FIAT TALENTO 2021 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: FIAT, Model Year: 2021, Model line: TALENTO, Model: FIAT TALENTO 2021Pages: 248, PDF Size: 4.87 MB
Page 61 of 248

BELANGRIJK
2)Het systeem gebruikt een koelmiddel dat
compatibel is met de wetten die van kracht
zijn in de landen waar het voertuig wordt
verkocht, R134a van R1234yf (aangeduid
op een specifiek plaatje in de motorruimte).
Het gebruik van andere koelmiddelen heeft
invloed op de efficiency en de conditie van
het systeem. Ook de
compressorkoelmiddelen moeten
compatibel zijn met het aangeduide
koelmiddel.
PARKEERRADAR
57) 56)
13) 14) 15)
Werkingsprincipe
De ultrasone sensoren die in de
achterbumpers zijn aangebracht
(afhankelijk van de versie van het
voertuig) "meten" de afstand tussen het
voertuig en een obstakel.
Als de sensoren een obstakel
detecteren, geven ze een geluidssignaal
af, waarvan de frequentie toeneemt
naarmate het voertuig het obstakel
nadert, tot het een enkel geluid wordt
als het obstakel ongeveer 30 cm van
het voertuig is verwijderd.
OPMERKING Controleer of de
ultrasone sensoren niet zijn afgedekt
(met vuil, modder, sneeuw, enz.)
OPMERKING: het systeem van de
parkeerassistent houdt geen rekening
met sleep- en vervoersystemen.Werking
Wanneer u de versnellingspook in zijn
achteruit zet, worden de meeste
objecten binnen 1,2 m van de
achterkant van het voertuig
gedetecteerd, wordt een geluidssignaal
afgegeven en, afhankelijk van het type
voertuig, gaat display 1 fig. 102 aan.
Volume van de parkeerassistent
verstellen
Enkele parameters van het
multimediascherm 1 fig. 102 kunnen in
overeenstemming met het
uitrustingsniveau van het voertuig
worden aangepast.
Systeem tijdelijk uitschakelen
Druk op knop 2 fig. 103 om het
systeem uit te schakelen.
101T36541
102T36519-2
59
Page 62 of 248

Het in de schakelaar ingebouwde
waarschuwingslampje gaat branden om
de bestuurder eraan te herinneren dat
het systeem is uitgeschakeld.
Druk er nogmaals op om het systeem
weer in te schakelen en het
waarschuwingslampje gaat uit.
Enkele parameters van het
multimediascherm 1 fig. 102 kunnen in
overeenstemming met het
uitrustingsniveau van het voertuig
gedeactiveerd worden.
Het systeem wordt automatisch weer
ingeschakeld nadat de startinrichting
wordt uitgeschakeld en de motor weer
gestart wordt.
Systeem geforceerd uitschakelen
Het systeem kan definitief worden
uitgeschakeld door knop 2 lang
ingedrukt te houden.
Het in de schakelaar geïntegreerde
controlelampje gaat permanent aan.Het uitgeschakelde systeem kan weer
worden ingeschakeld door de knop
nogmaals lang ingedrukt te houden.
Onregelmatige werking
Als het systeem een onregelmatige
werking detecteert, wordt, afhankelijk
van de versie, een speciaal bericht op
het instrumentenpaneel weergegeven,
gaat het alarmlampje
branden en
wordt iedere 5 seconden een
geluidssignaal afgegeven. Neem
contact op met het Fiat Servicenetwerk.
BELANGRIJK
56)Deze functie is een extra
rijondersteuning met geluidssignalen om
aan te geven dat u tijdens het rijden een
obstakel nadert. De bestuurder moet
tijdens het rijden echter wel normaal blijven
opletten en blijft verantwoordelijk voor
ongelukken tijdens het rijden. De
bestuurder moet altijd alert zijn op
onverwachte situaties tijdens het rijden.
Alvorens een manoeuvre uit te voeren,
moet vooral gecontroleerd worden op
bewegende obstakels (zoals een kind, dier,
fiets, steen, stok, enz.) of obstakels in de
dode hoek die te klein zijn om te zien.57)De verantwoordelijkheid voor het
parkeren en andere mogelijk gevaarlijke
manoeuvres ligt echter altijd bij de
bestuurder. Controleer tijdens deze
manoeuvres altijd of er geen andere
mensen (vooral kinderen) of dieren
aanwezig zijn op het parcours dat u af wilt
leggen. De parkeersensoren dienen als
hulp voor de bestuurder, die echter nooit
zijn aandacht mag laten verslappen tijdens
potentieel gevaarlijke manoeuvres, ook al
worden ze met lage snelheden verricht.
BELANGRIJK
13)In geval van een botsing tijdens het
manoeuvreren van het voertuig (bijv. botsen
tegen een bollard, een verhoogd wegdek of
andere wegenuitrusting), kan het voertuig
beschadigd raken (bijv. vervormde as). Laat
het voertuig controleren door het Fiat
Servicenetwerk om ongevallen te
voorkomen.
14)Voor een correcte werking van het
systeem mogen de sensoren nooit bevuild
zijn met modder, vuil, sneeuw of ijs. Zorg
ervoor dat ze tijdens het reinigen niet
gekrast of beschadigd worden. Vermijd het
gebruik van droge, ruwe of harde doeken.
De sensoren moeten met schoon water
worden gewassen, waaraan eventueel
autoshampoo is toegevoegd. Wanneer
speciale reinigingsapparaten worden
gebruikt, zoals stoomreinigers of
hogedrukreinigers, reinig dan de sensoren
zeer snel en houd de straal op minstens
10 cm afstand.
103T36542
60
KENNIS VAN HET VOERTUIG
Page 63 of 248

