CITROEN C6 2012 Instructieboekjes (in Dutch)
Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2012, Model line: C6, Model: CITROEN C6 2012Pages: 216, PDF Size: 10.44 MB
Page 61 of 216

59
II
A
B
C
D
A
BCD
VOORSTOELEN
Rijd nooit zonder hoofdsteunen en zorg ervoor dat de hoofdsteunenaltijd op de juiste hoogte staan afgesteld.
ELEKTRISCH VERSTELLEN
Kantelen van de rugleuning
Gebruik de schakelaar A om de rugleuning in de gewenste stand te kantelen.
Lendensteunverstelling
Gebruik de schakelaar B om de lendensteun te verstellen.
Verstellen van de stoel in lengterichting en in hoogte
Druk op de horizontale pijltjes van de toetsCom de stoel in
lengterichting te verstellen.
Druk op de verticale pijltjes van de toetsC om de stoel in
hoogte te verstellen.
Kantelen van de zitting
Gebruik de schakelaar D om de zitting te kantelen.
Let op:deze verstelmogelijkheden blijven nog even beschikbaar:Bij het openen van een voorportier
N
a het afzetten van het contact
•
•
Page 62 of 216

60
II
21
M
PROGRAMMEERBARE RIJPOSITIE-INSTELLINGEN
MET DE TOETSEN 1 EN
2 OPGESLAGEN STANDEN
Opslaan van een zitpositie:a. Zet het contact aan (sleutel in
tweede stand).b. Stel uwstoel, het stuur, despiegels en de head-up dis-
play in.c. Druk op de toetsMen dan op1(eerste geheugen) of 2(tweede geheugen).
Het opslaan wordt bevestigd met een geluidssignaal.Let op: bij het opslaan van een nieuwe instelling worden eerder
opgeslagen gegevens gewist.
Het stoelgeheugen kan voor debestuurdersplaats de volgendeinstellingen onthouden:Bestuurderstoel.
Stuur.
Buitenspiegels.
Head-updisplay.
Zie "Instellen van het stuur", "Spie-
gels" en "Head-updisplay".
Met de toetsen 1en2heeft u demogelijkheid om twee standenvan de bestuurdersstoel op teslaan.
•
••
•
OPROEPEN VAN EEN
OPGESLAGEN STAND
Stilstaande auto (contact
aan of draaiende motor)
Druk op de toets 1of 2 om debetreffende instellingen op te roe-pen.
Als alles correct is ingesteld klinkter een geluidssignaal.
Onder het rijden
Houd de toets 1 of 2even ingedrukt
totdat de gewenste instellingen zijnopgeroepen.Let op:als er verscheidene keren
achter elkaar een opgeslagenstand is opgeroepen, wordt dezefunctie uitgeschakeld totdat u demotor start.
Page 63 of 216

61
II
23
1
CONTROLELAMPJE AUTOGORDELS
WERKING
Alle zitplaatsen hebben een systeem
dat controleert of de autogordel wordtgebruikt.
Als de gordel niet is vastgegespt,
zal het controlelampje 1, 2 of 3gaan branden of knipperen.
WERKING VAN HET CONTROLESYSTEEM
Bestuurders- en passagiersstoel
Bij het aanzetten van het contact:Als de bestuurder zijn autogordel niet gebruikt, gaat het controle-lampje 1 branden.
Als de passagier voorin zijn autogordel niet gebruikt, wordt dat aange-geven door het controlelampje 3.
Als u harder dan 20 km / h rijdt en de gordels niet zijn vastgemaakt, knippert
het controlelampje, verschijnt er een bericht op het display en klinkt er gedu-
rende on
geveer 2 minuten een geluidssignaal. Daarna blijven de lampjes 1en/of 3branden.
Zitplaatsen achterin
Als u het contact aanzet gaat het controlelampje 2 branden om de bestuurder en de eventu ele passagiers op het gebruik van de gordels te attenderen.
Zodra de portieren zi
jn gesloten en de motor is gestart, verschijnt er gedu-
rende 30 seconden een bericht over het gebruik van de autogordels ach-
terin.
Als daarna één o
f meer gordels achterin nog niet zijn vastgemaakt:Het lampje 2 gaat branden zolang de snelheid niet hoger dan onge-
veer 20 km / h is.Zodra u harder rijdt dan 20 km / h knippert het lampje2, klinkt er gedu-rende twee minuten een geluidssignaal en verschijnt er een bericht op
het display.Let op:De controle van het gebruik van de autogrodels wordt uitgeschakeld als
u het contact afzet of als u een van de portieren opent.
Een kinderzitje dat op de voorstoel wordt geplaatst, kan soms niet door
het systeem worden gedetecteerd.
•
•
•
•
•
•
De bestuurder moet na het sluiten van alle portieren en het starten vande motor het volgende controleren:of alle inzittendenhun gordel hebben vastgemaakt,
of de autogordels op de juiste maniergebruikt worden.r
•
•
Page 64 of 216

