JEEP CHEROKEE 2019 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: JEEP, Model Year: 2019, Model line: CHEROKEE, Model: JEEP CHEROKEE 2019Pages: 380, PDF Size: 6.59 MB
Page 171 of 380

• De versnellingsbak schakelt automatisch
terug naar de eerste of tweede versnelling
(afhankelijk van het model) wanneer de
auto tot stilstand komt. Na stilstand moet
de bestuurder handmatig opschakelen (+)
tijdens het optrekken.
• U kunt (vanuit stilstand) in de eerste of
tweede versnelling wegrijden. Wegrijden in
de tweede versnelling kan zinvol zijn bij
sneeuw of ijsvorming. Tik de versnellings-
hendel naar voren of naar achteren om de
gewenste versnelling te schakelen nadat de
auto tot stilstand is gebracht.
• Als door terugschakelen het maximum mo-
tortoerental wordt overschreden, vindt het
terugschakelen niet plaats.
• Wanneer de voertuigsnelheid te laag is,
negeert het systeem alle opschakelpogin-
gen.
• Maak geen gebruik van cruisecontrol als
AutoStick is ingeschakeld, omdat de ver-
snellingsbak niet automatisch schakelt.• Het schakelen van de transmissie valt meer
op als AutoStick is ingeschakeld.
• Het systeem kan terugkeren naar de auto-
matische schakelmodus als een storing of
oververhitting wordt gedetecteerd.
U kunt de AutoStick-modus uitschakelen
door de schakelhendel weer in de stand
DRIVE te zetten. U kunt AutoStick op elk
moment in of uitschakelen zonder dat u uw
voet van het gaspedaal hoeft te nemen.
WAARSCHUWING!
Schakel op gladde wegen niet terug om te
remmen op de motor. De aangedreven wie-
len kunnen hun grip verliezen, waardoor
de auto in een slip kan raken, wat een
aanrijding of persoonlijk letsel tot gevolg
kan hebben.
WERKING VAN DE
VIERWIELAANDRIJVING
1-traps vierwielaandrijving (4X4) — indien
aanwezig
Deze functie zorgt voor on-demand vierwiel-
aandrijving (4X4). Het systeem werkt auto-
matisch, de bestuurder hoeft niets te bedie-
nen en heeft geen extra vaardigheden nodig.
Onder normale rijomstandigheden hebben de
voorwielen de meeste grip. Als de voorwielen
grip dreigen te verliezen, wordt er automa-
tisch meer trekkracht overgebracht op de
achterwielen. Hoe meer grip de voorwielen
verliezen, hoe meer trekkracht er naar de
achterwielen wordt overgedragen.
169
Page 172 of 380

Bovendien wordt op een droog wegdek bij
krachtig accelereren (waar geen wielspin op-
treedt), het koppel naar de achterwielen ge-
leid, om preventief de tractie en de rijeigen-
schappen te verbeteren.
LET OP!
Alle wielen moeten banden hebben met
dezelfde maat en van hetzelfde type. Ge-
bruik geen banden met een verschillende
LET OP!
bandmaat. Een ongelijke bandenmaat kan
tot beschadiging van de krachtoverbren-
ging leiden.
2-traps vierwielaandrijving (4x4) — indien
aanwezig
De vierwielaandrijving is volledig automa-
tisch in de normale rijmodus. Met de Selec-
Terrain knoppen kunnen drie standen worden
gekozen:
• 4WD LOW
• REAR LOCK (indien aanwezig)
• NEUTRAL
Schakelaar 1-traps 4X4
Schakelaar 2-traps 4X4
Schakelaar 2-traps 4X4 (met achterste
vergrendeling)
STARTEN EN RIJDEN
170
Page 173 of 380

Als extra tractie is vereist, kan de groep 4WD
LOW worden gebruikt voor een grotere over-
brengingsverhouding waardoor er meer kop-
pel aan zowel de voor- als achterwielen kan
worden geleverd. 4WD LOW is uitsluitend
bedoeld voor een onverhard, glad wegdek.
