FIAT PANDA 2018 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: FIAT, Model Year: 2018, Model line: PANDA, Model: FIAT PANDA 2018Pages: 240, PDF Size: 13.62 MB
Page 11 of 240

SLEUTELS
MECHANISCHE SLEUTEL
De metalen baard van de sleutel
activeert: het ontstekingsapparaat, de
portieren bestuurderszijde en
passagierszijde (voor bepaalde
versies/markten) en het
bagageruimteslot.
SLEUTEL MET
AFSTANDSBEDIENING
(voor bepaalde versies/markten)
1)1)1)
Met de metalen baard A fig. 2 van de
sleutel kunnen de volgende sloten
bediend worden:
de startinrichting;
het portier aan de bestuurderszijde,
voor bepaalde versies/markten, het
portier aan de passagierszijde.
Druk op knop B fig. 2 om de metalen
baard in/uit te klappen.
Druk kort op de knop
: ontgrendeling
van portieren en kofferbak,
tijdgestuurde inschakeling
binnenverlichting en dubbel knipperen
van de richtingaanwijzers (voor
bepaalde versies/markten).Druk kort op de knop
: vergrendeling
van portieren en kofferbak met
plafondverlichting uit en eenmaal
knipperen van de richtingaanwijzers
(voor bepaalde versies/markten).
Druk op knop
: op afstand
openen van de achterklep en tweemaal
knipperen van de richtingaanwijzers.
De richtingaanwijzers knipperen twee
maal om aan te geven dat de
achterklep geopend is.
VERZOEK OM EXTRA
SLEUTELS
Als u een nieuwe mechanische sleutel
of een nieuwe sleutel met
afstandsbediening nodig hebt, ga dan
naar het Fiat Servicenetwerk en neem
een identiteitsbewijs en de
eigendomsdocumenten van de auto
mee. Het systeem kan maximaal 8
sleutels met ingebouwde
afstandsbediening herkennen.
BELANGRIJK
1)Druk knop B alleen in wanneer de
sleutel ver van het lichaam, vooral de ogen,
en van voorwerpen die snel beschadigen
(bijvoorbeeld kleding) is verwijderd. Laat de
sleutel nooit onbewaakt achter om te
voorkomen dat iemand (bijvoorbeeld een
kind) per ongeluk op de knop drukt.
BELANGRIJK
1)De elektronische onderdelen in de
sleutels kunnen beschadigen als de sleutel
aan sterke schokken wordt blootgesteld.
Om een correcte werking van de
inwendige elektronische componenten te
garanderen, mag de sleutel nooit aan
direct zonlicht blootgesteld worden.
BELANGRIJK
1)Lege batterijen moeten overeenkomstig
de wet in speciale bakken gedeponeerd
worden. Ze kunnen ook ingeleverd worden
bij het Fiat Servicenetwerk dat voor hun
verwerking zal zorgen.
2F1D0005
9
Page 12 of 240

CONTACTSLOT
2) 3) 4) 5)
De sleutel kan in 3 standen worden
gedraaid fig. 3:
STOP: motor uit, sleutel kan
verwijderd worden; stuurkolom is
vergrendeld. Sommige elektrische
apparaten (bijv. autoradio, centrale
portiervergrendeling enz.) kunnen
werken;
MAR: rijstand. Alle elektrische
apparaten/systemen kunnen werken;
AVV: motor starten.
Het contactslot is voorzien van een
beveiliging: als de motor bij de eerste
poging niet aanslaat, moet de sleutel
teruggedraaid worden naar de stand
STOP om opnieuw te kunnen starten.STUURSLOT
Inschakeling
Wanneer het apparaat op STOP staat,
de sleutel verwijderen en het stuurwiel
verdraaien tot het vergrendelt.
Uitschakelen
Draai het stuur enigszins en draai de
sleutel in de stand MAR.
BELANGRIJK
2)Als er geknoeid is aan het contactslot
(bijv. een poging tot diefstal), dan moet dit
gecontroleerd worden bij het Fiat
Servicenetwerk voordat er verder gereden
wordt.
3)Verwijder altijd de sleutel uit het
contactslot als de auto wordt verlaten, om
onbedoeld gebruik van de
bedieningselementen te voorkomen.
Vergeet niet de handrem aan te trekken.
Schakel de 1
eversnelling in als de auto op
een helling omhoog staat geparkeerd en de
achteruitversnelling bij een helling omlaag.
Laat kinderen nooit zonder toezicht in de
auto achter.
4)Demontage-/montagewerkzaamheden,
waarvoor wijzigingen in de stuurinrichting of
de stuurkolom vereist zijn (bijv. bij montage
van een diefstalbeveiliging) zijn ten
strengste verboden. Zulke werkzaamheden
kunnen de prestaties van het systeem, de
garantie en de veiligheid in gevaar brengen
waardoor de auto niet meer aan de
typegoedkeuring voldoet.5)Verwijder de sleutel nooit terwijl de auto
rijdt. Het stuurwiel zal automatisch
vergrendeld worden zodra eraan gedraaid
wordt. Dit geldt ook voor auto's die
gesleept worden.
3F1D0006
10
KENNISMAKING MET DE AUTO
Page 13 of 240

