stop start CITROEN DS4 2017 Instructieboekjes (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2017, Model line: DS4, Model: CITROEN DS4 2017Pages: 468, PDF Size: 11.16 MB
Page 157 of 468

155
DS4_nl_Chap05_securite_ed01-2016
DS4_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Brake Assist System (BAS)
Dit systeem zorgt ervoor dat in noodgevallen
de optimale remdruk sneller wordt bereikt,
zodat de remafstand kleiner wordt.
Inschakelen
Het systeem wordt ingeschakeld als het
rempedaal sneller wordt ingetrapt dan een
bepaalde grenswaarde.
Het systeem zorgt er dan voor dat de benodigde
bedieningskracht minder wordt en dat de
effectiviteit van het remmen wordt vergroot.Trap het rempedaal bij een noodstop
zeer krachtig in en laat het pedaal niet
los.
Stabiliteitscontrolesystemen
Antislipregeling (ASR) en
dynamische stabiliteitscontrole
(ESP)
De antislipregeling verbetert de tractie van de
wielen om doorslippen te voorkomen, door in
te grijpen op de remmen van de aangedreven
wielen en op het motorkoppel.
De dynamische stabiliteitscontrole grijpt in via
de remmen van één of meer wielen en via het
motorkoppel om de auto (binnen de grenzen
van de natuurkundige wetmatigheden) weer in
de juiste koers te brengen.
Inschakelen
De systemen worden automatisch ingeschakeld
zodra de motor wordt gestart.
De systemen worden geactiveerd zodra de
wielen te weinig grip hebben of de koers van
de auto afwijkt van de door de bestuurder
gewenste richting. In dat geval gaat dit controlelampje
op het instrumentenpaneel
knipperen.
Intelligente Tractiecontrole
Afhankelijk van de uitvoering is uw auto uitgerust
met een systeem dat zorgt voor extra tractie op
besneeuwde wegen: intelligente tractiecontrole .
Deze functie signaleert situaties met weinig grip,
zoals wegrijden en voortbewegen van de auto
in verse en diepe sneeuw of over platgereden
sneeuw.
In dergelijke omstandigheden regelt de intelligente
tractiecontrole het doorslippen van de voorwielen
om voor een optimale grip te zorgen. Zo wordt de
aandrijving en de bestuurbaarheid verbeterd.
Onder gladde omstandigheden is het
raadzaam te rijden op winterbanden.
05
Veiligheid
Page 186 of 468

184
DS4_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Rijadviezen
Houd u altijd aan de verkeersregels en let onder alle omstandigheden goed op.
Richt uw aandacht op het verkeer en houd uw handen op het stuur wiel, zodat u snel kunt reageren
op onverwachte situaties.
Om veiligheidsredenen moet de bestuurder handelingen die veel aandacht vergen alleen uitvoeren
als de auto stilstaat.
Las tijdens een lange rit om de twee uur een pauze in.
Rijd bij slecht weer defensief, rem eerder af en houd meer afstand tot uw voorligger.Rijd nooit met aangetrokken handrem -
kans op oververhitting en beschadiging
van het remsysteem!
Kans op brand!
Het uitlaatsysteem van uw auto wordt
erg warm en blijft ook na het afzetten
van de motor nog enige tijd warm.
Parkeer daarom uw auto niet en zet uw
auto niet met draaiende motor stil op
een plaats waar brandbaar materiaal
(gras, afgevallen blad enz.) in contact
kan komen met het uitlaatsysteem.
Laat de auto nooit onbewaakt met
draaiende motor achter. Als u uw auto
met draaiende motor moet verlaten,
trek dan de parkeerrem aan en zet de
versnellingsbak in de neutraalstand of
in de stand N of P
, afhankelijk van het
type versnellingsbak.
Rijden op een overstroomde weg
Probeer het rijden over overstroomde wegen zo
veel mogelijk te vermijden, want het water kan
de motor, versnellingsbak en het elektrische
systeem van uw auto ernstig beschadigen.
Belangrijk!
- kijk of het water niet meer dan 15 cm diep is, houd daarbij rekening met golven
die door andere weggebruikers kunnen
worden veroorzaakt,
-
s
chakel het Stop & Start-systeem uit,
-
r
ijd zo langzaam mogelijk zonder de motor
te laten afslaan. Rijd in elk geval niet
sneller dan 10 km/h,
-
z
et de auto niet stil en zet de motor niet af.
Bent u genoodzaakt over een overstroomd
weggedeelte te rijden, doe dan het volgende:
Als u het overstroomde weggedeelte
achter u hebt gelaten, rem dan, zodra de
verkeerssituatie dat toelaat, meerdere keren
licht af om de remschijven en remblokken te
drogen.
Als u twijfels hebt over de staat van uw auto,
neem dan contact op met het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
06
Rijden
Page 188 of 468

