CITROEN C5 AIRCROSS 2020 Instructieboekjes (in Dutch)
Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2020, Model line: C5 AIRCROSS, Model: CITROEN C5 AIRCROSS 2020Pages: 292, PDF Size: 8.72 MB
Page 101 of 292

99
Vast maken
Losmaken en opbergen
F Trek aan de gordel en steek gesp A in de rechter gordelsluiting (die zich links van
u
bevindt wanneer u in de auto zit).
F
S
teek gesp B in de linker gordelsluiting (die
zich rechts van u
bevindt wanneer u in de auto
zit).
F
C
ontroleer of beide gespen goed zijn
vastgemaakt door even aan de riem te trekken.
F Geleid de riem bij het oprollen en beweeg gesp B en ver volgens gesp A naar de
magneet van het bevestigingspunt in de
hemelbekleding.
Controleer voordat u
handelingen
uitvoert met de achterstoelen of de
veiligheidsgordels goed zijn gespannen
en steek de gespen in hun sluiting om
beschadiging er van te voorkomen. De
middelste veiligheidsgordel moet volledig
worden opgerold.
Waarschuwingen losgemaakte/
niet vastgemaakte
veiligheidsgordel(s)
Waarschuwingslampje veiligheidsgordel(s)
losgemaakt/niet vastgemaakt
Positie-indicator losgemaakte/niet
vastgemaakte veiligheidsgordels
Waarschuwing veiligheidsgordels
vóór niet vastgemaakt
Als het contact wordt aangezet, gaan het
lampje op het instrumentenpaneel en de
desbetreffende positie-indicator(en) branden
als de bestuurder en/of de voorpassagier zijn
veiligheidsgordel niet heeft vastgemaakt.
Bij een wagensnelheid hoger dan 20 km/h
knipperen deze lampjes gedurende 2
minuten
in combinatie met een geluidssignaal.
Daarna blijven de lampjes branden tot de
veiligheidsgordels zijn vastgemaakt.
F
D
ruk op de rode knop van gordelsluiting
B en ver volgens op de zwarte knop van
gordelsluiting A .
Dit rode lampje gaat branden op
zowel het instrumentenpaneel als
op het pictogrammendisplay voor de
veiligheidsgordels en de airbag vóór aan
passagierszijde als het systeem heeft
gedetecteerd dat een van de veiligheidsgordels
is losgemaakt of niet is vastgemaakt.
Het rode lampje gaat branden op het
pictogrammendisplay: het geeft aan
van welke zitplaats de veiligheidsgordel
is losgemaakt of niet is vastgemaakt.
Waarschuwing
veiligheidsgordels losgemaakt
Nadat het contact is aangezet gaan het lampje
en de desbetreffende positie-indicatoren
branden als de bestuurder en/of één of meer
passagiers hun veiligheidsgordels losmaken.
Bij een wagensnelheid hoger dan 20
km/h
knipperen deze lampjes gedurende 2
minuten
in combinatie met een geluidssignaal.
Daarna blijven de lampjes branden tot de
veiligheidsgordels weer zijn vastgemaakt.
5
Veiligheid
Page 102 of 292

100
Veiligheidsvoorschriften
Alvorens te gaan rijden dient de
bestuurder te controleren of alle
passagiers hun veiligheidsgordel goed
hebben omgedaan en vastgemaakt.
Zorg er voor dat alle inzittenden tijdens het
rijden hun veiligheidsgordel dragen, ook al
betreft het een korte rit.
Wissel de gespen van de
veiligheidsgordels onderling niet om; de
gordels zijn dan niet voldoende effectief.
De veiligheidsgordels zijn voorzien van
een oprolautomaat die de lengte van
de riem automatisch aanpast aan uw
lichaamsbouw. De veiligheidsgordel wordt
automatisch opgerold als hij niet wordt
gebruikt.
