CITROEN JUMPER MULTISPACE 2013 Instructieboekjes (in Dutch)
Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2013, Model line: JUMPER MULTISPACE, Model: CITROEN JUMPER MULTISPACE 2013Pages: 339, PDF Size: 15.12 MB
Page 51 of 339

 49
   
 
Stuurkolomschakelaars  
 
ERGONOMIE en COMFOR
T
3
 
 
Onderhoudsstand ruitenwissers
vóór 
  Als de ruitenwisserschakelaar binnen één 
minuut nadat het contact is afgezet wordt 
bediend, bewegen de ruitenwissers naar de 
voorruitstijlen. Deze stand moet worden gebruikt voor ‘s 
winters parkeren en het vervangen of reinigen 
van de ruitenwisserbladen. 
  Zie in de rubriek 7 het gedeelte 
“Ruitenwisserbladen vervangen”. 
  Zet het contact aan en bedien de 
ruitenwisserschakelaar om de ruitenwissers 
na de werkzaamheden weer in de ruststand 
te zetten.  
 
    Zet het contact uit als de auto 
gewassen wordt in een wasstraat, om 
te voorkomen dat de automatische 
ruitenwissers worden ingeschakeld. 
  Wacht 's winters met het inschakelen van 
het automatisch wissen tot de voorruit 
ontdooid is.  
 
 
 Ruitenwisser achter 
 
Draai de ring tot de eerste stand.  
 
 
Ruitensproeier achter 
 
Draai de ring voorbij de eerste 
stand, zodat de ruitensproeier 
in werking treedt en vervolgens 
de ruitenwisser enige tijd wordt 
ingeschakeld. 
  Wacht 's winters, als de ruit met 
sneeuw of ijs bedekt is, met het 
inschakelen van de ruitenwisser achter. 
Zet eerst de achterruitverwarming aan, 
wacht tot de sneeuw of het ijs begint te 
smelten en veeg de ruitenwisser achter 
schoon. Zet dan pas de ruitenwisser achter 
aan.      
Inschakelen 
  Duw de hendel omlaag. Bij het inschakelen 
van de automatische ruitenwissers verschijnt 
een melding op het display. 
  Als het contact meer dan 1 minuut afgezet 
is geweest, moet de automatische werking 
van de ruitenwissers opnieuw worden 
geactiveerd door de schakelaar één keer 
omlaag te bewegen.  
   
Deactiveren/Uitschakelen 
  Zet de schakelaar in de stand  I 
,  1  
of  2 
. Als 
de functie wordt uitgeschakeld, verschijnt er 
een melding op het display. 
  In het geval van een storing in de werking 
van de automatische ruitenwissers werken 
de ruitenwissers in de intervalstand. 
  Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een 
gekwalificeerde werkplaats om het systeem 
te laten controleren.  
Page 52 of 339

50
   
 
Stuurkolomschakelaars 
 
SNELHEIDSREGELAAR "CRUISE" 
 
Deze voorziening werkt alleen bij snelheden 
boven 40 km/h, vanaf de 4e versnelling.   Functie geselecteerd, 
  weergave van 
het symbool 
"Snelheidsregelaar". 
  Functie uitgeschakeld, 
   
OFF 
 (bijvoorbeeld bij 
107 km/h). 
  Functie ingeschakeld, 
  (bijvoorbeeld bij 
107 km/h). 
  Wagensnelheid hoger 
dan ingestelde snelheid 
(118 km/h), 
   
de weergegeven 
ingestelde snelheid 
knippert. 
  Storing in de werking 
van het systeem, 
   
OFF 
 - de streepjes 
knipperen.    Op het controledisplay wordt aangegeven 
of de functie is geselecteerd. Ook de 
ingestelde snelheid wordt hier weergegeven: 
  Voor het instellen van de gewenste 
wagensnelheid. 
  Met dit systeem kan de bestuurder - bij 
normaal doorstromend verkeer - met een 
constante, zelf ingestelde snelheid rijden, 
behalve op steile hellingen.  
Page 53 of 339

 51
   
 
Stuurkolomschakelaars  
 
ERGONOMIE en COMFOR
T
3
 
 
Selecteren van de functie
 
 
 
-   Zet de draaiknop in de stand  CRUISE 
. 
De snelheidsregelaar is geselecteerd, 
maar nog niet geactiveerd en er is nog 
geen snelheid ingesteld.  
 
Eerste keer activeren/instellen van een snelheid
 
 
 
-   Breng uw auto met 
het gaspedaal op de 
gewenste snelheid. 
   
