stop start CITROEN JUMPER SPACETOURER 2020 Instructieboekjes (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2020, Model line: JUMPER SPACETOURER, Model: CITROEN JUMPER SPACETOURER 2020Pages: 324, PDF Size: 11 MB
Page 48 of 324

46
Controleer of de rail op de vloer vrij is van
voor werpen die het openen of sluiten van
de schuifdeur in de weg kunnen staan.
Ga om veiligheidsredenen en om
storingen te voorkomen niet rijden met
geopende schuifdeuren.
Bij een aanrijding wordt de elektrische
bediening uitgeschakeld. Het handmatig
openen en sluiten blijft mogelijk.
Tijdens het starten van de motor wordt
de beweging van de deur onderbroken.
De beweging wordt her vat als de motor is
aangeslagen.Afhankelijk van de
motoruitvoering: als u, ter wijl
de Stop-stand van het Stop &
Start-systeem is geactiveerd, de
gesloten deur wilt openen, gaat
de deur een klein stukje open
waarna hij tot stilstand komt.
Op het moment dat de motor
overgaat op de Start-stand, gaat
de deur verder open.
Om de schuifdeur open te houden moet hij
volledig worden geopend, zodat hij wordt
geblokkeerd door het blokkeersysteem
(aan de onderzijde van de deur).Deuren en hun obstructie Beveiliging/Detectie van
obstakels elektrisch
bedienbare schuifdeur(en)
Een geopende schuifdeur steekt uit. Houd
hier rekening mee wanneer u de auto langs
een muur, een paaltje of een hoge stoeprand
parkeert.
De achterzijde van een geopende
schuifdeur zal nooit voorbij de
achterbumper van de auto komen. Het obstakeldetectiesysteem wordt geactiveerd
op het moment dat de schuifdeur tijdens het
bewegen tegen een obstakel met een bepaalde
weerstand komt. Als een obstakel:
-
b
ij het sluiten van de schuifdeur wordt
gedetecteerd, stopt de schuifdeur met
bewegen en wordt deze ver volgens volledig
geopend.
-
b
ij het openen van de schuifdeur wordt
gedetecteerd, stopt de schuifdeur met
bewegen en wordt deze ver volgens
gesloten.
-
t
wee keer achter elkaar wordt gedetecteerd
tijdens de beweging van de deur, wordt de
deur niet meer elektrisch gesloten.
Op een steile helling: een veiligheidssysteem
vertraagt het opengaan van de deur.
Wacht in elk geval enkele seconden alvorens
de deur te bedienen (sluiten of openen).
Sluit de deur handmatig om veiligheidsredenen.
Ver volgens moet u de deur resetten.
Toegang tot de auto
Page 54 of 324

52
Afgaan van het alarm
Als het alarm afgaat, treedt de sirene in
werking en knipperen de richtingaanwijzers
gedurende 30 seconden.
Als het alarm voor de 11e keer afgaat, worden
de beveiligingsfuncties uitgeschakeld.
Als het lampje van de knop snel knippert bij het
ontgrendelen van de auto, is het alarm tijdens
uw afwezigheid afgegaan. Het lampje stopt met
knipperen als het contact wordt aangezet.
Vergrendelen van de
auto met alleen de
omtrekbeveiliging
ingeschakeld
Schakel de interieurbeveiliging uit om te
voorkomen dat het alarm onnodig wordt
ingeschakeld als bijvoorbeeld:
-
e
en huisdier in de auto wordt achtergelaten;
-
e
en ruit op een kier blijft staan;
-
d
e auto wordt gewassen;
-
e
en wiel wordt ver wisseld;
-
d
e auto wordt gesleept;
-
d
e auto wordt ver voerd per schip.
Als de auto automatisch opnieuw
wordt vergrendeld (als binnen 30
seconden niet een van de portieren of
de achterklep wordt geopend), wordt
ook het alarmsysteem automatisch weer
ingeschakeld.
Uitschakelen van de
interieurbeveiliging
F Zet het contact af en druk binnen
10 seconden op de toets van het
alarmsysteem tot het lampje blijft branden.
F
V
erlaat de auto.
F
V
ergrendel de auto onmiddellijk met de
afstandsbediening of het "Keyless entry and
start"-systeem.
Alleen de omtrekbeveiliging wordt
ingeschakeld; het rode verklikkerlampje van de
toets knippert één keer per seconde.