15)Voor het overspuiten van de bumpers
of eventueel bijwerken van de laklaag in de
zone van de sensoren, dient men zich
uitsluitend tot het Fiat Servicenetwerk te
wenden. Het verkeerd opbrengen van de
lak kan de werking van de parkeersensoren
negatief beïnvloeden.CAMERA
ACHTERZIJDE
Werking
58)
16)
Als het voertuig in zijn achteruit staat,
biedt videocamera 1 fig. 104 op de
achterklep of op het openslaande
achterportier van het voertuig,
afhankelijk van de versie, zicht over het
gebied achter het voertuig op de
binnenspiegel 2 fig. 105 of op het
multimediadisplay 3 fig. 106, samen
met één of twee omtrekken 4
fig. 107 en 5 fig. 107 (bewegend of
stilstaand).
OPMERKING Controleer of de
achteruitkijkcamera niet is afgedekt
(vuil, modder, sneeuw, condens, enz.).OPMERKING Afhankelijk van de versie,
moeten een aantal parameters op het
multimediadisplay 3 fig. 106 worden
afgesteld.
Bewegende vorm 4 (afhankelijk van
het voertuig):wordt in het blauw op
het multimediadisplay 3
fig. 106weergegeven. De vorm duidt
het traject van het voertuig volgens de
positie van het stuurwiel aan.
104T36620
105T36621
106T36519-3
61
Page 64 of 248

Stilstaande vorm 5: de stilstaande
vorm bestaat uit gekleurde referenties
A, B en C fig. 107 die de afstand achter
het voertuig aanduiden:
A (rood) ongeveer 30 cm vanaf het
voertuig;
B (geel) ongeveer 70 cm vanaf het
voertuig;
C (groen) ongeveer 150 cm vanaf het
voertuig.
Deze vorm blijft stil en duidt het traject
van het voertuig aan als de wielen zijn
uitgelijnd.
Dit systeem wordt in principe gebruikt
met behulp van een of meerdere
vormen (bewegend voor het traject,
stilstaand voor de afstand). Wanneer u
de rode zone nadert, gebruik dan de
weergave van de bumper om
nauwkeurig te stoppen.BELANGRIJK Op het display verschijnt
een bijbehorend bericht. De omtrekken
zijn een weergave op een vlak
oppervlak. Negeer deze informatie als
die wordt weergegeven op een verticaal
object of een object op de grond. De
voorwerpen die aan de rand van het
scherm worden weergegeven, kunnen
vervormd zijn. Als het licht te fel is
(sneeuw, voertuig staat in de zon) kan
het zicht van de camera belemmerd
worden. Wanneer de achterportieren
open staan of niet goed dicht zijn,
wordt een speciaal bericht
weergegeven en verdwijnt, afhankelijk
van het voertuig, het beeld van de
videocamera.
BELANGRIJK
58)De verantwoordelijkheid voor het
parkeren en andere mogelijk gevaarlijke
manoeuvres ligt echter altijd bij de
bestuurder. Controleer tijdens deze
manoeuvres altijd of er geen mensen
(vooral kinderen) of dieren in het
betreffende gebied aanwezig zijn. De
camera dient als hulp voor de bestuurder,
die echter nooit zijn aandacht mag laten
verslappen tijdens potentieel gevaarlijke
manoeuvres, ook al worden ze met lage
snelheden verricht. Houd altijd een lage
snelheid aan, zodat meteen geremd kan
worden in geval van obstakels.
BELANGRIJK
16)Voor een correcte werking is het van
extreem belang dat de camera altijd
schoon en vrij van modder, vuil, sneeuw of
ijs wordt gehouden. Zorg ervoor dat de
camera tijdens het reinigen niet gekrast of
beschadigd wordt. Vermijd het gebruik van
droge, ruwe of harde doeken. De camera
moet met schoon water worden gewassen,
waaraan eventueel autoshampoo is
toegevoegd. In wasstraten met
stoomreinigers of hogedrukreinigers
moeten de camera snel gewassen worden
door de spuitmond op minstens 10 cm van
de sensoren te houden. Breng geen
stickers op de camera aan.
107T39009
62
KENNIS VAN HET VOERTUIG
Page 65 of 248

