stop start CITROEN JUMPER SPACETOURER 2020 Instructieboekjes (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2020, Model line: JUMPER SPACETOURER, Model: CITROEN JUMPER SPACETOURER 2020Pages: 324, PDF Size: 11 MB
Page 144 of 324

142
Bij temperaturen onder het
vriespunt wordt bij auto's met
een dieselmotor de motor pas
na het doven van het lampje
"Voorgloeien" gestart.
Als dit lampje gaat branden
nadat u op de knop "START/
STOP" hebt gedrukt, moet u het
rem- of het koppelingspedaal
ingetrapt houden tot het lampje
dooft. Druk niet nogmaals op de
knop "START/STOP" voordat de
motor draait.
De afstandsbediening van het "Keyless
entrée and start"-systeem moet zich in de
detectiezone bevinden.
Verlaat de auto nooit bij draaiende motor
ter wijl u de afstandsbediening op zak
hebt.
Als de afstandsbediening zich buiten de
detectiezone bevindt, wordt een melding
weergegeven.
Om de motor te kunnen starten moet u
er voor zorgen dat de afstandsbediening
zich binnen de zone bevindt. Als aan een van de voor waarden voor
het starten niet wordt voldaan, wordt
een melding op het instrumentenpaneel
weergegeven. In sommige gevallen
moet het stuur wiel heen en weer worden
bewogen ter wijl de knop "START/STOP"
wordt ingedrukt om het stuurslot te
ontgrendelen; u wordt hier van via een
melding op de hoogte gebracht.
Uitschakelen
Met de conventionele sleutel/Met
de sleutel met afstandsbediening
F Beveilig de auto tegen wegrollen.
F
D
raai de sleutel volledig naar stand 1
(Stop) en ver wijder deze ver volgens uit het
contact.
F
D
raai om het stuurslot te vergrendelen aan
het stuur wiel tot het blokkeert.
Zet de voor wielen in de rechtuitstand
alvorens de motor af te zetten. Dit
vergemakkelijkt het ontgrendelen van het
stuurslot.
F
C
ontroleer of de parkeerrem correct is
aangetrokken, met name als de auto op een
helling staat. Zet nooit het contact af voordat de
auto volledig tot stilstand is gekomen.
Als de motor wordt afgezet, worden
ook de rembekrachtiging en de
stuurbekrachtiging uitgeschakeld: u zou
dan de controle over de auto kunnen
verliezen.
Verlaat om veiligheidsredenen de auto
nooit, zelfs niet voor een korte tijd, zonder
de afstandsbediening mee te nemen.
Hang geen zware voor werpen aan de
sleutel of de afstandsbediening: dit kan
namelijk storingen met het contactslot
veroorzaken.
Sleutel vergeten
Als de sleutel nog in het contactslot zit en
in de stand 1 (Stop)
staat, wordt bij het
openen van het bestuurdersportier een
waarschuwingsmelding weergegeven in
combinatie met een geluidssignaal.
Als de sleutel onbedoeld in de stand 2
(Contact) van het contactslot blijft staan,
zal het contact na een uur automatisch
worden afgezet.
Draai de sleutel in de stand 1 (Stop)
en ver volgens opnieuw in de stand 2
(Contact) om het contact weer aan te
zetten.
Rijden
Page 145 of 324

143
Met Keyless entrée and start
F Beveilig de auto tegen wegrollen.
F
D
ruk op de knop " START/STOP" ter wijl de
afstandsbediening zich in de detectiezone
bevindt.
De motor wordt afgezet en het stuurslot wordt
vergrendeld.
Als de auto niet stilstaat, wordt de motor
niet afgezet.
Om te voorkomen dat de pedalen blijven
hangen:
-
g
ebruik uitsluitend matten die op de
bevestigingen van de auto passen;
het gebruik van deze bevestigingen is
verplicht,
-
l
eg nooit meerdere matten boven op
elkaar.
