Hyundai Terracan 2005 Handleiding (in Dutch)
Manufacturer: HYUNDAI, Model Year: 2005, Model line: Terracan, Model: Hyundai Terracan 2005Pages: 245, PDF Size: 10.61 MB
Page 161 of 245

2HET RIJDEN MET UW HYUNDAI
34
6. Controleer de bandenspanning vande wagen en de aanhanger. Te lage bandenspanning kan het rijgedrag nadelig beïnvloeden. Controleer ook de bandenspanningvan het reservewiel.
7. De wagen/aanhanger-combinatie
heeft meer last van zijwind enturbulentie. Als u gepasseerd wordt door een groot voertuig, houd dan de snelheid constant en het stuurrechtuit. Verminder snelheid als de wervelingen te sterk zijn om zo uit de turbulentie van het anderevoertuig te komen.
8. Neem bij het parkeren van de
wagen/aanhanger-combinatie,vooral op een helling, alle normale voorzorgsmaatregelen in acht. Draai de voorwielen richtingstoeprand, trek de parkeerrem stevig aan en schakel de eerste of achteruitversnelling in(handgeschakelde versnellingsbak) of de parkeerstand (automatische transmissie). Breng bovendienwielblokken aan voor de wielen van de aanhanger. 9. Als de aanhanger is voorzien van
een elektrisch remsysteem moet de remwerking als volgt gecontroleerd worden: breng de wagen/aanhanger-combinatie inbeweging en bedien de aanhangerrem handmatig om de werking te controleren. Op dezemanier kunnen tegelijkertijd de elektrische verbindingen getest worden.
10.Controleer tijdens de rit regelmatig de bevestiging van de lading, dewerking van de verlichting en deremmen.
11.Vermijd ruw wegrijden, fel
accelereren en bruusk afremmen.
12.Vermijd scherpe bochten en het snel veranderen van rijstrook.
13.Vermijd het langdurig of vaak afremmen. Hierdoor kunnen de remmen oververhit raken waardoor de remwerking afneemt.
14.Schakel bij het afdalen van een helling naar een lagere versnellingom gebruik te maken van deremmende werking van de motor. Bij langdurig heuvelopwaarts rijdenmoet worden teruggeschakeld naareen lagere versnelling en met gematigde snelheid worden gereden om de kans opoverbelasting en oververhitting van de motor te verkleinen.
15.Houd de wagen tijdens een stop bij
heuvelopwaarts rijden niet op zijnplaats door gas te geven. Hierdoor kan de automatische transmissieoververhit raken. Gebruik de voetrem of de parkeerrem.
N.B.: Controleer bij het rijden met aanhanger de olie in de transmissie vaker.
Page 162 of 245

2
HET RIJDEN MET UW HYUNDAI
35
LET OP:
Als bij het rijden met aanhanger oververhitting plaatsvindt (tempera-tuurmeter gaat naar het rode gebied), kunnen de volgende maatregelen de oververhittingverminderen of opheffen:
1. Zet de airconditioning uit.
2. Matig de snelheid.
3. Schakel bij het heuvelopwaarts rijden een lagere versnelling in.
4. Laat de motor bij fileverkeer tijdens stilstaan versneld stationair draaien met detransmissie in neutraal of de parkeerstand.
!
Page 163 of 245

3
Als de motor niet aanslaat .......................................... 3-2
Starten met hulpstartkabels ........................................ 3-3
Als de motor te heet wordt .......................................... 3-4
Reservewiel ................................................................. 3-6
Handelingen bij een lekke band .................................. 3-7
Wiel verwisselen .......................................................... 3-7
Als uw auto moet worden gesleept ...........................3-14
Slepen in noodgevallen ............................................. 3-15
Bij verlies van sleutels ............................................... 3-16
IN GEVAL VAN PECH
3
Page 164 of 245

