stop start FIAT DOBLO COMBI 2010 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: FIAT, Model Year: 2010, Model line: DOBLO COMBI, Model: FIAT DOBLO COMBI 2010Pages: 274, PDF Size: 6.36 MB
Page 72 of 274

71
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
INTERIEURUITRUSTING
ARMSTEUN BESTUURDERSSTOEL fig. 57
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Op enkele uitvoeringen is de bestuurdersstoel voorzien
van een armsteun.
U kunt de armsteun omhoog en omlaag zetten in de rich-
ting van de pijlen.
OPBERGVAKJE
fig. 58
Deze bevindt zich voor de voorstoel aan passagierszijde.
DASHBOARDKASTJE
Trek aan de handgreep A-fig. 59 om het kastje te openen.
Draai om het slot te ver-/ontgrendelen (voor bepaalde uit-
voeringen/markten) de sleutel rechts-/linksom. Draai na een ongeval de contactsleutel in stand STOP om
te voorkomen dat de accu ontlaadt.
Om de juiste werking van de auto te herstellen, moeten
de volgende handelingen worden uitgevoerd:
❒draai de contactsleutel in stand MAR;
❒schakel de rechter richtingaanwijzer in;
❒schakel de rechter richtingaanwijzer uit;
❒schakel de linker richtingaanwijzer in;
❒schakel de linker richtingaanwijzer uit;
❒schakel de rechter richtingaanwijzer in;
❒schakel de rechter richtingaanwijzer uit;
❒schakel de linker richtingaanwijzer in;
❒schakel de linker richtingaanwijzer uit;
❒draai de contactsleutel in stand STOP.
Als u na een ongeval een brandstoflucht
ruikt of merkt dat het brandstofsysteem
lekt, schakel dan het systeem niet opnieuw in, zo-
dat brand wordt voorkomen.
ATTENTIE!
F0V0058mfig. 57
035-114 DOBLO LUM 2e NL 28-05-2010 9:21 Pagina 71
Page 84 of 274

83
BELANGRIJK Als de anti-letselfunctie binnen 1 minuut
5 keer inschakelt, dan voert het systeem automatisch
de recovery” uit (zelfbescherming). Hierbij gaat de ruit
telkens een klein stukje omhoog totdat de ruit geheel ge-
sloten is.
Ga voor het herstellen van de juiste werking van het sys-
teem als volgt te werk:
❒open de ruiten;
of
❒draai de contactsleutel in stand STOP en vervolgens
in stand MAR.
Als er geen storingen zijn, dan werkt de ruit weer normaal.
BELANGRIJK Als de contactsleutel in de stand STOP staat
of is uitgenomen, dan kunnen de ruiten nog onge-
veer 2 minuten worden bediend. Als een portier wordt
geopend, dan wordt het systeem echter onmiddellijk uit-
geschakeld.
RUITBEDIENING
ELEKTRISCHE RUITBEDIENING VOOR
Op het portierpaneel aan bestuurderszijde fig. 82 zijn de
bedieningsschakelaars gemonteerd waarmee u, als de con-
tactsleutel in stand MAR staat, de zijruiten bedient:
A: Openen/sluiten linker zijruit
B: Openen/sluiten rechter zijruit
Druk op de knop A of B om de gewenste ruit te openen
of te sluiten.
Druk kort op een van de twee knoppen voor het staps-
gewijs” openen/sluiten van de ruit; als de knop langer
wordt ingedrukt, wordt de automatisch continue” wer-
king ingeschakeld zowel tijdens het openen als het slui-
ten. De ruit stopt in de gewenste stand als u nogmaals op
de knop A of B drukt.
De ruitbediening is voorzien van een beveiligingssysteem
(indien aanwezig) dat een eventueel obstakel kan regis-
treren als de ruit sluit. In dat geval onderbreekt het sys-
teem de ruitbeweging en wordt de ruitbeweging onmid-
dellijk omgekeerd.
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
F0V0020mfig. 82
035-114 DOBLO LUM 2e NL 28-05-2010 9:21 Pagina 83
Page 94 of 274

