JEEP CHEROKEE 2019 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: JEEP, Model Year: 2019, Model line: CHEROKEE, Model: JEEP CHEROKEE 2019Pages: 380, PDF Size: 6.59 MB
Page 151 of 380

Deze kinderzitjes, gebouwd en typegoedge-
keurd volgens de norm van i-Size (ECE
R129), bieden veiliger omstandigheden voor
kinderen in het voertuig:
• Tot een leeftijd van 15 maanden moet het
kind met het gezicht naar achteren ver-
voerd worden:
• De bescherming die het kinderzitje biedt,
wordt verhoogd in geval van een aanrijding
van de zijkant:
• Het gebruik van het ISOFIX-systeem wordt
aangeraden om onjuiste plaatsing van het
kinderzitje te voorkomen:
• Efficiëntie bij de keuze van het kinderzitje,
die niet meer wordt gebaseerd op het ge-
wicht maar juist op de lengte van het kind,
wordt verhoogd:• De compatibiliteit tussen de voertuigstoe-
len en de kinderzitjes is beter: de i-Size
kinderzitjes kunnen worden gezien als "Su-
per ISOFIX"; dat houdt in dat ze perfect
passen in typegoedgekeurde i-Size stoelen,
maar ze kunnen ook worden geplaatst in
ISOFIX (ECE R44) typegoedgekeurde
stoelen.
OPMERKING:
De voertuigstoelen, i-Size typegoedgekeurd,
zijn gemarkeerd met het symbool dat wordt
weergegeven in afbeelding XX.
De volgende tabel, conform de
Europese norm ECE 129, geeft
de mogelijkheid aan voor het
plaatsen van een i-Size kinder-
zitje.Tabel voor plaatsen i-Size kinderzitje
Appa-
raatVoor-
stoel
passa-
giers-
zijdeAchter-
bank
buiten-
zijdeAchter-
bank
midden
i-Size
kinder-
zitjesISO/R2 X i-U X
ISO/F2 X i-U X
Legenda voor letters in bovenstaande tabel:
• i-U = geschikt voor universele i-Size kinder-
zitjes, zowel de naar achteren als de naar
voren gerichte.
• X = stoel niet geschikt voor universele i-Size
kinderzitjes.
Kinderzitjes die door FCA voor uw voertuig
worden aanbevolen
Lineaccessori omvat een volledige reeks kin-
derzitjes die kunnen worden vastgemaakt
met een veiligheidsgordel met drie ankerpun-
ten of met de ISOFIX-ankerpunten.
Afbeelding
XX
149
Page 152 of 380

Gewichtsklasse Kinderzitje Type kinderzitje Plaatsen kinderzitje
Groep 0+: van de geboorte tot
13 kg, van 40 cm tot 80 cm
Peg Pérego Primo Viaggio
SLUniverseel/ISOFIX-
kinderzitje. Het moet
naar achteren gericht
worden geplaatst waarbij
alleen de gordels van het
voertuig worden gebruikt
of de speciale ISOFIX-
basis (die afzonderlijk
kan worden aangeschaft)
en de ISOFIX-
verankeringspunten voor
het voertuig. Moet worden
aangebracht op de bui-
tenste zitplaatsen ach-
terin.
Peg Pérego ISOFIX 0+1 K
Base
VEILIGHEID
150
Page 153 of 380

Gewichtsklasse Kinderzitje Type kinderzitje Plaatsen kinderzitje
Groep 1: van 9 tot 18 kg van
67 cm tot 105 cm
Britax Roemer Duo PlusHet moet naar voren ge-
richt worden geplaatst,
waarbij de ISOFIX-
bevestigingen en de bo-
venriem worden gebruikt
die bij het kinderzitje
worden geleverd. Moet
worden aangebracht op
de buitenste zitplaatsen
achterin.
Groep 2: van 15 tot 25 kg van
95 cm tot 135 cm
Britax Roemer Kidfix XPKan alleen naar voren
gericht worden geplaatst,
waarbij gebruik wordt ge-
maakt van de driepunts-
gordel en de ISOFIX-
verankeringen van het
voertuig, indien aanwezig.
Jeep beveelt aan bij het
plaatsen van dit zitje ge-
bruik te maken van de
ISOFIX-ankerpunten van
het voertuig. Moet worden
aangebracht op de bui-
tenste zitplaatsen ach-
terin.
151
Page 154 of 380