3IN GEVAL VAN PECH
2ALS DE MOTOR NIET AANSLAAT
HHP5020
!
ZD020A1-AXWAARSCHUWING:
De motor mag niet worden gestart door de wagen te duwen of te slepen. Dit kan schade veroorzaken. Bovendien kan door het aanduwenof-slepen de katalysator te heet worden waardoor brandgevaar ontstaat. ZD020B1-AX Als de startmotor niet of langzaam ronddraait
1. Let er bij een automatische
transmissie op dat de keuzehandel in de stand "N" of "P" staat. Trek de handrem aan.
2. Controleer of de accupolen schoon zijn en de klemmen goed vast zitten.
3. Schakel de interieurverlichting in. Als de verlichting zwakker wordt of uitgaat bij het starten van de motor, is de accu ontladen.
4. Probeer de motor niet te starten door de wagen aan te duwen of teslepen. Zie de richtlijnen voor"Starten met hulpstartkabels" op de volgende pagina's. D010C02A-GXT Als de startmotor werkt, maar de motor niet aanslaat
1. Controleer het brandstofpeil.
2. Controleer de stekkeraansluitingen
op de bobine en de bougies (benzinemotor) of de aansluitingen op de gloeibougies en het relais vande gloeibougies (dieselmotor). Zet loszittende aansluitingen weer vast.
3. Controleer de brandstofleidingen in de motorruimte
4. Als de motor niet aanslaat, raadpleeg
dan uw Hyundai dealer of schakel professionele hulp in.
Page 165 of 245

3
IN GEVAL VAN PECH
3
HHP4001Hulpaccu Ontladen accu
STARTEN MET HULPSTARTKABELS
!
AD020D1-AX Wat te doen als de motor tijdens het rijden afslaat
1. Laat de snelheid geleidelijk afnemen,
blijf rechtuitrijden. Zet de wagen langs de kant van de weg op een veilige plaats.
2. Schakel de
waarschuwingsknipperlichten in.
3. Probeer de motor te starten. Als de
motor niet aanslaat, raadpleeg dan "ALS DE MOTOR NIET AANSLAAT". D020A02A-AXT
WAARSCHUWING:
Het starten met hulpstartkabels kan gevaarlijk zijn. Het niet exactopvolgen van de richtlijnen kan ernstige verwondingen of schade aan de wagen tot gevolg hebben!Roep in geval van twijfel deskundige hulp in. Accu's bevatten zwavelzuur dat giftig en in hoge mate corrosiefis. Draag bij het starten met hulpstartkabels een bril en let erop dat accuvloeistof niet in aanrakingkomt met de huid, uw kleding of de wagen. o Als accuzuur op de huid of in de
ogen komt, spoel dan de desbetreffende plaats gedurende tenminste 15 minuten met water af. Raadpleeg direct een arts. Moet unaar een eerste hulppost worden vervoerd, houd de desbetreffende plaats dan m.b.v. een spons of doekmet water nat.
o Bij het starten met hulpstartkabels
produceert een accu een explosiefgas. Rook niet en voorkom open vuur of vonken.
o Als hulpaccu moet een 12-volt accu worden gebruikt. Probeer in gevalvan twijfel de wagen niet te starten m.b.v. hulpstartkabels.
o Volg bij het starten m.b.v. hulpstartkabels en een ontladenaccu de volgende richtlijnen exactop:
Page 166 of 245