-   Druk op de toets  SET- 
 of  SET+ 
.  
  De snelheid is nu in het geheugen 
opgeslagen/geactiveerd en deze snelheid 
wordt door de auto gehandhaafd.  
Tijdelijk 
overschrijden van de ingesteldesnelheid
 
Het is mogelijk  gas te geven 
 en tijdelijk 
met een hogere snelheid dan de ingestelde 
snelheid te rijden. 
  De ingestelde snelheid zal dan knipperen. 
Als het gaspedaal wordt losgelaten, wordt 
de ingestelde snelheid weer aangenomen.  
 
 
Opnieuw activeren
 
 
 
-   Druk na het onderbreken van de 
snelheidsregelaar op deze toets.  
  De auto neemt de laatst ingestelde snelheid 
weer aan. 
  U kunt ook de procedure "eerste keer 
activeren" herhalen.  
 
 
Uitschakelen (OFF) 
 
 
 
-   Druk op deze toets 
of trap op het rem- of 
koppelingspedaal.  
 
Ingestelde snelheid 
wijzigen
  De ingestelde snelheid 
kunt u op twee manieren 
verhogen: 
  Zonder het gaspedaal: 
   
 
-   druk op de toets  Set + 
.  
  Druk de toets kort in om de snelheid 
met 1 km/h te verhogen. 
  Houd de toets ingedrukt om de snelheid in 
stappen van 5 km/h te verhogen.  
Page 54 of 339

52
   
 
Stuurkolomschakelaars 
Uitschakelen van de functie 
 
 
 
-   Draai de knop in de stand  0 
 of zet het 
contact af om het systeem volledig uit te 
schakelen.  
 
Gebruiksvoorschrift 
 
Let bij het wijzigen van de ingestelde 
snelheid door het ingedrukt houden van de 
toets goed op omdat de snelheid zeer snel 
kan worden verhoogd of verlaagd. 
  Gebruik de snelheidsregelaar niet op gladde 
wegen of bij zeer druk verkeer. 
  Bij een steile afdaling kan de 
snelheidsregelaar niet voorkomen dat de 
ingestelde snelheid wordt overschreden. Bij 
het gebruik van de snelheidsregelaar moet 
de bestuurder te allen tijde de snelheidslimiet 
in acht nemen, zijn aandacht op het verkeer 
blijven vestigen en zijn verantwoordelijkheid 
nemen. 
   
 
Houd uw voeten bij de pedalen. 
  Om te voorkomen dat de werking van de 
pedalen wordt gehinderd: 
   
 
-   controleer of de mat goed op zijn plaats 
ligt en vast aan de bevestigingen op de 
vloer, 
   
-   leg nooit meerdere matten boven op 
elkaar.  
 
Storing
 
De ingestelde snelheid wordt gewist en in 
plaats daarvan verschijnen drie streepjes 
op het display. Raadpleeg het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats 
om het systeem te laten controleren.     Met het gaspedaal: 
   
 
-   trap het gaspedaal in tot de gewenste 
snelheid is bereikt, 
   
-   druk op de toets  Set + 
 of  Set - 
.  
  Verlagen van de ingestelde snelheid: 
   
 
-   druk op de toets  Set - 
.  
  Druk de toets kort in om de snelheid met 
1 km/h te verlagen. 
  Houd de toets ingedrukt om de snelheid in 
stappen van 5 km/h te verlagen.  
Ingestelde snelheid annuleren
 
Als bij stilstaande auto het contact wordt 
afgezet, wordt de ingestelde snelheid uit het 
geheugen gewist.  
 VASTE SNELHEIDSBEGRENZER 
 
De vaste snelheidsbegrenzer (volgens 
uitvoering) begrenst de maximumsnelheid 
van de auto op 90, 100, 110 of 130 km/h. 
Een sticker in het interieur geeft aan 
dat deze functie aanwezig is. De vaste 
maximumsnelheid kan niet worden gewijzigd. 
  Deze vaste snelheidsbegrenzer 
werkt niet volgens het principe 
van een snelheidsregelaar. De functie 
kan niet tijdens het rijden worden in- en 
uitgeschakeld.  
Page 55 of 339

 53
   
 
Stuurkolomschakelaars  
 
ERGONOMIE en COMFOR
T
3
 
SNELHEIDSBEGRENZER "LIMIT"
 