Bij gebruik van niet door CITROËN
goedgekeurde matten kunnen de
bediening van de pedalen en de werking
van de snelheidsregelaar/-begrenzer
worden gehinderd.
De door CITROËN goedgekeurde matten
zijn voorzien van twee bevestigingen
onder de stoel.
Speciaal geval met Keyless
entrée and start
Contact aanzetten zonder te starten
Het contact kan worden aangezet
door, ter wijl de elektronische sleutel
van het Keyless entrée and start-
systeem zich in de auto bevindt,
zonder pedalen in te trappen op de
knop "START/STOP ” te drukken,
F
Druk nogmaals op deze knop om het
contact af te zetten en de auto te kunnen
vergrendelen.
Noodprocedure voor het starten
Als de auto de elektronische sleutel niet
herkent in het detectiegebied doordat de
batterij van de afstandsbediening leeg is, kan
de noodsleutellezer links achter het stuur wiel
worden gebruikt om de auto te starten.
F
Z
et bij een handgeschakelde
versnellingsbak de versnellingshendel in
de neutraalstand, trap het koppelingspedaal
volledig in en houd het pedaal ingetrapt
totdat de motor start. F
Z
et bij een automatische transmissie
de
selectiehendel in de stand P en trap het
rempedaal volledig in.
F
S
electeer bij een elektronisch gestuurde
versnellingsbak de stand N en trap
ver volgens het rempedaal volledig in.
F
D
ruk ver volgens op de knop "
S TA R T/
STOP ".
De motor wordt gestart.
Afstandsbediening niet herkend
Als de afstandsbediening zich niet meer in het
detectiegebied bevindt, verschijnt een melding
op het instrumentenpaneel als een portier
wordt gesloten of bij een poging om de motor
af te zetten.
F
H
oud de knop " START/STOP " ongeveer 3
seconden ingedrukt als u afzetten van de
wilt bevestigen en neem ver volgens contact
op met het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Geforceerd afzetten van de motor
Uitsluitend in noodgevallen en bij stilstaande
auto kunt u de motor geforceerd afzetten.
F
H
oud daar voor de knop “ S TA R T/
STOP ” ongeveer drie seconden
ingedrukt.
In dit geval wordt de stuurkolom vergrendeld
zodra de auto stilstaat.
F
H
oud de afstandsbediening tegen de
noodsleutellezer. Vervolgens:
6
Rijden
Page 148 of 324

146
Inschakelen van de
achteruitversnelling
F Trek de ring onder de pookknop omhoog en beweeg de versnellingshendel eerst naar
links en dan naar voren.
Schakel de achteruitversnelling alleen in
als de auto stilstaat en de motor stationair
draait.
Voor uw veiligheid en om het starten van
de motor te vergemakkelijken:
-
z
et de versnellingshendel altijd in de
neutraalstand,
-
t
rap het koppelingspedaal in.
Schakelindicator
(Afhankelijk van de motoruitvoering.)
Dit systeem geeft aan welke versnelling moet
worden ingeschakeld om het brandstofverbruik
te verminderen.
Werking
Afhankelijk van de rijomstandigheden en
de uitrusting van de auto kan het systeem u
adviseren één of meer versnellingen op te
schakelen.
Het is niet verplicht om de aanbevolen
versnellingen ook daadwerkelijk in te
schakelen. De keuze van de optimale
versnelling hangt namelijk altijd af van de
situatie op de weg, de verkeersdrukte en
de veiligheid. De bestuurder blijft derhalve
altijd zelf verantwoordelijk voor het al dan
niet opvolgen van een schakeladvies van het
systeem.
Deze functie kan niet worden uitgeschakeld. Bij bepaalde BlueHDi-
dieseluitvoeringen met
handgeschakelde versnellingsbak
kan het systeem u onder bepaalde
rijomstandigheden verzoeken om de
versnellingsbak in de neutraalstand
te zetten (weergave van de letter
N
op het instrumentenpaneel), om
het tijdelijk afzetten van de motor
mogelijk te maken (STOP-fase van
het Stop & Start-systeem). Bij auto's met een automatische
transmissie werkt dit systeem alleen in de
handbediende stand.