186
DS4_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Hang geen zware voor werpen aan de
sleutel of de afstandsbediening: dit kan
namelijk storingen aan het contactslot
veroorzaken.
Bovendien kunnen deze voorwerpen
bij het activeren van de airbag vóór
ernstige verwondingen veroorzaken.
Starten / Afzetten van de motor met de sleutel
Het contactslot heeft 3 standen:
- stand 1 (Stop) : sleutel in het contactslot
steken en uit het contactslot verwijderen,
stuurslot vergrendeld,
-
stand 2 (Contact) : stuurslot ontgrendeld,
aanzetten van het contact, voorgloeien
dieselmotor, draaien van de motor,
-
stand 3 (Star ten) .
Contactslot
Stand Contact
In deze stand werkt de elektrische uitrusting
van de auto en kan externe apparatuur worden
opgeladen.
Als het laadniveau van de accu een bepaalde
minimale grenswaarde heeft bereikt,
schakelt het systeem over op de eco-mode:
de elektrische voeding wordt automatisch
uitgeschakeld zodat de accu voldoende
opgeladen blijft.
Bij het afzetten van de motor is de
rembekrachtiging niet meer actief.
Diefstalbeveiliging
Elektronische startblokkering
Bij een storing in het systeem
wordt u gewaarschuwd door dit
verklikkerlampje in combinatie met
een geluidssignaal en/of een melding
(volgens uitvoering).
Bewaar de sticker die u bij de aflevering
van uw auto samen met de sleutels is
overhandigd zorgvuldig op een plaats
buiten de auto.
De auto kan dan niet gestart worden.
Raadpleeg zo snel mogelijk het CITROËN-
netwerk. In de sleutels is een chip aangebracht die over
een specifieke code beschikt. Om de motor te
kunnen starten, moet bij het aanzetten van het
contact de code van de sleutel worden herkend
door de startblokkering.
Deze elektronische startblokkering blokkeert
het motormanagementsysteem zodra het
contact wordt afgezet en voorkomt zo het
starten van de motor bij een inbraak.
06
Rijden
Page 191 of 468

189
DS4_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Starten / Afzetten van de motor met keyless entry
and start
Starten van de motor
F Zet bij auto's met een handgeschakelde versnellingsbak de versnellingshendel
in de neutraalstand en houd het
koppelingspedaal volledig ingetrapt.
F
Z
et bij auto's met een automatische
transmissie de selectiehendel in de stand
P
of N en houd het rempedaal ingetrapt. F
D
ruk kort op de "
START/STOP"-
knop en houd daarbij het pedaal
ingetrapt tot de motor draait. Als de elektronische sleutel niet in de
zone wordt gedetecteerd, verschijnt een
melding. Verplaats de elektronische
sleutel naar de detectiezone zodat de
motor kan worden gestart.
Als aan een van de voor waarden voor
het starten niet wordt voldaan, wordt
ter herinnering een melding op het
instrumentenpaneel weergegeven. In
sommige gevallen moet het stuur wiel heen
en weer worden bewogen ter wijl de "
S TA R T/
STOP "-knop wordt ingedrukt om het
stuurslot te ontgrendelen; u wordt hiervan via
een melding op de hoogte gebracht.
De elektronische sleutel van het
keyless entry and start-systeem moet
zich binnen de detectiezone bevinden.
Verlaat om veiligheidsredenen deze
zone niet ter wijl de motor nog draait.
Auto's met dieselmotor
Bij temperaturen onder 0 graden
wordt de motor pas na het
doven van het verklikkerlampje
"Voorgloeien" gestart.
Als dit lampje gaat branden nadat u
op "START/STOP "-knop hebt gedrukt,
moet u het rem- of koppelingspedaal
ingetrapt houden tot dit lampje uitgaat
en niet opnieuw op de " S TA R T/
STOP "-knop drukken, tot de motor is
aangeslagen.
Het stuurslot wordt ontgrendeld en de motor
start.
Zie de waarschuwing voor auto's met een
dieselmotor.
F
Z
org dat de elektronische sleutel zich in het
interieur van de auto bevindt: u hoeft hem
niet in de lezer te steken.
06
Rijden
Page 192 of 468