Rijden in 4WD LOW op droge, verharde we-
gen kan leiden tot overmatige slijtage van de
banden en schade aan de onderdelen van de
aandrijflijn.
Wanneer u bij een bepaalde rijsnelheid in
4WD LOW rijdt, is het motortoerental circa
driemaal zo hoog als het motortoerental in de
normale rijsstand. Laat de motor niet met te
hoge toerentallen draaien en rijd niet sneller
dan 80 km/u (50 mph).
Voor een juist gebruik van voertuigen met
vierwielaandrijving moeten alle banden van
hetzelfde type zijn en dezelfde maat en om-
trek hebben. Het gebruik van verschillende
banden beïnvloedt het schakelgedrag en kan
de onderdelen van de aandrijflijn beschadi-
gen.Aangezien vierwielaandrijving de tractie ver-
betert, heeft men de neiging de veilige snel-
heden voor bochten en stoppen te overschrij-
den. Rij niet harder dan de
verkeersomstandigheden toelaten.
Schakelstanden
Voor meer informatie over het gebruik van
elke stand van het 4WD-systeem, zie onder-
staande informatie:
NEUTRAL
In deze groep wordt de aandrijflijn losgekop-
peld van de aandrijving.
WAARSCHUWING!
Als u de auto zonder toezicht achterlaat
terwijl de verdeelbak in de stand NEU-
TRAL (N) staat en de handrem niet hele-
maal is aangetrokken, kunnen u of ande-
ren (dodelijk) gewond raken. In de
NEUTRAL-stand (N) wordt het contact
met de aandrijflijn van zowel de aandrijfas
voor als achter verbroken, zodat de auto
kan gaan rollen, zelfs als de automatische
versnellingsbak in de stand PARK (of de
WAARSCHUWING!
handgeschakelde versnellingsbak in een
versnelling) is gezet. De handrem moet
altijd aangetrokken zijn als de bestuurder
niet in de auto zit.
4WD LOW
Deze groep is bedoeld voor vierwielaandrij-
ving met lage snelheid. Hij zorgt voor een
grotere overbrengingsverhouding waardoor er
meer koppel aan zowel de voor- als achterwie-
len kan worden geleverd en daarmee extra
tractie en maximale trekkracht, uitsluitend
op onverharde, gladde wegen. Rijd niet snel-
ler dan 25 mph (40 km/u).
OPMERKING:
Raadpleeg de paragraaf "Selec-Terrain — in-
dien aanwezig" voor meer informatie over de
verschillende instellingen en het bedoelde
gebruik.
171
Page 174 of 380

Schakelprocedures
Schakelen in 4X4 LOW
Bij een voertuigsnelheid tussen de 0 en de
5 km/u (0 en 3 mph), met het contact in de
stand ON en lopende motor, schakelt u de
transmissie naar NEUTRAL en drukt u één
keer op de toets "4WD LOW” (4WD laag). Het
controlelampje “4WD LOW” in de instrumen-
tengroep gaat knipperen en blijft branden
wanneer het schakelen is voltooid.OPMERKING:
Als schakelcondities/vergrendelingen niet
worden bereikt, knippert in het display in de
instrumentengroep een bericht met instruc-
ties voor het voltooien van het schakelver-
zoek.
Raadpleeg de paragraaf "Display in de instru-
mentengroep" in het hoofdstuk "Uw Instru-
mentenpaneel leren kennen" voor meer infor-
matie hierover.
Uit 4X4 LOW schakelen
Bij een voertuigsnelheid tussen de 0 en de
5 km/u (0 en 3 mph), met het contact in de
stand ON en lopende motor, schakelt u de
transmissie naar NEUTRAL en drukt u één
keer op de toets "4WD LOW” (4WD laag). Het
controlelampje “4WD LOW” op de instru-
mentengroep gaat knipperen en dooft nadat
het schakelen is voltooid.OPMERKING:
• Als schakelcondities/vergrendelingen niet
worden bereikt, knippert in het display in
de instrumentengroep een bericht met in-
structies voor het voltooien van het schakel-
verzoek. Raadpleeg de paragraaf "Display
in de instrumentengroep" in het hoofdstuk
"Uw Instrumentenpaneel leren kennen"
voor meer informatie hierover.
