CITROEN C5 AIRCROSS 2020 Instructieboekjes (in Dutch)
Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2020, Model line: C5 AIRCROSS, Model: CITROEN C5 AIRCROSS 2020Pages: 292, PDF Size: 8.72 MB
Page 121 of 292

119
Activeer, zodra dit verklikkerlampje 
op het instrumentenpaneel is 
gedoofd, de startmotor door de 
sleutel in stand 3  te houden tot de 
motor is aangeslagen; geef daarbij 
geen gas. Laat de sleutel los zodra 
de motor is aangeslagen.
Onder winterse omstandigheden blijft het 
lampje langer branden. Als de motor warm 
is, gaat het waarschuwingslampje niet 
branden.
Als de motor niet onmiddellijk aanslaat, zet 
dan het contact af. Wacht een paar seconden 
alvorens opnieuw te starten. Als de motor ook na 
een aantal pogingen niet aanslaat, probeer dan 
niet langer de motor te starten: de startmotor 
en de motor zouden beschadigd kunnen raken. 
Neem contact op met het CITROËN-netwerk of 
een gekwalificeerde werkplaats.
Laat de motor bij gematigde temperaturen 
niet stationair warmdraaien, maar rijd zo 
snel mogelijk weg zonder de motor veel 
toeren te laten draaien.
Motor afzetten
F Breng de auto tot stilstand.
F  D raai als de motor stationair draait de 
sleutel naar stand 1 .
F
 
V
 er wijder de sleutel uit het contactslot.
F
 
D
 raai om het stuurslot te vergrendelen aan 
het stuur wiel tot het blokkeert.
Zet de voor wielen in de rechtuitstand 
alvorens de motor af te zetten.Dit 
vergemakkelijkt het ontgrendelen van het 
stuurslot.
F
 
C
 ontroleer of de parkeerrem correct is 
aangetrokken, met name als de auto op een 
helling staat.
Zet nooit het contact af voordat de auto 
volledig tot stilstand is gekomen. Als 
de motor wordt afgezet, worden ook de 
rembekrachtiging en de stuurbekrachtiging 
uitgeschakeld: u zou dan de controle over 
de auto kunnen verliezen.
Als u de auto verlaat, neem dan de sleutel 
m ee en vergrendel de auto.
Eco-mode
Na het afzetten van de motor (stand 1- Stop ) 
kunt u   nog gedurende maximaal 30   minuten 
gebruikmaken van een aantal functies, 
zoals het audio- en telematicasysteem, de 
ruitenwissers, het dimlicht en de plafonniers.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor 
meer informatie over de eco-mode .
Sleutel vergeten
Als de sleutel onbedoeld in stand 
2
 
(Contact)  van het contactslot blijft 
staan, zal het contact na een uur 
automatisch worden afgezet.
Draai de sleutel in stand 1
 
(Stop) en 
ver volgens opnieuw in stand 2
 
(Contact) 
om het contact weer aan te zetten.
6 
Rijden  
Page 122 of 292

120
Starten/afzetten van de 
motor met Keyless entry 
and start
De elektronische sleutel moet zich in het 
interieur bevinden.
Als de elektronische sleutel niet wordt 
gedetecteerd, wordt een melding weergegeven.
Verplaats de elektronische sleutel, zodat de 
motor kan worden gestart of gestopt.
Als dit niet lukt, raadpleeg dan de rubriek 
"Sleutel niet gedetecteerd – Noodprocedure 
voor starten/afzetten".
Starten van de motor
F Druk op de knop "START/STOP"; houd 
het pedaal ingetrapt tot de motor is 
aangeslagen.
Bij auto's met een dieselmotor  wordt de motor bij 
temperaturen beneden het vriespunt en/of bij koude 
motor pas gestart als het waarschuwingslampje 
voor het voorgloeien is gedoofd.
F Moet u   het pedaal ingetrapt houden en 
niet nogmaals op de knop " START/STOP" 
drukken voordat de motor is aangeslagen.
Als aan een van de voor waarden voor het 
starten niet wordt voldaan, wordt een melding 
weergegeven.
In sommige gevallen wordt u
  met een melding 
verzocht om het stuur wiel heen en weer te 
bewegen ter wijl u
  de knop "START/STOP " 
ingedrukt houdt om het stuurslot te ontgrendelen.
Bij benzinemotoren  kan na een 
koude start het voor ver warmen van de 
katalysator bij een stilstaande auto met 
draaiende motor (verhoogd stationair 
toerental) waarneembare motortrillingen 
met zich meebrengen.
Afzetten van de motor
F Zet de auto stil en laat de motor stationair  draaien.
F
 
