Hyundai Ioniq Hybrid 2017 Handleiding (in Dutch)
Manufacturer: HYUNDAI, Model Year: 2017, Model line: Ioniq Hybrid, Model: Hyundai Ioniq Hybrid 2017Pages: 564, PDF Size: 47.22 MB
Page 51 of 564

2-17
Veiligheidssysteem van uw auto
2
Verstellen in voor-/achterwaartse
richting (indien van toepassing)
De hoofdsteun kan in drie standen
naar wens naar voren worden
getrokken. Trek de hoofdsteun
helemaal naar voren en laat hem losom de hoofdsteun helemaal naarachteren te plaatsen.Wanneer u de rugleuning naar
voren klapt terwijl de hoofdsteun
en zitting in een hoge stand staan,
raakt de hoofdsteun mogelijk de
zonneklep of andere onderdelen
van de auto.
Verwijderen/plaatsen
Verwijderen van de hoofdsteun:
1. Zet de rugleuning (2) rechtop met
de hendel of de schakelaar voor de
rugleuningverstelling (1).
2. Trek de hoofdsteun zo ver mogelijk omhoog.
AANWIJZING
OAE036012
OAE036011
■Type A
■Type BOLF034015OAE036009
Page 52 of 564

2-18
Veiligheidssysteem van uw auto
3. Druk de ontgrendelknop op dehoofdsteun (3) in terwijl u de
hoofdsteun naar boven (4) trekt.
Plaatsen van de hoofdsteun:
1. Zet de rugleuning rechtop.
2. Stop de pennen van dehoofdsteun (2) in de gaten terwijl u
de ontgrendelknop (1) indrukt.
3. Stel de hoofdsteun vervolgens af op de gewenste hoogte. 4. Zet de rugleuning (4) rechtop met
de hendel of de schakelaar voor de
rugleuningverstelling (3).
Laat tijdens het rijden NOOITiemand zitten in een stoel
waarvan de hoofdsteun
verwijderd is.
WAARSCHUWING
Controleer of de hoofdsteunen
goed vergrendeld zijn nadat ze
opnieuw geplaatst zijn en of ze
goed zijn afgesteld.
WAARSCHUWING
OAE036014
OAE036013
■ Type A
■Type B
Page 53 of 564

2-19
Veiligheidssysteem van uw auto
2
Hoofdsteunen achterstoelen
Elke achterstoel is voor de veiligheid
en het comfort van de passagier
voorzien van een hoofdsteun.
Afstellen van de hoogte
De hoofdsteun hoger afstellen:
1. Trek hem omhoog om hem in degewenste positie (1) te zetten.
De hoofdsteun lager afstellen:
1. Houd de ontgrendelknop (2) op de hoofdsteun ingedrukt.
2. Laat de hoofdsteun in de gewenste positie (3) zakken. Trek de hoofdsteun zo ver mogelijk
omhoog (2) en druk vervolgens de
ontgrendelknop (1) in om de
hoofdsteun te verwijderen.
Stop de pennen van de hoofdsteun (3) in de gaten terwijl u de
ontgrendelknop (1) indrukt om de
hoofdsteun te plaatsen. Zet hem
vervolgens op de juiste hoogte.
OLMB033016
Controleer of de hoofdsteunen
goed vergrendeld zijn nadat ze
in de juiste positie gezet zijn omde inzittenden op de juiste
manier te beschermen.
WAARSCHUWING
OAE036017OAE036072L
Page 54 of 564