De informatie wordt in de vorm van
een pijl omhoog of omlaag op het
instrumentenpaneel weergegeven.
Daarnaast kan de aanbevolen
versnelling worden weergegeven.
Het systeem past het schakeladvies
aan de rijomstandigheden (helling,
belading van de auto enz.) en de rijstijl
van de bestuurder (veel vermogen nodig,
accelereren, remmen enz.) aan.
Het systeem zal u nooit adviseren om:
-
d
e eerste versnelling in te schakelen,
-
d
e achteruitversnelling in te schakelen.
Automatische transmissie
Automatische transmissie met zes of acht
versnellingen, elektronisch geregelde
schakelprogramma. De transmissie biedt ook
de mogelijkheid om sequentieel te schakelen
met de schakelflippers achter het stuur wiel.
Rijden
Page 154 of 324

152
Tijdens het schakelen hoeft u het
gaspedaal niet los te laten.
Bij het remmen of het verminderen van
de snelheid schakelt de versnellingsbak
automatisch terug, zodat de juiste
versnelling is geselecteerd op het moment
dat u het gaspedaal weer intrapt.
Bij krachtig accelereren wordt de hoogste
versnelling niet ingeschakeld als de
bestuurder de flippers achter het stuur niet
bedient.
Zet de selectiehendel tijdens het rijden
nooit in de stand N (neutraalstand).
Selecteer de achteruitversnelling
(stand
R) uitsluitend als de auto volledig
stilstaat en de voet op het rempedaal
wordt gehouden.
Achteruitversnelling
Selecteer de achteruitversnelling uitsluitend
als de auto volledig stilstaat en de voet op het
rempedaal wordt gehouden.
F
S
electeer de stand R .
Bij het inschakelen van de achteruitversnelling
klinkt een geluidssignaal.
Wanneer u bij een lage snelheid de
achteruitversnelling selecteert, knippert de
aanduiding N en wordt de versnellingsbak
automatisch in de neutraalstand gezet.
Zet om de achteruitversnelling in te
schakelen uw voet op het rempedaal,
de selectiehendel in de stand N en
ver volgens in de stand R .
Stilzetten van de auto
Voordat u de motor afzet, kunt u:
-
d e keuzeschakelaar in de stand N zetten om
de neutraalstand te selecteren,
of
-
d
e versnellingsbak in de ingeschakelde
versnelling laten staan. In dat geval kan de
auto niet worden verplaatst.
Trek in beide gevallen altijd de parkeerrem aan
om de auto volledig stil te zetten.
Selecteer wanneer u de auto met
draaiende motor stilzet altijd de
neutraalstand N .
Controleer voordat u werkzaamheden
onder de motorkap uitvoert altijd of de
keuzeschakelaar in de neutraalstand N
staat en de parkeerrem is aangetrokken.
Storing
Als de aanduiding A of AUTO bij het aanzetten
van het contact gaat knipperen, in combinatie
met een geluidssignaal en een melding, duidt
dit op een storing in de versnellingsbak.
Laat uw auto controleren door het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Houd bij het starten van de motor altijd het
rempedaal ingetrapt.
Trek bij het parkeren de parkeerrem altijd
aan om de auto volledig te blokkeren.
Stop & Start
De Stop & Start-functie zet de motor
tijdelijk af (STOP-stand) als u stopt (bij rood
licht, opstoppingen enz.). De motor wordt
automatisch opnieuw gestart (START-stand)
als u weer weg wilt rijden.
De functie is per fect afgestemd op
stadsgebruik en zorgt voor een lager
brandstofverbruik, minder uitstoot van
schadelijke stoffen en een aangename rust in
het interieur tijdens het wachten.
De functie heeft geen invloed op de
functionaliteit van de auto, met name het
remmen.