62
II12
SPIEGELS
Werking van de binnenspiegel
Zet het contact aan en druk op de toets 1.Controlelampje 2 brandt (scha-kelaar bediend): automatischestand ingeschakeld.Lampje 2gedoofd: automa-
tische stand uitgeschakeld.
De spiegel blijft in de heldere stand staan.Let op:om u optimaal zicht te bie-den, wordt de binnenspiegel lich-ter zodra u de achteruitversnelling inschakelt.
•
•
AUTOMATISCHEBINNENSPIEGEL
Deze spiegel zorgt voor een auto-matische en geleidelijke overgangtussen de dag- en nachtstand.
Om te voorkomen dat u verblindraakt, wordt de spiegel automa-
tisch donkerder, al naar gelang de
intensiteit van de verlichtin
g vanhet achteropkomende verkeer.
De spiegel wordt weer lichter als
de verlichting van het achteropko-mende verkeer minder wordt, zodatu weer een optimaal zicht hebt.
Page 65 of 216

63
II
12
SPIEGELS
ELEKTRISCH BEDIENDE BUITENSPIEGELS
Eigenschappen
Het buitenste deel van de spiegelaan bestuurderszijde heeft een
bolle vorm om het gezichtsveld
aan de zijkant te vergroten.
De objecten die in dit gedeelte
worden waargenomen, zijn in
werkelijkheid dichterbij.
Hiermee moet u rekening houden
bij het inschatten van afstanden.
Verstellen van de spiegels
Werkt alleen als het contact aan is.
Kies vanaf de bestuurdersplaats de te verstellen spiegel met de schake-laar 1 en gebruik tuimelschakelaar 2 voor het verstellen in vier richtingen.
De verwarmin
g van de buitenspiegels werkt gelijktijdig met de achterruitver-
warming.
De instellin
gen van de spiegels worden tegelijk met de instellingen van de
bestuurdersstoel opgeslagen. Zie: "Programmeerbare rijpositie-instellin-gen".
Inklappen van de buitenspiegels
Als u de auto parkeert, kunt u de buitenspiegels handmatig of elektrischinklappen.
Elektrisch inklappen
Druk de schakelaar 1 naar achteren om de spiegels in te klappen.
Druk de schakelaar 1opnieuw naar achteren om de spiegels weer uit teklappen.
Automatisch inklappen
Bij het vergrendelen van de auto worden de buitenspiegels automatisch
ingeklapt.
Page 66 of 216

64
II
1
SPIEGELS
ELEKTRISCH BEDIENDE BUITENSPIEGELS (VERVOLG)
Als u de achteruitversnelling inschakelt, gaan beide
buitenspiegels in een vooraf in te stellen geheugenstand staan
Bij draaiende motor:1. Kies met de schakelaar 1 een van de beide buitenspiegels.
2. Schakel de achteruit in: de spiegel gaat automatisch in de geheugen-stand staan zodat u de stoeprand beter kunt zien.3. Stel de spiegel af met behulp van de schakelaar.
Het automatisch kantelen van de buitenspiegels kanuitgeschakeld worden
U kunt deze functie uitschakelen door de schakelaar 1in de middenstandte zetten.
Page 67 of 216

65
IIP
R
N
A
AUTOMATISCHE VERSNELLINGSBAK
Veiligheidsvoorzieningen:U kunt de selectiehendel alleen uit de stand P verwijde-ren als u het rempedaal intrapt.
Als bij het openen van een portier de selectiehendel niet in de stand P staat, klinkt er een geluidssignaal.
Controleer altijd of de selectiehendel in de stand P staatvoordat u de auto verlaat.
•
•
•
AUTOMATISCHEVERSNELLINGSBAKParking (Stand P).
Achteruit (Stand R).
Neutraal (Stand N).
•
•
•
De automatische versnellings-
bak biedt de volgende moge-
lijkheden:
Werkingin de auto-adap-
tieve stand, waarbij de
versnellin
gsbak steeds de
versnelling kiest die het beste
bij uw rijstijl en de wegom-standigheden past (Stand D).Werking in dehandbediende
stand: U schakelt zelf in een
van de versnellingen (Stand M).Automatisch programma"SPORT" en "SNEEUW"
Stand D en enkele keren achter elkaar drukken op
bedieningA.
•
-
-
-
Page 68 of 216