2-20
Veiligheidssysteem van uw auto
Stoelverwarming en stoelventilatiesysteem
Stoelverwarming voor (indienvan toepassing)
Met de stoelverwarming kunnen de
stoelen bij lage buitentemperaturen
worden verwarmd. Om beschadiging van destoelverwarming en stoelen te
voorkomen:
Gebruik voor het reinigen van de
stoelen geen oplosmiddel, zoals
thinner, benzeen, alcohol of
wasbenzine.
Plaats geen zware of scherpe voorwerpen op stoelen die zijn
voorzien van stoelverwarming.
Wijzig de bekleding van de stoel niet. Dit kan de stoelverwarming
beschadigen.
AANWIJZING(Vervolg)
Kinderen, ouderen,
gehandicapten enziekenhuispatiënten.
Mensen met een gevoelige
huid die gemakkelijkverbranden.
Vermoeide personen.
Dronken personen.
Personen die onder invloed
zijn van medicijnen die het
reactievermogen verminderenof slaap opwekken.
Plaats NOOIT isolerend
materiaal, zoals een deken of
kussen, op de stoel als destoelverwarming is
ingeschakeld. Dit kan tot
oververhitting van de
stoelverwarming leiden, wat kan
resulteren in brand of schadeaan de stoel.
WAARSCHUWING
De stoelverwarming kan
ERNSTIGE BRANDWONDEN
veroorzaken, zelfs bij lage
temperaturen, en in hetbijzonder als de
stoelverwarming gedurende
langere tijd wordt gebruikt.
Passagiers moeten in staat zijn
te voelen of de stoel te warm
wordt, zodat ze destoelverwarming uit kunnen
schakelen, indien noodzakelijk.
Bij personen die
temperatuurwisselingen of pijn
aan de huid niet kunnen voelen,
moet extreme voorzichtigheid
in acht worden genomen, vooral
als het gaat om de volgende
soorten passagiers:
(Vervolg)
WAARSCHUWING
Page 55 of 564

2-21
Veiligheidssysteem van uw auto
2
De stoelverwarming kan worden
ingeschakeld door op de toets te
drukken voor de bestuurdersstoel
en/of de voorpassagiersstoel terwijl
de motor draait. Laat de toetsen in stand UIT staan als
de stoelverwarming niet gebruikt
hoeft te worden. Iedere keer als u op de toets drukt,
verandert de temperatuurinstelling
voor de stoel als volgt:
Door bij ingeschakelde stoelverwarming langer dan 1,5
seconden op de toets te drukken,
wordt de stoelverwarming
uitgeschakeld.
De standaardinstelling voor de stoelverwarming is UIT als het
contact in stand ON wordt gezet.
Informatie
Als de toetsen voor de
stoelverwarming in stand AAN staan,
wordt de stoelverwarming
automatisch in- of uitgeschakeld,
afhankelijk van de temperatuur van
de stoel.
Stoelventilatiesysteem voor (indien van toepassing)
Het stoelventilatiesysteem zorgt voor
het koelen van de stoelen door lucht
te blazen door kleine
uitstroomopeningen in het oppervlak
van de zittingen en de rugleuningen. Laat de toetsen in de stand OFF staan als het niet nodig is het
stoelventilatiesysteem te gebruiken.
Druk, terwijl de motor draait, op de toets om de bestuurdersstoel of de
voorpassagiersstoel te koelen
(indien van toepassing).
i
OAE036015
OAE036016
UIT HOOG ( )
LAAG ( ) MIDDEN ( )
Page 56 of 564

2-22
Veiligheidssysteem van uw auto
Iedere keer als u de schakelaarindrukt, verandert de luchtstroom
als volgt:
Door bij ingeschakeld stoelventilatiesysteem langer dan1,5 seconden op de toets te
drukken, wordt het
stoelventilatiesysteem
uitgeschakeld.
De standaardinstelling voor het stoelventilatiesysteem is UIT als
het contact in stand ON wordt
gezet. Om beschadiging van hetstoelventilatiesysteem te
voorkomen:
Gebruik het
stoelventilatiesysteem ALLEEN als het verwarmings- enventilatiesysteem is
ingeschakeld. Als hetstoelventilatiesysteem
gedurende langere tijd gebruikt
wordt terwijl het verwarmings- en
ventilatiesysteem uitgeschakeld
is, kan er een defect ontstaan aanhet stoelventilatiesysteem.
Gebruik voor het reinigen van de stoelen geen oplosmiddel, zoals
thinner, benzeen, alcohol of
wasbenzine.
Voorkom dat er vloeistoffen gemorst worden op het
oppervlak van de zittingen en
rugleuningen van de
voorstoelen; hierdoor zouden de
uitstroomopeningen verstopt
kunnen raken waardoor hetsysteem niet meer correct kanfunctioneren.
(Vervolg)(Vervolg)
Plaats geen materialen zoals
plastic tassen of kranten onder
de stoelen. Deze zouden de
luchtinlaat kunnen blokkeren,
waardoor de uitstroomopeningen
mogelijk niet goed werken.
Zet de motor uit en start hem weer als de uitstroomopeningen
niet werken. We adviseren u de
auto te laten controleren door
een officiële HYUNDAI-dealer als
dat geen verbetering brengt.
Wijzig de bekleding van de stoel niet. Dit kan hetstoelventilatiesysteem
beschadigen.AANWIJZING
UIT HOOG ( )
LAAG ( ) MIDDEN ( )
Page 57 of 564