Gewichtsklasse Kinderzitje Type kinderzitje Plaatsen kinderzitje
Groep 3: van 22 tot 36 kg van
136 cm tot 150 cm
Britax Roemer Kidfix XPKan alleen naar voren
gericht worden geplaatst,
waarbij gebruik wordt ge-
maakt van de driepunts-
gordel en de ISOFIX-
verankeringen van het
voertuig, indien aanwezig.
Jeep beveelt aan bij het
plaatsen van dit zitje ge-
bruik te maken van de
ISOFIX-ankerpunten van
het voertuig. Moet worden
aangebracht op de bui-
tenste zitplaatsen ach-
terin.
OPMERKING:
Jeep beveelt aan dit kinderzitje te plaatsen
volgens de instructies die moeten worden
meegeleverd.Vervoer van huisdieren
Een huisdier kan letsel oplopen als een front-
airbag wordt opgeblazen. Een niet-aangelijnd
huisdier kan bij een noodstop of aanrijding
als een projectiel door de auto worden geslin-
gerd en letsel oplopen of een passagier ver-
wonden.Huisdieren moeten aangelijnd meerijden op
de achterbank (indien aanwezig) in een dier-
gordel of in een speciale reismand die is
bevestigd met veiligheidsgordels.
VEILIGHEID
152
Page 155 of 380

VEILIGHEIDSTIPS
Passagiers vervoeren
VERVOER NOOIT PASSAGIERS IN DE
LAADRUIMTE.
WAARSCHUWING!
• Laat nooit kinderen of dieren achter in
een geparkeerde auto bij warm weer. De
warmte in het interieur kan ernstige ge-
zondheidsproblemen veroorzaken en
zelfs dodelijk zijn.
• Het is zeer gevaarlijk om tijdens het
rijden personen te vervoeren in de laad-
ruimte. Bij een ongeval lopen personen
in deze ruimte een groter risico op ern-
stig of dodelijk letsel.
• Vervoer geen personen in een ruimte van
de auto die niet is voorzien van stoelen
en veiligheidsgordels.
• Zorg dat iedereen in uw auto op een stoel
zit en op de juiste wijze de veiligheids-
gordel draagt.
Uitlaatgas
WAARSCHUWING!
Uitlaatgassen kunnen gezondheidsproble-
men veroorzaken of zelfs dodelijk zijn. Ze
bevatten koolmonoxide (CO), een kleur- en
geurloos gas. Het inademen ervan kan be-
wusteloosheid en vergiftiging veroorzaken.
Volg de volgende veiligheidsvoorschriften
om het inademen van koolmonoxide te
vermijden:
• Laat de motor niet langer in een gesloten
garage of ruimte draaien dan noodzake-
lijk is om de auto te verplaatsen.
• Wanneer u met open kofferdeksel/
achterklep/achterportieren moet rijden,
zorg er dan voor dat alle ramen gesloten
zijn en dat de BLOWER-schakelaar van
de klimaatregeling in een hoge stand
staat. Schakel de recirculatiestand NIET
in.
• Als u in een geparkeerde auto moet zit-
ten met een draaiende motor, stel dan de
verwarming of de koeling zodanig af dat
er buitenlucht in de auto wordt aangezo-
WAARSCHUWING!
gen. Zet de aanjager op een hoog toeren-
tal.
De beste bescherming tegen koolmonoxide-
vergiftiging is een goed onderhouden uitlaat-
systeem.
Wanneer u merkt dat het uitlaatgeluid is
veranderd, uitlaatgassen in de auto ruikt of
als de onder- of achterzijde van de auto is
beschadigd, is er mogelijk sprake van lekkage
in het uitlaatsysteem. Laat een vakbekwame
monteur het volledige uitlaatsysteem en de
naburige carrosseriedelen controleren op
breuk, schade, slijtage of verplaatsingen.
Open naden of losse verbindingen kunnen
ertoe leiden dat uitlaatgassen binnendringen
in het interieur. Laat het uitlaatsysteem ook
altijd controleren wanneer de auto op een
hefbrug wordt gezet voor het verversen van
smeervet of olie. Laat indien nodig onderde-
len vervangen.
153
Page 156 of 380

