FIAT FULLBACK 2018 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: FIAT, Model Year: 2018, Model line: FULLBACK, Model: FIAT FULLBACK 2018Pages: 332, PDF Size: 10.64 MB
Page 41 of 332

14)Gebruik geen wasbenzine, petroleum,
benzine, alcohol of ander organisch
oplosmiddel om de stoelen te reinigen.
Hierdoor zou niet alleen de stoelhoes
kunnen beschadigen, maar ook het
verwarmingselement.
15)Als water of een andere vloeistof op de
stoel wordt gemorst, laat de stoel dan goed
drogen, voordat de verwarming weer wordt
gebruikt.
16)Zet de verwarming direct uit als ze
tijdens gebruik niet goed lijkt te werken.HOOFDSTEUNEN
(indien aanwezig)
47) 48) 49) 50) 51) 52)
In hoogte verstellen
Voorstoelen
Stel de hoogte van de hoofdsteun
dusdanig af dat het midden van de
hoofdsteun zo dicht mogelijk op
oorniveau zit, om het risico op letsel in
geval van een botsing te verkleinen.
Mensen die zo lang zijn dat het midden
van de hoofdsteun niet op oorniveau
kan worden afgesteld, moeten de
hoofdsteun zo hoog mogelijk zetten.
Trek de hoofdsteun omhoog, om hem
hoger te zetten.
Duw de hoofdsteun omlaag en houd
daarbij de knop voor de
hoogteverstelling (A) ingedrukt in de
richting van de pijl, om hem lager te
zetten. Duw na de verstelling de
hoofdsteun omlaag om te controleren
of hij goed vastzit.Achterstoel midden
Om het risico op letsel tijdens een
ongeluk te verminderen, moet u de
hoofdsteun omhoog trekken en in de
vergrendelstand zetten.
Trek de hoofdsteun omhoog, om hem
hoger te zetten. Duw de hoofdsteun
omlaag en houd daarbij de knop voor
de hoogteverstelling (A) ingedrukt in de
richting van de pijl, om hem lager te
zetten. Duw na de verstelling de
hoofdsteun omlaag om te controleren
of hij goed vastzit.
52AHA103013
53AHA103026
39
Page 42 of 332

Opmerking De hoofdsteunen van de
buitenste stoelen van de achterbank
kunnen niet in hoogte worden versteld.
Verwijderen
Druk de knop voor de hoogteverstelling
(A) in en trek de hoofdsteun omhoog.
Monteren
Controleer of de hoofdsteun de juiste
kant op is gericht, druk de knop voor
de hoogteverstelling (A) in de richting
van de pijl in en zet de hoofdsteun weer
op de rugleuning.
De poten van de hoofdsteun met de
inkepingen voor de verstelling (B)
moeten met de verstelknop (A)
ingedrukt, in de openingen worden
aangebracht (behalve de hoofdsteunen
van de buitenste stoel).
BELANGRIJK
47)De verstelling mag alleen in een
stilstaand voertuig en met uitgeschakelde
motor gebeuren. De hoofdsteunen moeten
zodanig versteld worden dat het hoofd en
niet de nek er tegenaan steunt. Alleen op
deze manier oefenen ze hun
beschermende werking uit. Voor een
optimale bescherming van de hoofdsteun,
moet de rugleuning zo zijn ingesteld dat
men rechtop zit en het hoofd zich zo dicht
mogelijk bij de hoofdsteun bevindt.
48)Als de hoofdsteunen tijdens het rijden
niet op hun plaats zitten, kan dit in geval
van een ongeval leiden tot ernstig of
dodelijk letsel bij u en uw passagiers. Zorg
ervoor dat de hoofdsteunen altijd zijn
gemonteerd en op de juiste hoogte staan,
als er iemand in de stoel zit, om het risico
op letsel bij ongevallen te verkleinen.
54AHA10302655AHA103039
56AHA103042
57AHA103055
40
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG
Page 43 of 332