Z
 et bij een handgeschakelde 
versnellingsbak  de versnellingshendel bij 
voorkeur in de neutraalstand.
F
 
S
 electeer bij een auto met een 
automatische transmissie  bij voorkeur 
stand P of N .
F
 
D
 ruk op de knop " START/STOP".
In sommige gevallen is het nodig om aan 
het stuur wiel te draaien om het stuurslot te 
vergrendelen.
Bij bepaalde uitvoeringen met de automatische 
transmissie EAT8
  kan het stuurslot niet worden 
vergrendeld, maar wordt de versnellingsbak 
vergrendeld in stand P .
Als de auto niet stilstaat, wordt de motor 
niet afgezet.
Laat nooit de elektronische sleutel in de 
auto achter als u
  de auto verlaat.
Bij het afzetten van de motor is de 
rembekrachtiging niet meer actief.
F Zet bij een handgeschakelde versnellingsbak  de 
versnellingshendel in de neutraalstand en trap het 
koppelingspedaal volledig in.
of
F
 
S
 electeer bij een auto met een automatische transmissie  
stand P of N en trap ver volgens het rempedaal in.
Als dit lampje gaat branden nadat 
u   op de knop " START/STOP " hebt 
gedrukt: 
Rijden  
Page 123 of 292

121
Contact aanzetten zonder te 
starten
Druk met de elektronische sleutel in het 
interieur van de auto zonder pedalen in 
te trappen op de knop " START/STOP " om 
het contact aan te zetten zonder de motor 
te starten (om het instrumentenpaneel. en 
accessoires zoals het audiosysteem en de 
verlichting te activeren).
F Druk  nogmaals  op deze knop om het contact 
af te zetten en de auto te kunnen vergrendelen.
Sleutel niet herkend
Noodprocedure voor het starten
Op de stuurkolom bevindt zich een 
noodsleutellezer waarmee de motor kan 
worden gestart als het systeem de sleutel niet 
waarneemt in de detectiezone of als de batterij 
van de elektronische sleutel leeg is. F
 
Z
 et bij een auto met een handgeschakelde 
versnellingsbak  de versnellingshendel 
in de neutraalstand en trap het 
koppelingspedaal volledig in.
F  
S
 electeer bij een auto met een 
automatische transmissie  stand P en trap 
ver volgens het rempedaal stevig in.
F  
D
 ruk op de knop "
START/STOP".
De motor wordt gestart.
Noodprocedure voor het afzetten van de motor
Als de elektronische sleutel niet wordt herkend 
of zich niet meer in het detectiegebied 
bevindt, verschijnt een melding op het 
instrumentenpaneel als een portier wordt 
gesloten of bij een poging om de motor af te 
zetten.
F
 
H
 oud om het afzetten van de motor te 
bevestigen de knop " START/STOP" 
ongeveer 5
 
seconden ingedrukt.
Noodprocedure voor het 
uitschakelen van de motor
Uitsluitend in noodgevallen kan de motor 
geforceerd worden afgezet (zelfs tijdens het 
rijden).
Houd de knop " START/STOP" ongeveer 
5
 
seconden ingedrukt.
In dat geval wordt het stuurslot ingeschakeld 
zodra de auto stilstaat.
Bij bepaalde uitvoeringen met de automatische 
transmissie EAT8, wordt het stuurslot niet 
vergrendeld.
F
 
H
oud de afstandsbediening tegen de lezer. Als de elektronische sleutel niet werkt, neem 
dan contact op met het CITROËN-netwerk of 
een gekwalificeerde werkplaats.
Elektrische parkeerrem
Wanneer de automatische werking is 
geactiveerd, trekt het systeem de parkeerrem 
automatisch aan wanneer de motor wordt 
afgezet en zet deze vrij wanneer de auto weer 
in beweging wordt gebracht.
6 
Rijden  
Page 124 of 292