Aanbevolen veiligheidscontroles in de
auto
Veiligheidsgordels
Controleer regelmatig de autogordels op
scheuren, rafels en losse delen. Laat bescha-
digde onderdelen onmiddellijk vervangen.
Probeer niet zelf de gordels aan te passen of
uit elkaar te halen.
De gordelsystemen voorin moeten na een
aanrijding worden vervangen. Gordelsyste-
men achterin moeten na een aanrijding di-
rect worden vervangen als ze zijn beschadigd
(oprolmechanisme verbogen, scheuren in de
gordel, enz.). Wanneer er ook maar de gering-
ste twijfel bestaat over de toestand van de
veiligheidsgordels of de oprolmechanismen,
laat de veiligheidsgordel dan vervangen.
Waarschuwingslampje voor het airbagsys-
teem
Het waarschuwingslampje voor het airbag-
systeem
gaat ter controle vier tot acht
seconden branden nadat u de contactscha-
kelaar de eerste keer in de stand ON/RUNhebt gezet. Wanneer het lampje niet brandt
tijdens het starten, blijft branden of gaat
branden tijdens het rijden, moet het systeem
zo snel mogelijk door een erkende dealer
worden nagekeken. Na de gloeilampcontrole
gaat dit lampje branden met één geluidssig-
naal wanneer er een storing in de airbag is
gedetecteerd. Het blijft branden tot de sto-
ring is verholpen. Als het lampje met tussen-
pozen gaat branden of blijft branden tijdens
het rijden, laat dan onmiddellijk uw voertuig
door een erkende dealer controleren.
Raadpleeg de paragraaf "Beveiligingssyste-
men voor inzittenden" in het hoofdstuk "Vei-
ligheid" voor meer informatie.
Ontdooi-inrichting
Controleer de werking door de ontdooistand
te selecteren en de aanjager in een hoge
stand te zetten. U moet nu de lucht kunnen
voelen die langs de voorruit geblazen wordt.
Bezoek een erkende dealer als de ontdooi-
inrichting niet werkt.
Veiligheidsinformatie over vloermatten
Plaats uitsluitend vloermatten die overeenko-
men met de afmetingen van uw voertuig.
Gebruik alleen een vloermat die met de be-
diening van het gaspedaal, rem- of
koppelingspedaal niet hindert. U mag alleen
vloermatten gebruiken die goed zijn beves-
tigd met de speciale vloermatbevestigingen,
zodat de matten niet kunnen verschuiven en
de beweging van het gaspedaal, rem- of
koppelingspedaal niet kunnen belemmeren
of de veilige besturing van uw voertuig op een
andere manier kunnen hinderen.
WAARSCHUWING!
Een verkeerd bevestigde, beschadigde,
gevouwen, of gestapelde vloermat, of be-
schadigde vloermatbevestigingen kunnen
er voor zorgen dat de vloermat de bewe-
ging van het gaspedaal, rem of koppe-
lingspedalen belemmert en dit kan leiden
tot verlies van de controle over het voer-
tuig. Om ERNSTIG LETSEL of DODE-
LIJKE AFLOOP te voorkomen:
• Maak uw vloermat ALTIJD goed vast
met gebruik van de vloermatbevestigin-
VEILIGHEID
154
Page 157 of 380