49)Leg nooit een kussen o.i.d. tegen de
rugleuning. Dit kan de werking van de
hoofdsteun negatief beïnvloeden, doordat
de afstand tussen uw hoofd en de
hoofdsteun groter wordt.
50)Als iemand op de middenstoel van de
achterbank zit, stel de hoogte van de
hoofdsteun dan dusdanig af dat deze op
zijn plaats vastklikt fig. 52. Doe dit voordat
u gaat rijden. Anders zou dit in geval van
een botsing kunnen leiden tot ernstig letsel
(dubbele cabine).
51)Zorg ervoor dat de knop voor de
hoogteverstelling (A) correct is afgesteld,
zoals weergegeven op de afbeelding
fig. 56, en beweeg de hoofdsteunen
omhoog om te controleren dat ze niet
losraken van de rugleuning.
52)De vorm en grootte van de hoofdsteun
variëren, afhankelijk van de stoel. Gebruik
altijd de juiste hoofdsteun die bij de stoel
wordt geleverd en monteer de hoofdsteun
niet verkeerd om fig. 57.STUURWIEL
HOOGTE- EN
DIEPTEVERSTELLING
STUURWIEL
(Voertuigen uitgerust met
diepteverstelling)
1. Ontgrendel de hendel, terwijl u het
stuurwiel omhoog houdt.
2. Zet het stuurwiel op de gewenste
stand.
3. Zet het stuurwiel stevig vast door de
hendel helemaal omhoog te trekken.
A. Vergrendeld
B. Ontgrendeld
53) 54) 55)
STUURSLOT
Behalve voor voertuigen uitgerust
met het Keyless Operation-systeemVergrendelen
Verwijder de sleutel in de stand
"LOCK". Draai het stuurwiel tot het
vergrendelt.
Ontgrendelen
Draai de sleutel naar de stand "ACC",
terwijl u het stuurwiel enigszins naar
links en rechts draait.
Voor voertuigen uitgerust met het
Keyless Operation-systeem
Vergrendelen
Als het bestuurdersportier wordt
geopend, terwijl de motorschakelaar en
de bedieningsmodus op "OFF" staan,
wordt het stuurslot geactiveerd.
Opmerking Het stuurwiel gaat op slot
als de volgende handelingen worden
verricht, terwijl de bedieningsmodus op
"OFF" staat.
Open of sluit het bestuurdersportier.
Sluit alle portieren.
58AA0110800
59AHA103808
41
Page 44 of 332

Open een van de portieren als alle
portieren gesloten zijn.
Vergrendel alle portieren met het
Keyless Entry-systeem of de Keyless
Operation-functie.
De versnellingspook (automatische
versnellingsbak) staat in de stand “P”
(parkeren).
Opmerking Als het portier wordt
geopend, maar het stuurwiel niet op
slot gaat, gaat de zoemer af om aan te
geven dat het stuurwiel niet is
vergrendeld.
Ontgrendelen
Het stuurwiel kan op de volgende
manieren worden ontgrendeld.
Zet de bedieningsmodus op "ACC".
Start de motor.
18) 19)
Opmerking Als het stuurwiel niet
ontgrendelt, knippert het
waarschuwingslampje, gaat de interne
zoemer af en gaat het
waarschuwingslampje branden. Draai
de motorschakelaar nogmaals, terwijl u
het stuurwiel enigszins naar links en
rechts draait.
Opmerking Als het stuurslot niet naar
behoren werkt, gaat het
waarschuwingslampje branden. Zet de
bedieningsmodus op "OFF" en druk op
de vergrendelknop van de Keyless
Operation-sleutel. Druk vervolgens opde motorschakelaar. Neem contact op
met het Fiat Servicenetwerk, als het
waarschuwingslampje weer gaat
branden.
Opmerking Als er sprake is van een
storing in het stuurslot, gaat het
waarschuwingslampje branden. Zet
onmiddellijk het voertuig stil op een
veilige plaats en neem contact op met
het Fiat Servicenetwerk.
CLAXONSCHAKELAAR
Druk op het stuurwiel op of rond de
claxonmarkering.
Type 1
Type 2
60AHZ100903
61AHA103505
62AA0108106
63AHA107590
42
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG
Page 45 of 332

