Hyundai Genesis Coupe 2013 Handleiding (in Dutch)
Manufacturer: HYUNDAI, Model Year: 2013, Model line: Genesis Coupe, Model: Hyundai Genesis Coupe 2013Pages: 443, PDF Size: 39.11 MB
Page 361 of 443

Kenmerken van uw auto
94
4
A : Snelheidsregelknop ruitenwissers
· (MIST) – Eénmaal wissen · 0 (OFF) – Uit
· --- (INT) – Intervalstand wissen· 1 (LO) – Lage wissersnelheid· 2 (HI) – Hoge wissersnelheid
B : Instelling lengte Interval
C : Sproeien en kort wissen (Voor) Ruitenwissers voor
De werking is als volgt als het contact in stand ON staat.
(MIST) : Druk v oor een enkele
wisbeweging de
bedieningsschakelaar
omhoog en laat hem weer
los in de stand 0 (OFF). De
ruitenwissers zullen blijven
werken zolang de
schakelaar omhoog wordt
gedrukt en wordt
vastgehouden.
0 (OFF) : Ruitenwisser is uitgeschakeld
--- (INT) : De ruitenwissers werken met regelmatige intervallen.
Gebruik deze stand bij
motregen of mist. Draai aan desnelheidsregelknop om desnelheid te wijzigen (1).
1 (LO) : Normale wissersnelheid
2 (HI) : Hoge wissersnelheid
RUITENWISSERS EN RUITENSPROEIERS
Ruitenwisser en -sproeier
■ Type B
■Type A
1
1
OBK049900L/OAM049100L
Page 362 of 443

495
Kenmerken van uw auto
✽✽AANWIJZING
Maak de ruit vrij van sneeuw en ijs alvorens de ruitenwissers te
gebruiken of ontdooi de voorruit
gedurende 10 min. Anders werken de
ruitenwissers mogelijk niet goed en
kunnen ze beschadigd raken.
Als u sneeuw en/of ijs niet verwijdert voordat u de ruitenwissers en
ruitensproeiers gebruikt, kan er
schade ontstaan aan het ruitenwisser-
en ruitensproeiersysteem.Ruitensproeier voorruit
Trek de hendel naar voren om de
ruitensproeier in te schakelen. Als de
ruitenwisser in stand 0 (OFF) staat, zal
deze 1-3 wisslagen maken.
Gebruik deze functie om de voorruit te reinigen.
De ruitensproeier en de ruitenwissers
blijven werken tot u de hendel loslaat.
Controleer het peil van de
ruitensproeiervloeistof als de
ruitensproeiers niet werken. Vul het
reservoir met een geschikte, niet
schurende ruitensproeiervloeistof
wanneer het peil te laag is.
De vulpijp van het reservoir bevindt zich
vooraan in de motorruimte aan
passagierszijde.
OPMERKING
Gebruik de ruitensproeiers niet
wanneer het reservoir leeg is, om
beschadiging van de ruitensproeierpomp te voorkomen.
WAARSCHUWING
Gebruik de ruitensproeiers niet bij temperaturen onder het vriespunt
zonder eerst de voorruit met behulp
van de voorruitontwaseming te
hebben verwarmd; de vloeistof kan
anders op de voorruit bevriezen en
uw uitzicht belemmeren.
OPMERKING
Zet de ruitenwisserschakelaar 's winters voor het starten van de
motor in stand 0 (OFF). Als deruitenwissers worden ingeschakeldterwijl de wisserbladenvastgevroren zijn, kunnen deze
beschadigd raken. Verwijder allesneeuw en ijs van de voorruitvoordat de ruitenwissers worden ingeschakeld.
Page 363 of 443

Kenmerken van uw auto
96
4
Koplampsproeier
(indien van toepassing)
Als uw auto is voorzien van een
koplampsproeier, zal deze gelijktijdig met
de ruitensproeier van de voorruit in
werking treden. De sproeier werkt als de
koplampschakelaar in de eerste of
tweede stand staat en het contact/de
startknop in de stand ON staat. De
ruitensproeiervloeistof wordt op de
koplampen gesproeid.
✽✽ AANWIJZING
Controleer regelmatig of de
ruitensproeiervloeistof nog correct op
de koplampen wordt gesproeid.
OBK042255L
OPMERKING
Schakel de ruitenwissers niet in als de ruit droog is om
beschadiging van de wissers ende voorruit te voorkomen.
Gebruik geen benzine, petroleum, thinner of andere oplosmiddelen
in de buurt van de ruitenwisserbladen ombeschadiging te voorkomen.
Probeer de ruitenwissers nooit met de hand te bewegen om
beschadiging van deruitenwisserarmen en van andereonderdelen te voorkomen.
Gebruik om mogelijke schade aan het ruitenwisser- en
ruitensproeiersysteem tevoorkomen in de winter of bij lagebuitentemperaturen specialeruitensproeiervloeistof.
Page 364 of 443