De oprolautomaten zijn voorzien van
een automatische blokkeerinrichting die
in werking treedt bij een aanrijding, een
noodstop of het over de kop slaan van
de auto. U kunt de blokkeerinrichting
deblokkeren door stevig aan de riem te
trekken en deze weer los te laten, zodat
de riem weer een stukje wordt opgerold.
Controleer zowel voor als na het gebruik
van de gordel of deze goed is opgerold.
Controleer na het neerklappen of
verstellen van een stoel of de achterbank
of de gordel zich op de juiste plaats
bevindt en goed is opgerold.
Aanbrengen
De heupgordel moet zo laag mogelijk op het
bekken worden geplaatst.
De schoudergordel moet langs het holle
gedeelte van de schouder worden geplaatst.
Voor een effectieve werking van de
veiligheidsgordel:
-
d
ient deze strak om het lichaam te
worden gedragen,
-
m
oet deze in een vloeiende beweging
naar voren worden getrokken, zonder
dat de gordel gedraaid raakt,
-
m
ag deze door niet meer dan één
persoon worden gedragen,
-
m
ag deze geen beschadigingen of rafels
vertonen,
-
m
ag er om te voorkomen dat de gordel
niet goed werkt, niets aan worden
gewijzigd.
Aanbevelingen voor kinderen
Gebruik een kinderzitje dat geschikt is
voor de leeftijd, het gewicht en de grootte
van het kind.
De veiligheidsgordel mag door niet meer
dan één kind gedragen worden.
Laat nooit een kind op schoot zitten
tijdens het rijden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over kinderzitjes .
Onderhoudscontroles
Vanwege de wettelijke veiligheidsvoorschriften
moeten werkzaamheden en controles aan de
veiligheidsgordels worden uitgevoerd door
het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats, om te garanderen dat de
werkzaamheden volgens de voorschriften
worden uitgevoerd.
Laat de veiligheidsgordels van uw auto
regelmatig controleren door het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats,
vooral als de gordels beschadigingen
vertonen.
Reinig de veiligheidsgordels met zeepsop of
een reinigingsmiddel voor textiel, verkrijgbaar
bij het CITROËN-netwerk.
In het geval van een aanrijding
De gordelspanners kunnen, afhankelijk
van de aard en de kracht van de
aanrijding, vóór en onafhankelijk van
de airbags afgaan. Het afgaan van de
gordelspanners gaat gepaard met wat
onschadelijke rook en een knal, als gevolg
van de activering van de pyrotechnische
lading die in het systeem is geïntegreerd.
In alle gevallen gaat het verklikkerlampje
van de airbag branden.
Laat het systeem na een aanrijding
controleren en eventueel vervangen
door het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Veiligheid
Page 103 of 292

101
Airbags
Algemeen
De airbags zijn speciaal ontworpen om de
veiligheid van de inzittenden op de voorstoelen
en de middelste zitplaatsen achterin bij
ernstige aanrijdingen te verbeteren. De airbags
vormen een aanvulling op de werking van de
veiligheidsgordels met spankrachtbegrenzers
(uitgezonderd de veiligheidsgordel van de
buitenste zitplaatsen achterin).
Bij een aanrijding registreren en analyseren de
elektronische schoksensoren de frontale en
zijdelingse krachten waaraan de detectiezones
voor een aanrijding worden blootgesteld:
-
b
ij een ernstige aanrijding gaan de airbags
onmiddellijk af en verbeteren ze de
bescherming van de inzittenden van de
auto; direct na de aanrijding ontsnapt het
gas snel uit de airbags, zodat het zicht niet
wordt belemmerd en de inzittenden de auto
eventueel kunnen verlaten,
-
b
ij een minder ernstige aanrijding of een
aanrijding van achteren en in bepaalde
gevallen waarbij de auto over de kop slaat,
treden de airbags niet in werking. De
veiligheidsgordels helpen u
in deze situaties
voldoende te beschermen. De airbags werken alleen als het
contact is aangezet.