Rijden op een overstroomde weg
Schakel het Stop & Start-systeem uit
wanneer u over een overstroomde weg
moet rijden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer rijadviezen , met name over het
rijden op overstroomde wegen.
Rijden
Page 155 of 324

153
Uitschakelen/inschakelen
Met / / zonder audiosysteem
Als u het systeem met de motor in de
STOP-stand uitschakelt, dan wordt de
motor direct opnieuw gestart.
Werking
Primaire werkingsvoorwaarden
- H et bestuurdersportier moet zijn gesloten.
-
D
e schuifdeur moet zijn gesloten.
-
D
e veiligheidsgordel van de bestuurder
moet zijn vastgemaakt.
-
H
et laadniveau van de accu moet voldoende
zijn.
-
D
e temperatuur van de motor moet binnen
het nominale werkingsbereik liggen.
-
D
e buitentemperatuur moet tussen 0 °C en
35
°C liggen.
De motor in standby zetten
(STOP-stand)
De motor wordt automatisch in standby gezet
als de bestuurder de intentie aangeeft te willen
stoppen.
Bij auto's met een handgeschakelde
versnellingsbak : als u bij een snelheid lager
dan 20
km/h of bij gestopte auto (afhankelijk
van de motor) de versnellingshendel in de
neutraalstand zet en het koppelingspedaal
loslaat.
Bij auto's met een automatische transmissie :
met het rempedaal ingetrapt of de
selectiehendel in de stand N , bij gestopte auto.
Bij auto's met een elektronische
versnellingsbak : als u bij een snelheid
van 20
km/h het rempedaal intrapt of de
selectiehendel in de stand N zet, bij gestopte
auto.
Te l l e r
Een teller houdt bij hoe lang standby tijdens
een traject is geactiveerd. De teller wordt elke
keer als u het contact aanzet weer op nul gezet.
Bijzonderheden:
Het systeem schakelt niet naar standby
als niet minimaal is voldaan aan een van
de voor waarden voor de werking en in de
volgende gevallen:
-
D
e auto staat op een steile helling
(bergopwaarts of bergafwaarts).
-
D
e auto heeft sinds de laatste start (met
de sleutel of de " START/STOP"-knop) niet
sneller dan 10
km/h gereden.
-
A
ls het draaien van de motor nodig is
om het interieur op een aangename
temperatuur te houden.
-
D
e ontwaseming is ingeschakeld. In deze gevallen knippert dit lampje
een paar seconden, waarna het
uitgaat.
Nadat de motor is gestart, is de STOP-
stand niet beschikbaar zolang de auto nog
geen snelheid heeft bereikt van 8
km/h.
Tijdens parkeermanoeuvres zal de STOP-
stand enkele seconden na het schakelen
uit de achteruitversnelling of het draaien
van het stuur wiel niet werken.
F
U k
unt het systeem uit- of inschakelen door
op deze toets te drukken.
Het lampje brandt als het systeem is
uitgeschakeld .
Met touchscreen
De functie kan worden
in- en uitgeschakeld in het
configuratiemenu van de auto.
Het systeem wordt automatisch weer
ingeschakeld zodra u de motor opnieuw
start.
6
Rijden
Page 156 of 324

154
Motor opnieuw starten (stand
S TA R T )
De motor wordt automatisch opnieuw gestart
als de bestuurder de intentie aangeeft weer
weg te willen rijden.
Met een handgeschakelde versnellingsbak,
koppelingspedaal volledig ingetrapt.
Bij een automatische transmissie :
-
M
et de selectiehendel in de stand D of M ,
het rempedaal niet ingetrapt.
-
M
et de selectiehendel in de stand N en
het rempedaal niet ingetrapt, met de
selectiehendel in de stand D of M .
-
M
et de selectiehendel in de stand P en het
rempedaal ingetrapt, met de selectiehendel
in de stand R , N, D of M .
-
A
chteruitversnelling ingeschakeld.