FIAT CODE SYSTEEM
Dit is een elektronische startblokkering
die de beveiliging tegen
diefstalpogingen verbetert. Het systeem
wordt automatisch ingeschakeld
wanneer de contactsleutel wordt
verwijderd.
WERKING
Elke keer dat de motor wordt gestart
door de sleutel naar de stand MAR
te draaien, stuurt de regeleenheid van
het Fiat CODE systeem een
herkenningscode naar de
motorregeleenheid (PCM) om de
startblokkering uit te schakelen.
Deze code wordt alleen verzonden als
de regeleenheid van het Fiat CODE-
systeem de door de sleutel verstuurde
code herkent.Elke keer dat de contactsleutel naar de
stand STOP wordt gedraaid, schakelt
het Fiat CODE-systeem de functies van
de motorregeleenheid uit. Als de code
tijdens het starten niet correct wordt
herkend, gaat het lampje
op het
instrumentenpaneel branden. Draai in
dit geval de sleutel naar STOP en
vervolgens naar MAR; als de motor
geblokkeerd blijft, probeer dan
nogmaals met een van de andere
geleverde sleutels. Neem contact op
met het Fiat Servicenetwerk als de
motor nog steeds niet gestart kan
worden.
Als het
waarschuwingslampje gaat
branden, betekent dit dat het systeem
een zelfdiagnose uitvoert (bijv. bij een
spanningsval). Neem, als het probleem
aanhoudt, contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
PORTIEREN
PORTIEREN
VERGRENDELEN/
ONTGRENDELEN VAN
BINNENUIT
Duw de bedieningshendel A fig. 4 naar
het portier, om de portieren te
vergrendelen of omlaag om ze te
ontgrendelen. Met de centrale
portiervergrendeling (voor bepaalde
uitvoeringen/markten), worden bij
bediening van de handgreep A aan
bestuurderszijde alle portieren
vergrendeld/ontgrendeld. Door het
bedienen van hendel A van de andere
portieren wordt alleen het betreffende
portier vergrendeld/ontgrendeld. Bij
mechanische vergrendeling, vindt het
vergrendelen/ontgrendelen plaats
met de afzonderlijke
bedieningshendels.
BELANGRIJK De vergrendeling van het
portier is aangegeven met het rode
streepje B fig. 4.
11
Page 14 of 240

PORTIEREN
VERGRENDELEN/
ONTGRENDELEN VAN
BUITENAF
Mechanische sleutel:steek de
metalen baard in het slot en draai hem
om.
Sleutel met afstandsbediening(voor
bepaalde versies/markten): druk op
de toets
om de portieren te
vergrendelen, of op de toets
om de
portieren te ontgrendelen.
BELANGRIJK Controleer, voordat er
een portier geopend wordt, of dit op
een veilige manier kan gebeuren. Open
de portieren uitsluitend bij stilstaand
voertuig.KINDERSLOT
6)
Dit systeem zorgt ervoor dat de
achterportieren van binnenuit niet
geopend kunnen worden.
Het systeem B fig. 5 kan alleen bij
geopende portieren worden
ingeschakeld.
stand 1 - kinderslot ingeschakeld
(portier vergrendeld);
stand 2 - kinderslot uitgeschakeld
(portier kan van binnenuit worden
geopend).
Het kinderslot blijft ook actief bij
inschakeling van de centrale
portierontgrendeling.
BELANGRIJK De achterportieren
kunnen niet van binnenuit worden
geopend als het kinderslot is
ingeschakeld.
BELANGRIJK
6)Gebruik dit systeem altijd wanneer er
kinderen worden vervoerd. Controleer
na inschakeling van het kinderslot bij beide
achterportieren of het slot daadwerkelijk
is ingeschakeld door aan de handgreep
aan de binnenzijde van de portieren te
trekken.
4F1D0029
5F1D0716
12
KENNISMAKING MET DE AUTO
Page 15 of 240