497
Kenmerken van uw auto
Kaartleeslampje
Druk het lampglas van het
kaartleeslampje in om het lampje in of uit
te schakelen. Dit lampje heeft een
gerichte lichtbundel waarmee de
bestuurder en de voorpassagier in het
donker een kaart of iets anders kunnen
lezen. : De verlichting gaat branden
als er een portier (of de
achterklep) wordt geopend,
ongeacht de stand van het
contact. Als de portieren
worden ontgrendeld met deafstandsbediening (of de
Smart Key) blijft de verlichting
gedurende ongeveer 30
seconden branden als er geen
portier wordt geopend. De
verlichting gaat ongeveer 30
seconden na het sluiten van
het portier langzaam uit.
Als het contact in stand ON
staat of alle portieren worden
vergrendeld, zal de
interieurverlichting echter
onmiddellijk uitgaan. Als er
een portier wordt geopendterwijl het contact in stand
ACC of LOCK staat, blijft de
verlichting nog ongeveer 20
minuten branden. Als er echter
een portier wordt geopendterwijl het contact in stand ON
staat, blijft de verlichting
continu branden.
INTERIEURVERLICHTING
OPMERKING
Laat de interieurverlichting niet te
lang branden als de motor niet
draait.
Hierdoor kan de accu ontladenraken.
WAARSCHUWING
Gebruik de interieurverlichting niet wanneer u in het donker rijdt.
Doordat de interieurverlichting het
zicht kan beperken, kunnen
ongevallen ontstaan
OBK049055N
Page 365 of 443

Kenmerken van uw auto
98
4
Bagageruimteverlichting
De bagageruimteverlichting gaat
branden zodra de achterklep wordtgeopend. Verlichting dashboardkastje
De verlichting in het dashboardkastje
gaat branden als het dashboardkastje
wordt geopend.
De verlichting in het dashboardkastje
werkt alleen als de parkeerlichten of
koplampen in de stand ON staan.Verlichting make-upspiegel
(indien van toepassing)
Als u de zonneklep naar beneden trekt,
kunt u door het indrukken van de
schakelaar de make-upspiegelverlichting
in- en uitschakelen.
: Inschakelen van de verlichting.
O : Uitschakelen van de verlichting.
OBK049056
OPMERKING
De bagageruimteverlichting brandt
zolang de achterklep is geopend.Sluit de achterklep volledig nagebruik van de bagageruimte om te
voorkomen dat het laadsysteemonnodig ontladen raakt.
OPMERKING
Schakel de verlichting na gebruik
uit met de schakelaar om tevoorkomen dat het laadsysteemonnodig ontladen raakt.
OBK049057OTD049088
Page 366 of 443

499
Kenmerken van uw auto
✽✽AANWIJZING
Zie "Voorruit ontdooien en ontwasemen"
in dit hoofdstuk als u condens en ijs van
de voorruit wilt verwijderen.
Achterruitverwarming
De achterruitverwarming ontdoet de
achterruit van rijp, condens en ijs als de
motor is gestart.
Druk op de toets in de middenconsole
om de achterruitverwarming in te
schakelen. Het controlelampje in de toets
gaat branden wanneer de
achterruitverwarming ingeschakeld is.
Verwijder eerst eventueel aanwezige
sneeuw van de achterruit voordat de
achterruitverwarming ingeschakeld
wordt.
De achterruitverwarming schakelt na
ongeveer 20 minuten automatisch uit of
wanneer het contact in stand LOCK
wordt gezet. Druk de toets opnieuw in om
de achterruitverwarming uit te schakelen.
Buitenspiegelverwarming (indien van toepassing)
Als uw auto voorzien is van
buitenspiegelverwarming zal deze
gelijktijdig met de achterruitverwarming
in werking treden.
Voorruitverwarming
(indien van toepassing)
Als uw auto is voorzien van
voorruitverwarming zal deze gelijktijdig
met de achterruitverwarming in werkingtreden.
ONTWASEMING
OPMERKING
Gebruik om beschadiging van de
verwarmingsdraden te voorkomen
nooit scherpe voorwerpen ofreinigingsmiddelen met schurendebestanddelen om de achterruit te reinigen.
OBK042100
Page 367 of 443

3
Stoelen / 3-2
Veiligheidsgordels / 3-16
Kinderzitjes / 3-27
Aanvullend veiligheidssysteem / 3-37
Veiligheidsysteem van uw auto
Page 368 of 443

Veiligheidsysteem van uw auto
2
3
Voorstoel
(1) Voorwaartse/achterwaartse richting
(2) Rugleuningverstelling(3) Zittinghoogte(4) Lendesteun
(5) Walk-in-stoel
(6) Stoelverwarming(7) Hoofdsteun
Voorpassagiersstoel
(8) Voorwaartse/achterwaartse richting
(9) Rugleuningverstelling
(10) Walk-in-stoel
(11) Stoelverwarming(12) Hoofdsteun
Achterbank
(13) Vergrendelschakelaar rugleuning
(in de bagageruimte)
(14) Vergrendelgordel rugleuning (in de auto)
STOELEN
OBK032001
Page 369 of 443