RUITBEDIENING
ELEKTRISCHE
RUITBEDIENING
59) 60)
Met geïntroduceerde startinrichting:druk op de knop van de ruit om hem
omlaag te brengen naar de gewenste
positie;
til de knop van de ruit op om hem
omhoog te brengen naar de gewenste
positie.
Druk aan de bestuurderszijde op de
knop fig. 108:
1voor bestuurderszijde;
2voor voorste passagierszijde.BELANGRIJK Plaats geen voorwerpen
op een gedeeltelijk gesloten ruit:
hierdoor zou de ruit kunnen
beschadigen.
Drukfuncties
Afhankelijk van de versie is deze modus
een extra functie voor de eerder
beschreven elektrisch bediende ruiten.
De functie betreft alleen de ruit aan de
bestuurderszijde. Druk schakelaar 1
fig. 110 kort omlaag of trek hem kort
omhoog: de ruit gaat ofwel volledig
omlaag of volledig omhoog. Als de
schakelaar weer wordt bediend stopt
de ruit.OPMERKING Als de ruit tijdens het
sluiten weerstand detecteert (van bijv.
de tak van een boom, enz.), stopt de
ruit en gaat weer een paar cm omlaag.
Onregelmatige werking
Als de ruit niet sluit, schakelt het
systeem over op een drukloze modus:
trek de betreffende schakelaar zover
mogelijk naar boven tot de ruit volledig
sluit (de ruit gaat geleidelijk weer
omhoog); houd de schakelaar
vervolgens even omhoog getrokken
(altijd aan de kant die wordt gesloten),
breng hem omlaag en trek hem weer
volledig omhoog om het systeem te
heractiveren.
Neem indien nodig contact op met het
Fiat Servicenetwerk.
108T36560
109T36561
Druk aan de voorste passagierszijde op
knop 3. fig. 109
110T36560-1
63
Page 66 of 248

Schuifruiten achter:
61)
Gebruik de hendel 4 fig. 111 en schuif
de ruit tot de gewenste stand.
BELANGRIJK
59)Oneigenlijk gebruik van de elektrische
ruitbediening kan gevaarlijk zijn. Controleer
voor en tijdens het bedienen altijd of de
passagiers niet kunnen worden verwond
door de bewegende ruiten of door
voorwerpen die door de ruit worden
meegesleept of geraakt. Verwijder altijd de
sleutel uit het contactslot als het voertuig
(voorzien van mechanische sleutel met
afstandsbediening) wordt verlaten om te
voorkomen dat onverwachtse bediening
van de elektrische ruitbediening gevaar
oplevert voor de achtergebleven
passagiers.60)Wanneer u de ruiten sluit, controleer
dan dat er geen lichaamsdelen (arm, hand,
enz.) uit het voertuig steken. Gevaar voor
ernstige letsel.
61)Controleer voor gebruik of er geen
inzittenden uit een ruit of een open portier
steken.
MOTORKAP
62) 63) 64) 65) 66) 67) 68)
17)
Trek aan hendel 1 fig. 112 om te
openen.
Veiligheidsgrendel motorkap
ontgrendelen
Duw, voor de vrijgave, hendel 2
fig. 113 naar links tijdens het omhoog
tillen van de motorkap.
111T36562
112T36581
64
KENNIS VAN HET VOERTUIG
Page 67 of 248