Als het gaspedaal tot voorbij het zware 
punt wordt ingetrapt, wordt de ingestelde 
snelheid echter overschreden. Als het 
gaspedaal vervolgens geleidelijk weer wordt 
losgelaten en de wagensnelheid onder de 
ingestelde maximumsnelheid komt, wordt de 
snelheidsbegrenzer weer geactiveerd.   Functie geselecteerd, 
  weergave van 
het symbool 
"Snelheidsbegrenzer". 
  Functie uitgeschakeld, 
  laatst ingestelde 
snelheid - OFF 
  (bijvoorbeeld bij 107 km/h). 
  Functie ingeschakeld, 
  (bijvoorbeeld bij 107 km/h). 
  Wagensnelheid hoger 
dan de ingestelde 
snelheid 
  (bijvoorbeeld 118 km/h), 
   
de weergegeven 
ingestelde snelheid 
knippert. 
  Storing in de werking 
van het systeem, 
   
OFF 
 - de streepjes 
knipperen.    Op het controledisplay wordt aangegeven 
of de functie is geselecteerd. Ook de 
ingestelde snelheid wordt hier weergegeven: 
   
Het systeem kan worden bediend bij 
stilstaande auto met draaiende motor, 
of tijdens het rijden.     "Dit is de gekozen snelheid die de 
bestuurder niet wil overschrijden". 
  Het instellen van de maximumsnelheid is 
mogelijk bij stilstaande auto met draaiende 
motor, of tijdens het rijden. De ingestelde 
snelheid dient minimaal 30 km/h te bedragen. 
  De snelheid wordt verhoogd naarmate het 
gaspedaal dieper wordt ingetrapt tot aan het 
zware punt van het gaspedaal, waarbij de 
ingestelde snelheid is bereikt.  
Page 56 of 339

54
   
 
Stuurkolomschakelaars 
 
 
Selecteren van de functie
 
 
 
-   Draai de knop in de stand  LIMIT 
. De 
begrenzer is dan geselecteerd, maar 
nog niet actief. Het display geeft de 
laatst ingestelde snelheid weer.  
 
Instellen van een snelheid 
 
Er kan, bij draaiende motor, een snelheid 
worden ingesteld zonder de begrenzer in te 
schakelen. 
  Verhogen van de ingestelde snelheid: 
   
 
-   druk op de toets  Set + 
.  
  Druk de toets kort in om de snelheid met 
1 km/h te verhogen. 
  Houd de toets ingedrukt om de snelheid in 
stappen van 5 km/h te verhogen. 
   
Inschakelen/uitschakelen (Off) 
 
Druk één keer op deze toets om de 
begrenzer in te schakelen. Druk nogmaals 
op de toets om de begrenzer uit te 
schakelen (OFF).  
  Verlagen van de ingestelde snelheid: 
   
 
-   druk op de toets  Set - 
.  
  Druk de toets kort in om de snelheid met 
1 km/h te verlagen. 
  Houd de toets ingedrukt om de snelheid in 
stappen van 5 km/h te verlagen.   
Page 57 of 339

 55
   
 
Stuurkolomschakelaars  
 
ERGONOMIE en COMFOR
T
3
Uitschakelen van de functie 
 
 
 
-   Draai de knop in de stand  0 
 of zet 
het contact af om het systeem uit te 
schakelen.  
  De laatst ingestelde snelheid blijft in het 
geheugen opgeslagen.  
 
 
Overschrijden van de ingestelde 
snelheid 
   
 
Als het gaspedaal geleidelijk dieper wordt 
ingetrapt, wordt de snelheid niet verhoogd. 
Als het gaspedaal echter  met kracht  
wordt ingetrapt, tot voorbij het  zware punt 
, 
wordt de begrenzer tijdelijk uitgeschakeld 
en knippert de ingestelde snelheid op het 
display.    
Gebruiksvoorschrift  
 
 
 
Storing 
 
De ingestelde snelheid wordt gewist en in 
plaats daarvan verschijnen drie streepjes op 
het display. 
  Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een 
gekwalificeerde werkplaats om het systeem 
te laten controleren. 
   
Knipperen van de
snelheidsweergave
  De snelheid knippert: 
   
 
-   als het gaspedaal tot voorbij het zware 
punt wordt ingetrapt, 
   
-   als de begrenzer door het profiel van de 
weg of bij een steile afdaling niet kan 
voorkomen dat de ingestelde snelheid 
wordt overschreden, 
   
-   tijdens snel accelereren.  
    Laat om de begrenzer weer in te schakelen 
de snelheid zakken tot een snelheid lager 
dan de ingestelde snelheid.    Bij het gebruik van de snelheidsbegrenzer 
moet de bestuurder te allen tijde de 
snelheidslimiet in acht nemen, zijn aandacht 
op het verkeer blijven vestigen en zijn 
verantwoordelijkheid nemen. 
  Let op uw snelheid als deze door het profiel 
van de weg of door snel accelereren kan 
worden overschreden, zodat u optimaal de 
controle over uw auto kunt bewaren. 
  Om te voorkomen dat de werking van de 
pedalen wordt gehinderd: 
   
 
-   controleer of de mat goed op zijn plaats 
ligt en op de vloer is bevestigd, 
   
-   leg nooit meerdere matten boven op 
elkaar.   
Page 58 of 339

56
   
 Ventilatie 
HANDMATIGE BEDIENING
 
Het bedieningspaneel van de handmatige 
airconditioning (volgens uitvoering) bevindt 
zich op de middenconsole. 
   