BELANGRIJK
53)Iedere verstelling van het stuurwiel mag
alleen worden uitgevoerd als het voertuig
stiltaat en de motor is uitgeschakeld.
54)Probeer het stuurwiel niet te verstellen
tijdens het rijden.
55)Het is strikt verboden aftermarket-
werkzaamheden uit te voeren waarbij
wijzigingen worden aangebracht aan de
stuurinrichting of stuurkolom (bijv. de
installatie van een diefstalbeveiliging).
Dergelijke handelingen kunnen de
prestaties en veiligheid van het systeem
beïnvloeden, de garantie ongeldig maken
en bovendien leiden tot het niet meer
voldoen van het voertuig aan de
typegoedkeuring.
BELANGRIJK
17)Verwijder de contactsleutel als het
voertuig wordt verlaten. In sommige landen
is het verboden om sleutels op
geparkeerde voertuigen achter te laten.
18)Als de motor tijdens het rijden afslaat,
open dan geen portieren en druk niet op de
vergrendelknop op de sleutel tot het
voertuig op een veilige plaats tot stilstand is
gekomen. Hierdoor zou het stuurwiel op
slot kunnen gaan, waardoor het onmogelijk
is het voertuig te besturen.19)Neem de sleutel mee als u het voertuig
verlaat. Als uw voertuig gesleept moet
worden, voer dan de volgende handeling
uit om het stuurwiel te ontgrendelen: zet de
bedieningsmodus van voertuigen met een
handgeschakelde versnellingsbak op
"ACC" of "ON", en zet de bedieningsmodus
van voertuigen met een automatische
versnellingsbak op "ON".
ACHTERUITKIJK-
SPIEGELS
ACHTERUITKIJKSPIEGEL
56) 57) 58) 59)
Stel de achteruitkijkspiegel alleen af als
u de stoel hebt versteld, zodat u
duidelijk zicht naar achteren hebt.
Stel de achteruitkijkspiegel dusdanig af
dat hij u maximaal zicht door de
achterruit biedt.
De verticale stand van de spiegel
afstellen
De spiegel kan omhoog en omlaag
worden bewogen om de positie af te
stellen.
64AJA107381
43
Page 46 of 332

De stand van de spiegel afstellen
De spiegel kan omhoog/omlaag en
naar links/rechts worden bewogen om
de positie af te stellen.
Verblinding verminderen
Type 1:De hendel (A) onderaan de
spiegel kan worden gebruikt om de
spiegel dusdanig af te stellen dat u zo
min mogelijk last hebt van verblinding
door de koplampen van voertuigen die
in het donker achter u rijden.1. Normaal 2. Anti-verblinding
Type 2:Wanneer de koplampen van de
voertuigen achter u heel fel zijn, wordt
de reflectiefactor van de
achteruitkijkspiegel automatisch
veranderd om de verblinding te
beperken.
Als de contactschakelaar of de
bedieningsmodus op "ON" wordt gezet,
wordt de reflectiefactor van de spiegel
automatische gewijzigd.Opmerking Hang geen voorwerpen
aan, of spuit geen glasreiniger op de
sensor (1), want hierdoor kan de
gevoeligheid ervan worden beperkt.
BUITENSPIEGELS
De stand van de spiegel afstellen
56) 57) 58)
Handbediende buitenspiegels
(indien aanwezig)
Stel het spiegeloppervlak met de hand
af zoals aangegeven door de pijlen.
Elektrische, afstandsbediende
buitenspiegels (waar aanwezig)
De elektrische, afstandsbediende
buitenspiegels kunnen worden bediend
als de contactschakelaar of de
bedieningsmodus in de stand "ON" of
"ACC" staat.
65AA0022369
66AA0108151
67AA0001425
68AA0094830
69AHA105280
44
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG
Page 47 of 332

1. Zet de hendel (A) naar dezelfde kant
als de spiegel die moet worden
versteld.
2. Druk de knop (B) naar links, rechts,
omhoog of omlaag om de stand van de
spiegel te verstellen.
3. Zet de hendel (A) weer in de
middelste stand.
De buitenspiegels in- en uitklappen
De buitenspiegel kan naar binnen
worden geklapt om schade tijdens het
parkeren op smalle plaatsen te
voorkomen.
20)
Voor voertuigen zonder
spiegelschakelaar
Klap de spiegel in door hem met de
hand naar de achterkant van het
voertuig te duwen. Klap de spiegel uit
door hem naar buiten, richting de
voorkant van het voertuig, te trekken tot
hij op zijn plaats vastklikt.
20)
Voor voertuigen met
spiegelschakelaar.
De spiegels in- en uitklappen met
de spiegelschakelaar
Druk met de contactschakelaar of de
bedieningsmodus op "ON" of "ACC",
op de spiegelschakelaar om de
spiegels in te klappen.
Druk nogmaals op de spiegelschakelaar
om de spiegels weer in de
oorspronkelijke stand te zetten.
Als de contactschakelaar naar de stand
"LOCK" is gedraaid en de
bedieningsmodus op "OFF" is gezet, is
het gedurende ongeveer 30 seconden
onmogelijk de spiegels met de
spiegelschakelaar in of uit te klappen.Opmerking Zorg ervoor dat uw handen
niet bekneld raken als de spiegel
beweegt.
Opmerking Als u de spiegel met de
hand verstelt of als de spiegel is
bewogen doordat u een persoon of
voorwerp hebt geraakt, kan de spiegel
mogelijk niet met de spiegelschakelaar
in de oorspronkelijke stand worden
teruggezet. Druk in dit geval op de
spiegelschakelaar om de spiegel in te
klappen en druk nogmaals op de
schakelaar om de spiegel in de
oorspronkelijke stand terug te zetten.
Opmerking Als het heeft gevroren en
de spiegels niet naar behoren werken,
druk dan niet herhaaldelijk op de
spiegelschakelaar. Hierdoor kunnen de
elektrische circuits van de motor van de
spiegel doorbranden.
70AH310043471AHA10493572AA0022398
45
Page 48 of 332