93
Sluiten fig. 95
Ga als volgt te werk:
❒houd de motorkap met een hand omhoog, trek met de
andere hand de stang C uit de zitting E en plaats de
steunstang terug in de klem D;
❒laat de motorkap tot op ongeveer 20 cm van de mo-
torruimte zakken, laat de motorkap vallen en contro-
leer of de motorkap goed is gesloten door deze op te
tillen. De motorkap mag niet alleen door de beveiliging
vergrendeld zijn. Druk in dit laatste geval de motorkap
niet dicht, maar til hem opnieuw op en herhaal de han-
deling.
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Om veiligheidsredenen moet de motorkap
tijdens het rijden altijd goed gesloten zijn.
Controleer daarom altijd of de motorkap goed ver-
grendeld is. Als u tijdens het rijden merkt dat de
motorkap niet goed is vergrendeld, stop dan on-
middellijk en sluit de motorkap op de juiste wijze.
ATTENTIE!
F0V0049mfig. 95
035-114 DOBLO LUM 2e NL 28-05-2010 9:21 Pagina 93
Page 97 of 274

96
ABS
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Het ABS dat geïntegreerd is in het remsysteem, voorkomt
dat tijdens het remmen de wielen blokkeren, ongeacht de
conditie van het wegdek en de pedaaldruk, en verhindert
daarmee het doorslippen van een of meerdere wielen.
Hierdoor blijft de auto bestuurbaar, zelfs bij noodstops.
Het systeem wordt gecompleteerd met een elektronische
remdrukverdeling EBD (Electronic Braking Force Distri-
bution), die de remdruk verdeelt tussen de voor- en ach-
terwielen.
BELANGRIJK Voor een maximale werking van het rem-
systeem is een inrijperiode nodig van ongeveer 500 km:
tijdens deze periode moet bruusk, herhaaldelijk of lang-
durig remmen worden voorkomen.
ACTIVERING VAN HET SYSTEEM
Als het ABS in werking treedt, merkt de bestuurder dit
aan een trilling in het rempedaal, die gepaard gaat met enig
geluid: dit geeft aan dat het noodzakelijk is uw snelheid aan
te passen aan de beschikbare grip op het wegdek. Koplampverstelling
De koplampen kunnen worden versteld met de knoppen
Òenfig. 100 op het schakelaarpaneel.
Op het display van het instrumentenpaneel wordt de stand
aangegeven.
Stand 0 – een of twee personen op de voorstoelen.
Stand 1 – vijf personen.
Stand 2 – vijf personen + bagage.
Stand 3 – bestuurder + maximale lading in de bagage-
ruimte.
BELANGRIJK Controleer de afstelling van de koplampen
telkens als het gewicht van de lading wijzigt.
MISTLAMPEN VOOR AFSTELLEN
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Wendt u voor controle of afstelling tot het Fiat Service-
netwerk.
KOPLAMPAFSTELLING
IN HET BUITENLAND
De dimlichten zijn afgesteld voor gebruik in het land waar-
in de auto is verkocht. In die landen waarin aan de ande-
re zijde van de weg wordt gereden, moet om het tege-
moetkomende verkeer niet te verblinden, de vorm van de
lichtbundel worden gewijzigd door het aanbrengen van een
speciaal daarvoor ontwikkelde sticker. Deze sticker is op-
genomen in het Fiat Lineaccessori-programma en ver-
krijgbaar bij het Fiat Servicenetwerk.
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Als het ABS in werking treedt, merkt u dat
aan een trilling in het rempedaal. Verlaag
de remdruk niet maar houd het rempedaal juist
goed ingetrapt; op deze manier hebt u de kortste
remweg in relatie tot de conditie van het wegdek.
ATTENTIE!
035-114 DOBLO LUM 2e NL 28-05-2010 9:21 Pagina 96
Page 98 of 274