Deze procedure moet elke keer na het
afzetten van het contact weer worden
uitgevoerd als u de interieur- en
wegsleepbeveiliging uitgeschakeld wilt
houden.
Inschakelen van de
interieurbeveiliging
F Schakel de omtrekbeveiliging uit door de auto te ontgrendelen met de
afstandsbediening of met het Keyless entry
and start-systeem.
F
S
chakel het alarmsysteem op de
gebruikelijke wijze in.
Vergrendelen van de auto
zonder het alarm in te
schakelen
F Vergrendel de auto of schakel de supervergrendeling in met de sleutel
(geïntegreerd in de afstandsbediening) in
het slot van het bestuurdersportier.
Storing afstandsbediening
Om de alarmsystemen uit te schakelen:
F
o
ntgrendel de auto met de sleutel
(geïntegreerd in de afstandsbediening) in
het slot van het bestuurdersportier;
F
O
pen het portier; het alarm gaat af.
F
Z
et het contact aan, het alarm stopt. Het
lampje van de knop gaat uit.
Storing
Als bij het aanzetten van het contact het lampje
in de knop blijft branden, duidt dit op een
storing in het systeem.
Laat het systeem controleren door het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Automatisch inschakelen
van het alarm
(Afhankelijk van het verkoopland)
Het systeem wordt automatisch ingeschakeld
2 minuten nadat het laatste portier of de
bagageruimte is gesloten.
F
O
m het afgaan van het alarm bij het
openen van een portier of de achterklep
te voorkomen, moet u eerst op de
ontgrendelknop van de afstandsbediening
drukken of moet u de auto ontgrendelen met
het Keyless entrée and start-systeem.
Toegang tot de auto
Page 60 of 324

58
Elektrisch verstelbare
lendensteun
F Druk de schakelaar in om de lendensteun naar wens in te stellen.
Massagefunctie
Deze functie zorgt voor een massage van
de lendenen bij de inzittenden voorin en
werkt alleen bij draaiende motor en als de
STOP-stand van het Stop & Start-systeem is
geactiveerd.
Inschakelen/uitschakelen
F Druk op deze toets om de functie in of uit te schakelen.
Bij het inschakelen gaat het verklikkerlampje
branden. De massagefunctie is voor een
tijdsduur van één uur ingeschakeld.
Gedurende deze tijdsduur wordt de massage
in 6 cycli van 10 minuten uitgevoerd (6 minuten
massage worden gevolgd door 4 minuten rust).
Na een uur wordt de functie uitgeschakeld, het
verklikkerlampje gaat dan uit.
Intensiteit instellen
Druk op deze knop om de intensiteit
van de massage in te stellen.
U hebt de keuze uit twee standen
voor de intensiteit van de massage.
Stuurwielverstelling
F Duw bij stilstaande auto de hendel omlaag
om het stuurwiel te ontgrendelen.
F
V
erstel de hoogte en de diepte.
F
T
rek aan de hendel om het stuur wiel te
vergrendelen.
Voer deze handelingen om
veiligheidsredenen uitsluitend uit bij
stilstaande auto.
Ergonomie en comfort
Page 80 of 324

78
Tijdens het gebruik van de USB-
aansluiting wordt het draagbare apparaat
automatisch opgeladen.
Tijdens het laden wordt een melding
weergegeven als het stroomverbruik van
het draagbare apparaat hoger is dan de
door de auto geleverde stroomsterkte.
Raadpleeg voor meer informatie over het
gebruik van deze voorziening de rubriek
Audio en telematica.
Jack-aansluiting
Hierop kunt u draagbare apparatuur aansluiten
om muziekbestanden via de geluidsinstallatie
van de auto te kunnen beluisteren.
De bestanden worden vanaf het draagbare
apparaat beheerd.
Raadpleeg voor meer informatie over het
gebruik van deze voorziening de rubriek
Audio en telematica .
220V-aansluiting
Afhankelijk van de uitvoering van uw auto
bevindt zich een 220V-stopcontact (50 Hz)
(max. vermogen: 150 W) in het opbergvak
onder de stoel rechts voor, dat vanaf de 2e zitrij
bereikbaar is.
Dit werkt bij draaiende motor en in de STOP-
stand van het Stop & Start-systeem.