3IN GEVAL VAN PECH
4ALS DE MOTOR TE HEET WORDT
1. Staat de hulpaccu in een andere wagen, dan mogen de twee wagens niet met elkaar in aanraking komen.
2. Schakel alle onnodige verlichting en
accessoires in beide wagens uit.
3. Start de motor van de wagen met de hulpaccu en laat deze enkeleminuten draaien. Laat de motor indeze wagen tijdens het starten m.b.v. startkabels draaien met 2000 t/min.
4. Sluit de klemmen van de hulpstartkabel aan kabel in devolgorde zoals in de afbeelding wordtweergegeven. Sluit één klem van de hulpstartkabel aan op de pluspool of kabel van de ontladen accu. Sluitvervolgens het andere eind van dezelfde kabel aan op de pluspool of kabel van de hulpaccu. Sluitvervolgens één klem van de andere kabel aan op de negatieve (min) pool of kabel van de hulpaccu. Sluitvervolgens het andere eind van de kabel aan op een massief metalen gedeelte van de motor. Sluit dekabel niet aan op een bewegend gedeelte. 5. Start de motor. Laat nadat de motor
is aangeslagen de hulpstartkabels aangesloten en laat de motor enkele minuten draaien met 2000 t/min.
6. Verwijder voorzichtig de hulpstartkabels in omgekeerdevolgorde van aansluiten.
Bij onzekerheid omtrent de reden vande ontladen accu, moet u het laadsysteem laten controleren dooruw Hyundai dealer. ZD040A1-AX Staat de koelvloeistoftemperatuur- meter te hoog, levert de motor weinig vermogen of "pingelt" de motor, dan isde motor waarschijnlijk te heet. Ga dan als volgt te werk:
1. Breng de wagen zo snel mogelijk op
een veilige plaats tot stilstand.
2. Plaats bij een automatische transmissie de keuzehandel in stand "P" of bij een handgeschakelde versnellingsbak deversnellingshandel in neutraal en trek de handrem aan. Schakel eventueel de airconditioning uit.
3. Bij koelvloeistoflekkage of stoomvorming onder de motorkap;zet de motor dan af. Wacht met hetopenen van de motorkap tot geen koelvloeistof meer weglekt en er geen stoom zichtbaar is.Is er geen merkbaar verlies van koelvloeistof en geen stoom, laat de motor dan draaien en controleer ofde ventilator werkt. Is dit niet het geval zet dan de motor af.
4. Controleer of de V-riem van de
Page 167 of 245

3
IN GEVAL VAN PECH
5
!
!
!
waterpomp ontbreekt. Is dit niet het geval controleer dan of deze strakzit. Is de V-riem in orde, controleer dan de radiateur, de slangen en onder de wagen opkoelvloeistoflekkage. (Is de airconditioning ingeschakeld geweest, dan is het gebruikelijk dater koud water uitstroomt). hoge druk, zelfs nadat de motor isafgezet. De brandstofstraal dieontstaat door brandstoflekkage kan ernstige verwondingen veroorzaken wanneer deze met hetlichaam in aanraking komt. Mensen met een pacemaker mogen niet binnen 30 cm van de ECU of debedrading in de motorruimte komen als de motor draait, aangezien de hoge stroom waarmee het common-rail-systeem werkt een groot magnetisch veld veroorzaakt. 6. Als de oorzaak van de oververhitting
niet duidelijk is, wachten tot de temperatuur tot normaal is gedaald. Wanneer koelvloeistof verloren is gegaan, voorzichtig koelvloeistof inhet expansiereservoir bijvullen tot het peil de middelste markering bereikt.
7. Vervolg voorzichtig uw weg en blijf attent op tekenen van oververhitting.Raakt de motor opnieuw oververhit,neem dan contact op met uw Hyundai dealer.
WAARSCHUWING:
Houd uw handen uit de buurt van bewegende delen zoals de ventila- tor en V-riemen terwijl de motor draait.
WAARSCHUWING (Alleen Diesel):
Geen werkzaamheden verrichten aan het injectiesysteem wanneer de motor draait of binnen 30seconden nadat deze is afgezet. Hogedrukpomp, rail, verstuivers en verstuiverleidingen staan onder 5. Is de V-riem van de waterpomp
gebroken of is er sprake van koelvloeistoflekkage, zet de motor dan direct af en neem contact opmet de dichtstbijzijnde Hyundai dealer.
!
WAARSCHUWING:
Verwijder de radiateurdop niet wanneer de motor warm is. Hierdoor kan koelvloeistof uit de radiateur spuiten hetgeen ernstigebrandwonden tot gevolg kan hebben. LET OP:
Ernstig verlies van koelvloeistof wijst op een lek in het koelsysteem hetgeen zo snel mogelijk door uw Hyundai dealer moet wordengerepareerd.
Page 168 of 245