Luchtverdeling 
 
Draai de knop in de gewenste stand om de 
luchtstroom te verdelen naar: 
  de zijventilatieroosters en 
middelste ventilatieroosters, 
  de zijventilatieroosters, de 
middelste ventilatieroosters en de 
beenruimte, 
  de beenruimte, 
  de voorruit en de beenruimte, 
Luchtopbrengst 
 
De airconditioning werkt niet als de knop 
van de aanjager in de stand 0 staat.  
  De luchtstroom kan worden 
gevarieerd door de knop in 
een tussenstand te zetten, 
aangegeven door "●".  
 
 
Airconditioning A/C
 
De airconditioning (volgens uitvoering) werkt 
uitsluitend bij draaiende motor. 
  Druk op de toets om de 
airconditioning in te schakelen; 
het lampje gaat branden. Druk 
nogmaals op de toets om de 
airconditioning uit te schakelen; 
het lampje gaat uit. 
Temperatuurregeling
  Zet de knop in de gewenste stand: 
   
 
-   van blauw (toevoer van koude 
lucht), 
   
-   naar rood (toevoer van warme 
lucht).  
   De kracht van de luchttoevoer via 
de ventilatieroosters varieert van 
1 tot 4. In de stand 0 is er geen 
luchttoevoer. 
   
Zet de knop in de gewenste stand 
voor een optimaal comfort.  
  de voorruit. 
VENTILATIE 
Page 59 of 339

 57
   
 Ventilatie  
 
ERGONOMIE en COMFOR
T
3
Toevoer van buitenlucht 
Tips voor het instellen 
 
Voor een optimale werking van het handbediende systeem is het raadzaam de volgende instellingen te gebruiken: 
 
Het lampje van de toets is uit. 
Gebruik deze stand zo veel 
mogelijk.  
  Het lampje van de toets brandt. 
Deze stand dient bovendien om 
de toevoer van buitenlucht bij 
stank en stofoverlast af te sluiten. 
  Als deze stand gebruikt wordt terwijl de 
airconditioning en de aanjager 
(stand 1 t/m 4) zijn ingeschakeld, wordt 
de capaciteit van de verwarming (knop 
temperatuurregeling naar rood) of de 
airconditioning (knop temperatuurregeling 
naar blauw) sneller vergroot. 
  Gebruik de luchtrecirculatie niet langer dan 
nodig is. 
Schakel zodra de omstandigheden dit 
toelaten de toevoer van buitenlucht weer 
in om de lucht in het interieur te verversen 
en het beslaan van de ruiten te voorkomen. 
Gebruik deze stand zo veel mogelijk.     
 
Gewenste 
werking  
 
 
 
 
Luchtverdeling  
  
 
 
Temperatuur  
  
 
 
Luchtopbrengst  
  
 
 
Luchtrecirculatie  
  
 
 
Airconditioning 
A/C  
 
   
Warm  
 
         
 
 
Koud   
         
 
 
Ontdooien  
Ontwasemen   
         
 
 
Luchtrecirculatie in het interieur  
Page 60 of 339

58
   
 Ventilatie 
AUTOMATISCHE AIRCONDITIONING MET GESCHEIDEN REGELING 
Gebruiksvoorschrift 
 
Om het interieur maximaal te koelen of te 
verwarmen kan de temperatuur lager dan 
15 worden ingesteld door de knop naar 
links te draaien tot LO wordt weergegeven 
of hoger dan 27 worden ingesteld door de 
knop naar rechts te draaien tot HI wordt 
weergegeven. 
  Voor een optimaal comfort is het raadzaam 
de waarde links en rechts zo in te stellen dat 
het verschil niet meer dan 3 bedraagt.    Het bedieningspaneel (volgens uitvoering) 
bevindt zich op de middenconsole.   Als de temperatuur in de auto bij het 
instappen veel lager of hoger is dan 
de ingestelde waarde, heeft het geen 
zin om voor het gewenste comfort de 
ingestelde waarde te wijzigen. Het systeem 
compenseert automatisch en zo snel 
mogelijk het temperatuurverschil.