190
DS4_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Afzetten van de motor
Als de auto niet stilstaat, wordt de
motor niet afgezet.
Laat nooit de elektronische sleutel in
de auto achter als u de auto verlaat.
Bij het afzetten van de motor is de
rembekrachtiging niet meer actief.
F
Zet de auto stil.F Zet bij auto's met een handgeschakelde
versnellingsbak de versnellingshendel in de
neutraalstand.
F Zet bij auto's met een automatische transmissie de selectiehendel in de stand P of N.
F Druk ter wijl de elektronische
sleutel zich in de auto bevindt op
de "START/STOP "-knop.
De motor wordt afgezet en het
stuurslot wordt vergrendeld.
Noodprocedure voor het starten
Als de elektronische sleutel zich in het
detectiegebied bevindt en de motor niet start
als u op de knop "START/STOP" drukt:
F
Z
et bij auto's met een handgeschakelde
versnellingsbak de versnellingshendel in
de neutraalstand.
F
Z
et bij auto's met een automatische
transmissie de selectiehendel in de
stand
P of N. F
O pen het deksel van de armsteun vóór.
F
T
il de bekleding op aan de lip en ver wijder
de bekleding.
F
P
laats de elektronische sleutel in de lezer.
F
H
oud bij auto's met een automatische
transmissie het rempedaal ingetrapt.
F
H
oud bij auto's met een handgeschakelde
versnellingsbak het koppelingspedaal
volledig ingetrapt.
F
D
ruk op de knop " S TA R T/
STOP" .
D
e motor wordt gestart.
06
Rijden
Page 193 of 468

191
DS4_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Noodprocedure voor het afzetten van de motor
In noodgevallen kan de motor
geforceerd worden afgezet door de
knop "START/STOP" ongeveer drie
seconden ingedrukt te houden.
In dat geval wordt het stuurslot ingeschakeld
zodra de auto stilstaat.
Als de elektronische sleutel
niet wordt herkend
Als de elektronische sleutel zich niet meer in
het detectiegebied bevindt tijdens het rijden of
wanneer u (op een later moment) de motor wilt
afzetten, wordt een melding weergegeven. F
H
oud de knop "START/STOP"
ongeveer drie seconden
ingedrukt als u de motor
geforceerd wilt afzetten (let op:
zonder de sleutel kan de motor
niet meer gestar t worden) .
Contact aanzetten
(zonder te starten)
Druk, met de sleutel van het Keyless entry
and start-systeem in het interieur van de auto,
zonder een pedaal in te trappen op de
knop
"START/STOP " om het contact aan te
zetten.
F
Druk op de knop " START/STOP": de verlichting
en lampjes van het instrumentenpaneel gaan
branden zonder dat de motor wordt gestart.
F Druk nogmaals op de knop om het contact af te zetten en de
auto te kunnen vergrendelen.
Bij aangezet contact gaat het systeem
automatisch over op de eco-mode om
te voorkomen dat het laadniveau van
de accu te ver zakt.
06
Rijden
Page 198 of 468