STOELEN
VOORSTOELEN
7) 8) 9) 10)2)
Afstelling in de lengte
Trek hendel A fig. 6 omhoog en schuif
de stoel naar voren of naar achteren: in
de rijstand moeten de armen op de
rand van het stuurwiel rusten.
Hoogteregeling
(voor bepaalde versies/markten)
Verzet hendel B fig. 6 omhoog of
omlaag om de gewenste hoogte in te
stellen.
BELANGRIJK Deze verstelling is alleen
mogelijk als men op de
bestuurdersstoel zit.Verstelling rugleuning
Gebruik hendel C fig. 7 om de de
gewenste stand te verkrijgen en laat
vervolgens de hendel los.
Verstelling lendensteun
(voor bepaalde versies/markten)
De stand van de rug tegen de
rugleuning van de stoel kan ingesteld
worden door aan knop D fig. 8 te
draaien.ELEKTRISCHE
VERWARMING
VOORSTOELEN
(voor bepaalde versies/markten)
Druk, met de contactsleutel in de stand
MAR, op knop A of B fig. 9 om de
functie in te schakelen.
Druk nogmaals op de toets om de
functie uit te schakelen.
ACHTERBANK
Bagageruimte vergroten
3)
Ga als volgt te werk:
verwijder de hoedenplank;
plaats de veiligheidsgordels opzij en
controleer of ze goed uitgetrokken en
niet verdraaid zijn;
6F1D0007
7F1D0008
8F1D0715
9F1D0145
13
Page 16 of 240

als er een derde achterstoel
aanwezig is (voor bepaalde versies/
markten), de middelste
veiligheidsgordel losmaken, de gesp
oprollen in de behuizing op het
dakpaneel;
gebruik de hendels aan de zijkanten
van de achterstoelen fig. 10 duw ze
in de richting van het interieur van het
voertuig, klap de rugleuning in en leg
hem op de zitting.
Terugzetten van de rugleuningen
Plaats de veiligheidsgordels opzij en
controleer of ze goed uitgetrokken en
niet verdraaid zijn. Zet de eerder
neergeklapte rugleuning omhoog tot de
klik van het vergrendelmechanisme
hoorbaar is.
BELANGRIJK
7)Voer de aanpassingen alleen uit
wanneer de auto stilstaat.
8)Indien een zijairbag aanwezig is, is het
gevaarlijk andere stoelafdekkingen te
gebruiken dan verkrijgbaar zijn in de
MOPAR
®Accessory Line.
9)Controleer na het loslaten van de hendel
of de stoel goed geblokkeerd is door te
proberen hem naar voren en naar achteren
te schuiven. Als de stoel niet goed op zijn
plaats is vergrendeld zou dat kunnen leiden
tot plotselinge verplaatsing van de stoel
waardoor de bestuurder de controle over
het voertuig verliest.
10)Indien er passagiers op de achterbank
zitten, eventueel gevaarlijke voorwerpen
verwijderen die zouden kunnen leiden tot
letsel in geval van een ongeval.
BELANGRIJK
2)De bekleding van uw voertuig is
ontworpen om bestand te zijn tegen
slijtage bij normaal gebruik van het
voertuig. Er moeten wel enkele
voorzorgsmaatregelen getroffen worden.
Vermijd excessief schuren tegen
kledingaccessoires zoals metalen gespen
en klittenband die, als ze veel druk
uitoefenen in een klein gebied, zouden
kunnen afbreken, met beschadiging van de
bekleding als gevolg.3)Verwijder voordat de rugleuning wordt
ingeklapt alle voorwerpen die op de zitting
liggen.
10F1D0034
14
KENNISMAKING MET DE AUTO
Page 17 of 240