F
B
eweeg het klepje omhoog.
F
C
ontroleer of het groene lampje brandt.
F
S
luit uw elektrische apparaat (telefoonlader,
laptop, CD/DVD-speler, flessenwarmer enz.
) aan.
Bij een storing gaat het groene lampje
knipperen.
Laat het systeem controleren door het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Bagagenet
Het bagagenet kan worden vastgemaakt
aan de sjorogen. Hiermee kunt u achterin
voor werpen op de vloer vastzetten. Sluit maximaal één apparaat op de
aansluiting aan (verlengsnoeren of
dubbelstekkers niet toegestaan).
Sluit alleen apparaten aan die voldoen
aan isolatieklasse II (op het apparaat
aangegeven).
Gebruik geen apparaten met een metalen
behuizing.
Om veiligheidsredenen wordt de
stroomtoevoer naar deze aansluiting bij
overbelasting automatisch onderbroken; dit
gebeurt ook als er andere omstandigheden
zijn die daar aanleiding toe geven (bijzondere
weersomstandigheden, zware belasting van
de elektrische installatie van de auto enz.).
Het groene lampje gaat dan uit.
Ergonomie en comfort
Page 89 of 324

87
Onderhoud van het ventilatie- en
airconditioningssysteem
F
C
ontroleer regelmatig de staat van het
interieurfilter en laat de filterelementen
periodiek vervangen.
Het is raadzaam om een gecombineerd
interieur filter te gebruiken. Dankzij het
toegevoegde speciale actieve middel
is de lucht die de inzittenden inademen
schoner en blijft het interieur schoner
(vermindering van allergische reacties,
stank en vetaanslag).
F
O
m een correcte werking van
de airconditioning te garanderen
moet u deze overeenkomstig de
aanbevelingen in het onderhouds- en
garantieboekje laten controleren. Stop & Star t
De verwarmings- en
airconditioningssystemen werken alleen
als de motor draait.
Schakel tijdelijk de Stop & Start-functie uit
om een comfortabele temperatuur in het
interieur te behouden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het Stop & Star t
-
systeem.
Bevat gefluoreerde broeikasgassen
R13 4A .
Afhankelijk van de uitvoering en
het land van bestemming bevat het
airconditioningssysteem gefluoriseerde
broeikasgassen R134A. Hoeveelheid
gas: 0,5
kg (+/- 0,025 kg), GWP-index
1.430 ton (CO
2-equivalent: 0,751 t).
Verwarming
Handbediende
airconditioning
De airconditioning werkt alleen als de motor
draait.
1. Temperatuur.
2. Luchtopbrengst.
3. Luchtverdeling
4. Recirculatie van de interieurlucht.
5. Airconditioning aan/uit.
Luchtopbrengst
F Draai aan de rolknop 2 om de gewenste
luchtopbrengst te verkrijgen.
Wanneer de knop van de
luchtopbrengstregeling in de stand
minimaal staat (systeem uitgeschakeld),
wordt het thermische comfort niet
meer geregeld. Er blijft door de rijwind
echter nog wel een kleine luchtstroom
gehandhaafd.
Temperatuur
F Draai de rolknop 1 van " LO" (koel) naar " HI"
(warm) om de temperatuur naar behoefte in
te stellen.
Luchtverdeling
F Druk herhaaldelijk op de toets 3 om de luchtstroom te verdelen naar:
-
d
e voorruit, de zijruiten en de
voetenruimten,
-
d
e voetenruimten,
-
de
middelste ventilatieroosters, de
zijventilatieroosters en de voetenruimten,
-
d
e voorruit, de zijruiten, de middelste
ventilatieroosters en de voetenruimten,
-
h
et middelste ventilatierooster en de
zijventilatieroosters,
3
Ergonomie en comfort
Page 95 of 324

93
Ver war ming
Dit is een aanvullend en afzonderlijk systeem
dat het interieur voor ver warmt en de ruiten
sneller ontdooit.Dit lampje brandt permanent als het
systeem is geprogrammeerd of met
de afstandsbediening in werking is
gesteld.
Het lampje knippert tijdens de
ver warmingscyclus en gaat uit aan
het einde er van of als de ver warming
met de afstandsbediening wordt
uitgeschakeld.
Ventilatie
Dit systeem ventileert het interieur
met buitenlucht, zodat onder zomerse
omstandigheden bij het instappen een
aangenamere temperatuur in het interieur
heerst.