Deze uitrusting werkt slechts één keer.
Als er een tweede aanrijding plaatsvindt
(tijdens hetzelfde of een volgend ongeval),
worden de airbags niet meer opgeblazen.
Detectiezones voor een aanrijding
A.
Impactzone vóór.
B. Impactzone opzij.
Het activeren van een airbag gaat gepaard
met wat rook en geluid, als gevolg van de
activering van de pyrotechnische lading
die in het systeem is geïntegreerd.
De rook is niet schadelijk, maar kan
irriterend zijn voor personen die hier
gevoelig voor zijn.
De knal die bij het afgaan van een of
meerdere airbags wordt geproduceerd,
kan het gehoor gedurende een korte
periode enigszins verminderen.
Airbags vóór
De airbags vóór beschermen de bestuurder
en voorpassagier bij een ernstige frontale
aanrijding om de kans op hoofd- en borstletsel
te verkleinen.
De bestuurdersairbag is ingebouwd in het
stuur wiel en de passagiersairbag in het
dashboard boven het dashboardkastje.
Deze airbags vóór zijn adaptief. Dat
betekent in het bijzonder dat ze minder
hard worden opgeblazen bij inzittenden
met een kleine gestalte als de stoel ver
naar voren is geplaatst.
5
Veiligheid
Page 104 of 292

102
Activering
* Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over uitschakelen van de
airbag aan passagierszijde .
De airbags worden opgeblazen, behalve de
airbag aan passagierszijde wanneer deze
is uitgeschakeld*, bij een ernstige frontale
aanrijding binnen (een gedeelte van) de
impactzone vóór (A)
.
De airbag vóór wordt opgeblazen tussen de
bestuurder en het stuur of tussen de passagier
voorin en het dashboard om te verhinderen dat
deze naar voren wordt geslingerd.
Zijairbags
Vóór
Activering
De zijairbags worden aan de desbetreffende
zijde opgeblazen bij een ernstige zijdelingse
aanrijding binnen (een gedeelte van) de
impactzone B opzij.
De zijairbag wordt opgeblazen tussen de
heup en de schouder van de inzittende en het
desbetreffende portierpaneel.
Window-airbags
De window-airbags helpen de bestuurder
en passagiers (uitgezonderd de middelste
passagier achter) te beschermen bij een
ernstige zijdelingse aanrijding, om de kans
op letsel aan de zijkant van het hoofd te
verkleinen.
De window-airbags zijn aangebracht in de
stijlen en in de hemelbekleding.
Activering
Elke window-airbag wordt gelijktijdig met de
zijairbag aan de desbetreffende zijde opgeblazen
bij een ernstige zijdelingse aanrijding binnen (een
gedeelte van) de impactzone opzij ( B).
De window-airbag wordt opgeblazen tussen de
inzittenden vóór en achter en de betreffende
zijruiten.
Storing
Als dit waarschuwingslampje op het
instrumentenpaneel gaat branden,
raadpleeg dan altijd het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats
om het systeem te laten controleren.
De kans bestaat dat de airbags bij een ernstige
aanrijding niet worden geactiveerd.
Bij een lichte zijdelingse aanrijding of
bij over de kop slaan kan het zijn dat de
airbags niet worden geactiveerd.
Bij een aanrijding van achteren of een
frontale aanrijding worden de zij- en
window-airbags niet geactiveerd.
Dit systeem beschermt de bestuurder en de
voorpassagier bij een ernstige zijdelingse
aanrijding om de kans op letsel aan het bovenlichaam, tussen de heup en de schouder,
te verkleinen.
De zijairbags zijn aangebracht in het frame van
de rugleuning, aan de portierzijde.
Veiligheid
Page 105 of 292

103
Adviezen
Houd u aan de onderstaande
veiligheidsvoorschriften voor een
maximale effectiviteit van de airbags.