Bij een elektronisch gestuurde
versnellingsbak :
-
M
et de selectiehendel in de stand A of M ,
het rempedaal niet ingetrapt.
-
M
et de selectiehendel in de stand N en
het rempedaal niet ingetrapt, met de
selectiehendel in de stand A of M .
-
A
chteruitversnelling ingeschakeld.
Bijzonderheden
De motor start automatisch opnieuw als
opnieuw aan de voor waarden voor de werking
is voldaan en in de volgende gevallen.
-
B
ij een handgeschakelde
versnellingsbak : als de snelheid van de
auto hoger wordt dan 25
km/h of 3 km/h
(afhankelijk van de motor).
-
B
ij een automatische transmissie : als
de snelheid van de auto hoger wordt dan
3
km/h, In deze gevallen knippert dit lampje
een paar seconden, waarna het
uitgaat.
Storingen
Afhankelijk van de uitvoering van uw auto:
F
L
aat uw auto controleren door het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
De auto slaat af in de STOP-stand
Bij deze storing gaan alle lampjes op het
instrumentenpaneel branden.
Afhankelijk van de uitvoering kan er daarnaast
een waarschuwingsmelding verschijnen,
waarbij verzocht wordt om de stand N te
selecteren en het rempedaal in te trappen.
F
Z
et het contact uit en start de motor
opnieuw met de sleutel of door op de knop
" START/STOP " te drukken. Auto's met het Stop & Start-systeem zijn
voorzien van een speciale 12V-accu.
Laat werkzaamheden aan de accu alleen
door het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats uitvoeren.
Bij een storing in het systeem gaat
dit lampje op het instrumentenpaneel
knipperen.
Het lampje van deze knop
knippert en er wordt een melding
weergegeven in combinatie met een
geluidssignaal.
Bandenspannings-
controlesysteem
Dit systeem controleert automatisch de
bandenspanning tijdens het rijden.
Het systeem vergelijkt de signalen van de
snelheidssensoren van de wielen met de
referentiewaarden die elke keer nadat de
banden op spanning zijn gebracht of na het
verwisselen van een wiel moeten worden
gereset .
Het systeem geeft een waarschuwing zodra
wordt gesignaleerd dat de spanning van een of
meer banden te laag is.
Rijden
Page 167 of 324

165
Overschrijden van de ingestelde
snelheid
Trap het gaspedaalin om de ingestelde
snelheid tijdelijk te overschrijden (de
ingestelde snelheid knippert).
Laat om terug te keren naar de ingestelde
snelheid het gaspedaal los (wanneer
deze snelheid weer is bereikt, stopt de
snelheidsweergave met knipperen).
Werkingslimieten
Gebruik het systeem nooit in de volgende
situaties:
-
I
n een stedelijk gebied met
overstekende voetgangers,
-
i
n druk verkeer,
-
o
p bochtige of steile wegen,
-
o
p gladde of overstroomde wegen,
-
i
n ongunstige weersomstandigheden,
-
r
ijden op een kombaan,
-
r
ijden op een rollenbank,
-
b
ij het gebruik van sneeuwkettingen,
sneeuwsokken of spijkerbanden.Snelheidsregelaar
Raadpleeg Algemene adviezen over het
gebruik van de rij- en parkeerhulpsystemen
en Snelheidsregelaar - specifieke adviezen :
Met behulp van dit systeem kan
de bestuurder met een ingestelde
constante snelheid rijden zonder gas
te hoeven geven.
De snelheidsregelaar moet handmatig worden
ingeschakeld .
Daar voor moet de auto met een snelheid van
minstens 40
km/h rijden.
Bij auto's met een handgeschakelde
versnellingsbak moet minimaal de derde
versnelling zijn ingeschakeld.
Bij auto's met een automatische transmissie
moet stand D zijn geselecteerd of moet, in
stand M , minimaal de tweede versnelling zijn
ingeschakeld.
Bij auto’s met een automatische transmissie
of een elektronisch gestuurde versnellingsbak
moet minimaal de tweede versnelling zijn
ingeschakeld.