• Het is mogelijk om naar en uit 4WD LOW te
schakelen als de auto helemaal stilstaat; er
kunnen echter problemen ontstaan omdat
de koppelingstanden dan mogelijk niet
goed zijn uitgelijnd. Mogelijk moet u een
aantal schakelpogingen doen om de koppe-
lingstanden uit te lijnen en de overschake-
ling te voltooien. De beste methode is tij-
dens het rollen van de auto tussen de 0 en
de 5 km/u (0 tot 3 mph). Als de auto sneller
rijdt dan 5 km/u (3 mph) dan verhindert het
4WD-systeem het schakelen.
Selec-Terrain schakelaar
STARTEN EN RIJDEN
172
Page 175 of 380

Schakelprocedure voor NEUTRAAL
WAARSCHUWING!
Als u de auto zonder toezicht achterlaat
terwijl de verdeelbak in de stand NEU-
TRAL (N) staat en de handrem niet hele-
maal is aangetrokken, kunnen u of ande-
ren (dodelijk) gewond raken. In de
NEUTRAL-stand (N) wordt het contact
met de aandrijflijn van zowel de aandrijfas
voor als achter verbroken, zodat de auto
kan gaan rollen, zelfs als de automatische
versnellingsbak in de stand PARK (of de
handgeschakelde versnellingsbak in een
versnelling) is gezet. De handrem moet
altijd aangetrokken zijn als de bestuurder
niet in de auto zit.
1. Breng de auto volledig tot stilstand op een
vlakke ondergrond en schakel de automa-
tische versnellingsbak in PARK
2. Zet de motor af.
3. Zet de contactschakelaar in de stand ON/
RUN, maar start de motor niet.
4. Houd het rempedaal ingetrapt.
5. Schakel de versnellingsbak in NEUTRAL.6. Gebruik een balpen of soortgelijk voor-
werp en houd daarmee gedurende vier
seconden de verzonken toets NEUTRAL
(N) van de verdeelbak (bevindt zich bij de
modusschakelaar) ingedrukt. Het lampje
achter het NEUTRAL (N)-symbool gaat
knipperen om aan te geven dat wordt
geschakeld. Het lampje stopt met knippe-
ren (en blijft branden) nadat het schake-
len naar NEUTRAAL (N) voltooid is.7. Nadat het schakelen voltooid is en het
NEUTRAL (N)-lampje blijft branden, laat
u de knop NEUTRAL (N) los.
8. Start de motor.
9. Zet de handrem vrij.
10. Schakel de versnellingsbak in REVERSE
(achteruit).
11. Laat gedurende vijf seconden het rem-
pedaal los (en het koppelingspedaal bij
een handgeschakelde versnellingsbak)
en verzeker u ervan dat het voertuig niet
beweegt.
12. Schakel de versnellingsbak in
NEUTRAL.
13. Trek de handrem aan.
14. Zet de automatische versnellingsbak in
de stand PARK of de handgeschakelde
versnellingsbak in een versnelling (NIET
in NEUTRAAL). Zet de motor uit en
verwijder de sleutelhouder.
Herhaal stappen 1 tot en met -7 om uit
NEUTRAAL te schakelen.
Zie "Slepen achter een camper" in "Starten en
rijden" voor verdere instructies.
Neutraalschakelaar
173
Page 176 of 380

Elektronisch sperdifferentieel achter
(E-Locker) — indien aanwezig
Het E-Locker-systeem achter is een mecha-
nisch sperdifferenteel dat zorgt voor meer
tractie in de stand 4WD LOW. De knop REAR
LOCK bevindt zich op de knop Selec-Terrain.
Activeren van E-Locker achter
Om het E-Locker-systeem achter te active-
ren, moet aan de volgende voorwaarden wor-
den voldaan:
1. Het 4WD-systeem moet in de stand 4WD
LOW staan.