HOOFDSTEUNEN
11) 12)
HOOFDSTEUNEN VOOR
Omhoog verstellen: breng de
hoofdsteun omhoog tot deze op zijn
plaats vastklikt.
Omlaag verstellen: druk op knop A
fig. 11 en breng de hoofdsteun omlaag.
“Anti-Whiplash” voorziening
De hoofdsteunen zijn uitgerust met een
“Anti-Whiplash” voorziening, die de
afstand tussen hoofd en hoofdsteun bij
een botsing achterop vermindert,
waardoor het zweepslageffect wordt
afgezwakt.De hoofdsteun kan bewegen wanneer
de leuning door het lichaam of de
hand van de inzittende wordt ingedrukt:
dit gedrag is normaal voor het systeem
en mag niet als een storing worden
beschouwd.
HOOFDSTEUNEN
ACHTER
Omhoog verstellen: breng de
hoofdsteun omhoog tot deze op zijn
plaats vastklikt.
Omlaag verstellen: druk op knop A
fig. 12 en breng de hoofdsteun omlaag.
BELANGRIJK Zet, als de achterste
zitplaatsen worden gebruikt, de
hoofdsteunen altijd in de "volledig
uitgetrokken" stand.Verwijderen
Ga als volgt te werk om de
hoofdsteunen te verwijderen:trek de hoofdsteunen tot hun
maximumhoogte uit;
druk op de knoppen A en B fig. 12
aan de zijkanten van de twee steunen,
en verwijder de hoofdsteunen door
ze omhoog te trekken.
BELANGRIJK
11)Voer de aanpassingen alleen uit
wanneer de auto stilstaat. De
hoofdsteunen moeten zodanig versteld
worden dat het hoofd en niet de nek
er tegenaan steunt. Alleen op deze manier
oefenen ze hun beschermende werking
uit.
12)Voor een optimale bescherming van de
hoofdsteun, moet de rugleuning zo zijn
ingesteld dat men rechtop zit en het hoofd
zich zo dicht mogelijk bij de hoofdsteun
bevindt.
11F1D0011
12F1D0012
15
Page 18 of 240

STUURWIEL
13) 14)
INSTELLINGEN
Het stuurwiel kan verticaal worden
versteld.
Om te verstellen, hendel A fig. 13
omlaag zetten in stand 1, het stuurwiel
in de meest geschikte stand zetten
en het op zijn plaats vergrendelen door
hendel A in stand 2 te zetten.
BELANGRIJK
13)De verstelling mag alleen bij stilstaande
auto en uitgeschakelde motor gebeuren.
14)Demontage-/montagewerkzaamheden,
waarvoor wijzigingen in de stuurinrichting
of de stuurkolom vereist zijn (bijv. bij
montage van een diefstalbeveiliging) zijn
ten strengste verboden. Zulke
werkzaamheden kunnen de prestaties van
het systeem, de garantie en de veiligheid
in gevaar brengen waardoor de auto niet
meer aan de typegoedkeuring voldoet.
ACHTERUITKIJK-
SPIEGELS
ACHTERUITKIJKSPIEGEL
Deze spiegel is voorzien van een
beveiligingsmechanisme dat ervoor
zorgt dat de spiegel losschiet bij een
heftige botsing met de passagier.
Gebruik de hendel A fig. 14 om de
spiegel in twee standen te zetten:
normaal of antiverblindingsstand.
BUITENSPIEGELS
15)
Handmatig verstellen
Bedien, vanuit het interieur van de auto,
hendel A fig. 15 om de spiegel te
verstellen.
A
2
1
13F1D001314F1D0014
16
KENNISMAKING MET DE AUTO
Page 19 of 240

Elektrisch verstellen
(voor bepaalde versies/markten)
De spiegels kunnen alleen worden
versteld met de contactsleutel in stand
MAR.
Ga als volgt te werk om in te stellen:
Selecteer de gewenste spiegel (links
of rechts) met kiesschakelaar A fig.
16;
zet kiesschakelaar A op stand B en
beweeg hem om de linker buitenspiegel
af te stellen;
zet kiesschakelaar A op stand D en
beweeg hem om de rechter
buitenspiegel af te stellen.
Na het afstellen moet kiesschakelaar A
in de tussenvergrendelstand C worden
gezet.BELANGRIJK Wanneer de
achterruitverwarming wordt
ingeschakeld, worden de
verwarmingselementen van de
buitenspiegels geactiveerd (voor
bepaalde versies/markten).
Handmatig inklappen
Indien nodig, de spiegels naar de auto
toe inklappen.
BELANGRIJK Tijdens het rijden moeten
de spiegels altijd uitgeklapt zijn.
BELANGRIJK
15)De buitenspiegel is bolvormig;
hierdoor wordt de afstandswaarneming
ietwat vertekend.
BUITENVERLICHTING
Met de linkerhendel fig. 17 worden de
dagverlichting, het stadslicht, dimlicht,
de parkeerlichten, het grootlicht, de
richtingaanwijzers en het "Follow me
home"-systeem bediend.
De buitenverlichting kan alleen worden
ingeschakeld met de contactsleutel
in de stand MAR.
Bij inschakeling van de
buitenverlichting, worden het
instrumentenpaneel en verschillende
bedieningselementen op het dashboard
verlicht.
STADSLICHT /
DAGRIJVERLICHTING
(DRL)
“Dagrijlichten”
(voor bepaalde versies/markten)
16) 17)
15F1D001516F1D0016
A
17F1D0019
17
Page 20 of 240