2-23
Veiligheidssysteem van uw auto
2
Stoelverwarming achter (indien van toepassing)
De stoelverwarming achter kan
worden ingeschakeld door op een
van de toetsen te drukken terwijl de
motor draait. Laat de toetsen in stand UIT staan als
de stoelverwarming niet gebruikt
hoeft te worden. Iedere keer als u op de toets drukt,
verandert de termperatuurinstelling
voor de stoel als volgt:
De standaardinstelling voor de
stoelverwarming is UIT als het
contact in stand ON wordt gezet.
Informatie
Als de toetsen voor de
stoelverwarming in stand AAN staan,
wordt de stoelverwarming
automatisch in- of uitgeschakeld,
afhankelijk van de temperatuur van
de stoel.
Ventilatiekanaal batterijpakket
Het koelkanaal van het
hybridebatterijpakket bevindt zich
aan de linkerzijde van de
achterstoelen. De luchtinlaat koelt
het batterijpakket.
Als de koelkanaal van het
batterijpakket verstopt zit, raakt het
hybridebatterijpakket mogelijk
oververhit. Zorg ervoor dat er nietsde luchtinlaat afdekt.
i
UIT HOOG ( ) LAAG ( )
OAE036023
OAE036024
Page 58 of 564

2-24
Veiligheidssysteem van uw auto
In dit hoofdstuk wordt beschreven
hoe de veiligheidsgordels op de juiste
manier gebruikt worden. Verder
worden er zaken behandeld die
achterwege moeten worden gelaten
bij het gebruik van de
veiligheidsgordels.
Voorzorgsmaatregelen
veiligheidsgordel
Doe altijd uw veiligheidsgordel om en
zorg ervoor dat al uw passagiers dat
ook doen voordat u wegrijdt. Airbags
(indien van toepassing) zijn
ontworpen als aanvulling op de
veiligheidsgordels als extra
veiligheidsvoorziening en niet ter
vervanging ervan. In de meeste
landen is het gebruik van
veiligheidsgordels door alle
inzittenden verplicht.
VVEEIILL IIGG HH EEIIDD SSGG OO RRDD EELLSS
ALLE inzittenden moeten de
veiligheidsgordel dragen als de
auto in beweging is. Neem de
volgende voorzorgsmaatregelen
bij het afstellen en dragen van
de veiligheidsgordels:
Kinderen tot en met 13 jaar moeten altijd op een
achterstoel plaatsnemen en de
gordel op de juiste manier
dragen.
Laat kinderen nooit op de
voorpassagiersstoel
meerijden, tenzij de airbag is
uitgeschakeld. Als een kind op
de voorpassagiersstoel zit,
moet de stoel zo ver mogelijk
naar achteren worden gezet en
moet het kind goed vast
worden gezet.
Vervoer een baby of kind
NOOIT op de schoot van een
andere inzittende.
Rijd NOOIT met een rugleuning die te ver
achterover staat.
(Vervolg)
WAARSCHUWING (Vervolg)
Vervoer nooit meerdere kinderen op één stoel of
vastgezet met één
veiligheidsgordel.
Draag nooit de
schoudergordel onder de arm
door of achter uw rug.
Zet breekbare voorwerpen
nooit vast met een
veiligheidsgordel. Bij krachtigremmen of een aanrijding
kunnen ze beschadigd raken
door de veiligheidsgordel.
Gebruik de veiligheidsgordel
niet in gedraaide toestand. Een
gedraaide veiligheidsgordel
biedt in geval van een ongeval
onvoldoende bescherming.
Gebruik een veiligheidsgordel
waarvan de band of andere
onderdelen beschadigd zijnniet.
Zet de gesp van de
veiligheidsgordel niet vast in
de gordelsluiting van eenandere stoel.
(Vervolg)
Page 59 of 564