Ga normaal en rechtop zitten.
Draag altijd een correct afgestelde
veiligheidsgordel.
Zorg dat er zich niets bevindt tussen
de airbag en de inzittenden (kinderen,
huisdieren, objecten, enz.) en bevestig
niets in de buurt van de airbags of in het
gebied waar de airbags afgaan. Dit kan
de inzittende bij het afgaan van de airbag
verwonden.
Wijzig niets aan het oorspronkelijke
ontwerp van uw auto, vooral niet in de
directe omgeving van de airbags.
Laat na een aanrijding of diefstal van uw
auto de airbagsystemen controleren.
Werkzaamheden aan de airbagsystemen
mogen uitsluitend door het CITROËN-
netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats worden uitgevoerd.
Zelfs als alle bovenstaande voorschriften
worden nageleefd, blijft de kans bestaan
op letsel of lichte brandwonden aan het
hoofd, de borst of de armen als de airbag
wordt geactiveerd. De airbag wordt
namelijk zeer snel opgeblazen (binnen
enkele milliseconden) en loopt vervolgens
even snel leeg, waarbij de warme gassen
via de daar voor bestemde openingen naar
buiten stromen.
Airbags vóór
Houd het stuur wiel niet aan de spaken vast en
laat uw handen niet op het stuur wielkussen
rusten.
De voorpassagier mag zijn of haar voeten niet
op het dashboard laten rusten.
Rook niet in de auto. Als de airbag wordt
opgeblazen, kunnen brandende sigaretten
of een pijp brandwonden of ander letsel
veroorzaken.
Ver wijder het stuur wiel nooit, maak geen gaten
in de stuur wielbekleding en sla er niet op.
Bevestig geen voor werpen of stickers op het
stuur wiel of op het dashboard. Deze kunnen bij
het afgaan van de airbags letsel veroorzaken.
Window-airbags
Bevestig nooit iets op of aan de
hemelbekleding; dit zou bij het afgaan
van de window-airbags kunnen leiden tot
hoofdletsel. Zijairbags
Breng uitsluitend goedgekeurde
stoelhoezen aan die compatibel zijn
met zijairbags. Voor informatie over
stoelhoezen die geschikt zijn voor uw auto
kunt u
zich wenden tot het CITROËN-
netwerk.
Bevestig nooit iets aan en hang nooit iets
over de rugleuning van de stoelen (kleding
enz.): dit zou bij het afgaan van de
zijairbags kunnen leiden tot verwondingen
aan armen of borstkas.
Ga niet onnodig dicht tegen het
portierpaneel zitten.
De portierpanelen van de voorportieren
bevatten de zijdelingse schoksensoren
van de auto.
Schade aan het portier of het uitvoeren
van werkzaamheden (wijzigingen of
reparaties) die niet aan de voorschriften
voldoen, kan ertoe leiden dat deze
sensoren niet meer goed werken – In dat
geval werken de zijairbags mogelijk niet!
Laat werkzaamheden aan de
voorportieren uitsluitend uitvoeren door
het CITROËN-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
5
Veiligheid
Page 106 of 292

104
Algemene informatie met
betrekking tot kinderzitjes
De regelgeving met betrekking tot het
vervoer van kinderen verschilt per land.
Raadpleeg de in uw land geldende regels.
Volg voor een optimale veiligheid de volgende
adviezen op:
-
C
onform de Europese wetgeving dienen
kinderen jonger dan 12
jaar of kleiner
dan 1,50
m in gehomologeerde, aan
het lichaamsgewicht aangepaste
kinderzitjes op met veiligheidsgordels of
ISOFIX-bevestigingen uitgeruste plaatsen
te worden vervoerd.
-
D
e veiligste plaats voor het ver voeren
van een kind is volgens de statistieken
een plaats op de achterbank van uw
auto.
-
K
inderen tot 9 kg moeten zowel voor-
als achterin met de rug in de rijrichting
worden vervoerd.