97
Storing in EBD
Bij een storing branden de lampjes
>enxop het ins-
trumentenpaneel (op enkele uitvoeringen verschijnt ook
een melding op het display (zie het hoofdstuk Lampjes
en meldingen”).
In dit geval kunnen bij krachtig remmen de achterwielen
vroegtijdig blokkeren waardoor de auto kan slippen. Rijd
zeer voorzichtig naar de dichtstbijzijnde werkplaats van het
Fiat Servicenetwerk om het systeem te laten controleren.
STORINGSMELDINGEN
Storing in ABS
Bij een storing brandt het waarschuwingslampje
>op het
instrumentenpaneel (op enkele uitvoeringen verschijnt ook
een melding op het display) (zie het hoofdstuk Lampjes
en meldingen”).
In dat geval blijft het remsysteem normaal werken, maar
zonder de mogelijkheden van het ABS. Rijd voorzichtig
naar de dichtstbijzijnde werkplaats van het Fiat Service-
netwerk om het systeem te laten controleren.
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Als het ABS in werking treedt, dan is de
grip van de banden op het wegdek be-
perkt: u dient uw snelheid te verlagen en aan te
passen aan de beschikbare grip.
ATTENTIE!
Het ABS maakt zoveel mogelijk gebruik
van de beschikbare grip maar kan deze
niet verhogen. Daarom moet op gladde wegge-
deelten altijd voorzichtig worden gereden en mo-
gen er geen onnodige risico’s worden genomen.
ATTENTIE!
Als het waarschuwingslampjexop het in-
strumentenpaneel gaat branden (op en-
kele uitvoeringen verschijnt ook een melding op
het display), stop dan onmiddellijk en wendt u tot
het Fiat Servicenetwerk. Als er vloeistof lekt uit
het hydraulische systeem, wordt de werking van
zowel het conventionele remsysteem als het ABS
in gevaar gebracht.
ATTENTIE!
035-114 DOBLO LUM 2e NL 28-05-2010 9:21 Pagina 97
Page 99 of 274

98
ESP-SYSTEEM
(Electronic Stability Program)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Dit systeem bewaakt de stabiliteit van de auto als de wie-
len hun grip verliezen, waardoor de auto beter op koers
blijft.
De werking van het ESP is uitermate nuttig als de grip op
het wegdek wisselt.
Naast het ESP-, ASR- en Hill Holder-systeem beschikt de
auto (voor bepaalde uitvoeringen/markten) ook over MSR
(regeling van het afremmen op de motor tijdens terug-
schakelen) en HBA (automatische remdrukverhoger bij
noodstops).
ACTIVERING VAN HET SYSTEEM
Bij activering gaat het lampje
áop het instrumentenpa-
neel knipperen, om de bestuurder er op te wijzen dat de
auto de stabiliteit en de grip dreigt te verliezen.
INSCHAKELING VAN HET SYSTEEM
Het ESP wordt automatisch ingeschakeld als de motor
wordt gestart en kan niet worden uitgeschakeld. BRAKE ASSIST (remregeling bij
noodstops geïntegreerd in ESP)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Dit systeem, dat niet kan worden uitgeschakeld, herkent
noodstops (op basis van de snelheid waarmee het rem-
pedaal wordt ingetrapt) en verhoogt de druk in het rem-
circuit aanzienlijk, waardoor sneller en krachtiger door het
systeem wordt geremd.
De Brake Assist wordt, bij uitvoeringen die zijn uitgerust
met ESP, uitgeschakeld bij een storing in het ESP (lampje
ábrandt en er verschijnt een melding op het multifunc-
tionele display – indien aanwezig).
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Als het ABS in werking treedt, merkt u dat
aan een trilling in het rempedaal. Verlaag
de remdruk niet maar houd het rempedaal juist
goed ingetrapt; op deze manier hebt u de kortste
remweg in relatie tot de conditie van het wegdek.
ATTENTIE!
035-114 DOBLO LUM 2e NL 28-05-2010 9:21 Pagina 98
Page 104 of 274

103
F0V0077mfig. 102
❒klinkt ononderbroken als de afstand tot het obstakel
minder is dan ongeveer 30 cm en stopt onmiddellijk als
de afstand tot het obstakel groter wordt;
❒blijft constant als de afstand tot het obstakel constant
blijft.
STORINGSMELDINGEN
Een storing in de parkeersensoren wordt tijdens het in-
schakelen van de achteruit aangegeven door een geluids-
signaal met een duur van 3 seconden.
PARKEERSENSOREN
Deze bevinden zich in de achterbumper fig. 102 en atten-
deren de bestuurder via een repeterend geluidssignaal op
de aanwezigheid van obstakels achter de auto.
ACTIVERING
De sensoren worden automatisch geactiveerd als de ach-
teruit wordt ingeschakeld.
Als de afstand tot het obstakel achter de auto kleiner
wordt, neemt de frequentie van het geluidssignaal toe.
AKOESTISCHE SIGNALEN
De frequentie van het geluidssignaal:
❒neemt toe als de afstand tot het obstakel kleiner wordt;
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WERKING MET AANHANGER
De werking van de sensoren wordt automatisch uitge-
schakeld als de stekker van de elektrische kabel van de
aanhanger wordt aangesloten op de stekkerdoos van de
trekhaak.
De sensoren worden automatisch opnieuw ingeschakeld
als u de aanhangerstekker loskoppelt.
Voor een juiste werking van het systeem
mag er geen modder, vuil, sneeuw of ijs op
de sensoren zitten. Wees voorzichtig bij het reini-
gen van de sensoren om krassen of beschadigin-
gen te voorkomen; gebruik geen droge, grove of
harde doek. De sensoren moeten worden gereinigd
met schoon water, waaraan eventueel autosham-
poo is toegevoegd. In wastunnels waar gebruik
wordt gemaakt van stoom of hogedrukreiniging,
moeten de sensoren kort worden gereinigd. Houd
hierbij de spuitlans op meer dan 10 cm afstand.
ATTENTIE!
035-114 DOBLO LUM 2e NL 28-05-2010 9:22 Pagina 103
Page 105 of 274