122
Lampje
Dit lampje gaat zowel op het 
instrumentenpaneel als op de 
hendel branden om te bevestigen 
dat de parkeerrem is aangetrokken, 
in combinatie met de weergave 
van de melding "Parkeerrem 
aangetrokken".
Als de parkeerrem wordt vrijgezet, gaat ter 
bevestiging dit lampje uit.
Dit lampje knippert op de hendel wanneer de 
parkeerrem handmatig wordt aangetrokken of 
vrijgezet. Bij een lege accu werkt de elektrische 
parkeerrem niet meer.
Beveilig bij een handgeschakelde 
versnellingsbak als de parkeerrem niet 
is aangetrokken de auto tegen wegrollen 
door een versnelling in te schakelen.
Beveilig bij een automatische transmissie 
als de parkeerrem niet is aangetrokken 
de auto tegen wegrollen door de 
meegeleverde wielblokken tegen een van 
de wielen te plaatsen.
Neem contact op met het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde 
werkplaats.
Controleer voordat u
  de auto verlaat 
of de parkeerrem is aangetrokken: 
de lampjes van de parkeerrem op het 
instrumentenpaneel en op de hendel 
moeten allebei permanent branden.
Als de parkeerrem niet is aangetrokken, 
klinkt een geluidssignaal en wordt 
een melding weergegeven als het 
bestuurdersportier wordt geopend. Laat kinderen nooit alleen in de auto: ze 
zouden de parkeerrem kunnen vrijzetten.
De bestuurder kan op elk moment tijdens het 
draaien van de motor de controle overnemen 
door de parkeerrem met de hendel te bedienen:
F
 
d
oor kort aan de hendel te trekken
 om de 
parkeerrem aan te trekken,
F
 
d
oor de hendel kort in te drukken ter wijl 
het rempedaal ingetrapt wordt gehouden 
om de parkeerrem vrij te zetten.
Standaard is de automatische werking 
geactiveerd.
Als een aanhangwagen achter uw auto 
is gekoppeld, op een steile helling wordt 
geparkeerd of uw auto zwaar is beladen, dient 
u
  bij het parkeren de voor wielen naar het trottoir 
te sturen en een versnelling in te schakelen (bij 
een handgeschakelde versnellingbak).
Als een aanhangwagen achter uw auto 
is gekoppeld, op een steile helling wordt 
geparkeerd of uw auto zwaar is beladen, 
dient u
  bij een auto met een automatische 
transmissie bij het parkeren de voor wielen naar 
het trottoir te sturen of stand P te selecteren.
Als een aanhangwagen achter uw auto 
is gekoppeld, moet bij het parkeren het 
hellingspercentage lager zijn dan 12%.
Handbediende werking
Handmatig vrijzetten
Contact aan of draaiende motor:
F
 t rap het rempedaal in,
F
 
h
 oud het rempedaal ingetrapt en druk de 
hendel kort in.
Als de parkeerrem volledig is vrijgezet, wordt 
dit bevestigd door het doven van het lampje 
remsysteem en het lampje P op de hendel 
in combinatie met de melding "Parkeerrem 
vrijgezet". 
Rijden  
Page 125 of 292

123
Als u de hendel indrukt zonder het 
r empedaal in te trappen, wordt de 
parkeerrem niet vrijgezet en wordt een 
melding weergegeven.
Handmatig aantrekken
Bij stilstaande auto:
F  t rek kort aan de hendel.
Als de parkeerrem wordt aangetrokken, wordt 
dit bevestigd door het knipperen van het lampje 
van de hendel.
Als de parkeerrem is aangetrokken, 
wordt dit bevestigd door het branden 
van het lampje remsysteem en het 
lampje P op de hendel in combinatie 
met de melding "Parkeerrem 
aangetrokken".
Automatische werking
Automatisch vrijzetten
Controleer eerst of de motor is gestart en het 
bestuurdersportier goed is gesloten.
De elektrische parkeerrem wordt automatisch 
geleidelijk vrijgezet bij het wegrijden .Bij een handgeschakelde versnellingsbak
F
 
T
 rap het koppelingspedaal volledig 
in en schakel de 1
e versnelling of de 
achteruitversnelling in.
F
 
G
eef gas en laat het koppelingspedaal 
opkomen.
Bij een automatische transmissie
F
 