Het is raadzaam om kinderen op de
achterzitplaatsen van uw auto te ver voeren:
-
t
ot 3 jaar "met de rug in de rijrichting ",
-
v
anaf 3 jaar "met het gezicht in de
rijrichting ".
Controleer of de veiligheidsgordel goed
gepositioneerd is en strak staat.
Zorg er bij kinderzitjes met een steun voor
dat de steun goed contact maakt met de
v l o e r.
Voorin: verstel indien nodig de
passagiersstoel.
Achterin: verstel indien nodig de
betreffende voorstoel.
Ver wijder de hoofdsteun en berg hem
op alvorens een kinderzitje met een
rugleuning te bevestigen op een zitplaats.
Plaats de hoofdsteun terug zodra het
kinderzitje is verwijderd.Veiligheidsvoorschriften
Een onjuist geïnstalleerd kinderzitje
kan de veiligheid van het kind in gevaar
brengen in het geval van een ongeval.
Controleer of er geen veiligheidsgordel of
gesp van de veiligheidsgordel onder het
kinderzitje zit; dat zou de stabiliteit van het
zitje in gevaar kunnen brengen.
Zorg ervoor dat de veiligheidsgordels
of het tuigje van het kinderzitje, zelfs bij
korte ritten, worden vastgemaakt waarbij
de speling ten opzichte van het lichaam
van het kind zoveel mogelijk moet worden
beperkt.
Zorg er bij het bevestigen van het
kinderzitje met de veiligheidsgordel voor
dat de veiligheidsgordel correct tegen het
kinderzitje is gespannen en dat de gordel
het kinderzitje stevig op zijn plaats houdt.
Schuif de passagiersstoel, wanneer deze
versteld kan worden, indien nodig naar
voren.
Verwijder de hoofdsteun alvorens
een kinderzitje met een rugleuning te
plaatsen op een passagiersstoel.
Berg de hoofdsteun zorgvuldig op om te
voorkomen dat de hoofdsteun door de
auto vliegt bij krachtig afremmen. Plaats
de hoofdsteun terug zodra het kinderzitje
is verwijderd.
Veiligheid
Page 107 of 292

105
Kinderzitje achterin
Laat bij de achterzitplaatsen altijd voldoende
ruimte tussen de voorstoel en:
-
e
en kinderzitje dat met de rug in de
rijrichting wordt geplaatst,
-
d
e voeten van het kind wanneer het
kinderzitje in de rijrichting wordt geplaatst.
Schuif daartoe de voorstoel naar voren en
zet de rugleuning er van, indien nodig, meer
rechtop.
Voor een optimale bevestiging van het
kinderzitje met "het gezicht in de rijrichting"
is het noodzakelijk dat de afstand tussen de
rugleuning van het kinderzitje en de rugleuning
van de stoel van de auto zo klein mogelijk is.
Een kinderzitje met ISOFIX- of i-Size-
bevestigingen mag nooit op de middelste
zitplaats achter worden bevestigd.
Kinderzitje voorin
Schakel de airbag vóór aan
passagierszijde uit zodra een kinderzitje
met de rug in de rijrichting op de
voorpassagiersstoel wordt geplaatst.
Anders kan een kind bij het afgaan van de
airbag levensgevaarlijk gewond raken.
Plaatsen van een stoelverhoger
Het bovenste gedeelte van de
veiligheidsgordel moet over de schouder
van het kind liggen zonder de hals te raken.
Controleer of de heupgordel goed over de
bovenbenen van het kind ligt.
Er wordt aanbevolen een stoelverhoger
met rugleuning te gebruiken voorzien
van een gordelgeleider ter hoogte van de
schouder.
Extra beveiliging
Gebruik de kinderbeveiliging om te
voorkomen dat de portieren en de
portierruiten achter per ongeluk geopend
worden.