33
Veiligheidsysteem van uw auto
WAARSCHUWING-
Bestuurdersstoel
• Probeer de stoel nooit tijdens het rijden te verstellen. Hierdoor kunt
u de controle verliezen waardoor
een ongeluk met ernstig letsel of
schade het gevolg kan zijn.
Zorg ervoor dat de rugleuning altijd in de normale positie kanstaan.
Als de rugleuning vanwege
hinderlijk geplaatste voorwerpenof andere oorzaken niet goed
vergrendeld kan worden, kan ditbij een noodstop of aanrijding
ernstig letsel tot gevolg hebben.
Zet voor het wegrijden de
rugleuning altijd rechtop en plaats
de heupgordel strak en zo laag
mogelijk over de heupen. In deze
positie bent u in geval van een
aanrijding het beste beschermd.
Ga zo ver van het stuurwiel af zitten als mogelijk is zonder dat
dit ten koste gaat van het
bedieningscomfort om onnodig
en wellicht ernstig letsel door de
airbag te voorkomen.
Geadviseerd wordt een minimale
afstand van 25 cm tussen uw
bovenlichaam en het stuurwiel.
WAARSCHUWING -
Opklappen van de rugleuning
Zorg ervoor, indien u de rugleuning
weer rechtop zet, dat u deze
vasthoudt en rustig omhoog klapt.
Als u de rugleuning niet vasthoudt
tijdens het omhoog klappen, kan de
rugleuning terugschieten waardooru letsel kunt oplopen.
WAARSCHUWING -
Losliggende voorwerpen
Losliggende voorwerpen in de
voetenruimte van de bestuurder
kunnen de werking van de pedalen
nadelig beïnvloeden en mogelijk
een ongeval veroorzaken. Plaats
niets onder de voorstoelen.WAARSCHUWING -
Verantwoordelijkheid van
de bestuurder voorpassagier
Rijden met de rugleuning van een
stoel neergeklapt, kan bij eenaanrijding leiden tot ernstig letsel.
Als de rugleuning neergeklapt is,
kan de persoon op de
desbetreffende stoel bij een
aanrijding onder de gordel
doorglijden, waardoor de
onderbuik zwaar belast kan
worden. Hierdoor kan ernstig letsel
ontstaan. De bestuurder moet de
passagier erop wijzen tijdens hetrijden de rugleuning altijd zo
rechtop mogelijk te houden.
WAARSCHUWING
Gebruik geen zitkussen waardoor de wrijving tussen de stoel en de
passagier verminderd wordt. De
passagier kan bij een aanrijding of
een noodstop onder de gordel
doorglijden. Omdat de
veiligheidsgordel niet normaal kan
werken, kan ernstig letsel ontstaan.
Page 370 of 443

Veiligheidsysteem van uw auto
4
3
Afstellen van voorstoel - handmatig
Voorwaartse/achterwaartse richting
Verstel de stoel als volgt naar voren of naar achteren:
1. Houd de hendel voor de
langsverstelling omhooggetrokken.
2. Schuif de stoel in de gewenste positie.
3. Laat de hendel los en controleer of de stoel vergrendeld is.
Stel de stoel af voordat u gaat rijden en
controleer of de stoel goed vergrendeld
is door te proberen deze handmatig naar
voren of achteren te schuiven. Als de
stoel beweegt, dan is hij niet goed
vergrendeld.
Rugleuning
Stel de rugleuning als volgt af:
1. Leun iets naar voren en trek de hendel van de rugleuningverstelling omhoog.
2. Leun vervolgens voorzichtig achterover en verstel de rugleuning in
de gewenste positie.
3. Laat de hendel los en zorg ervoor dat de rugleuning vergrendeld is. (De
hendel MOET zijn oorspronkelijke
positie weer innemen om de
rugleuning te vergrendelen.)
WAARSCHUWING
Controleer na het afstellen van de
stoel altijd of deze goed is
vergrendeld, door te proberen deze
naar voren of achteren te schuivenzonder de ontgrendelhendel te
gebruiken. Als de bestuurdersstoel
plotseling in beweging komt, kunt u
de controle over de auto verliezen.
WAARSCHUWING
Let goed op dat er tijdens het verstellen van de stoel geen
handen of voorwerpen in het
mechanisme bekneld raken.
Leg geen aansteker op de vloer of de stoel. Wanneer u de stoel
verstelt, kan er gas uit de
aansteker ontsnappen waardoorbrand kan ontstaan.
Als er inzittenden aanwezig zijn op de achterstoelen, wees dan
voorzichtig bij het afstellen van
de voorstoelen.OBK032002OBK032003