Programmeren
Bij een CITROËN Connect Nav gebruikt u de
afstandsbediening om de extra ver warming te
starten/stoppen.
Bij een Bluetooth
® audiosysteem of
een CITROËN Connect Radio gebruikt
u de afstandsbediening om de extra
ver warming te starten/stoppen en/of de
voorverwarmingstijden in te stellen.
Met Bluetooth®-audiosysteem
F Selecteer " Voor ver w. / Voor ventil ".
F
V
ink "Activering " aan en selecteer voor het
programmeren indien nodig " Parameters",
F
D
ruk op de toets MENU
om het
hoofdmenu te openen.
F
Sel
ecteer " Verwarm. " om de motor en het
interieur te ver warmen of " Ventilatie" om
het interieur te ventileren.
F
Selecteer:
-
h
et 1e klokje om het inschakeltijdstip
te programmeren/op te slaan waarbij
de voorverwarmingstemperatuur wordt
bereikt,
-
h
et 2e klokje om het tweede
inschakeltijdstip te programmeren/
op te slaan waarbij de
voorverwarmingstemperatuur wordt
bereikt, Met de twee klokjes kunt u, bijvoorbeeld
afhankelijk van het seizoen, een keuze
maken uit twee inschakeltijdstippen.
Via een melding op het scherm wordt uw
keuze bevestigd.Met CITROËN Connect Radio
Druk op Applicaties
om de
hoofdpagina weer te geven.
Druk ver volgens op
" Programmeerbare verwarming/
ventilatie ".
F
S
electeer het tabblad " Status" om het
systeem in/uit te schakelen.
F
S
electeer het tabblad " Overige
instellingen " voor het kiezen van
" Ver war ming " om de motor en het interieur
te ver warmen of " Ventilatie" om het
interieur te ventileren.
F
S
tel vervolgens het inschakeltijdstip
(vooraf) in waarbij voor elke selectie de
voorverwarmingstemperatuur wordt bereikt.
Druk op deze toets om op te slaan.
Met CITROËN Connect Nav
F Druk op het menu "Applicaties ".
F
D
ruk op het tabblad " Voertuigapps".
3
Ergonomie en comfort
Page 96 of 324

94
F Druk op "Thermisch
programma ".
F
D
ruk op het tabblad " Status" om het
systeem in/uit te schakelen.
F
D
ruk op het tabblad " Parameters" voor het
kiezen van " Ver war ming " om de motor en
het interieur te ver warmen of " Ventilatie"
om het interieur te ventileren.
F
V
oer hierna een programmering/
voorinstelling van het inschakeltijdstip voor
elke selectie uit.
F
D
ruk op " OK" om te bevestigen.
Afstandsbediening met
groot bereik
Op deze manier kunt u de ver warming in het
interieur op afstand in- of uitschakelen.
Het bereik van de afstandsbediening is
ongeveer 1 km, in een onbeschutte omgeving.
Inschakelen
F Door deze knop ingedrukt te
houden, wordt de verwarming
onmiddellijk gestart (bevestigd
door het tijdelijk branden van het
groene lampje).
Uitschakelen
F Door deze knop ingedrukt te houden, wordt de verwarming
onmiddellijk gestopt (bevestigd
door het tijdelijk branden van het
rode lampje).
Het lampje van de afstandsbediening knippert
gedurende ongeveer 2 seconden als de auto
het signaal niet heeft ontvangen.
Herhaal het commando nadat u naar een
andere plaats bent gegaan.
Vervangen van de batterij
Als het lampje van de afstandsbediening oranje
gaat branden, is de batterij bijna leeg.
Als het lampje niet meer brandt, is de batterij
leeg. F
D
raai de knop met een muntstuk los en
vervang de batterij.
Gooi de lege batterijen van de
afstandsbediening niet weg: ze bevatten
metalen die schadelijk zijn voor het
milieu. Lever lege batterijen in bij een
speciaal verzamelpunt.
De maximale werkingsduur van
de verwarming bedraagt ongeveer
45 minuten, afhankelijk van de
weersomstandigheden.
De ventilatie wordt alleen geactiveerd als
de laadtoestand van de accu dat toelaat.