2. Het contact moet in de stand ON staan en
de motor moet draaien.
3. De voertuigsnelheid moet lager zijn dan
24 km/u (15 mph).
4. Om E-Locker achter in te schakelen, drukt
u eenmaal op de knop REAR LOCK.Deactiveren van E-Locker-systeem achter
Om het E-Locker-systeem achter te deactive-
ren, moet aan de volgende voorwaarden wor-
den voldaan:
1. E-Locker achter moet zijn ingeschakeld
en het controlelampje REAR LOCK moet
branden.
2. Het contact moet in de stand ON staan en
de motor moet draaien.3. Om E-Locker achter uit te schakelen,
drukt u eenmaal op de knop REAR LOCK.
OPMERKING:
• Het kan ook nodig zijn om langzaam te
rijden en het stuurwiel heen en weer te
bewegen voordat E-Locker volledig wordt
ingeschakeld of uitgeschakeld.
• Als E-Locker achter wordt ingeschakeld,
gaat het controlelampje in de instrumen-
tengroep en op de knop REAR LOCK knip-
peren. Na het schakelen gaan de REAR
LOCK-controlelampjes continue branden.
• Als E-Locker achter wordt uitgeschakeld,
gaat het controlelampje in de instrumen-
tengroep en op de knop REAR LOCK knip-
peren. Na het schakelen gaan de REAR
LOCK-controlelampjes uit.
• Het is mogelijk om naar en uit Rear
E-Locker te schakelen als de auto helemaal
stilstaat; er kunnen echter problemen ont-
staan omdat de koppelingstanden dan mo-
gelijk niet goed zijn uitgelijnd. Mogelijk
moet u een aantal schakelpogingen doen
om de koppelingstanden uit te lijnen en de
overschakeling te voltooien. De beste me-
thode is de auto laten rollen met een snel-
Toets Rear Lock (achterin geblokkeerd)
STARTEN EN RIJDEN
174
Page 177 of 380

heid lager dan 24 km/u (15 mph) terwijl u
naar rechts en links stuurt om de tanden
van de koppeling te laten uitlijnen.
• Het E-Locker-systeem achter moet worden
uitgeschakeld voordat u uit de groep 4WD
LOW schakelt. Als condities/
vergrendelingen voor het schakelen naar
4WD LOW niet worden bereikt, knippert op
het display in de instrumentengroep een
bericht met instructies voor het voltooien
van het schakelverzoek.
SELEC-TERRAIN
Omschrijving
Selec-Terrain combineert de mogelijkheden
van de voertuigregelsystemen met de be-
stuurdersinvoer om onder alle terreinomstan-
digheden de beste prestaties te verkrijgen.
Draai aan de knop Selec-Terrain om de ge-
wenste modus te kiezen.Selec-Terrain biedt de volgende modi:
•Auto— Volautomatische, continue vierwiel-
aandrijving kan worden gebruikt op de weg
en in het terrein. Zoekt een evenwicht tus-
sen tractie en naadloos stuurgevoel voor
verbeterd rijgedrag en optrekken in verge-
lijking met een tweewielaangedreven voer-
tuig.•Snow— Tuning ingesteld op extra stabili-
teit onder slechte weersomstandigheden.
Gebruik dit op de weg en in het terrein op
ondergronden met weinig tractie, zoals
sneeuw. In de stand SNOW (afhankelijk van
bepaalde gebruiksomstandigheden) kan de
transmissie de tweede versnelling gebrui-
ken (in plaats van de eerste) bij het wegrij-
den om het slippen van de wielen te mini-
maliseren.
•Sport— Met deze stand wordt het schakel-
patroon van de automatische versnellings-
bak gewijzigd voor een sportievere rijstijl.
Er wordt bij hogere toerentallen opgescha-
keld dan normaal om volledig gebruik te
maken van het beschikbare motorvermo-
gen.
OPMERKING:
De stand SPORT is niet beschikbaar wanneer
4WD LOW is gekozen.