196
DS4_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Wanneer de auto stilstaat met draaiende motor,
dient u de auto beslist tegen wegrollen te
beveiligen door de parkeerrem handmatig aan
te trekken. Trek daarvoor aan de hendel A .
Parkeerrem aantrekken,
bij draaiende motor
De noodremfunctie mag uitsluitend in
uitzonderlijke gevallen worden gebruikt.
Controleer voordat u de auto verlaat of het
verklikkerlampje van de parkeerrem op
het instrumentenpaneel constant brandt.
De aangetrokken toestand van de parkeerrem
wordt aangegeven door:
-
he
t branden van het
verklikkerlampje parkeerrem en het
verklikkerlampje P op de hendel A ,
-
d
e melding "Parkeerrem
aangetrokken".
Wanneer u het bestuurdersportier opent om uit te stappen ter wijl
de parkeerrem niet is aangetrokken, klinkt er een geluidssignaal
en verschijnt er een melding op het display (behalve als bij een
automatische transmissie de selectiehendel in de stand P staat).
Bij auto's met een automatische transmissie klinkt het
geluidssignaal niet en verschijnt er geen melding als de
selectiehendel in de stand P staat.
Bijzondere omstandigheden
In bepaalde situaties (starten van de motor...)
bepaalt de parkeerrem zelf zijn aantrekkracht.
Dit is normaal.
Wilt u de auto enkele centimeters verplaatsen
zonder de motor te starten, trap dan met
aangezet contact het rempedaal in en zet de
parkeerrem vrij door eerst aan de hendel A
te trekken en deze vervolgens los te laten .
De vrijgezette toestand van de parkeerrem
wordt aangegeven door het doven van het
verklikkerlampje op de hendel A in combinatie
met de melding "Parkeerrem vrijgezet".
Noodremfunctie
Bij een defect aan de dynamische
stabiliteitscontrole, aangegeven door het branden
van dit verklikkerlampje, kan de stabiliteit bij het
remmen niet worden gegarandeerd.
Wanneer het rempedaal niet werkt of bij uitzonderlijke
situaties (onwel worden van de bestuurder, rijles geven
(indien wettelijk toegestaan) enz.), kan de auto worden
gestopt door aan de hendel A te trekken en deze vast te
houden.
De dynamische stabiliteitscontrole zorgt ervoor dat de
auto stabiel blijft wanneer de noodremfunctie actief is.
In geval van een storing aan het systeem van de
noodremfunctie verschijnt het bericht "Parkeerrem defect".
In dat geval moet de bestuurder er zelf voor zorgen
dat de auto stabiel blijft door afwisselend aan de
hendel A te trekken en deze weer los te laten.
06
Rijden
Page 202 of 468

200
DS4_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Handmatig schakelen
F Selecteer de stand M om sequentieel te
schakelen in de zes versnellingen.
F
D
uw de selectiehendel naar het symbool +
om één versnelling op te schakelen.
F
T
rek de selectiehendel naar het symbool -
om één versnelling terug te schakelen.
Het schakelen naar een andere versnelling
kan alleen als de snelheid van de auto en
het toerental van de motor dit toestaan,
anders wordt er tijdelijk overgegaan op de
automatische bediening.
Op het instrumentenpaneel verdwijnt de
aanduiding D en verschijnen achtereenvolgens
de ingeschakelde versnellingen.
Als het motortoerental te laag of te hoog is,
knippert de geselecteerde versnelling enkele
seconden en vervolgens wordt de werkelijk
ingeschakelde versnelling weergegeven.
Als de auto stopt of langzaam rijdt, kiest de
automatische versnellingsbak automatisch
de
1
e versnelling.
Tijdens het schakelen hoeft u het gaspedaal
niet los te laten.
Er kan elk moment van de stand D (rijden in de
automatische stand) naar de stand M (rijden in
de handbediende stand) worden geschakeld.
De programma's Sport en Sneeuw kunnen
niet worden ingeschakeld in de handbediende
stand.
Programma's Sport en Sneeuw
Programma Sport "S"
F Druk op de toets "S" als de motor is
gestart.
Het schakelprogramma maakt dan automatisch
een dynamische rijstijl mogelijk.
Op het instrumentenpaneel verschijnt
de aanduiding S .
Programma Sneeuw " T"
F Druk op de toets " T" als de motor is
gestart.
De versnellingsbak past zich aan voor het
rijden op gladde wegen.
Het schakelprogramma zorgt ervoor dat u
gemakkelijker kunt rijden op een ondergrond
met weinig grip.
Op het instrumentenpaneel verschijnt
de aanduiding T .
Terugkeren naar de auto-
adaptieve stand
F Om terug te keren naar het auto-adaptieve
stand kunt u het programma op elk
gewenst moment uitschakelen door
opnieuw op de desbetreffende toets te
drukken.
Deze twee specifieke programma's vullen de
automatische werking aan onder bijzondere
rijomstandigheden.
06
Rijden
Page 208 of 468

