CITROEN C6 2012 Instructieboekjes (in Dutch)
Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2012, Model line: C6, Model: CITROEN C6 2012Pages: 216, PDF Size: 10.44 MB
Page 21 of 216

1919
P
R
N
A
D
M
E
ER
S
TE KENNI
S
MAKIN
G
Stand P: Parking.
Stand R: Achteruit.
Stand N: Neutraal.Stand D: Automatische
stand.
Stand M: Handmatige stand.
•
•
••
•
De automatische versnellingsbak
biedt de volgende mogelijkheden:Werkingin deauto-adap-
tieve stand, waarbij de ver-snellingsbak steeds de ver-snelling kiest die het beste bij uw rijstijl en de wegomstan-digheden past (Stand D).Werking in de handbe-diende stand:U schakelt zelf
in een van de versnellingen
(Stand M).Automatisch programma "SPORT" en "SNEEUW" (Stand D en enkele
keren achter elkaar drukken op
bedienin
gA).
-
-
-
Veiligheidsvoorzieningen:U kunt de selectiehendel alleen uit de stand P verwijderen als u het rempedaal intrapt.Als bij het openen van een portier de selectiehendel nietin de stand P staat, klinkt er een geluidssignaal.
Controleer altijd of de selectiehendel in de stand P staat voordat u de auto verlaat.
•
•
•
AUTOMATISCHEVERSNELLINGSBAK
65
COMFORTABEL AUTORIJDEN
Page 22 of 216

20
E
ER
S
TE KENNI
S
MAKIN
G
U kunt de parkeerhulp met knopAin- en uitschakelen. Als de par-keerhulp is uitgeschakeld, brandt
het controlelampje in knop A.
PARKEERHULPLANE DEPARTURE
WARNING
Deze rijhulpvoorziening waarschuwtu, wanneer u onbedoeld een al danniet doorgetrokken streep over-schrijdt die in de lengte over de wegloopt. Dit systeem is bedoeld voor het rijden op auto- en snelwegenen werkt alleen bij snelheden vanboven de 80 km/h.
Wanneer u op de toets B drukt,
wordt deze functie geactiveerd engaat het lampje in de toets bran-den.
HEAD-UPDISPLAY
Via de head-up display wordt belang-rijke informatie in het gezichtsveld
van de bestuurder geprojecteerd. Opdeze wijze kan de bestuurder de blikop de weg houden.
De bediening van de head-up dis-play is onder het ventilatieroos-
ter aan bestuurderszijde aange-bracht.
807837
COMFORTABEL AUTORIJDEN
Page 23 of 216

MILIEUBEWUST RIJDEN
Door in de dagelijkse praktijk een aantal aanwijzingen op te volgen kunt u het brandstofverbruik en de CO2-uitstoot
van uw auto verminderen.
Maak optimaal gebruik van de versnellingsbak
Als uw auto is voorzien van een
handgeschakelde versnellings-
bak, rijd dan rustig weg, schakel
zo snel mogelijk de tweede ver-
snelling in en schakel bij voorkeur
relatief snel over naar een hogere
versnelling. Volg de aanwijzingen
van de schakelindicator (indien
aanwezig) die op het instrumen-
tenpaneel worden weergegeven.
Als uw auto is voorzien van eenautomatische transmissie of eengestuurde handgeschakelde ver-snellingsbak, laat de selectiehen-del dan in de stand Drive "D"of Auto "A"
(afhankelijk van het typeversnellingsbak) staan en trap hetgaspedaal niet bruusk of diep in.
Kies voor een soepelerijstijl
Houd afstand van de auto's voor u, rem bij voorkeur af op de motor in plaats van het rempedaal tegebruiken en trap het gaspedaalgeleidelijk in. Als u deze aanwij-zingen naleeft, neemt het brand-stofverbruik en de CO2-uitstoot af en wordt de geluidsoverlast door 2
het verkeer beperkt.
Als het verkeer goed doorstroomt,
gebruik dan vanaf een snelheid
van ongeveer 40 km/h de snel-
heidsregelaar (indien aanwezig).
Gebruik op slimme wijze deelektrische voorzieningen
Als bij het instappen blijkt dat de temperatuur in de auto hoog is opgelopen, open dan alle ruiten en de ventilatieroosters alvorens de airconditioning in te schakelen.
Sluit vanaf een snelheid van 50 km/hde ruiten, maar laat de ventilatieroos-ters geopend.
Gebruik de voorzieningen in het interieur die de temperatuurstijging kunnen beperken (blinderingspa-neel van het panoramadak, zonne-schermen, enz.).
Schakel de airconditioning uit
zodra de gewenste temperatuur is
bereikt (behalve bij auto's met een
automatische airconditioning).
Schakel de achterruitverwarming en
de ontwaseming uit zodra deze niet
meer nodig zijn als deze niet automa-
tisch worden aangestuurd.
Schakel de stoelverwarming zo
snel mogelijk uit.
Schakel de verlichting en de mist-
lampen uit als het zicht voldoende
is.
Laat de motor vooral 's winters nahet starten niet stationair warm-draaien, maar rijd zo snel moge-lijk weg: uw auto warmt sneller opals u rijdt.
Sluit als passagier zo min mogelijkmultimedia-apparatuur (DVD-spe-ler, MP3-speler, spelcomputer, enz.)op de auto aan om het elektriciteits-verbruik, en dus het brandstofver-bruik, te beperken.
Koppel externe apparatuur los alsu de auto verlaat.
Page 24 of 216