Met de sleutel in de stand MAR en
schakelaar A fig. 17 naar standO
gedraaid, gaan de dagverlichting
automatisch branden; de overige
lichten en de interieurverlichting blijven
uit.
STADSLICHT / DIMLICHT
Draai, met de contactsleutel in de stand
MAR, de schakelaar A fig. 17 naar
. Als het dimlicht wordt
ingeschakeld, gaat de dagrijverlichting
uit en worden het stadslicht en het
dimlicht ingeschakeld. Het
controlelampje op het
instrumentenpaneel gaat branden.
Als de contactsleutel naar STOP wordt
gedraaid of wordt verwijderd en de
draaischakelaar vanOnaar de stand
wordt gedraaid, gaan het stadslicht
en de kentekenplaatverlichting branden.
Het waarschuwingslampje
op het
instrumentenpaneel gaat branden.
PARKEERLICHTEN
Deze lichten kunnen alleen worden
ingeschakeld met de contactsleutel in
de stad STOP of verwijderd, door
schakelaar A fig. 17 eerst naar standO
en vervolgens naar stand
te
draaien.
Het
controlelampje op het
instrumentenpaneel gaat branden.GROOTLICHT
Om het grootlicht in te schakelen, moet
draaischakelaar A fig. 17 op
staan
en de hendel naar het stuurwiel voorbij
de aanslag worden getrokken. Het
controlelampje op het
instrumentenpaneel gaat branden.
Wanneer de hendel weer naar het
stuurwiel tot voorbij de aanslag wordt
getrokken, wordt het grootlicht
uitgeschakeld, gaat het dimlicht weer
branden en dooft het lampje
.
GROOTLICHTSIGNAAL
Trek hiervoor de hendel naar het
stuurwiel (instabiele stand), ongeacht
de stand van de draaischakelaar A fig.
17. Het
controlelampje op het
instrumentenpaneel gaat branden.
RICHTINGAANWIJZERS
Breng de hendel in de (stabiele) stand:
omhoog:wordt de
richtingaanwijzer rechts ingeschakeld;
omlaag:wordt de richtingaanwijzer
links ingeschakeld.
Het lampje
ofgaat op het
instrumentenpaneel knipperen. De
richtingaanwijzers schakelen
automatisch uit wanneer het stuurwiel
weer wordt rechtgezet."Lane Change"-functie
Zet, als u het verwisselen van rijstrook
wilt aangeven, drukt u de linkerhendel
korter dan een halve seconde lichtjes in
de gewenste stand. De
richtingaanwijzer aan de gekozen kant
knippert vijf keer en wordt vervolgens
automatisch uitgeschakeld.
"FOLLOW ME HOME"
SYSTEEM
Met dit systeem kan de ruimte vóór de
auto gedurende een ingestelde
tijdsduur worden verlicht.
Inschakeling:trek, met de
contactsleutel in de stand STOP of
verwijderd, de hendel binnen 2 minuten
na het uitzetten van de motor naar
het stuurwiel.
Elke keer dat de hendel wordt bediend,
blijft de verlichting 30 seconden langer
branden, tot een maximum van 210
seconden; hierna wordt de verlichting
automatisch uitgeschakeld.
Telkens als de hendel wordt bediend,
gaat het lampje
op het
instrumentenpaneel branden en
verschijnt op het display een bericht
plus de tijd dat de functie actief zal
blijven.
18
KENNISMAKING MET DE AUTO