De verwarming wordt geactiveerd als:
-
he
t brandstofniveau en het laadniveau
van de accu voldoende zijn,
-
d
e motor na het vorige gebruik van de
programmeerbare verwarming een
keer is gestart.
Ergonomie en comfort
Page 141 of 324

139
Bij het trekken van een
aanhanger
Het rijden met een aanhanger heeft veel
invloed op het rijgedrag van de auto en
vergt daarom extra aandacht van de
bestuurder.Houd u aan de maximale
aanhangergewichten.
Op hoogte:
trek voor elke 1000 m hoogte
10% van het maximale aanhangergewicht
af; door een geringere luchtdichtheid
nemen de prestaties van de motor af
als men op grotere hoogte boven de
zeespiegel komt.
Nieuwe auto: koppel geen aanhanger
achter de auto voordat deze een
kilometerstand van ten minste 1000 km
heeft.
Als de buitentemperatuur hoog is, is het
raadzaam de motor, als de auto stilstaat,
1 tot 2 minuten stationair te laten draaien
om de koeling te vergemakkelijken.
Controle voor vertrek
Kogeldruk
F Verdeel het gewicht in de caravan/ aanhanger gelijkmatig, plaats zware
voor werpen zo dicht mogelijk bij de as (op
het punt van samenkomst bij uw auto) en
probeer de maximaal toegestane kogeldruk
zo dicht mogelijk te benaderen zonder deze
te overschrijden.
Banden
F Controleer de bandenspanning van de auto en de aanhanger en breng deze indien
nodig op de juiste waarde.
Verlichting
F Controleer de verlichting van de aanhanger en de hoogteverstelling van de koplampen
van uw auto.
De parkeerhulp wordt automatisch
uitgeschakeld om een geluidssignaal te
vermijden als bij het aankoppelen van
een aanhanger een originele CITROËN-
trekhaak wordt gebruikt.
Tijdens het rijden
Koeling
Het trekken van een aanhanger op
een helling veroorzaakt een hogere
koelvloeistoftemperatuur. Het maximale
aanhangergewicht is afhankelijk van het
hellingspercentage en de buitentemperatuur.
Het koelvermogen van de ventilator neemt niet
toe met het motortoerental.
F
V
erlaag de voertuigsnelheid en het
motortoerental om het opwarmen te
verminderen.
Houd in elk geval de koelvloeistoftemperatuur
in de gaten.
Bent u genoodzaakt over een overstroomd
weggedeelte te rijden, doe dan het volgende:
F
c
ontroleer dat de diepte van het water
nergens meer is dan 15
cm en houd daarbij
rekening met de golven die kunnen worden
veroorzaakt door andere gebruikers,
F
s
chakel de functie Stop & Start uit,
F
r
ijd zo langzaam mogelijk zonder de motor
te laten afslaan. Rijd in elk geval niet sneller
dan 10
km/h,
F
z
et de auto niet stil en zet de motor niet af.
Als u het overstroomde weggedeelte
achter u hebt gelaten, rem dan, zodra de
verkeerssituatie dat toelaat, meerdere keren
licht af om de remschijven en remblokken te
drogen.
Als u twijfels hebt over de staat van uw auto,
neem dan contact op met het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
6
Rijden
Page 142 of 324

140
Als dit waarschuwingslampje gaat
branden in combinatie met het
waarschuwingslampje STOP, stop
dan zo snel mogelijk en zet de motor
af.
Remsysteem
Met een aangekoppelde aanhanger heeft de
auto een langere remweg. Vermijd langdurig
gebruik van de remmen om te voorkomen dat
de remmen over verhit raken. In dat geval is het
raadzaam om op de motor af te remmen.
Zijwind
Houd rekening met de verhoogde gevoeligheid
voor wind van uw auto.
Diefstalbeveiliging
Elektronische startblokkering
In de afstandsbediening is een chip met
een specifieke code aangebracht. Om te
kunnen starten moet bij het aanzetten van het
contact deze code worden herkend door de
startblokkering.
Enkele seconden na het uitschakelen van
het contact vergrendelt dit systeem het
motormanagementsysteem om te voorkomen
dat de motor na een eventuele inbraak in de
auto gestart kan worden.
Bij een storing in het systeem wordt
u gewaarschuwd door dit lampje in
combinatie met een geluidssignaal
en een melding op het display. Uw auto kan dan niet gestart worden. Neem
zo snel mogelijk contact op met het CITROËN-
netwerk.