H
oud het rempedaal ingetrapt.
F
 
Sel
ecteer stand D , M of R.
F
 
L
aat het rempedaal los en geef gas.
Als bij een auto met een automatische 
transmissie de parkeerrem niet 
automatisch wordt vrijgezet, controleer dan 
of de voorportieren correct zijn gesloten.
Als de parkeerrem volledig is vrijgezet, 
wordt dit bevestigd door het doven van het 
verklikkerlampje remsysteem en het lampje 
P op de hendel in combinatie met de melding 
"Parkeerrem vrijgezet". Trap bij stilstaande auto niet onnodig het 
gaspedaal in, omdat hierbij de parkeerrem 
kan worden vrijgezet.
Automatisch aantrekken
Wanneer de auto stilstaat, wordt de 
parkeerrem automatisch aangetrokken als 
u
  de motor afzet .
Als de parkeerrem is aangetrokken, 
wordt dit bevestigd door het 
branden van het verklikkerlampje 
remsysteem en het lampje P op de 
hendel in combinatie met de melding 
"Parkeerrem aangetrokken".
Als de motor is afgeslagen of in de STOP-stand 
van het Stop & Start-systeem is gezet, wordt de 
parkeerrem niet automatisch aangetrokken.
Als de automatische werking is 
geactiveerd, kunt u   op elk moment zelf de 
parkeerrem aantrekken of vrijzetten met 
de hendel.
6 
Rijden  
Page 126 of 292

124
Bijzonderheden
Parkeren van de auto met 
vrijgezette parkeerrem
Onder zeer koude weersomstandigheden 
(vorst) is het raadzaam de parkeerrem niet 
te gebruiken.
Schakel om te voorkomen dat de auto 
wegrolt een versnelling in of plaats de 
wielblokken tegen een van de wielen.
Stilzetten van de auto zonder dat de 
parkeerrem wordt aangetrokken.
F
 
Z
 et de motor af.
Het branden van het lampje op het 
instrumentenpaneel en op de hendel 
bevestigt dat de parkeerrem is 
aangetrokken,
F
 
Z
 et het contact weer aan, zonder de motor 
te starten.
F
 
Z
 et de parkeerrem handmatig vrij door 
op de hendel te drukken ter wijl u
  het 
rempedaal ingetrapt houdt.
Als de parkeerrem volledig is vrijgezet, 
wordt dit bevestigd door het doven van het 
verklikkerlampje in het instrumentenpaneel en 
het lampje P op de hendel in combinatie met de 
melding "Parkeerrem vrijgezet".
F
 
Z
 et het contact af. Bij een auto met een automatische 
transmissie wordt stand P automatisch 
ingeschakeld als het contact wordt 
afgezet. De wielen zijn dan geblokkeerd.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor 
meer informatie over de automatische 
transmissie
, in het bijzonder met 
betrekking tot het in de vrijloop zetten van 
de auto.
Bij uitvoeringen met een automatische 
transmissie klinkt een geluidssignaal als 
stand N wordt geselecteerd wanneer het 
bestuurdersportier is geopend. Het geluidssignaal 
stopt zodra u
  het bestuurdersportier weer sluit.
Uitschakelen van de 
automatische werking
Onder bepaalde omstandigheden, bijvoorbeeld 
bij zeer koud weer, bij het trekken van een 
aanhanger of bij slepen (in het geval van 
autopech), kan het noodzakelijk zijn om de 
automatische werking van het systeem uit te 
schakelen. F
 
H
 oud de hendel 10   tot 15   seconden in de 
stand voor het vrijzetten.
F  
L
 aat de hendel los.
F  
T
 rap het rempedaal in en houd dit ingetrapt.
F  
H
 oud de hendel gedurende 2
 
 seconden in 
de stand voor het aantrekken.
Het uitschakelen van de 
automatische werking wordt 
bevestigd door het branden van dit 
lampje op het instrumentenpaneel.
F  
L
 aat de hendel en het rempedaal los.
F  
S
 tart de motor.
F
 