F0V0040mfig. 103
START&STOP-SYSTEEM
INLEIDING
Het Start&Stop-systeem zet automatisch de motor uit als
de auto stilstaat en start de motor zodra de bestuurder
weer wil gaan rijden.
Zo wordt de doelmatigheid van de auto vergroot door
een vermindering van het brandstofverbruik, de uitstoot
van schadelijke uitlaatgassen en de akoestische vervuiling.
Het systeem schakelt in iedere keer als de motor wordt
gestart.
WERKING
Uitschakelmethode van de motor
MET HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK
Als auto stilstaat, wordt de motor uitgezet als de ver-
snellingspook in de vrijstand staat en het koppelingspedaal
is losgelaten.
104
ALGEMENE OPMERKINGEN
❒Controleer tijdens parkeermanoeuvres of zich geen
obstakels op of onder de sensoren bevinden.
❒Obstakels die zich dicht bij de achterkant van de auto
bevinden, worden onder bepaalde omstandigheden niet
door het systeem gesignaleerd en kunnen dus de au-
to beschadigen of zelf beschadigd worden.
❒De metingen van de sensoren kunnen beïnvloed wor-
den/zijn door beschadiging van de sensoren zelf, door
vuil, sneeuw of ijs op de sensoren of door ultrasone
systemen (bijv. luchtdrukremmen van vrachtwagens
of pneumatische hamers) die zich in de nabijheid
bevinden.
❒De parkeersensoren werken op de juiste wijze als de
achterdeuren gesloten zijn. Bij geopende achterdeuren
kunnen de sensoren verkeerde metingen geven: sluit
dus altijd de achterdeuren.
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
De verantwoordelijkheid tijdens het par-
keren en andere gevaarlijke handelingen
ligt altijd en overal bij de bestuurder. Controleer
als u de auto parkeert of zich geen personen (in
het bijzonder kinderen) of dieren in de buurt van
de auto bevinden. Het systeem moet als een hulp-
middel voor de bestuurder beschouwd worden. De
bestuurder moet tijdens eventueel gevaarlijke par-
keermanoeuvres altijd volledig zijn aandacht be-
houden, ook als deze met lage snelheid worden
uitgevoerd.
ATTENTIE!
035-114 DOBLO LUM 2e NL 28-05-2010 9:22 Pagina 104
Page 106 of 274