Bij auto’s met het Stop & Start-systeem
blijft de snelheidsregelaar na het
schakelen actief, ongeacht het type
versnellingsbak. Na het afzetten van het contact worden
alle ingestelde snelheden gewist.
Stuurkolomschakelaars
1.
ON (stand CRUISE )/OFF (stand 0).
2. Activeren van de snelheidsregelaar met
de actuele rijsnelheid/verlagen van de
ingestelde snelheid.
3. Activeren van de snelheidsregelaar met
de actuele rijsnelheid/verhogen van de
ingestelde snelheid.
4. Onderbreken/hervatten van de
snelheidsregelaar met de eerder
opgeslagen snelheid
5. Afhankelijk van de uitvoering:
Weergeven van de snelheidsdrempels in
het geheugen met behulp van opslaan van
snelheden.
of
Gebruiken van de door het
snelheidslimietherkennings- en
snelheidsadviessysteem ( MEM)
weergegeven snelheid.
6
Rijden
Page 187 of 324

185
Compatibiliteit van
brandstoffen
Het gebruik van elk ander type (bio)
brandstof (zuivere of verdunde
plantaardige of dierlijke olie, stookolie ...)
is nadrukkelijk verboden (kans op schade
aan de motor en het brandstofcircuit).
Alleen het gebruik van dieseladditieven
die voldoen aan norm B715000 is
toegestaan.
Diesel bij lage
buitentemperaturen
Bij temperaturen beneden het vriespunt kan
paraffine in zomerdiesel vlokvorming en
storingen in de motor veroorzaken. Bij deze
temperaturen is het raadzaam winterdiesel te
tanken en de tank voor minimaal 50% gevuld
te houden.
Bij temperaturen beneden -15 °C is het beter
om de auto binnen te parkeren (ver warmde
garage) om problemen bij het starten te
voorkomen.
Reizen naar het buitenland
Bepaalde brandstoffen kunnen de motor
van uw auto beschadigen.
In bepaalde landen kan het nodig zijn een
specifieke brandstofsoor t te gebruiken
(specifiek octaangetal, specifieke
commerciële benaming enz.) om de goede
werking van de motor te garanderen.
Neem voor meer informatie contact op met uw
dealer.
Diesel conform respectievelijk richtlijn EN590,
EN16734 en EN16709 en die respectievelijk
7%, 10%, 20% en 30% vetzuurmethylester
bevat. Als de brandstof B20 of B30, ook al is
het slechts incidenteel, wordt gebruikt, moeten
de bijzondere onderhoudsvoorschriften (voor
"Zware rijomstandigheden") strikt worden
nageleefd.
Paraffinehoudende diesel conform richtlijn
EN159 40.
Ta n k e n
Inhoud brandstoftank: ongeveer 69 liter.
Reserveniveau: 6 liter.
Laag brandstofniveau
Als het
minimumbrandstofniveau
is bereikt, gaat dit
waarschuwingslampje
branden, in combinatie met
een geluidssignaal en een
melding.
Stop & Star t
Tank nooit als de motor in de STOP-stand
staat. Zet in dat geval altijd het contact af.
Als het lampje gaat branden is er minder dan
8
liter in de tank.
Ga zo snel mogelijk tanken om te voorkomen
dat u met een lege tank strandt.
7
Praktische informatie
Page 192 of 324

190
Deze waarde kan worden gewijzigd,
raadpleeg de in de handleiding van
de allesdragers vermelde maximaal
toegestane last.
Pas bij een belading hoger dan 40 cm
de rijsnelheid aan de rijomstandigheden
aan om schade aan de allesdragers en
de bevestigingsplaatsen op het dak te
voorkomen.
Raadpleeg de wetgeving van uw land
met betrekking tot het ver voeren van
voor werpen die langer zijn dan de auto.
Allesdragers Maak gebruik van de groene plaatsen.
Max.
toegestaan gewicht:
-
o
p 2 allesdragers: 100 kg.