66
II
AUTOMATISCHE VERSNELLINGSBAK
Starten is alleen mogelijk als de selectiehendel in de stand P of N
staat.
Een beveiliging zorgt ervoor dat u de motor in een andere stand niet kunt starten.
Trap na het starten van de motor het rempedaal in en zet de selectiehendel
vanuit standP in standD,R of M:inD voor automatisch schakelen.inR voor de achteruit.
inM voor handmatig schakelen.
U kunt op elk willekeurig moment overschakelen van automatisch schake-len (stand D) op handmatig schakelen (stand M) en omgekeerd.
••
•
GEBRUIK VAN DE AUTOMATISCHE VERSNELLINGSBAK
Zet de selectiehendel niet onder het rijden in de stand N(alleen als dat absoluut noodzakelijk is).Zet de selectiehendel nooit in de stand P of R als de autoniet volledig stilstaat.
Als u onder het rijden de selectiehendel per ongeluk tochin de stand N heeft gezet, wacht dan tot de motor stationair draait alvorens u de stand D of M weer selecteert.
•
•
Parkeerstand
Zet de selectiehendel in standP om de auto te blokkeren. Doe dit alleen als de auto volledig stilstaat. De
aangedreven wielen zijn nu geblokkeerd.Let erop dat de selectiehendel in de juiste stand staat. Trek ook deelektrische parkeerrem goed aan.
Achteruit
Zet de selectiehendel alleen in deze stand als de auto volledig stilstaat en houd uw voet op de rem. Geef niet
te snel gas om schakelschokken te vermijden.
Neutraal
Zet de selectiehendel niet onder het rijden in
de stand N (alleen als dat
absoluut noodzakelijk is).
Page 69 of 216

67
II
AUTOMATISCHE VERSNELLINGSBAK
AUTOMATISCH SCHAKELEN
De versnellingsbak kiest steeds de meest geschikte versnelling op basis
van:rijstijl.
wegdek.
beladin
g van de auto.
De versnellingsbak doet zijn werk volledig automatisch; u hoeft zelf niets
meer te doen.
In bijzondere situaties (bijvoorbeeld bij inhalen) kunt u door het gaspedaal
volledig in te trappen, maximaal accelereren waarbij er, indien noodzakelijk,
automatisch teruggeschakeld wordt.
Opmerkingen
:Wanneer u remt, schakelt de versnellingsbak automatisch terug als dit
nodig is, zodat de auto op effi ciÎnte wijze op de motor afremt.Als u tijdens het optrekken plotseling het gas loslaat, zal de versnel-lingsbak niet opschakelen, wat de veiligheid ten goed komt.
ï
ï
ï
ï
ï
HANDMATIG SCHAKELEN
Stand van de selectiehendel voor handmatig schakelenSelectiehendel in stand M.
Duw de selectiehendel naar "+"om in een hogere versnelling te scha-kelen.
Duw de selectiehendel naar "–"om naar een lagere versnelling terug
te schakelen.Let op:Het overschakelen gebeurt alleen als de rijsnelheid van de auto en het
motortoerental dit toelaten.
De programma's "SPORT" en "SNEEUW" werken niet als u de versnel-lingsbak handmatig bedient.
Als het toerental van de motor te hoo
g wordt, schakelt de versnellings-bak automatisch in een hogere versnelling.
Bij een te laag toerental wordt automatisch teruggeschakeld.
U kunt op elk willekeurig moment overschakelen van automatisch schake-len (standD) op handmatig schakelen (standM) en omgekeerd.
•
•
•
•
•
•
•
Page 70 of 216

68
II
A
AUTOMATISCHE VERSNELLINGSBAK
AUTOMATISCH PROGRAMMA "SPORT" EN "SNEEUW"
Druk als de selectiehendel in standD staat op de schakelaar A om achter-eenvolgens de programma'sSPORT,SNEEUWen NORMAAL te kiezen.
Bij het starten van de motor kiest het systeem automatisch voor de stand
NORMAAL. Dit is het meest geschikte programma voor het rijden onder
normale omstandigheden.
Er brandt geen controlelampje op het instrumentenpaneel. D
e standSNEEUW is voor een rustiger rijstijl, speciaal bedoeld voor gladde wegen.
Het bijbehorende controlelampje op het instrumentenpaneel gaatbranden.
De stand SPORT maakt een sportievere rijstijl mogelijk waarbij denadruk ligt op prestaties en acceleratievermogen.
Het bijbehorende controlelampje op het instrumentenpaneel gaatbranden.
Opmerking: het gekozen schakelprogramma wordt bij het afzetten van de
motor niet opgeslagen, u moet dit programma de volgende keer na het star-
ten opnieuw selecteren.
Als een controlelampje knippert, betekent dat dat de geselecteerde schakelstand nog niet is ingesteld. Alshet lampje constant brandt, is dat wel het geval.
Bij een storing in de werking:Bij het inschakelen van de achteruit Rkunt u een fl inke schakelschok voelen.De versnellingsbak blijft in een bepaalde versnelling staan.
Rijd niet harder dan 100 km / h.
Raadpleeg zo snel mogelijk het CITROËN-netwerk of een gekwalifi ceerde werkplaats.
••
•