Zorg er voor dat de achterportierruiten niet
verder dan voor 1/3
deel worden geopend.
Plaats zonneschermen op de
achterportierruiten om jonge kinderen
tegen de zon te beschermen.
Laat uit veiligheidsoverwegingen:
-
g
een kinderen zonder toezicht achter
in een auto,
-
n
ooit een kind of een dier in een auto
achter wanneer alle ruiten gesloten zijn
en de auto in de zon staat,
-
d
e sleutels nooit binnen bereik van de
kinderen achter in de auto.
Kinderzitje op de voorpassagiersstoel
Zet als een kinderzitje op de
voorpassagiersstoel is geplaatst, de stoel in
de hoogste stand en in de achterste stand
van de verstelling in lengterichting, en zet
de rugleuning rechtop .
"Rug in de rijrichting "
De airbag vóór aan passagierszijde moet
zijn uitgeschakeld. Gebeurt dit niet, dan
kan het kind bij het afgaan van de
airbag levensgevaarlijk gewond raken .
"Gezicht in de rijrichting "
Schakel de airbag vóór aan
passagierszijde niet uit.
5
Veiligheid
Page 108 of 292

106
Uitschakelen van de airbag
vóór aan passagierszijde
U dient de volgende instructie in acht te nemen,
die op de waarschuwingssticker aan beide
zijden van de zonneklep aan passagierszijde
herhaald wordt:Plaats NOOIT een kind in een kinderzitje "met de rug in de rijrichting" op de
voorpassagiersstoel als de AIRBAG vóór
aan passagierszijde is INGESCHAKELD.
Het KIND kan in dat geval bij een aanrijding LEVENSGEVA ARLIJK GEWOND RAKEN.
Airbag passagierszijde UIT
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de airbags .
Uitschakelen/inschakelen van de
airbag vóór aan passagierszijde
Alleen de airbag vóór aan passagierszijde kan
worden uitgeschakeld.
De schakelaar bevindt zich in het dashboardkastje.
Bij afgezet contact:
F D raait u om de airbag uit te schakelen de
knop in de stand " OFF".
F
D
raait u om de airbag in te schakelen de
knop in de stand " ON".
Waarschuwingssticker – Airbag vóór aan
passagierszijde
Schakel voor de veiligheid van uw kind
de airbag vóór aan passagierszijde altijd
uit als u een kinderzitje "met de rug in de
rijrichting" op de voorstoel plaatst.
Anders kan een kind bij het afgaan van de
airbag levensgevaarlijk gewond raken.
Als het contact wordt aangezet:
Gaat dit verklikkerlampje branden
om aan te geven dat de airbag is
uitgeschakeld.
Of
Gaat dit verklikkerlampje gedurende
ongeveer een minuut branden om aan
te geven dat de airbag is ingeschakeld.
Veiligheid
Page 109 of 292

107
Kinderzitje achterin
"Met de rug in de rijrichting " en
" Met het gezicht in de rijrichting "
Schuif als u een kinderzitje "met de rug in de
r ijrichting" of "met het gezicht in de rijrichting"
op een zitplaats achter plaatst de voorstoel
naar voren en zet de rugleuning van de
voorstoel rechtop, zodat de benen van het kind
de voorstoel niet raken.
Middelste zitplaats achter
Een kinderzitje met steun mag nooit op de
middelste zitplaats achter worden bevestigd.
Bij een onjuist geplaatst kinderzitje is
de bescherming van het kind bij een
aanrijding niet meer gewaarborgd.
Overzicht voor de bevestiging van universele, ISOFIX-
en i-Size-kinderzitjes
Zoals vereist door de Europese wetgeving geeft dit overzicht de mogelijkheden aan voor het
bevestigen met de veiligheidsgordel van een universeel gehomologeerd kinderzitje (a) , evenals de
grotere ISOFIX - en i-Size-kinderzitjes op zitplaatsen die zijn voorzien van ISOFIX -bevestigingen in
de auto.
Nummer van de zitplaats
Voor stoelen Achterstoelen
1 3
(b), (c), (e) 4
56
3 1
(b), (c), (e) 4
56
Zitplaats geschikt voor
universele (a) kinderzitjes NeeJa
(f ) Ja Ja Ja
Zitplaats geschikt voor i-Size -
kinderzitjes Nee
Ja Ja NeeJa
Zitplaats uitgerust met een TOP
TETHER -bevestiging Nee
Ja Ja NeeJa
Kinderzitje van het type
" reiswieg " Nee Nee Nee Nee Nee
ISOFIX -kinderzitje "met de rug
in de rijrichting" NeeR3
(d) R2
Nee R2
ISOFIX -kinderzitje "met het
gezicht in de rijrichting" NeeF3
(d) F3
Nee F3
5
Veiligheid
Page 110 of 292

108
Regels:
- E en zitplaats geschikt voor i-Size is ook
geschikt voor R1 , R2
en F2X, F2.
-
E
en zitplaats geschikt voor R3
is ook
geschikt voor R1
en R2.
-
E
en zitplaats geschikt voor F3
is ook
geschikt voor F2X en F2.
(a)Universeel kinderzitje: kinderzitje dat in
alle auto's met de veiligheidsgordel kan
worden bevestigd.
(b) Als een kinderzitje met de " rug in de
rijrichting " op deze zitplaats wordt
geplaatst, MOET de airbag vóór aan
passagierszijde worden uitgeschakeld
" OFF ".
(c) Uitsluitend een kinderzitje met het
"gezicht in de rijrichting " van groep
1, 2
of 3 is op deze zitplaats toegestaan
met de airbag vóór aan passagierszijde
ingeschakeld " ON".
(d) Zet de rugleuning in een stand van 45° en
bevestig het kinderzitje.
Zet de rugleuning rechtop totdat deze
contact met de rugleuning van het
kinderzitje maakt.
(e) Het is niet toegestaan een kinderzitje
met het "gezicht in de rijrichting " van
groep 0
of 0+ (gewicht van kind minder
dan 13
kg) op deze zitplaats te plaatsen
als de airbag vóór aan passagierszijde
ingeschakeld " ON" is.
(f ) Zet een in hoogte verstelbare stoel in de
hoogste stand.
Legenda
Zitplaats waarop het plaatsen van
een kinderzitje verboden is. ISOFIX
-kinderzitje dat "met het
gezicht in de rijrichting" wordt
geplaatst:
-
F2
X: ISOFIX -kinderzitje voor
peuters .
-
F2:
ISOFIX-kinderzitje laag .
-
F3:
ISOFIX-kinderzitje hoog .
Airbag vóór aan passagierszijde
uitgeschakeld
.
Airbag vóór aan passagierszijde
ingeschakeld .
Zitplaats geschikt voor de bevestiging
van een universeel gehomologeerd
kinderzitje met een veiligheidsgordel,
met de "rug in de rijrichting " en/of het
"gezicht in de rijrichting ".
Zitplaats geschikt voor de bevestiging
van een universeel gehomologeerd
kinderzitje met een veiligheidsgordel,
met het "gezicht in de rijrichting ".
Zitplaats waarop het plaatsen van
een i-Size-kinderzitje toegestaan is.
Aanwezigheid van een TOP TETHER -
verankeringspunt aan de achterzijde van
de rugleuning voor de bevestiging van een
universeel ISOFIX-kinderzitje dat " met het
gezicht in de rijrichting " wordt geplaatst.
ISOFIX-kinderzitje dat "met de rug in
de rijrichting" wordt geplaatst:
-
R
1: ISOFIX -kinderzitje voor
baby's .
-
R2 :
ISOFIX-kinderzitje klein
formaat .
-
R3 :
ISOFIX -kinderzitje groot
formaat .
Veiligheid