-
s
preiding over 3 allesdragers: 150 kg.
Gebruik bij het monteren van allesdragers de
hiervoor bestemde bevestigingspunten:
F
O
pen de afdekkapjes van de
bevestigingspunten van elke allesdrager.
F
B
reng de bevestigingspunten van de
allesdragers aan en vergrendel ze één voor
één op het dak.
F
C
ontroleer of de allesdragers goed zijn
bevestigd (door eraan te schudden).
F
S
luit de afdekkapjes op elke allesdrager.
De allesdragers zijn ver wisselbaar en kunnen
voor elk paar bevestigingspunten worden
afgesteld. Imperiaals
Max.
toegestaan gewicht:
-
v
oor XS: 140 kg.
-
v
oor M en XL: 170 kg.
Monteer een imperiaal op de daar voor
bestemde bevestigingspunten:
F
B
reng de bevestigingspunten van het
imperiaal aan en vergrendel ze één voor
één op het dak.
F
C
ontroleer of het imperiaal goed is
bevestigd (door eraan te schudden).
Motorkap
Door de plaats van de hendel kan de
motorkap niet worden geopend zolang het
linker voorportier is gesloten. Schakel omwille van uw veiligheid het
Stop & Start-systeem altijd uit alvorens
werkzaamheden onder de motorkap uit
te voeren om letsel als gevolg van het
automatisch inschakelen van de START-
stand te voorkomen.
Praktische informatie
Page 196 of 324

194
Bijvullen
Laat het bijvullen zo spoedig mogelijk uitvoeren
door het CITROËN-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
AdBlue (BlueHDi)
Er verschijnt een waarschuwing zodra het
reserveniveau is bereikt.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de indicatoren en in het
bijzonder de AdBlue-actieradiusindicatoren.
Als er geen AdBlue meer aanwezig is in het
reser voir, kan de motor om wettelijke redenen
niet meer gestart worden. Vul om dit te
voorkomen het reser voir zo snel mogelijk bij.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over AdBlue
® (BlueHDi) en in
het bijzonder over het verkrijgen van AdBlue.
Controles
Raadpleeg, tenzij anders aangegeven, het
onderhoudsschema van de fabrikant dat
betrekking heeft op de motoruitvoering van
uw auto voor het controleren van bepaalde
onderdelen.
Laat de controles eventueel uitvoeren door
het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats. Gebruik uitsluitend door CITROËN
aanbevolen producten of gelijkwaardige
kwaliteitsproducten.
Om de werking van belangrijke
onderdelen als het remsysteem te
optimaliseren, selecteert en biedt
CITROËN specifieke producten aan.
12V-accu
De accu is onderhoudsvrij.
Niettemin is het raadzaam om
regelmatig te controleren of de
accupoolklemmen goed vastzitten
(bij uitvoeringen zonder snelsluiting
voor de accupoolklemmen) en of de
aansluitingen schoon zijn.
Raadpleeg voordat u werkzaamheden
uitvoert aan de 12V-accu de
desbetreffende rubriek voor
meer informatie en de te nemen
voorzorgsmaatregelen.
Uitvoeringen met het Stop & Start-
systeem zijn voorzien van een speciale
12
V- loodac c u.
Deze accu mag uitsluitend worden
vervangen door het CITROËN-netwerk of
door een gekwalificeerde werkplaats.
Interieurfilter
Als de omgeving en het gebruik
(veel stof, veel stadsverkeer...)
daartoe aanleiding geven, moet
het twee keer zo vaak worden
vervangen .
Een verstopt interieur filter kan de
prestaties van de airconditioning verstoren
en onaangename geuren veroorzaken.
Luchtfilter
Als de omgeving en het gebruik
(veel stof, veel stadsverkeer...)
daartoe aanleiding geven, moet
het twee keer zo vaak worden
vervangen .
Oliefilter
Laat bij het olie ver versen tevens het
oliefilter vervangen.
Praktische informatie