3IN GEVAL VAN PECH
6
1. De bedieningsstang voor de krik is
bereikbaar na het opklappen van de zitting van de tweede stoel (type A).
RESERVEWIEL
Bandenmaat Bandenspanning Eenheid 200 KPA (29 psi)
HPD050A2-FX Onderstaande instructies voor het volwaardige reservewiel moeten worden opgevolgd: na het aanbrengen van het reservewiel moet debandenspanning zo spoedig mogelijk worden gecontroleerd. De bandenspanning moet regelmatigworden gecontroleerd en op de voorgeschreven waarden worden gehouden. Voorgeschreven bandenspanning voor het reservewiel. D040B03HP-GXT Het reservewiel
2. Breng de stang voor het reservewielin het gat in het bovenste gedeelte van de achterbumper aan.
3. Breng de wielmoersleutel op de stang voor het reservewiel aan.
4. Draai de wielmoersleutel linksom en het reservewiel komt omlaag.
HHP4015
HHP4025
Type A
D040B01HP
Type B Bij type B is hij op de wagenbodem achter de bestuurdersstoelaangebracht. Voor het opklappen van de zitting zie pagina 1-25.
Page 169 of 245

3
IN GEVAL VAN PECH
7WIEL VERWISSELENHANDELINGEN BIJ EEN LEKKE BAND
!
5. Laat het reservewiel volledig zakken
en verwijder de plaat in het midden van het wiel.
Het aanbrengen vindt in omgekeerdevolgorde plaats. ZD060A1-AX Wanneer u onder het rijden een lekke band krijgt, ga dan als volgt te werk:
1. Neem uw voet van het gaspedaal
en minder snelheid. Probeer niet direct te remmen of de wagen van de weg af te rijden aangezien uhierbij de controle over de wagen kunt verliezen. Wanneer de wagen tot een veilige snelheid vaart heeftverminderd, druk dan licht op het rempedaal en rijd de wagen van de weg af. Breng de wagen zo vermogelijk van de weg op een stevige ondergrond tot stilstand.
2. Schakel zodra de wagen tot stilstand is gekomen de alarmknipperlichtenin, trek de handrem aan en plaats de keuzehandel in stand "P"(automatische transmissie) of de versnellingshandel in de achteruit (handgeschakelde versnellingsbak).
3. Laat alle inzittenden uitstappen. Let erop dat zij zich niet aan deverkeerszijde van de wagenbevinden.
4. Verwissel het wiel volgens de hierna
beschreven richtlijnen.
HHP4026 HPD070A1-AX De hierna beschreven procedure kan tevens worden gebruikt voor het onderling verwisselen van wielen.Controleer, alvorens het wiel te verwisselen, of de keuzehandel in de stand "P" is geplaatst (automatischetransmissie) of dat de versnellingshandel in de achteruit staat (handgeschakelde versnellingsbak) ende handrem is aangetrokken.D060A01HP
LET OP:
Draai bij het aanbrengen de wielmoersleutel rechtsom tot een- of tweemaal een krakend geluidwordt gehoord (aantrekkoppel : 38,7 Nm(3,87 kg.m)). Controleer of het reservewiel correct is vastgezet.
Page 170 of 245

3IN GEVAL VAN PECH
8
D060B01HP-GXT 1. Reservewiel en gereedschap
o De bedieningsstang voor de krik is
bereikbaar na het opklappen van de zitting van de tweede stoel (type A). Bij type B is hij op de wagenbodem achter de bestuurdersstoelaangebracht. Voor het opklappen van de zitting zie pagina 1-25.
o Verwijder het reservewiel met dekrik en de gereedschapstas.
N.B.: Het reservewiel bevindt zich onder de auto.
HHP4015
HHP4011
Type A
Type A
Type B
D040B01HP
!WAARSCHUWING:
Uw auto is uitgerust met banden die zijn ontworpen voor een veilig weggedrag en goede bestuurbaarheid.Geen velgen en banden gebruiken die anders zijn dan de velgen en banden die origineel op uw autozijn gemonteerd. Montage van onjuiste banden op uw auto kan het weggedrag nadelig beïnvloeden,waardoor u de controle over de auto kunt verliezen en zelfs over de kop kunt slaan, met ernstig letseltot gevolg. Let er bij het vervangen van banden op, dat alle vier de wielen het zelfdeformaat, type, profiel, merk en draagvermogen hebben. Als u toch banden en/of velgen op uw automonteert die niet door Hyundai zijn aanbevolen, ga dan hiermee niet de openbare weg op.