WAARSCHUWING!
gen. Plaats uw vloermat NIET onderste-
boven of achterstevoren. Trek regelmatig
licht aan de mat om te controleren of de
mat goed vastligt door de vloermatbe-
vestigingen.
• VERWIJDER ALTIJD DE BESTAANDE
VLOERMAT UIT HET VOERTUIG
alvorens een andere vloermat neer te
leggen. Plaats of stapel NOOIT een extra
vloermat bovenop een bestaande vloer-
mat.
• Plaats UITSLUITEND vloermatten die
ontworpen zijn voor uw voertuig. Plaats
NOOIT een vloermat die niet goed kan
worden aangebracht en bevestigd in uw
voertuig. Als een vloermat moet worden
vervangen, gebruik dan alleen een FCA
goedgekeurde vloermat voor de speci-
fieke uitvoering, het model en het jaar
van uw voertuig.
• Gebruik UITSLUITEND de bestuurders-
vloermat voor het daarvoor bestemde
vloerpaneel aan de bestuurderskant.
Parkeer het voertuig naar behoren met
de motor uitgeschakeld, trap het gaspe-
WAARSCHUWING!
daal, de rem en het koppelingspedaal
(indien aanwezig) helemaal in om te
controleren of de vloermat in de weg zit.
Als uw vloermat in de weg zit bij de
beweging van een pedaal, of niet goed is
bevestigd op de vloer, verwijder de vloer-
mat dan uit het voertuig en leg de vloer-
mat in de kofferbak.
• Gebruik UITSLUITEND de passagiers-
vloermat voor het daarvoor bestemde
vloerpaneel aan passagierszijde.
• Voorkom ALTIJD dat er tijdens het rijden
voorwerpen op de vloer aan bestuurders-
zijde kunnen vallen of glijden. Voorwer-
pen kunnen beklemd raken onder gaspe-
daal, rem of koppelingspedalen en dit
kan leiden tot verlies van de controle
over het voertuig.
• Plaats NOOIT voorwerpen onder de
vloermat (bijv. doeken, sleutels enz.).
Deze voorwerpen kunnen de positie van
de vloermat veranderen en dit kan leiden
tot hindering van de beweging van het
gaspedaal, rem of koppelingspedaal.
WAARSCHUWING!
• Als de vloerbedekking van het voertuig is
verwijderd en opnieuw geplaatst, beves-
tig de vloerbedekking dan altijd naar
behoren op de vloer en controleer of de
vloermatbevestigingen goed vastzitten
aan de vloerbedekking. Druk elk pedaal
volledig in om te controleren op hinde-
ring van de beweging van het gaspedaal,
rem of koppelingspedalen en plaats ver-
volgens de vloermatten opnieuw.
• Het wordt aanbevolen om uitsluitend
milde zeep en water te gebruiken voor
het reinigen van uw vloermatten. Na het
reinigen moet u altijd controleren of uw
vloermat correct is geplaatst en beves-
tigd met behulp van de vloermatbevesti-
gingen door licht aan de mat te trekken.
155
Page 158 of 380

Veiligheidscontroles buiten de auto
Banden
Controleer de banden op overmatige of onge-
lijkmatige slijtage. Controleer de banden op
stenen, spijkers, glas of andere voorwerpen
die in het loopvlak of de wang vast zijn blijven
zitten. Controleer het loopvlak op sneden en
scheuren. Controleer de wangen op sneden,
scheuren en bobbels. Controleer of de wiel-
moeren stevig zijn aangedraaid. Controleer
de bandenspanning (met inbegrip van het
reservewiel) wanneer de banden koud zijn.
Lights (verlichting)
Laat iemand de werking van de rem- en
buitenverlichting controleren terwijl u in de
auto de verlichting bedient. Controleer de
controlelampjes voor de richtingaanwijzers
en het grootlicht op het instrumentenpaneel.
Portiersloten
Controleer of de portieren goed sluiten en
worden vergrendeld.
Vloeistoflekkage
Kijk na een nacht parkeren onder het voer-
tuig. Controleer op brandstof-, koelvloeistof-,
olie- of andere vloeistoflekkage. Ook wanneer
u een benzinelucht ruikt of lekkage van
brandstof of remvloeistof vermoedt. De oor-
zaak moet onmiddellijk worden opgespoord
en verholpen.
VEILIGHEID
156
Page 159 of 380