Behalve voor voertuigen met
Keyless Entry- of Keyless
Operation-sleutel
De spiegels in- en uitklappen
zonder de spiegelschakelaar (waar
aanwezig)
De spiegels klappen automatisch uit als
het voertuig een snelheid van 30 km/u
bereikt.
Voertuigen met Keyless
Entry-sleutel
De spiegels klappen automatisch in of
uit als de portieren worden vergrendeld
of ontgrendeld met de knoppen op de
sleutel van het Keyless Entry-systeem.
Raadpleeg "Keyless Entry-systeem".
Voertuigen met Keyless
Operation-sleutel
De spiegels klappen automatisch in of
uit als de portieren worden vergrendeld
of ontgrendeld met de knoppen op de
sleutel of de Keyless Operation-functie
van het Keyless Operation-systeem.
Raadpleeg "Keyless Entry-systeem".
Raadpleeg "Keyless Operation-
systeem: de Keyless Operation-functie
gebruiken".
Opmerking De functies kunnen zoals
hieronder aangegeven, worden
gewijzigd. Wendt u tot het Fiat
Servicenetwerk:Automatisch uitklappen als het
bestuurdersportier wordt gesloten en
de volgende handeling wordt verricht. 1
— Behalve voor voertuigen uitgerust
met het Keyless Operation-systeem:
draai de contactschakelaar naar de
stand "ON" of "ACC".2—Voertuigen
uitgerust met het Keyless
Operation-systeem: zet de
bedieningsmodus op "ON" of "ACC".
Automatisch inklappen als de
contactschakelaar naar de stand
"LOCK" is gedraaid of als de
bedieningsmodus op "OFF" is gezet en
het bestuurdersportier wordt geopend.
Automatisch uitklappen als de
voertuigsnelheid 30 km/u behaalt (voor
voertuigen uitgerust met Keyless Entry-
of Keyless Operation-sleutel).
De automatische uitklapfunctie
uitschakelen.
Opmerking De buitenspiegels kunnen
door de volgende handelingen ingeklapt
of uitgeklapt worden, zelfs bij iedere
bovenstaande wijziging.
Na het indrukken van de
vergrendelingsschakelaar om de
portieren te vergrendelen, als de
vergrendelingsschakelaar twee keer
achtereenvolgens binnen ongeveer
30 seconden wordt ingedrukt, worden
de buitenspiegels ingeklapt.
Na het indrukken van de
ontgrendelingsschakelaar om de
portieren te ontgrendelen, als de
ontgrendelingsschakelaar twee keer
achtereenvolgens binnen ongeveer
30 seconden wordt ingedrukt, worden
de buitenspiegels weer uitgeklapt.
Spiegelverwarming (waar aanwezig)
Druk op de
achterruitverwarmingsschakelaar om de
buitenspiegels te ontwasemen of
ontdooien.
Het indicatielampje (A) brandt, zolang
de achterruitverwarming aanstaat.
De verwarming schakelt na ongeveer
20 minuten automatisch uit, afhankelijk
van de buitentemperatuur.
Type 1
73AHA101396
46
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG
Page 49 of 332