Beperk de oorzaken van eenhoger brandstofverbruik
Verdeel het gewicht evenwichtigVover de auto: plaats de zwaarstevoorwerpen in de bagageruimte,zo dicht mogelijk bij de achter-bank.
Beperk de belading en de lucht-weerstand (dakdragers, impe-riaal, fi etsendrager, aanhanger,enz.) van uw auto. Gebruik liever een dakkoffer.
Verwijder na gebruik de dakdra-gers en het imperiaal.
Vervang na de winter zo snel
mogelijk de winterbanden door
zomerbanden.
Houd u aan deonderhoudsvoorschriften
Controleer regelmatig de banden-spanning (bij koude banden), houd u daarbij aan de bandenspanning die staat vermeld op de sticker op de portiersponning aan bestuur-derszijde.
Controleer de bandenspanning met name: -voor een lange rit,-bij de wisseling van de seizoe-nen, -als de auto gedurende langere tijd niet is gebruikt.
Ve rgeet niet de bandenspanning van het reservewiel en van de wie-len van de aanhanger of de caravan te controleren.
Laat uw auto regelmatig onderhou-den (olie verversen, oliefi lter en luchtfi lter vervangen, enz.) en houd u daarbij aan het door de fabrikant voorgeschreven interval.
Laat bij het tanken het vulpistoolniet meer dan drie keer afslaan;zo voorkomt u dat brandstof uit detank stroomt.
U zult bij een nieuwe auto merkendat pas na 3000 km het gemid-delde brandstofverbruik zich stabi-liseert.
Page 25 of 216

23
II
ABDC
AFSTANDSBEDIENING
Let op:Het gelijktijdig gebruik van
andere draadloze apparatuur
(mobiele telefoons, alarmsyste-men, ...) kan de werking vandeze afstandsbediening tijdelijk
verstoren.
Bij een permanente storing
moet de afstandsbediening opnieuw geïnitialiseerd wor-den. Zie "Vervangen van de batterij van de afstandsbedie-ning".
•
•
CENTRAAL ONTGRENDELEN
Druk op de toets Aom de auto te ontgrendelen.
Dit wordt zichtbaar
gemaakt door het knipperen van de richtingaanwijzersen het branden van de binnenverlichting (mits ingeschakeld). Ook klappendan de buitenspiegels uit.
CENTRAAL VERGRENDELEN - SLUITEN VAN RUITEN EN
OPEN DAK - SUPERVERGRENDELING
Druk kort op de toetsB om de auto te vergrendelen.
Als u de toetsBeven ingedrukt houdt, vergrendelt u de auto en wor-den ook de ruiten en het open dak gesloten.Als u de toetsBtwee keer achter elkaar indrukt, schakelt u de super-rvergrendeling in: de portieren kunnen dan niet meer van buitenaf en
ook niet van binnenuit geopend worden.
Dit wordt zichtbaar
gemaakt door de richtingaanwijzers, die 2 secondengaan branden en de binnenverlichting, die uitgaat. Ook klappen dan de bui-
tenspiegels in.
Als een portier of de achterklep niet
goed gesloten is, zal de centrale ver-grendeling niet werken.
•
•
•
Let op dat er bij het sluiten van de ruiten en het open dak met deafstandsbediening geen personen bekneld kunnen raken.
Het is gevaarlijk om de supervergrendeling te gebruiken alser nog iemand in de auto zit. Immers, de portieren kunnen danniet meer van binnenuit (zonder afstandsbediening) geopendworden.
Page 26 of 216

24
II
AFSTANDSBEDIENING
IN- EN UITKLAPPEN VAN DE SLEUTEL
Met behulp van de knop D kunt u de sleutel van de afstandsbediening uit-en inklappen.
Het mechanisme van de sleutel kan beschadigd worden als u knop Dnietgebruikt.
Vervangen van de batterij van de afstandsbediening
Maak de behuizing open om de batterij te vervangen.
Batterij: CR 0523 van 3 V.
Na het vervan
gen van de batterij kan het nodig zijn dat de afstandsbedie-
ning opnieuw geïnitialiseerd moet worden. Zet hiervoor het contact aan endruk meteen op knopB van de afstandsbediening. Houd de knop vast totdathet initialiseren is begonnen. Dat kan enkele tientallen seconden duren.Let op:noteer de nummers van de sleutels en de afstandsbediening op het
ASSISTA NCE-kaartje. Bewaar dit kaartje op een veilige plaats.
Gooi batterijen nooit bij het huishoudelijk afval, maar lever ze in bijeen CITROËNjjerkend bedrijf of bij een erkend inzamelpunt (bijvoorbeeldeen fotozaak).
De afstandsbediening werkt niet wanneer de sleutel in het contact steekt, ook niet als het contactis afgezet. Dit geldt niet bij het opnieuw initialiseren.
Let op: als u per ongeluk de afstandsbediening in uw binnenzak bedient, kan dat het ongewenstontgrendelen van de portieren tot gevolg hebben.
Wanneer er echter niet binnen dertig seconden na het ontgrendelen een portier wordt geopend,worden de portieren automatisch weer vergrendeld.
Let op: als er een verkeerd type batterij wordt gebruikt, kan het systeem beschadigd raken.
Gebruik bij vervanging altijd identieke batterijen of batterijen die overeenkomen met het type datwordt voorgeschreven door CITROËN.jggj
"FOLLOW ME HOME"-VERLICHTING
Als u op de knop C drukt, schakeltu de "Follow me home"-verlichtingin. Dan gaan de parkeerlichten enhet dimlicht gedurende één minuutbranden.
Druk nog een keer op deze knop
om de verlichting uit te schakelen
als deze nog niet uit zichzelf is uit-gegaan.
LOKALISEREN VAN DE AUTO
Om uw auto op een parkeerplaatsgemakkelijk terug te kunnen vinden,
drukt u op knopB. De binnenver-lichting van de auto gaat brandenen de richtingaanwijzers knipperengedurende enkele seconden. De
auto blijft dan vergrendeld.
Page 27 of 216