206
DS4_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Stop & Start
Werking
Overgang naar de STOP-stand van de motor
Als de STOP-stand geactiveerd is,
blijven alle andere componenten zoals
de remmen en de stuurbekrachtiging
normaal functioneren.
Tank nooit als de motor in de STOP-
stand staat; zet in dat geval altijd het
contact af met de sleutel of met de
knop "START/STOP".
Bij auto's met een handgeschakelde
versnellingsbak
gaat bij snelheden
Als uw auto is uitgerust met een teller,
wordt de duur van de momenten dat de
motor in de STOP-stand geschakeld
De STOP-stand wordt niet geactiveerd als:
-
d e auto op een steile helling staat
(beklimming of afdaling),
-
he
t bestuurderportier geopend is,
-
de
veiligheidsgordel van de bestuurder
losgemaakt is,
-
d
e auto sinds de laatste start (met de
sleutel of met de knop "START/STOP")
niet
sneller dan 10 km/h heeft gereden,
-
d
e elektrische parkeerrem wordt /is
aangetrokken,
-
d
e klimaatregeling in het interieur dat niet
toelaat,
-
d
e ruitontwaseming is ingeschakeld,
-
b
epaalde bijzondere omstandigheden
(laadtoestand accu, motortemperatuur,
rembekrachtiging, buitentemperatuur enz.)
dat niet toelaten.
Bijzonderheden: STOP-stand niet
beschikbaar
In dat geval knippert het
lampje "ECO" enkele seconden en
gaat vervolgens uit.
Dit is volkomen normaal.
Bij auto's met een automatische
transmissie
gaat bij stilstaande auto
wordt, opgeteld en weergegeven. Elke keer als u het
contact opnieuw aanzet met de sleutel of op de knop
"START/STOP" drukt, wordt deze teller op 0 gezet.
Het Stop & Start-systeem zet de motor tijdelijk af (STOP-stand) als u stopt (bij rood licht,
opstoppingen enz.). De motor wordt automatisch gestart (START-stand) als u weer weg wilt rijden.
Het starten gebeurt direct, snel en stil.
Het Stop & Start-systeem zorgt voor een lager brandstofverbruik, minder uitstoot van schadelijke
stoffen en een aangename rust in het interieur tijdens het wachten.
beneden 20 km/h, of bij stilstaande auto bij
uitvoeringen met de PureTech 130 -motor of
de BlueHDi 115 of 120 -dieselmotor, dit lampje
branden op het instrumentenpaneel en wordt
de motor automatisch afgezet wanneer u de
versnellingsbak in de neutraalstand zet en het
koppelingspedaal loslaat.
dit lampje branden op het instrumentenpaneel
en wordt de motor automatisch afgezet
als u het rempedaal stevig intrapt of de
selectiehendel in de stand N zet.
06
Rijden
Page 209 of 468

207
DS4_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Overgang naar de START-stand
van de motor
Bij auto's met een
handgeschakelde versnellingsbak
Bijzonderheden: automatisch
activeren van de START-stand
Als u bij een auto met een handgeschakelde
versnellingsbak in de STOP-stand een
versnelling inschakelt, maar daarbij het
koppelingspedaal niet helemaal intrapt, gaat
er een lampje branden of verschijnt er een
bericht met het verzoek het koppelingspedaal
helemaal in te trappen, omdat anders de
motor niet gestart kan worden.
In dat geval knippert het
lampje
"ECO" enkele seconden en
gaat vervolgens uit.
Dit is volkomen normaal. De START-stand wordt ten behoeve van
de veiligheid en het comfort automatisch
geactiveerd als:
-
he
t bestuurderportier wordt geopend,
-
d
e veiligheidsgordel van de bestuurder los
wordt gemaakt,
-
d
e snelheid van de auto hoger is dan
25 km/h bij een handgeschakelde
versnellingsbak (3 km/h bij de
PureTech 130 -motor en de BlueHDi 115 en
120 -dieselmotoren) en hoger dan 3 km/h
bij een automatische transmissie,
-
d
e elektrische parkeerrem wordt
aangetrokken,
-
b
epaalde bijzondere omstandigheden
(laadtoestand accu, motortemperatuur,
rembekrachtiging, buitentemperatuur enz.)
dit niet toelaten.
Bij auto's met een automatische
transmissie
gaat dit lampje uit en
wordt de motor automatisch gestart als:
-
u h
et rempedaal loslaat ter wijl de
selectiehendel in de stand D of M staat,
-
d
e selectiehendel in de stand N staat
en het rempedaal is losgelaten, en u
vervolgens de selectiehendel in de stand D
of M zet,
-
u d
e selectiehendel in de stand R
(achteruit) zet.
gaat dit lampje uit en wordt de motor
automatisch gestart als u het koppelingspedaal
volledig
intrapt.
06
Rijden