T
 rek met de hendel de parkeerrem aan als 
deze is vrijgezet.
F
 
L
 aat het rempedaal volledig los. Vanaf dit moment kan de parkeerrem alleen 
handmatig met behulp van de hendel worden 
aangetrokken en vrijgezet.
Herhaal deze procedure voor het inschakelen 
van de automatische werking (bevestigd door 
het doven van het verklikkerlampje op het 
instrumentenpaneel).
Noodremfunctie
Wanneer het rempedaal niet werkt of bij 
uitzonderlijke situaties (bijv. wanneer de 
bestuurder onwel wordt), kan de auto worden 
afgeremd door aan de parkeerremhendel te 
trekken en deze vast te houden. De auto wordt 
afgeremd zolang aan de parkeerremhendel 
wordt getrokken. Het afremmen wordt 
onderbroken als de parkeerremhendel wordt 
losgelaten. 
Rijden  
Page 127 of 292

125
De systemen ABS en DSC zorgen er voor dat de auto 
stabiel blijft wanneer de noodremfunctie actief is.
In geval van een storing aan het systeem van de 
noodremfunctie verschijnt de melding "Storing 
parkeerrem" op het instrumentenpaneel.
Bij een storing aan de systemen ABS en DSC, 
aangegeven door het branden van een van de twee 
lampjes op het instrumentenpaneel, kan de stabiliteit 
van de auto niet meer worden gegarandeerd.
In dat geval moet de bestuurder er zelf voor zorgen 
dat de auto stabiel blijft door afwisselend aan de 
hendel te trekken en deze weer los te laten tot de 
auto stilstaat.
Handgeschakelde 6-versnellingsbak
Inschakelen van de 
achteruitversnelling
F Trek de ring onder de pookknop omhoog en beweeg de versnellingshendel eerst naar 
links en dan naar voren.
Schakel de achteruitversnelling alleen in als 
de auto stilstaat en de motor stationair draait.
Voor uw veiligheid en om het starten van 
de motor te vergemakkelijken: zet de 
versnellingshendel altijd in de neutraalstand 
en trap het koppelingspedaal in.
Inschakelen van de 5e of 6e 
versnelling
F Beweeg de versnellingshendel zo ver 
mogelijk naar rechts om de 5e of 6e 
versnelling in te schakelen.
Als u
 
dit niet doet, kan de versnellingsbak 
onherstelbaar beschadigd raken (door 
per ongeluk inschakelen van de 3
e of 4e 
versnelling).
Automatische transmissie 
( E AT 6 / E AT 8)
Automatische transmissie met zes of acht 
versnellingen en een impulsselectiehendel. 
De transmissie biedt ook de mogelijkheid 
handmatig te schakelen met de schakelflippers 
achter het stuurwiel.
Standen van de transmissie
P. Parkeerstand.
Parkeren van de auto: de voor wielen 
worden geblokkeerd.
R. Achteruitversnelling.
N. Neutraalstand.
Om de auto te verplaatsen met afgezet 
contact: in bepaalde wasstraten, bij het 
slepen van de auto enz.
D. Automatische stand.
De transmissie schakelt zelf de juiste 
versnelling in, afhankelijk van uw rijstijl, 
het wegprofiel en de belading van de auto.
M. Handbediende stand.
De bestuurder schakelt met de 
schakelflippers aan de stuurkolom.
6 
Rijden  
Page 128 of 292

126
A.To e t s  P .
Om de parkeerstand in te schakelen.
B. To e t s  Unlock .
Om de transmissie te deblokkeren en 
vanuit stand P , met ingetrapt rempedaal, 
een andere stand in te schakelen, of  
stand R in te schakelen.
Houd deze toets ingedrukt voordat u
  de 
selectiehendel beweegt.
C. To e t s  M .
Om vanuit de automatische stand D over 
te schakelen op de handbediende stand.
D. Verklikkerlampjes voor de 
transmissiestand (P, R, N, D) .Beweeg de impulsselectiehendel één of twee 
keer naar voren (
N of R) of naar achteren ( N of 
D ), indien nodig tot voorbij het weerstandspunt.
Zodra u
 
 de impulsselectiehendel loslaat, keert 
hij terug naar zijn oorspronkelijke positie.
U kunt bijvoorbeeld op twee manieren vanuit stand 
P stand R selecteren: door de impulsselectiehendel 
twee keer naar voren te bewegen tot aan het 
weerstandspunt of één keer naar voren te bewegen 
tot voorbij het weerstandspunt.
-
 
I
 n het eerste geval wordt de transmissie vanuit 
stand P in stand N en ver volgens vanuit stand N 
in stand R gezet.
-
 