Starten/afzetten van de
motor
Starten
De parkeerrem moet zijn
aangetrokken.
F
Z
et bij een handgeschakelde
versnellingsbak de versnellingshendel in
de neutraalstand, trap het koppelingspedaal
volledig in en houd het pedaal ingetrapt
totdat de motor start.
F
Z
et bij een automatische transmissie de
selectiehendel in de stand P en trap het
rempedaal volledig in.
F
S
electeer bij een elektronisch gestuurde
versnellingsbak de stand N en trap
ver volgens het rempedaal volledig in.
Met de conventionele sleutel/Met
de sleutel met afstandsbediening
1. Stand Stop .
2. Stand Contact A AN .
3. Stand Starten .
F
S
teek de sleutel in het contactslot.
Het systeem herkent de code van de
startblokkering.
F
O
ntgrendel het stuurslot door gelijktijdig aan
het stuur wiel en de sleutel te draaien.
Onder bepaalde omstandigheden moet u
veel kracht uitoefenen om het stuur wiel te
kunnen draaien (bijvoorbeeld als de auto
met de wielen tegen het trottoir staat).
F
D
raai de sleutel in de stand 2 (contact aan)
om de motor te laten voorgloeien.
F
A
ctiveer, zodra dit
verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel is gedoofd,
de startmotor door de sleutel
in de stand 3 te houden tot de
motor is aangeslagen; geef
daarbij geen gas. Laat de
sleutel los zodra de motor is
aangeslagen.
Rijden
Page 143 of 324

141
Het lampje gaat niet branden als de motor
al op bedrijfstemperatuur is.Bij sommige
weersomstandigheden wordt aanbevolen
de volgende voorschriften te volgen:
-
L
aat de motor bij gematigde
temperaturen niet stationair
warmdraaien, maar rijd zo snel
mogelijk weg zonder de motor veel
toeren te laten draaien.
-
W
acht onder winterse omstandigheden
na het aanzetten van het contact
met starten tot het verklikkerlampje
voorgloeien uit is.
-
Laat onder extreem koude
omstandigheden (temperatuur lager
dan -23
°C) de motor gedurende 4
minuten stationair draaien alvorens
weg te rijden. Deze handelswijze komt
de goede werking en de duurzaamheid
van de mechanische onderdelen van
de auto, motor en versnellingsbak ten
goede.
Laat de motor nooit stationair draaien
in een slecht geventileerde, afgesloten
ruimte: verbrandingsmotoren stoten giftige
uitlaatgassen uit, zoals koolmonoxide.
Kans op vergiftiging met dodelijke afloop! Als de motor niet onmiddellijk aanslaat,
zet dan het contact uit.
Wacht een paar seconden alvorens
opnieuw te starten. Als de motor ook
na een aantal pogingen niet aanslaat,
probeer dan niet langer de motor te
starten: de startmotor en de motor zouden
beschadigd kunnen raken.
Neem contact op met het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Met Keyless entrée and start
F Druk op de knop "
S TA R T/
STOP ". Het verklikkerlampje gaat niet branden als
de motor al op bedrijfstemperatuur is. Bij
sommige weersomstandigheden wordt
aanbevolen de volgende voorschriften te
volgen:
-
L
aat de motor bij gematigde
temperaturen niet stationair
warmdraaien, maar rijd zo snel
mogelijk weg zonder de motor veel
toeren te laten draaien.
-
W
acht onder winterse omstandigheden
na het aanzetten van het contact
met starten tot het verklikkerlampje
voorgloeien uit is.
-
O
m de goede werking en de
levensduur van de mechanische
onderdelen van de motor en de
versnellingsbak van uw auto te
garanderen moet u bij zeer koud
weer (temperaturen lager dan -23°C)
de motor gedurende 4 minuten
stationair laten draaien alvorens weg
te rijden.
Laat de motor nooit stationair draaien
in een slecht geventileerde, afgesloten
ruimte: verbrandingsmotoren stoten giftige
uitlaatgassen uit, zoals koolmonoxide.
Kans op vergiftiging met dodelijke afloop!
F
Z
org er voor dat de afstandsbediening zich
in de auto bevindt, in de detectiezone.
Het stuurslot wordt ontgrendeld en de motor
start vrijwel direct.
6
Rijden