DE MOTOR STARTEN
Voordat u het voertuig start, moet u uw stoel
verstellen, de binnen- en buitenspiegels ver-
stellen en uw autogordel vastmaken.
WAARSCHUWING!
• Verwijder altijd uw sleutelhouder bij het
uitstappen en sluit de auto af. Als uw
voertuig is uitgerust met Keyless Enter-
N-Go, moet u zich wanneer u het voer-
tuig verlaat er altijd van verzekeren dat
de Keyless Ignition Node in de stand
"OFF" staat. Verwijder daarna de sleutel-
houder uit de auto en vergrendel de
auto.
• Laat nooit kinderen alleen in een auto
achter of in de buurt van een auto die
niet is afgesloten.
• Het achterlaten van kinderen zonder
toezicht in een auto is om verschillende
redenen gevaarlijk. Kinderen of derden
lopen dan het risico op ernstig of zelfs
dodelijk letsel. Waarschuw kinderen dat
ze niet aan de handrem, het rempedaal
of de schakelhendel mogen komen.
WAARSCHUWING!
• Laat de sleutelhouder niet achter in of in
de buurt van de auto (of op een voor
kinderen bereikbare plaats) en laat het
contact van een voertuig met Keyless
Enter-N-Go niet in de stand ACC of ON/
RUN staan. Een kind zou de knoppen
van de elektrische raambediening of an-
dere schakelaars kunnen bedienen of de
auto in beweging kunnen zetten.
Start de motor met de schakelhendel in de
stand NEUTRAL of PARK. Trap het rempe-
daal in voordat u een rijstand inschakelt.
Normaal starten — benzinemotor
OPMERKING:
Bij normaal starten van een koude of warme
motor hoeft u het gaspedaal niet te bedienen.
Plaats uw voet op het rempedaal en zet de
contactschakelaar in de stand START en laat
los zodra de motor aanslaat. Als de motor niet
binnen 10 seconden aanslaat:
1. Zet het contact in de stand OFF.
2. Wacht 10 tot 15 seconden.3. Herhaal de normale startprocedure.
Tip startfunctie
Zet het contact in de stand START en laat het
los zodra de startmotor inschakelt. De start-
motor wordt automatisch uitgeschakeld zo-
dra de motor draait. Als de motor niet aan-
slaat, slaat de startmotor automatisch binnen
10 seconden af. Als dat gebeurt:
1. Zet het contact in de stand OFF.
2. Wacht 10 tot 15 seconden.
3. Herhaal de normale startprocedure.
Extreem lage temperaturen (lager dan -22
°F of -30 °C)
Om te zorgen voor betrouwbaar starten bij
deze temperaturen wordt het gebruik van een
van buitenaf gevoede elektrische motorblok-
verwarming (verkrijgbaar bij een erkende
dealer) aanbevolen.
Normaal starten — dieselmotor
Voordat u het voertuig start, moet u uw stoel
verstellen, de binnen- en buitenspiegels ver-
stellen en uw veiligheidsgordel vastmaken.
157
Page 160 of 380

De startmotor mag niet langer dan 30 secon-
den worden bediend om de motor te starten.
Wacht enkele minuten tussen startpogingen
om de startmotor tegen oververhitting te
beschermen.
WAARSCHUWING!
• Breng het voertuig altijd eerst volledig
tot stilstand voordat u het verlaat, zet de
automatische versnellingsbak altijd in
de stand PARK en trek de parkeerrem
aan.
• Zorg er altijd voor dat de Keyless Ignition
Node in de stand "OFF" staat. Verwijder
daarna de sleutelhouder uit het voertuig
en vergrendel het voertuig.
• Laat nooit kinderen alleen in een auto
achter of in de buurt van een auto die
niet is afgesloten. Kinderen zonder toe-
zicht achterlaten in een auto is om ver-
schillende redenen gevaarlijk. Kinderen
of derden lopen dan het risico op ernstig
of zelfs dodelijk letsel. Waarschuw kin-
deren dat ze niet aan de handrem, het
rempedaal of de schakelhendel mogen
komen.
WAARSCHUWING!
• Laat de sleutelhouder niet achter in of in
de buurt van de auto (of op een voor
kinderen bereikbare plaats) en laat het
contact van een voertuig met Keyless
Enter-N-Go niet in de stand ACC of ON/
RUN staan. Een kind zou de knoppen
van de elektrische raambediening of an-
dere schakelaars kunnen bedienen of de
auto in beweging kunnen zetten.
• Laat nooit kinderen of dieren achter in
een geparkeerde auto bij warm weer. De
warmte in het interieur kan ernstige ge-
zondheidsproblemen veroorzaken en
zelfs dodelijk zijn.
OPMERKING:
Wanneer de motor wordt gestart bij een zeer
lage omgevingstemperatuur kan dit witte
rook tot gevolg hebben. Het roken houdt op
naarmate de motor warmer wordt.
LET OP!
De startmotor mag 30 seconden worden
bediend om de motor te starten. Als de
LET OP!
motor niet start binnen deze tijd, dient u
ten minste twee minuten te wachten om
de startmotor te laten afkoelen voordat u
opnieuw start.
Gebruik van accuverwarming
Een accu verliest 60% van zijn startvermo-
gen als de temperatuur van de accu daalt tot
-18°C. Voor dezelfde temperatuurdaling
heeft de motor tweemaal zoveel vermogen
nodig om met hetzelfde toerental te starten.
Door het gebruik van een accuverwarming
wordt het startvermogen bij lage temperatu-
ren aanzienlijk vergroot. Bij uw erkende Mo-
par dealer zijn geschikte accuverwarmingen
verkrijgbaar.
Normale startprocedure — Keyless Enter-
N-Go
Let op de lampjes op het instrumentenpaneel
tijdens het starten van de motor.
STARTEN EN RIJDEN
158