I
 n het tweede geval wordt de transmissie vanuit 
stand P direct in stand R gezet.
Stuurkolomschakelaars
In stand M of D kan de bestuurder met de 
schakelflippers handmatig schakelen.
Met de flippers is het niet mogelijk de 
neutraalstand en de achteruitversnelling in 
te schakelen of uit de achteruitversnelling te 
schakelen. F
 
B
 eweeg de flipper "
+" of " -" kort naar u   toe 
om een lagere of hogere versnelling in te 
schakelen.
Weergave op het instrumentenpaneel
Als het contact aan staat, wordt de stand 
van de transmissie weergegeven op het 
instrumentenpaneel:
P : parkeerstand.
R : achteruitversnelling.
N : neutraalstand.
D1…D8 : automatische stand.
S : programma Sport
M1…M 8 : handbediende stand.
- : schakelcommando van de bestuurder in de 
handbediende stand niet opgevolgd.
Als het contact aan staat, wordt bij het openen 
van het bestuurdersportier een melding 
weergegeven waarin u
  wordt gevraagd de 
transmissie in stand P te zetten.
Bij het afzetten van het contact blijft de stand 
van de transmissie nog enkele seconden 
weergegeven op het instrumentenpaneel.
Werking
Als bij draaiende motor het rempedaal moet worden 
ingetrapt en/of de toets Unlock  moet worden 
ingedrukt om van stand te veranderen, wordt dit 
aangegeven met een waarschuwingsmelding op het 
instrumentenpaneel.
Alleen de verzoeken voor het veranderen van de 
stand die correct uitvoerbaar zijn, worden uitgevoerd.
Impulsselectiehendel 
Rijden  
Page 129 of 292

127
Als bij draaiende motor en vrijgezette 
parkeerrem stand R, D of M wordt 
geselecteerd, zet de auto zich in beweging 
zonder dat u
  het gaspedaal hoeft in te trappen.
Trap nooit tegelijkertijd op het gas- en het 
rempedaal – Kans op beschadiging van 
de transmissie!
Plaats bij een lege accu altijd de met 
het boordgereedschap meegeleverde 
wielblokken tegen een van de wielen om 
de auto op zijn plaats te houden.
Deblokkeren van de transmissie
- Vanuit stand P :
F  h oud het rempedaal stevig ingetrapt,
F
 
d
 ruk op de toets Unlock ,
F
 
se
 lecteer een andere stand terwijl u
 
 het 
rempedaal ingetrapt en de toets Unlock  
ingedrukt houdt.
-
 A
ls de neutraalstand N is geselecteerd en 
bij een snelheid lager dan 5
  km/h:
F
 
h
 oud het rempedaal stevig ingetrapt,
F
 
se
 lecteer een andere stand terwijl u
 
 het 
rempedaal ingetrapt houdt.
Inschakelen van de achteruitversnelling
F Breng de auto volledig tot stilstand.
F  H oud het rempedaal ingetrapt en druk 
ver volgens op de toets Unlock .
F
 
H
 oud het pedaal ingetrapt en de toets 
ingedrukt en selecteer de stand R .
Handmatige bediening
Inschakelen van deze stand:
F
 se lecteer eerst stand D ,
F
 
d
 ruk op toets M ; het groene lampje van de 
toets gaat branden.
Uitschakelen van deze stand:
F
 
b
 eweeg de hendel één keer naar voren om 
terug te gaan naar stand D .
of
F
 
d
 ruk op toets M ; het lampje van de toets 
gaat uit.
Contact afzetten
Zet het contact alleen af als de auto stilstaat.
Vrijloop activeren
Om de auto in de vrijloop te zetten, met 
afgezette motor:
F
 
s
 electeer ter wijl de auto met draaiende 
motor stilstaat stand N ,
F
 
z
 et de motor af,
F
 
z
 et het contact binnen 5   seconden weer 
aan,
F
 
h
 oud het rempedaal ingetrapt en beweeg de 
selectiehendel één keer naar voren of naar 
achteren om stand N te bevestigen en zet 
de elektrische parkeerrem handmatig vrij,
F
 
