auto kunnen verliezen.
Stop op een veilige plaats.ra adpleeg in beide gevallen het cIt roËn-
n
etwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Brake Assist System (BAS)
Dit systeem zorgt ervoor dat in noodgevallen
de optimale remdruk sneller wordt bereikt,
zodat de remafstand kleiner wordt.
Inschakelen
Het systeem wordt ingeschakeld als het
rempedaal sneller wordt ingetrapt dan een
bepaalde grenswaarde.
Het systeem zorgt er dan voor dat de
benodigde bedieningskracht minder wordt
en dat de effectiviteit van het remmen wordt
vergroot.
uw a
uto is voorzien van drie systemen die u
helpen om de auto in een noodsituatie veilig tot
stilstand te brengen:
-
h
et antiblokkeersysteem (A
b
s
)
,
-
de
elektronische remdrukregelaar (
e
b
D
),
-
b
r
ake Assist
s
y
stem (
bAs)
.
Zorg er bij vervanging van de wielen
(banden en velgen) voor dat er wielen
worden gemonteerd die aan de
voorschriften van de constructeur voldoen.
tr
ap het rempedaal bij een noodstop
zeer krachtig in en laat het pedaal niet
los.
tr
ap het rempedaal bij een noodstop
krachtig en volledig in en laat het niet
los.
Veiligheid
Page 159 of 344

157
c5_nl_ chap06_securite_ed01-2014
stabiliteitscontrolesystemen
Antislipregeling (ASR) en dynamische stabiliteitscontrole
(CDS)
Inschakelen
In dat geval gaat dit controlelampje
op het instrumentenpaneel
knipperen.
uw a
uto is uitgerust met een systeem dat zorgt
voor extra trekkracht op besneeuwde wegen:
de zogenaamde Intelligente Tractiecontrole .
Deze functie herkent situaties met weinig
grip, zoals bij het wegrijden en verplaatsen
van de auto in verse en diepe sneeuw of over
platgereden sneeuw.
In zo'n geval regelt de Intelligente
Tractiecontrole het spinnen van de wielen.
Hierdoor ontstaat meer trekkracht en wordt de
auto beter bestuurbaar.
ui
tvoeringen met Hydractive III+: voor
nog meer grip in diepe sneeuw wordt de
wagenhoogte handmatig in de middelste stand
gezet (zie het desbetreffende hoofdstuk).
Het gebruik van winterbanden wordt sterk
aanbevolen voor het rijden over wegen met
weinig grip.
De antislipregeling verbetert de tractie van de
wielen om doorslippen te voorkomen, door in
te grijpen op de remmen van de aangedreven
wielen en op het motorkoppel.
De dynamische stabiliteitscontrole grijpt in via
de remmen van één of meer wielen en via het
motorkoppel om de auto (binnen de grenzen
van de natuurkundige wetmatigheden) weer in
de juiste koers te brengen.
Intelligente Tractiecontrole
("Snow motion")
De systemen worden automatisch ingeschakeld
zodra de motor wordt gestart.
De systemen worden geactiveerd zodra de
wielen te weinig grip hebben of de koers van
de auto afwijkt van de door de bestuurder
gewenste richting.
6
Veiligheid
Page 160 of 344

158
c5_nl_ chap06_securite_ed01-2014
Opnieuw inschakelen
Storing
Als dit verklikkerlampje en het lampje
van de uitschakelknop gaan branden
in combinatie met een geluidssignaal
en een melding, duidt dit op een
storing in het systeem.
Uitschakelen
schakel deze systemen weer in zodra er weer
voldoende grip is.
F
D
ruk op deze knop.
ra
adpleeg het c
It
ro
Ën-
netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats om het systeem te
laten controleren.
Het lampje van de knop gaat branden.
De systemen
c
Ds
en A
s
r grijpen niet meer in
op de werking van de motor en het remsysteem
als de auto uit de koers raakt. F
D
ruk nogmaals op deze knop.
Deze systemen worden automatisch weer
ingeschakeld als het contact opnieuw wordt
aangezet of vanaf snelheden boven 50
km/h.
bi
j snelheden tot 50 km/h kunt u de systemen
handmatig weer inschakelen:
In bijzondere omstandigheden (als de auto
vastzit in de modder, sneeuw, in mulle grond,...)
kan het nuttig zijn de systemen
c
Ds
en A
s
r
uit
te schakelen, zodat de wielen kunnen spinnen
en weer grip kunnen krijgen.
Veiligheid