25
II
SLEUTEL
Het is gevaarlijk om de supervergrendeling te gebruiken als er nog iemand in de auto zit. Immers, de portieren kunnen dan niet meer van binnenuit (zonder afstandsbediening) geopend worden.
Het nummer van de sleutel dient op het daarvoor bestemde kaartje genoteerd te zijn.
Alleen een CITROËN erkend bedrijf kan u een nieuwe sleutel of afstandsbediening leveren als er een verloren is gegaan.
Als u de auto bij een defect aan de accu met behulp van de sleutel ontgrendelt, moet u er rekening mee houden dat u bij het openen of sluiten van een portier de ruit van dat portier kunt beschadigen en zelfs kunt breken. Zie "Openen en sluiten van de portieren".
SLEUTEL METELEKTRONISCHE
STARTBLOKKERING
Met de sleutel kunt u de centralevergrendeling van de auto bedie-nen en de motor starten.
Let op: als het contact is afgezet en u het bestuurdersportier opent terwijl de sleutel nog in het contact steekt, klinkt er een geluidssignaal om u te waarschuwen.
Met de sleutel kunt u de frontairbagaan passagierszijde uitschakelen.
zie "Airbags".
CENTRALE VERGRENDELING MET DE SLEUTEL
Met de sleutel kan de auto centraal vergrendeld worden.
Supervergrendeling: centrale vergrendeling met de sleutel
Door meteen na het vergrendelen de sleutel nog een keer in het slot te
verdraaien, wordt de supervergrendeling ingeschakeld. Het openen van de
portieren van binnenuit of van buitenaf is nu niet meer mogelijk.Let op:Als de auto stilstaat en de motor is afgezet, is aan het knipperen van het controlelampje in de schakelaar van de centrale vergrendeling op het dashboard te zien dat de auto vergrendeld is.
Als een portier of de achterklep niet goed gesloten is, zal de centralevergrendeling niet werken.
ELEKTRONISCHE STARTBLOKKERING
De ELEKTRONISCHE STARTBLOKKERING blokkeert het motormanage-
mentsysteem.
Het systeem wordt automatisch ingeschakeld zodra u de sleutel uit het con-
tactslot neemt.
Alle sleutels bevatten een elektronische transponder.
Nadat het contact is aan
gezet, wordt er informatie uitgewisseld tussen de
sleutel en het systeem van de startblokkering.
Als de sleutel niet wordt herkend, kan de motor niet gestart worden.
Laat in zo'n geval uw auto staan en neem contact op met een CITROËNerkend bedrijf.
•
•
Page 28 of 216

26
II
A
ALARMINSTALLATIE
Het is mogelijk dat uw auto voor-
zien is van een ANTI-INBRAAK-ALARM. Dit systeem biedt:Een inbraakbeveiliging via schakelaars op de open-
gaande delen (portieren,
achterklep, motorkap) en op deelektrische voeding.
Een interieurbeveiliging via
ultrasone sensoren (bewe-gingsmelders in het interieur). U kunt deze uitschakelen viaschakelaar 1.
•
•
Het systeem bestaat onder meer uit een sirene en een lampje in schakelaar 1, dat zichtbaar is van buitenaf en de status van de alarm-
installatie aangeeft:Alarm UIT (sluimerstand uitge-schakeld), lampje uit.
Alarm AAN
(in sluimerstand), lampje knippert langzaam.
Alarm afgegaan (inbraaksig-
naal): het lampje knippert snel als het alarm wordt uitgescha-keld door een druk op de toetsA. Het gaat uit zodra u het con-
tact aanzet.Let op: als er een storing in het systeem is opgetreden, brandt het
controlelampje permanent.
•
•
•
HET ALARM MET BEHULPVAN DE AFSTANDSBEDIENINGUITSCHAKELEN
Ontgrendel de auto door op detoetsA van de afstandsbedieningte drukken. De sluimerstand - en
daarmee het alarm - wordt uitge-schakeld.
HET ALARM MET BEHULP VAN DE SLEUTEL UITSCHAKELEN
Ontgrendel de portieren met desleutel. De sirene van het alarm zal
afgaan. Stap in de auto en zet hetcontact aan: de sirene zal stoppenmet loeien. Als u het contact niet
aanzet, stopt de sirene na onge-
veer 30 seconden.
Page 29 of 216