•Zand/modder— Kalibratie voor terreinrijden
op ondergronden met weinig tractie, zoals
modder, zand of nat gras. De aandrijflijn is
geoptimaliseerd voor maximale tractie.
Enig slippen kan voelbaar zijn op moeilijke
Selec-Terrain schakelaar
175
Page 178 of 380

ondergronden. De elektronische remrege-
ling is ingesteld om de tractieregeling van
de gasklep en wielspin te beperken.
•Rock— Kalibratie voor terreinrijden die
alleen beschikbaar is in de groep 4WD
LOW. Op tractie gebaseerde tuning met
verbeterde bestuurbaarheid voor gebruik
tijdens terreinrijden op ondergronden met
een hoge tractie. Gebruik voor het rijden op
obstakels zoals grote rotsen, diepe sporen,
enz.
OPMERKING:
• De stand ROCK is alleen beschikbaar op
voertuigen die zijn uitgerust met het Off-
Road-pakket.
• Schakel de afdalingsregeling of de Selec
Speed Control in voor het afrijden van steile
hellingen.
Raadpleeg de paragraaf "Elektronisch rem-
systeem" in het hoofdstuk "Veiligheid" voor
meer informatie.STOP/START-SYSTEEM
De Stop/Start-functie is ontwikkeld om
brandstof te besparen. Het systeem stopt de
motor automatisch tijdens een stop, wanneer
aan alle voorwaarden is voldaan. Door het
rempedaal los te laten of het gaspedaal in te
trappen zal de motor automatisch opnieuw
worden gestart.
Dit voertuig is geüpgraded met een heavy
duty-accu, een startmotor en andere mo-
toronderdelen om de extra motorstarts aan te
kunnen.
Automatische modus
De Stop/Start-functie wordt ingeschakeld na
elke normale motorstart. Op dat moment ac-
tiveert het systeem de modus STOP/START
READY (Stop/Start-systeem gereed) en, wan-
neer aan alle overige voorwaarden is voldaan,
activeert het vervolgens de modus STOP/
START AUTOSTOP ACTIVE (Autostop Stop/
Start-systeem actief).Om de autostop-modus te activeren, doet u het
volgende:
• Het systeem moet in modus STOP/START
READY (Stop/Start-systeem gereed) staan.
De melding STOP/START READY (Stop/
Start-systeem gereed) wordt weergegeven
op het display in de instrumentengroep in
het gedeelte Stop/Start. Raadpleeg de pa-
ragraaf "Waarschuwingslampjes en meldin-
gen" in het hoofdstuk "Uw instrumentenpa-
neel leren kennen" in uw instructieboekje.
• Het voertuig moet volledig tot stilstand zijn
gebracht.
• De schakelhendel moet in een vooruitver-
snelling staan en het rempedaal moet wor-
den ingetrapt.
De motor wordt uitgeschakeld, de toerentel-
ler gaat naar de nulstand en het controle-
lampje Stop/Start gaat branden om aan te
geven dat autostop is ingeschakeld. De in-
stellingen van de klant blijven gehandhaafd
wanneer de motor weer wordt gestart.
Raadpleeg de paragraaf "Stop/Start-systeem"
in hoofdstuk "Starten en rijden" in uw instruc-
tieboekje.
STARTEN EN RIJDEN
176
Page 179 of 380

Mogelijke oorzaken waarom de motor niet
automatisch stopt
Voor het uitschakelen van de motor, contro-
leert het systeem vele veiligheids- en com-
fortvoorwaarden om te controleren of hieraan
is voldaan. Op het Stop/Start-scherm van het
display in de instrumentengroep kan gede-
tailleerde informatie worden weergegeven
over de werking van het Stop/Start-systeem.
In de volgende situaties zal de motor niet
stoppen:
• De veiligheidsgordel van de bestuurder is
niet vastgemaakt.
• Het bestuurdersportier is niet gesloten.
• De accutemperatuur is te hoog of te laag.