2-25
Veiligheidssysteem van uw auto
2
Waarschuwingslampje
veiligheidsgordel
Waarschuwingveiligheidsgordels
Waarschuwing bestuurdersgordel
Als herinnering voor de bestuurder
gaat telkens als het contact in de
stand ON wordt gezet het
waarschuwingslampje van de
veiligheidsgordels gedurende
ongeveer 6 seconden branden,ongeacht of de gordels zijn
vastgemaakt.
Beschadigde veiligheidsgordels
en gordelmechanismen zullen
niet goed werken. Vervang een
veiligheidsgordel altijd:
Als de gordelband gerafeld,
vervuild of beschadigd is.
Als de sluitingen of andere
componenten beschadigd zijn.
Vervang de complete
veiligheidsgordel als hij
gedragen is tijdens een
ongeval, ook al zijn er aan de
gordelband of het
gordelmechanisme geen
beschadigingen te zien.
WAARSCHUWING (Vervolg)
Maak de veiligheidsgordel tijdens het rijden NOOIT los.
Hierdoor kunt u de controle
over de auto verliezen,
waardoor er een ongeval kanontstaan.
Controleer of niets de
vergrendeling van de
veiligheidsgordel in de
gordelsluiting hindert. Als dat
wel het geval is, zit de
veiligheidsgordel mogelijk niet
goed vast.
Er mogen geen wijzigingen aan
de gordel worden aangebracht
of hulpmiddelen worden
gebruikt die voorkomen dat het
gordelmechanisme de gordel
strak tegen het lichaam aankan trekken of die het
verstellen van de gordel
onmogelijk maken.
OAM032161L
Page 60 of 564

2-26
Veiligheidssysteem van uw auto
Als de veiligheidsgordel van de
bestuurder wordt losgemaakt nadat
het contact in stand ON is gezet,
brandt het waarschuwingslampje
van de veiligheidsgordel totdat de
veiligheidsgordel wordt vastgemaakt.
Als u gaat rijden terwijl u de
veiligheidsgordel niet hebt
vastgemaakt, blijft het
waarschuwingslampje branden
totdat u de veiligheidsgordel
vastmaakt.
Als u de veiligheidsgordel vervolgens
nog niet vastmaakt en u gaat sneller
rijden dan 20 km/h, zal de
waarschuwingszoemer gedurende
ongeveer 100 seconden klinken en
gaat het waarschuwingslampje van
de desbetreffende veiligheidsgordel
knipperen (indien aanwezig).
Waarschuwing voorpassagiersgordel
(indien van toepassing)
Als herinnering voor de bestuurder
gaat telkens als het contact in de
stand ON wordt gezet het
waarschuwingslampje van de
veiligheidsgordels branden en klinkt
de zoemer gedurende ongeveer 6seconden, ongeacht of de gordels
zijn vastgemaakt.
Als de voorpassagiersgordel niet
wordt vastgemaakt nadat het contact
in stand ON is gezet of als hij wordtlosgemaakt nadat het contact in
stand ON is gezet, gaat het
waarschuwingslampje voor de
desbetreffende veiligheidsgordel
branden totdat de veiligheidsgordel
wordt vastgemaakt.Als u de veiligheidsgordel vervolgens
niet vastmaakt en u gaat sneller rijden
dan 9 km/h, gaat het reeds brandende
waarschuwingslampje knipperen tot u
langzamer dan 6 km/h gaat rijden.
Als u de veiligheidsgordel vervolgens
nog niet vastmaakt en u gaat sneller
rijden dan 20 km/h, zal de
waarschuwingszoemer gedurende
ongeveer 100 seconden klinken en
gaat het waarschuwingslampje van de
desbetreffende veiligheidsgordelknipperen
Het rijden in een verkeerde
zitpositie heeft een nadelige
invloed op de werking van de
waarschuwingsfunctie voor de
voorpassagiersgordel. Het is
belangrijk dat de bestuurder de
passagier instrueert goed te
gaan zitten, zoals
voorgeschreven in dit
instructieboekje.WAARSCHUWING
OTLE035082