De motorkap openen
Til de motorkap op en begeleid hem.
Het optillen wordt ondersteun door
zijdempers.
De motorkap sluiten
Controleer of niets in de motorruimte is
achtergebleven. Laat de motorkap
zakken naar ongeveer 30 centimeters
boven de motorruimte en laat hem
vallen. Controleer of de motorkap
volledig gesloten is en niet alleen met
de beveiliging is vergrendeld door te
proberen hem op te tillen. Als de
motorkap niet perfect gesloten is,
probeer dan niet erop te drukken maar
open hem opnieuw en herhaal de
handeling.
BELANGRIJK
62)Voorafgaand aan enige ingreep moet
de motor worden afgezet (en niet op
stand-by): u moet de motor elf afzetten
(raadpleeg de paragraaf "De motor starten”
in het hoofdstuk ”Starten en rijden”).
63)Leun niet op de motorkap: hij zou per
ongeluk dicht kunnen gaan.
64)Let er bij werkzaamheden aan de
motor op dat deze heet kan zijn. Bovendien
zou de koelventilator ieder moment kunnen
gaan draaien. Het
waarschuwingslampje herinnert u aan
deze omstandigheid. Gevaar voor letsel.
65)Zorg ervoor dat als in de motorruimte
wordt gewerkt, de ruitenwissers in de
uitstand staan. Gevaar voor letsel.
66)Laat het voertuig in geval van een
botsing, zelfs een lichte botsing tegen
bijvoorbeeld het schutbord of de motorkap,
zo snel mogelijk controleren bij een Fiat
Servicepunt.
67)Gebruik beide handen om de motorkap
op te tillen. Controleer voordat de
motorkap wordt opgetild, of de armen van
de ruitenwissers wel tegen de ruit liggen,
het voertuig stilstaat en de handrem goed
is aangetrokken.
68)Om veiligheidsredenen moet de
achterklep tijdens het rijden altijd goed
gesloten zijn. Controleer dus altijd of de
motorkap goed gesloten en vergrendeld is.
Mocht u tijdens het rijden merken dat de
motorkap niet goed vergrendeld is, stop
dan onmiddellijk en sluit de motorkap op
de correcte manier.
BELANGRIJK
17)Controleer na iedere ingreep in de
motorruimte of er niets in de motorruimte is
achtergebleven (doeken, gereedschap,
enz.); deze zouden de motor kunnen
beschadigen of brand kunnen veroorzaken.
113T36594
65
Page 68 of 248

INTERIEURUIT-
RUSTING
ZONNEKLEPPEN
Zet de zonneklep 1 fig. 114 naar
beneden. De zonneklep kan tegen de
zijruit worden gekanteld.
Doe voor bepaalde versies/markten,
waar voorzien, de zonneklep 3
fig. 115 omlaag om de spiegel te
gebruiken.
BEHUIZING
69)
Behuizing 1 fig. 116 kan worden
gebruikt als bekerhouder, opbergvak of
om een asbak in aan te brengen.
OPBERGVAK
69)
Trek voor het openen van het
dashboardkastje 3 fig. 116 aan hendel
2.
DOCUMENTENVAK
70)
In het documentenvak 4 fig. 117 op de
zonneklep kunnen tolkaartjes, papier,
enz. worden bewaard.
OPBERGVAK
In opbergvak 5 fig. 118 kunnen
betaalkaarten, munten, enz. worden
bewaard.
114T36563
115T36564
116T36645
117T36576
118T36572
66
KENNIS VAN HET VOERTUIG
Page 69 of 248

TELEFOONHOUDER(Voor bepaalde versies/markten indien
voorzien)
71)
Telefoonhouder 6 fig. 119
ONDERSTEUNING VOOR
MULTIMEDIATABLET
(Voor bepaalde versies/markten indien
voorzien)
Trek hendel 7 fig. 120 zo ver mogelijk
naar de bestuurder toe.Draai steun 8 fig. 121 en duw ertegen
tot hij niet verder gaat.
Breng, indien nodig, basis 9
fig. 122 van steun 8 omlaag om hem te
verlengen.
Trek de steun, om hem weer in te
klappen, helemaal naar de bestuurder
toe, til hem omhoog tot hij horizontaal is
en duw hem zo ver mogelijk naar
binnen.
DASHBOARDKASTJE IN
HET
INSTRUMENTENPANEEL
70)
Dashboardkastje in het
instrumentenpaneel 10 - 11 - 13
fig. 123.119T38819
120T38815
121T38816
122T38817
123T36646
67
Page 70 of 248

BEHUIZING
Behuizing 12 fig. 123 kan worden
gebruikt als bekerhouder, opbergvak of
om een asbak in aan te brengen.
69)
DASHBOARDKASTJE IN
HET
INSTRUMENTENPANEEL
(Voor bepaalde versies/markten indien
voorzien)
Druk op handgreep 14 om het
dashboardkastje 15 fig. 124 te openen.
DASHBOARDKASTJE
PASSAGIERSZIJDE
72)
Trek aan hendel 16 om te
openen.fig. 125Het dashboardkastje is, afhankelijk van
de versie, ook voorzien van ventilatie en
airconditioning (en biedt ruimte aan een
fles van 1,5 l).
BEHUIZING
Behuizing 17 fig. 126 kan als een
bekerhouder, opbergvak of
asbakhouder worden gebruikt.
OPBERGVAK
VOORPORTIER
De voorste klepjes van het opbergvak
18 fig. 127 zitten in de voorportieren.
OPBERGVAK ONDER DE
STOEL
(Voor bepaalde versies/markten indien
voorzien)
73)
Trek aan tong 19 en klap stoel A naar
voren om toegang te krijgen tot vak 20
fig. 128.
124T38822
125T36654
126T36575
127T36570
68
KENNIS VAN HET VOERTUIG