• De accu is bijna leeg.
• Het voertuig bevindt zich op een steile
helling.
• De interieurverwarming of -koeling is inge-
schakeld en er is geen acceptabele tempe-
ratuur in het interieur bereikt.
• De klimaatregeling is ingesteld op volledig
ontwasemen bij een hoge aanjagersnel-
heid.• De klimaatregeling is ingesteld op MAX
A/C.
• De motor heeft de normale bedrijfstempe-
ratuur nog niet bereikt.
• De transmissie staat niet in een versnelling
vooruit of achteruit.
• De motorkap is geopend.
• De tussenbak van het voertuig staat in
stand 4LO (indien uitgerust met 4WD).
• Het rempedaal wordt niet met voldoende
druk ingetrapt terwijl de auto in de stand
DRIVE staat.
Andere factoren die het gebruik van Autostop
verhinderen:
• Bediening van het gaspedaal.
• Motortemperatuur te hoog.
• 5 mph drempelwaarde niet bereikt bij vo-
rige AUTOSTOP.
• Stuurhoek boven drempelwaarde.
• ACC is ingeschakeld en snelheid is
ingesteld.Het is mogelijk dat meerdere malen met het
voertuig wordt gereden, zonder dat het STOP/
START-systeem de status STOP/START
READY (Stop/Start gereed) aanneemt, wan-
neer de omstandigheden extremer zijn dan
hierboven genoemd.
De motor starten in de stand autostop
In de vooruitversnelling start de motor wan-
neer het rempedaal niet is ingetrapt of het
gaspedaal wordt ingetrapt. De transmissie
wordt automatisch opnieuw ingeschakeld als
de motor opnieuw wordt gestart.
Omstandigheden waarin de motor automatisch
opnieuw start in de stand autostop:
• De schakelhendel wordt vanuit de stand
DRIVE in een andere stand gezet, met uit-
zondering van de stand PARK.
• De comfortstand van de temperatuur in het
interieur wordt gehandhaafd.
• Het klimaatsysteem in volle ontwasemings-
modus is.
• De temperatuur van het klimaatsysteem of
de aanjagersnelheid wordt handmatig ver-
steld.
177
Page 180 of 380

• De accuspanning daalt naar een te lage
waarde.
• Lage vacuümwaarde van remsysteem (bijv.
na meerdere keren na elkaar remmen).
• De schakelaar STOP/START OFF is inge-
drukt.
• Er doet zich een storing voor in het STOP/
START-systeem.
• De vierwielaandrijving is in de stand 4LO
gezet (indien uitgerust met 4WD).
Omstandigheden waarin automatisch de elektri-
sche parkeerrem wordt bediend in de stand
autostop:
• Het bestuurdersportier is geopend en het
rempedaal is niet ingetrapt.
• Het bestuurdersportier is geopend en de
veiligheidsgordel van de bestuurdersstoel
is niet vastgemaakt.
• De motorkap is geopend.• Er doet zich een storing voor in het
STOP/START-systeem.
Als de elektrische parkeerrem wordt bediend
terwijl de motor is uitgeschakeld, moet de
motor mogelijk handmatig opnieuw worden
gestart en de elektrische parkeerrem hand-
matig worden vrijgezet (trap het rempedaal in
en druk op de schakelaar Electric Park
Brake). Raadpleeg de paragraaf "Display in
de instrumentengroep" in het hoofdstuk "Uw
instrumentenpaneel leren kennen" in uw in-
structieboekje.
Het Stop/Start-systeem handmatig
uitschakelen
1. Druk op de schakelaar STOP/START OFF
(in de rij schakelaars). Het lampje in de
schakelaar dooft.2. De melding "STOP/START OFF" (stop/
start uit) verschijnt op het display in de
instrumentengroep. Raadpleeg de para-
graaf "Waarschuwingslampjes en meldin-
gen" in het hoofdstuk "Uw instrumenten-
paneel leren kennen" in uw
instructieboekje.
Schakelaar STOP/START OFF
STARTEN EN RIJDEN
178