105
MET AUTOMATISCH BEDIENDE
VERSNELLINGSBAK
De motor wordt uitgezet als u de auto stilzet met inge-
trapt rempedaal.
Als u de versnellingspook in stand N zet, blijft deze toe-
stand gehandhaafd zonder het rempedaal in te trappen.
Opmerking: De motor wordt uitsluitend automatisch uit-
gezet nadat sneller is gereden dan circa 10 km/h om het
herhaaldelijk uitzetten van de motor te voorkomen wan-
neer stapvoets wordt gereden.
Het uitzetten van de motor wordt, afhankelijk van de uit-
voering, aangegeven door het lampje fig. 103 op het display.
Startmethode van de motor
MET HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK
Trap het koppelingspedaal in om de motor weer te starten.
MET AUTOMATISCH BEDIENDE
VERSNELLINGSBAK
Als de pook van de automatisch bediende versnellingsbak
in stand N staat, moet de pook in een willekeurige rijstand
worden geplaatst of anders het rempedaal worden losge-
laten of de versnellingspook in stand (
+), (–) of R worden
gezet.
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
F0V0039mfig. 104
HANDMATIGE IN-/UITSCHAKELING
Het systeem kan worden in- of uitgeschakeld met de knop
A-fig. 104 die naast de handrem is geplaatst. Als het sys-
teem is uitgeschakeld, brandt het lampje op de knop.
Bovendien worden (voor bepaalde uitvoeringen/markten)
extra aanwijzingen gegeven op het display over de in- en
uitschakeling van het Start&Stop-systeem.
OMSTANDIGHEDEN WAARBIJ
DE MOTOR NIET WORDT UITGEZET
Als het systeem ingeschakeld is, dan wordt, vanwege com-
forteisen, ter beperking van de uitstoot en om veilig-
heidsredenen, de motor niet uitgezet onder de volgende
omstandigheden:
❒nog koude motor;
❒zeer lage buitentemperaturen;
❒onvoldoende opgeladen accu;
035-114 DOBLO LUM 2e NL 28-05-2010 9:22 Pagina 105
Page 107 of 274

❒door het Start&Stop-systeem langer dan ongeveer
3 minuten uitgezette motor.
❒bij automatische airconditioning, zolang nog niet een
comfortabele temperatuur in het interieur is bereikt of
als de MAX-DEF-functie is ingeschakeld.
Met een ingeschakelde versnelling kan de motor alleen au-
tomatisch worden gestart als het koppelingspedaal geheel
wordt ingetrapt. Via het knipperen van het lampje fig. 103
op het instrumentenpaneel en, voor bepaalde uitvoerin-
gen/markten, een melding op het display wordt de be-
stuurder verzocht deze handeling uit te voeren.
Opmerking: Als het koppelingspedaal niet wordt ingetrapt
na 3 minuten na het uitzetten van de motor, is een her-
start van de motor alleen mogelijk met behulp van de con-
tactsleutel.
Opmerking: Als de motor ongewenst is afgeslagen, bij-
voorbeeld wanneer het koppelingspedaal te snel is losge-
laten bij een ingeschakelde versnelling, en het Start&Stop-
systeem is ingeschakeld, dan kan de motor gestart wor-
den door het koppelingspedaal helemaal in te trappen of
door de versnellingspook in de vrijstand te zetten.
VEILIGHEIDSINSTELLINGEN
Als de motor is uitgezet door het Start&Stop-systeem en
de bestuurder maakt de eigen veiligheidsgordel los en opent
het bestuurders- of passagiersportier, dan kan de motor
daarna alleen worden gestart m.b.v. de contactsleutel.
De bestuurder wordt op deze situatie geattendeerd door
een geluidssignaal, het knipperen van het lampje fig. 103 op
het instrumentenpaneel en, voor bepaalde uitvoerin-
gen/markten, een melding op het display.
106
❒ingeschakelde achterruitverwarming;
❒ruitenwisser ingeschakeld op maximale snelheid;
❒tijdens regeneratie van het roetfilter (alleen dieseluit-
voeringen);
❒geopend bestuurdersportier;
❒niet omgelegde veiligheidsgordel van bestuurder;
❒ingeschakelde achteruit (bijv. bij inparkeren);
❒bij automatische airconditioning, zolang nog niet een
comfortabele temperatuur in het interieur is bereikt of
als de MAX-DEF-functie is ingeschakeld;
❒in de eerste gebruiksperiode als het systeem zichzelf
instelt.
In bovengenoemde gevallen gaat het lampje fig. 103 op het
instrumentenpaneel knipperen en verschijnt er, voor be-
paalde uitvoeringen/markten, informatie op het display.
OMSTANDIGHEDEN VOOR HET
HERSTARTEN VAN DE MOTOR
Vanwege comforteisen, beperking van de uitstoot en om
veiligheidsredenen kan de motor weer automatisch wor-
den gestart, zonder ingrijpen van de bestuurder, onder de
volgende omstandigheden:
❒onvoldoende opgeladen accu;
❒ruitenwisser ingeschakeld op maximale snelheid;
❒beperkte onderdruk in het remsysteem (bijvoorbeeld
na herhaaldelijk intrappen van het rempedaal);
❒auto in beweging (bijvoorbeeld wanneer bergafwaarts
wordt gereden);
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
035-114 DOBLO LUM 2e NL 28-05-2010 9:22 Pagina 106