zet
  het contact af.
Als u
  langer wacht, wordt de transmissie 
in stand P gezet. U moet in dat geval de 
procedure nogmaals uitvoeren. Als u
  het bestuurdersportier opent ter wijl 
stand N is geselecteerd, klinkt een 
geluidssignaal. Het geluidssignaal stopt 
zodra u   het bestuurdersportier weer sluit.
Bijzonderheden van de 
automatische stand
De transmissie schakelt zelf de meest 
geschikte versnelling in, waarbij rekening 
wordt gehouden met de buitentemperatuur, het 
wegprofiel, de belading van de auto en de rijstijl 
van de bestuurder.
Voor een maximale acceleratie zonder de 
selectiehendel te bedienen moet het gaspedaal 
volledig worden ingetrapt (kickdown). De 
transmissie schakelt automatisch terug of 
houdt de ingeschakelde versnelling vast tot de 
motor het maximumtoerental bereikt.
Met de schakelflippers aan de stuurkolom 
kan de bestuurder tijdelijk zelf schakelen als 
de wagensnelheid en het motortoerental dit 
toelaten.
Bijzonderheden van de handbediende stand
De transmissie schakelt alleen een andere 
versnelling in als de wagensnelheid en het 
motortoerental dit toelaten.
6 
Rijden  
Page 130 of 292

128
Starten en wegrijden
Vanuit stand P:
F H oud het rempedaal volledig ingetrapt.
F
 
S
 tart de motor.
F
 
H
 oud het rempedaal ingetrapt en druk op de 
toets Unlock .
F
 
B
 eweeg de selectiehendel twee keer naar 
achteren om de automatische stand D te 
selecteren of twee keer naar voren om de 
achteruitversnelling R in te schakelen.
Vanuit de neutraalstand N :
F
 
H
 oud het rempedaal volledig ingetrapt.
F
 
S
 tart de motor.
F
 
H
 oud het rempedaal ingetrapt, druk de 
selectiehendel naar achteren om de 
automatische stand D te selecteren of naar 
voren ter wijl u
  de toets Unlock indrukt om 
de achteruit R in te schakelen.
Ver volgens, vanuit stand D of R :
F
 
L
 aat het rempedaal los.
F
 
G
 eef geleidelijk gas om de elektrische 
parkeerrem automatisch vrij te zetten.
De auto begint onmiddellijk te rijden.
Laat onder winterse omstandigheden 
(temperatuur lager dan -23°C) de motor 
enkele minuten stationair draaien alvorens 
weg te rijden. Dit is belangrijk voor de 
goede werking en de levensduur van de 
motor en de transmissie. Het aanduwen om de motor te starten 
is bij een auto met een automatische 
transmissie niet toegestaan.
Parkeren van de auto
Ongeacht de stand van de transmissie wordt bij 
het afzetten van het contact automatisch stand 
P ingeschakeld,
Alleen als de transmissie in stand N staat, 
wordt stand P na 5
 
seconden ingeschakeld (om 
de vrijloop te kunnen activeren).
Controleer of stand P inderdaad is 
ingeschakeld en of de elektrische parkeerrem 
automatisch is aangetrokken; zo niet, trek de 
parkeerrem dan handmatig aan.
De desbetreffende lampjes van de 
selectiehendel en de hendel van 
de elektrische parkeerrem en de 
lampjes op het instrumentenpaneel 
moeten branden.
Storingen
Storing van de transmissie
Als het contact aan staat, wordt een 
storing aangegeven door het branden 
van dit lampje, in combinatie met een 
melding en een geluidssignaal.
Neem zo snel mogelijk contact op met het 
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde 
werkplaats.
Rijd niet sneller dan 100
  km/h, waar dat is 
toegestaan.
De transmissie gaat over op het 
noodprogramma: de transmissie wordt 
geblokkeerd in de derde versnelling van  
stand D , de schakelflippers werken niet meer 
en stand M kan niet meer worden gebruikt. 
U kunt dan een hevige schok voelen bij het 
inschakelen van de achteruitversnelling. Dit is 
niet schadelijk voor de transmissie.
Storing van de selectiehendel
Kleine storing
U wordt gewaarschuwd door het 
branden van dit lampje in combinatie 
met een melding en een geluidssignaal.
Rijd voorzichtig en neem contact op met het 
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
In bepaalde gevallen gaan de lampjes van de 
selectiehendel niet branden, maar wordt de status 
van de transmissie nog wel weergegeven in het 
instrumentenpaneel.
Grote storing
U wordt gewaarschuwd door het 
branden van dit lampje. 
Rijden