27
II
AB
ALARMINSTALLATIE
INSCHAKELEN VAN HET ALARM
Controleer eerst of alle portieren, de achterklep en
het schuifdak goed gesloten zijn.
Om het alarm in te schakelen drukt u op de toets Bvan
de afstandsbediening.
De uitwendi
ge beveiliging (perimetrisch) treedt na vijf seconden in werking, de interieurbeveiliging (volume-
trisch) na 45 seconden.
Wanneer het alarm aanstaat, gaat bij een poging tot
inbraak de sirene 30 seconden loeien en knipperen de
richtingaanwijzers.
Hierna keert het alarm opnieuw terug in de sluimer-stand en is het afgaan geregistreerd. De inbraakpoging
wordt gesignaleerd door het snel knipperen van het controlelampje in schakelaar 1, nadat het alarm met de
ontgrendeltoetsAis uitgeschakeld. Het controlelampje gaat uit zodra u het contact aanzet.
Het alarm gaat ook af bij een onderbreking van de elek-
trische voeding. Om de sirene te stoppen drukt u na het herstel van de voeding op ontgrendelknop A.Let op:Wanneer u de auto wilt vergrendelen zonder het
alarm in te schakelen, moet u de sleutel gebruiken.
Als u de auto vergrendelt terwijl een portier of de
achterklep niet goed gesloten is, zal de auto niet
vergrendeld worden. Het alarm wordt na ongeveer
45 seconden wel in
geschakeld.
Let op:de sirene wordt automatisch uitgeschakeld (bij-voorbeeld om de accu los te nemen) zodra u de auto met behulp van de afstandsbediening ontgrendelt.
•
•
Uitschakelen van de interieurbeveiliging
Het is mogelijk het alarm te gebruiken met alleen de
uitwendige beveiliging, dus zonder interieurbeveiliging(wanneer u bijvoorbeeld een hond in de auto achter-
laat).
Druk daarvoor binnen één seconde na afzetten van hetcontact op de toets1.
Het controlelampje in de schakelaar 1brandt nu per-
manent. Het gaat knipperen als het alarm is afgegaan.
Activeer het alarm door de auto met behulp van de
afstandsbediening te vergrendelen.
Het is raadzaam de interieurbeveiliging uit te schakelen
als u uw auto wast, om te voorkomen dat het alarm
onbedoeld afgaat.
Automatisch inschakelen (afhankelijk van uit-voering)
Het alarm wordt twee minuten nadat de auto vergren-
deld is, ingeschakeld.
Om nu te voorkomen dat het alarm afgaat bij het ope-nen van een portier of de achterklep, moet u eerst op de
ontgrendeltoets A van de afstandsbediening drukken.A
Page 30 of 216

28
II
STUURSLOT – CONTACT – STA R T MOTOR
NEEM DE SLEUTEL NOOIT UIT HET CONTACT VOORDAT DE AUTO VOLLEDIG STILSTA AT.
ALS DE AUTO RIJDT, MOET U DE MOTOR ALTIJD LATEN DRAAIEN OM DE BEKRACHTIGING VAN DE REMMEN EN HET STUUR TE BEHOUDEN (om te voorkomen dat de stuurinrichting door het stuurslot wordt geblokkeerd en veiligheidsvoorzieningen niet werken).
Hang niet te veel gewicht aan de contactsleutel (geen zware sleutelhanger). U voorkomt hiermee storingen die veroorzaakt worden doordat de sleutel naar beneden wordt getrokken als hij in het contactslot zit.
Beweeg het stuurwiel een beetje als u de sleutel uit het contactslot hebt genomen om de stuurinrichting in het stuurslot te laten vallen.
S: STUURSLOT
Door het stuur iets te bewegen en
tegelijk de sleutel in het contactslot
te draaien, komt het stuurslot vri
j.
Als u het stuur een beetje beweegtnadat de sleutel uit het slot is gehaald,
zal de stuurinrichting geblokkeerd
worden. Alleen in stand Sis hetmogelijk de sleutel uit het slot tehalen.
M: CONTACT AAN
In deze stand is de stuurinrichtingniet langer geblokkeerd (om desleutel in deM-stand te krijgen,kan het nodig zijn het stuurwiel iets
te bewegen terwijl de sleutel wordt
gedraaid).
STARTEN EN STOPPEN VANDE MOTOR
Zie "Starten".
ECO-MODUS
Om het stroomverbruik tot eenminiumum te beperken en daarmeehet ontladen van de accu te voorko-men, zal het elektrisch systeem vanuw auto uiterlijk 30 minuten nadathet contact is uitgezet automatisch
in de eco-modus gaan.
De elektrische uitrustingen voor hetcomfort en de ontsteking van de
koplampverlichting (behalve stad-lichten en alarmverlichting) worden
automatisch uitgeschakeld. Startde motor als u deze voorzieningen
weer in wilt schakelen. A
fhankelijk van de uitvoering van
de auto worden de volgende lamp-jes nu getest:
Als een lampje niet gaat branden,
duidt dit op een storing.
D: STARTEN
Laat de sleutel los zodra de motor
is aangeslagen. Gebruik deze stand nooit als de motor draait.