Type 2
Opmerking De spiegelverwarming kan
automatisch worden ingeschakeld.
Wendt u voor nadere informatie tot het
Fiat Servicenetwerk.
BELANGRIJK
56)De buitenspiegel is bolvormig; hierdoor
wordt de afstandswaarneming ietwat
vertekend. Bovendien is het spiegelglas
van de onderste spiegel bolvormig,
waardoor het gezichtsveld wordt vergroot.
Hierdoor lijkt de omvang van de
weerspiegelde objecten kleiner en ontstaat
de indruk dat deze objecten zich op grotere
afstand bevinden dan werkelijk het geval is.
57)Probeer de achteruitkijkspiegels niet te
verstellen tijdens het rijden. Dit kan
gevaarlijk zijn. Verstel de spiegels altijd
voordat u gaat rijden.58)Uw voertuig is uitgerust met bolle
spiegels. Vergeet niet dat de objecten die u
in de spiegel ziet, kleiner en verder weg
lijken dan met een normale platte spiegel.
Gebruik deze spiegel niet om de afstand
tussen naderende voertuigen in te
schatten, als u van rijstrook verandert.
59)Bestuur het voertuig niet met
ingeklapte spiegels. Het gebrek aan zicht
naar achteren dat normaal gesproken door
de spiegels wordt geboden, kan leiden tot
ongevallen.
BELANGRIJK
20)De spiegels kunnen met de hand
worden in- of uitgeklapt. Als de spiegel
echter met de spiegelschakelaar is
ingeklapt, moet de spiegel ook weer met de
schakelaar worden uitgeklapt, en niet met
de hand. Als u de spiegel met de
schakelaar inklapt en vervolgens met de
hand weer uitklapt, klikt de spiegel niet naar
behoren op zijn plaats vast. Daardoor zou
de spiegel tijdens het rijden door wind of
trillingen kunnen bewegen en het zicht naar
achteren kunnen belemmeren.
BUITENVERLICHTING
COMBINATIE-
SCHAKELAAR
KOPLAMPEN EN
DIMLICHT
Koplampen
Opmerking Laat de lampen niet
langdurig branden als de motor is
afgezet (niet draait). Hierdoor kan de
accu leeglopen.
Opmerking Als het regent of als het
voertuig is gewassen, raakt de
binnenkant van de lens soms beslagen;
dit duidt niet op een slechte werking.
Als de lamp wordt ingeschakeld,
verdwijnt de condensatie door de
warmte. Als zich echter water in de
lamp verzamelt, raden we u aan de
lamp te laten nakijken.
Opmerking De lampen van
HID-koplampen (indien aanwezig)
hebben de volgende eigenschappen:
Wanneer de koplampen gebruikt
worden, kleurt het licht langzaam
blauw-wit.
De levensduur van de lamp neemt af
naarmate deze herhaaldelijk wordt in-
en uitgeschakeld. De helderheid kan
afnemen, de lamp kan gaan flikkeren en
het licht kan een rode gloed aannemen
wanneer de lamp het einde van de
levensduur bereikt. Laat uw voertuig in
dit geval nakijken door het Fiat
Servicenetwerk
74AA0110220
47
Page 50 of 332

Type 1
Draai de schakelaar om de lampen aan
te zetten.
OFF— alle lampen zijn uit
— positielichten, achterlampen,
kentekenplaat- en
instrumentenpaneelverlichting zijn aan
— koplampen en andere lampen
gaan aan
Type 2
Draai de schakelaar om de lampen aan
te zetten.OFF— alle lampen zijn uit
AUTO— als de contactschakelaar of
de bedieningsmodus op "ON" staat,
gaan koplampen, positielichten,
achterlampen, kentekenplaat- en
instrumentenpaneelverlichting
automatisch aan en uit, naargelang de
lichtomstandigheden buiten. Alle
lampen gaan automatisch uit als de
contactschakelaar of de
bedieningsmodus op "OFF" wordt
gezet.
— positielichten, achterlampen,
kentekenplaat- en
instrumentenpaneelverlichting zijn aan
— koplampen en andere lampen
gaan aan
Opmerking De gevoeligheid van de
automatische in-/uitschakeling kan
worden aangepast. Neem voor meer
informatie contact op met het Fiat
Servicenetwerk.Opmerking Als de mistkoplampen
(indien aanwezig) aangaan als dat nodig
is, omdat de schakelaar in de stand
"AUTO" staat, gaan de lampen ook
automatisch weer uit als de
contactschakelaar of de
bedieningsmodus op "OFF" wordt
gezet.
Opmerking Als de koplampen zijn
uitgeschakeld door de automatische
in-/uitschakeling met de
contactschakelaar of de
bedieningsmodus in de stand "ON",
gaan de mistkoplampen (indien
aanwezig) en de mistachterlichten
(indien aanwezig) ook uit. Als de
koplampen daarna weer worden
ingeschakeld door de automatische
in-/uitschakeling, worden de
mistkoplampen ook ingeschakeld maar
blijven de mistachterlichten
uitgeschakeld. Als u het mistachterlicht
weer wilt inschakelen, dient u de
schakelaar opnieuw te bedienen.
Opmerking Dek de sensor (A) voor de
automatische in-/uitschakeling niet af
door een sticker of label op de voorruit
te plakken.
75AA0061221
76AA0071497
48
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG