FIAT TALENTO 2021 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: FIAT, Model Year: 2021, Model line: TALENTO, Model: FIAT TALENTO 2021Pages: 248, PDF Size: 4.87 MB
Page 51 of 248

KLIMAATREGELING
Advies voor gebruik
In sommige gevallen (airconditioning uit,
luchtrecirculatie aan, ventilatorsnelheid
nul of te laag, enz.) kunnen de ruiten en
de voorruit van het voertuig beslaan.
Gebruik als de ruiten beslaan de MAX
DEF-functie om de condens te
verwijderen en zet vervolgens de
airconditioning in de automatische
stand om te voorkomen dat de ruiten
opnieuw beslaan.
Voertuigen met ECOMODE
Wanneer geactiveerd, kan ECOMODE
de prestaties van de airconditioning
beperken. Raadpleeg paragraaf “Tips
voor het rijden” in hoofdstuk “Starten en
rijden”.
54) 55)
2)
Verbruik
Een hoger brandstofverbruik (vooral
binnen de bebouwde kom) is normaal
als de airconditioning wordt gebruikt.
Zet op auto's met airconditioning
zonder automatische modus, het
systeem uit als u het niet meer nodig
hebt.Hieronder volgen een aantal adviezen
om het brandstofverbruik tot een
minimum terug te brengen en
zodoende het milieu te helpen
beschermen:
houd tijdens het rijden de
luchtroosters open en de ruiten
gesloten;
als het voertuig bij warm weer of in
de zon is geparkeerd, laat dan eerst het
interieur luchten om de hete lucht naar
buiten af te voeren, voordat u vertrekt.
Onderhoud
Raadpleeg het Geprogrammeerde
Onderhoudsschema.
BELANGRIJK Zolang de airconditioning
aanstaat, wordt meer brandstof
verbruikt (zet het systeem uit als u het
niet meer nodig hebt).
BELANGRIJK Gebruik het
klimaatregelsysteem regelmatig, ook bij
kouder weer, en laat het ten minste
5 minuten eenmaal per maand
functioneren.
Auto's met extra verwarming
Sommige voertuigen zijn uitgerust met
een extra verwarming die het interieur
sneller verwarmt. Deze inrichting werkt
alleen als de motor draait en bij lage
temperaturen. Tijdens de werking kan
enige rook uit de rechterkant van het
voertuig komen; die is afkomstig van
het uitlaatsysteem en dat is normaal.Onregelmatige werking
Over het algemeen dient u, als u een
onregelmatige werking waarneemt,
naar een Fiat Servicepunt te gaan.
Een beperkte werking van het
ontdooien, ontwasemen of van de
airconditioning kan te wijten zijn aan
een verstopt filterelement.
Er wordt geen koude lucht
gegenereerd. Controleer de stand van
de bedieningen en de staat van de
zekeringen. Zet anders het systeem uit.
Water onder het voertuig
Na langdurig gebruik van de
airconditioning is het normaal om
condenswater onder de airconditioning
aan te treffen.
49
Page 52 of 248

VERWARMING EN VENTILATIE
1Luchtrooster ontwaseming linkerruit;2Linker luchtrooster;3Luchtrooster ontwaseming voorruit;4Centrale luchtroosters;5
Rechter luchtrooster;6Rechter luchtrooster ontwaseming;7lagere luchtroosters achterbank;8Instrumentenpaneel.
89T36548
50
KENNIS VAN HET VOERTUIG
Page 53 of 248

LUCHTROOSTERS IN
INTERIEUR
Luchtroosters in het midden
Doe de schuif 9 fig. 90 naar beneden
om de luchtroosters te sluiten.
De luchtroosters kunnen worden
gericht.
Hoog/laag: gebruik schuif 9.
Links/rechts: gebruik de knop 10
fig. 90.
Luchtroosters aan zijkant
Drukken (punt 12 fig. 91 ) om het
luchtrooster 11 fig. 91 te openen tot de
gewenste stand.
De luchtroosters kunnen worden
gericht.
Draai aan het luchtrooster aan de
zijkant 11 om de luchtstroom te richten.Gebruik specifieke producten in uw
voertuig om vieze geurtjes in het
voertuig tegen te gaan. Wend u tot het
Fiat Servicenetwerk.
90T36549
91T36550
51
Page 54 of 248

HANDBEDIENDE KLIMAATREGELING
54) 55)
2)
Bedieningselementen
De bedieningen zijn afhankelijk van de uitrusting van het voertuig.
1draaiknop luchtverdeling.
2Aan/uit knop compressor klimaatregeling.
3Regelknop/ventilator aan.
4Aan/uit-toets luchtrecirculatie.
5Draaiknop regeling luchttemperatuur.
92T36552
52
KENNIS VAN HET VOERTUIG
Page 55 of 248

Luchttemperatuur instellen
Gebruik bediening 5 fig. 92, afhankelijk
van de gewenste temperatuur. De
temperatuur neemt toe, naarmate de
indicator verder in de rode zone staat.
Ventilatorsnelheid instellen
Gebruik bediening 3 fig. 92 van 0 tot 4
fig. 92. Er wordt meer lucht verspreid,
naarmate de knop verder naar rechts
wordt gedraaid. Zet bediening 3
fig. 92 op 0 als u de luchttoevoer wilt
stoppen. Het systeem wordt
uitgeschakeld: de ventilatorsnelheid in
het interieur is nul (voertuig staat stil), er
is nog wel een zachte luchtstroom
merkbaar als het voertuig in beweging
is.
OPMERKING Als deze bediening
langdurig op stand 0 staat, kunnen de
zijruiten en de voorruit beslaan, zelfs als
het in het interieur niet benauwd is.
Snel ontwasemen: Interieurisolatie/
luchtrecirculatie uitgeschakeld
(controlelampje op knop 4 fig. 92 is uit);
draai bedieningen 1 fig. 92 en 3
fig. 92 naar de standen
. Door
inschakeling van de airconditioning
verloopt de ontwaseming sneller.
Interieurisolatie/luchtrecirculatie
inschakelen
Druk op knop 4 fig. 92 (het
controlelampje gaat aan).
In deze stand wordt de lucht in het
interieur gerecirculeerd zonder dat lucht
van buiten wordt geïntroduceerd.Met de luchtrecirculatie kunt u:
de buitenomgeving buiten sluiten
(tijdens het rijden in verontreinigde
omgevingen, enz.);
met luchtrecirculatie kunt u sneller de
gewenste temperatuur in het interieur
behalen.
BELANGRIJK Als de luchtrecirculatie
langdurig wordt gebruikt, kunnen de
zijruiten en de voorruit beslaan, zelfs als
het in het interieur niet benauwd is. We
raden aan weer terug te schakelen naar
de normale werking (met buitenlucht)
door weer op knop 4 fig. 92 te drukken,
zodra de luchtrecirculatie niet meer
nodig is.
Luchtverdeling interieur
passagierszijde
Draai knop 1 fig. 92 om de
luchtverdeling te kiezen.
De luchtstroming gaat richting de
dashboard is directed to the
dashboardroosters.
De luchtstroming gaat richting de
dashboardroosters en naar de lagere
roosters van de achterbank.
De luchtstroming gaat voornamelijk
naar de lagergelegen roosters van de
voorste stoel en de dashboardroosters.
Om de lucht naar beneden te richten,
de dashboardroosters sluiten.
De luchtstroming wordt verspreid
over alle roosters, de ruitroosters voor,
de voorruitontwasemingsroosters en de
lagere luchtroosters.
. De luchtstroom wordt naar de
luchtroosters voor de ontwaseming van
de voorruit en de luchtroosters voor de
ontwaseming van de zijruiten voorin
gericht.
De klimaatregeling uitschakelen
Met knop 2 fig. 92 kunt u de
airconditioning inschakelen
(indicatielampje aan) of uitschakelen
(lampje uit).
De airconditioning kan niet worden
ingeschakeld als bediening 3 fig. 92 op
0 staat.
Met de airconditioning kunt u:
de temperatuur in het interieur
verlagen;
de ruiten sneller ontwasemen.
De airconditioning werkt niet als de
buitentemperatuur laag is.
93T36716
53
Page 56 of 248

BELANGRIJK Voor voertuigen uitgerust
met ECO-modus (knop 7 fig. 93 ):
wanneer de ECO-modus is
ingeschakeld, zou de werking van de
klimaatregeling af kunnen nemen.
Ontwasemen/ontdooien
achterruitverwarming
Druk met draaiende motor op knop 6
fig. 94 en het geïntegreerde
controlelampje gaat aan.
Voor voertuigen die hiermee zijn
uitgerust, ontdooit en ontwasemt deze
functie snel de achterruit en ontdooit de
buitenspiegels.
Druk nogmaals op knop 6 om deze
functie uit te schakelen.
Als u dit niet doet, wordt de verwarming
automatisch uitgeschakeld.
94T36669
54
KENNIS VAN HET VOERTUIG
Page 57 of 248

AUTOMATISCHE AIRCONDITIONING
54) 55)
2)
Bedieningselementen1inschakelingsknop AUTO-functie (automatische werking).
2Draaiknop temperatuurregeling.
3MAX-DEF functie (snel ontdooien/ontwasemen van voorruit).
4Luchtverdeelknoppen.
5Aan/uit knop compressor klimaatregeling.
6Regelknop ventilatorsnelheid.
7aan/uit-knop interne luchtrecirculatie;
8Verwarmde achterruit en thermische weerstandspiegel aan/uit schakelaar (voor bepaalde versies/markten).
95T36551
55
Page 58 of 248

AUTO-functie (automatische
werking)
De automatische airconditioning is een
systeem dat het comfort in het interieur
en goed zicht verzorgt, en het verbruik
optimaliseert (behalve bij gebruik onder
extreme omstandigheden). Het systeem
gebruikt de ventilatorsnelheid,
luchtverdeling, luchtrecirculatie, in- of
uitschakeling van de airconditioner en
luchttemperatuur.
AUTO: optimaliseert het geselecteerde
comfortniveau dat wordt behaald
naargelang de omstandigheden buiten.
Druk op knop 1 fig. 95.
Variatie in de ventilatorsnelheid
In de automatische modus verzorgt het
systeem de beste ventilatorsnelheid om
een aangenaam comfortniveau te
behalen en behouden.
De ventilatorsnelheid kan altijd worden
ingesteld door aan bediening 6
fig. 95 te draaien om de snelheid te
verhogen of verlagen.
Luchttemperatuur instellen
Gebruik bediening 2 fig. 95, afhankelijk
van de gewenste temperatuur.
De temperatuur wordt hoger, naarmate
de knop verder naar rechts wordt
gedraaid.
OPMERKING Op de uiterste instelling
produceert het systeem de koudste of
warmste lucht ("18°C" en "26°C").MAX DEF functie
Druk op knop 3 fig. 95 en het
geïntegreerde controlelampje gaat aan.
Met deze functie kunt u de voor- en
achterruiten, de voorste zijruiten en de
buitenspiegels (afhankelijk van de versie
van het voertuig) snel ontdooien en
ontwasemen. Zet de automatische
airconditioning en achterruitverwarming
op ontdooien.
Druk op knop 8 fig. 95 om de
verwarmingsfunctie van de achterruit uit
te schakelen; het geïntegreerde
controlelampje gaat uit.
Druk op knop 3 fig. 95 of 1 fig. 95 om
het systeem uit te schakelen.
BELANGRIJK Sommige knoppen
hebben een controlelampje dat de
status van de functie aangeeft.
Luchtverdeling interieur
passagierszijde
Druk op een van de knoppen 4 fig. 95.
Het controlelampje in de geselecteerde
knop gaat aan.
U kunt twee standen tegelijkertijd
selecteren door op twee van de
knoppen 4 fig. 95 te drukken.
De luchtstroming wordt met name
verspreid over alle roosters, de
ruitroosters zij voor, de
ontwasemingsroosters en de
voorruitontwasemingsroosters.
De luchtstroming gaat met name
richting de dashboardroosters.
De luchtstroming gaat met name
richting de dashboardroosters.
Verwarmde achterruit en
portierspiegel
warmteresesistentieschakelaar
(Voor bepaalde versies/markten indien
voorzien)
Druk op knop 8 fig. 95 en het
geïntegreerde controlelampje gaat aan.
Met deze functie kunt u de achterruit en
portierspiegels snel ontwasemen (voor
bepaalde versies/markten).
Druk nogmaals op knop 8 fig. 95 om
deze functie uit te schakelen. De funtie
gaat automatisch uit.
De klimaatregeling uitschakelen
In de automatische modus gaat de
airconditioning aan of uit afhankelijk van
de weersomstandigheden buiten.
Druk op knop 5 fig. 95 om de
klimaatregeling uit te schakelen en het
ingebouwde indicatielampje gaat aan.
96T36540
56
KENNIS VAN HET VOERTUIG
Page 59 of 248

BELANGRIJK Voertuigen uitgerust met
de functie ECOMODUS (knop 9
fig. 96 ): wanneer de functie
ECOMODUS is ingeschakeld, kan deze
de prestaties van de automatische
airconditioning verlagen. Raadpleeg het
hoofdstuk "Tips voor het rijden".
Interne luchtrecirculatie
Deze functie wordt automatisch
beheerd, maar u kunt hem ook
handmatig inschakelen. Hij kan
geforceerd worden ingeschakeld met
knop 7 fig. 95, die is gemarkeerd
doordat de led op de knop aan gaat
BELANGRIJK In ieder geval krijgt
ontwasemen/ontdooien voorrang over
luchtrecirculatie.
Opmerking:
tijdens de luchtrecirculatie wordt de
lucht in het interieur gerecirculeerd
zonder dat lucht van buiten wordt
geïntroduceerd;
met luchtrecirculatie kunt u het
interieur van invloeden van buitenaf
isoleren (rijden in verontreinigde
omgevingen, bijv.);
met luchtrecirculatie kunt u sneller de
gewenste temperatuur in het interieur
behalen.Handmatig gebruik: Druk op knop 7
fig. 95 en het geïntegreerde
controlelampje gaat aan.
Langdurig gebruik van de
hercirculatiefunctie kan vervelende
luchtjes veroorzaken en de ruiten doen
beslaan omdat de lucht niet wordt
ververst.
We adviseren u weer terug te schakelen
naar de automatische modus door
weer op knop 7 fig. 95 te drukken
zodra de luchthercirculatie niet meer
nodig is.
Druk nogmaals op knop 7 fig. 95 om
deze functie uit te schakelen.
Uitschakeling van het systeem
Draai knop 6 fig. 95 naar de stand OFF
om het systeem uit te schakelen. Draai
aan knop 6 fig. 95 om het weer in te
schakelen en de ventilatorsnelheid te
regelen, of druk op knop 1 fig. 95.
EXTRA
KLIMAATREGELING
(Voor bepaalde versies/markten indien
voorzien)
Het voertuig is mogelijk uitgerust met
vier luchtroosters 1 fig. 97 die gericht
kunnen worden.Deze bedieningen zijn alleen van invloed
op de hoeveelheid lucht in het interieur:
een bediening voor warm (lucht komt
uit de onderste luchtroosters);
een bediening voor koud (lucht komt
uit de bovenste luchtroosters).
OPMERKING Sluit niet alle vier de
luchtroosters tegelijkertijd (risico op
beschadiging van systeemonderdelen).
97T36557
57
Page 60 of 248

Voertuigen met handbediende
airconditioning
Controleer of de airconditioning werkt
(LED op knop 2 fig. 98 aan).
BELANGRIJK Door op knop 2 fig. 98 te
drukken gaat de led aan:
wanneer de led aan is, is de functie
aan;
wanneer de led uit is, is de functie
uit;
Voertuigen met automatische
airconditioning
Controleer of de airconditioning werkt
(LED op knop 3 A/C OFFfig. 99 aan).Druk, voor de activering van de
bedieningsinstellingen voor 1 fig. 100,
op knop 4 fig. 99.De LED van knop 4 fig. 99 en LED 5
fig. 100 van de bediening 1 zijn uit.
OPMERKING: Knop 4 fig. 99 en
bediening 1 fig. 100 hebben een
waarschuwingslampje van de werking:
waarschuwingslampjes 4 fig. 99 en 5
fig. 100 aan, bediening 1 is niet actief;
waarschuwingslampjes 4 fig. 99 en 5
fig. 100 uit, bediening 1 is actief.
BELANGRIJK
54)Introduceer niets in het ventilatiecircuit
van het voertuig (bijv. Geparfumeerde
voorwerpen voor het wegnemen van
onaangename geuren, enz.). Gevaar voor
schade of brand.
55)Open niet het koelvloeistofcircuit. Dat is
gevaarlijk voor ogen en huid.
98T36643
3
4
99T40631
15
100T40630
58
KENNIS VAN HET VOERTUIG