stop start JEEP COMPASS 2020 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: JEEP, Model Year: 2020, Model line: COMPASS, Model: JEEP COMPASS 2020Pages: 370, PDF Size: 9.34 MB
Page 62 of 370

60
UW INSTRUMENTENPANEEL LEREN KENNEN
DISPLAY IN DE INSTRU-
MENTENGROEP
Uw voertuig is mogelijk uitgerust met een
display in de instrumentengroep, dat de
bestuurder nuttige informatie biedt. Met het
contact in de stand OFF, zorgt het openen/
sluiten van een portier ervoor dat het display
wordt geactiveerd en het totaal aantal kilo -
meters of mijlen weergeeft op de kilometer -
teller. Het display in de instrumentengroep is
ontworpen om belangrijke informatie over de
systemen en functies van uw voertuig weer te
geven. Met behulp van een interactief
display op het instrumentenpaneel kan het
display van de instrumentengroep u laten
zien hoe de systemen werken en u waar -
schuwen wanneer ze niet werken. Met de
bedieningselementen op het stuurwiel kunt u
door de hoofdmenu's en submenu's bladeren
en deze openen. U hebt toegang tot de door
u gewenste, specifieke informatie en u kunt
selecties maken en aanpassingen doen.
Locatie en bedieningselementen display in
de instrumentengroep
Het display in de instrumentengroep heeft
een interactief scherm dat zich in de instru -
mentengroep bevindt. Locatie en bedieningselementen basisdisplay
in de instrumentengroep
Locatie en bedieningselementen
Premium-display in de instrumentengroep
Het display in de instrumentengroep bevat
de volgende menuopties, indien aanwezig:Snelheidsmeter
Vehicle Info (voertuiginformatie)
Bestuurderhulp
Brandstofverbruik
Dagteller
Stop/Start (indien aanwezig)
Audio
Berichten
Screen Setup (scherm instellen)
Voertuiginstellingen
Met dit systeem kan de bestuurder infor -
matie selecteren door op de volgende
knoppen op het stuur te drukken:
Bedieningstoetsen display ininstrumentengroep
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 60
Page 73 of 370

71
Waarschuwingslampje Onderhoud adaptieve
cruisecontrol — indien aanwezig
Dit lampje gaat branden wanneer
de ACC niet werkt en onderhoud
nodig heeft. Raadpleeg de para-
graaf "Adaptieve cruisecontrol
(ACC)" in het hoofdstuk "Starten en rijden"
voor meer informatie.
Waarschuwingslampje onderhoud
vierwielaandrijving — indien aanwezig
Dit waarschuwingslampje gaat
branden om aan te geven dat er
sprake is van een storing van het
vierwielaandrijvingssysteem. Als
het lampje blijft branden of tijdens het rijden
gaat branden, duidt dit erop dat de vierwiel -
aandrijving niet correct werkt en moet
worden nagekeken. Wij raden u aan naar het
dichtstbijzijnde service center te rijden en de
auto onmiddellijk te laten repareren.
Lampje Service Forward Collision Warning
(FCW) — indien aanwezig
Dit waarschuwingslampje gaat
branden om aan te geven dat er een
storing aanwezig is in het Forward
Collision Warning-systeem. Neem
contact op met een erkende dealer voor
onderhoud. Raadpleeg de paragraaf "Forward Collision
Warning (FCW)" in het hoofdstuk "Veiligheid"
voor meer informatie.
Waarschuwingslampje onderhoud Stop/
Start-systeem — indien aanwezig
Dit waarschuwingslampje gaat
branden wanneer het Stop/
Start-systeem niet correct werkt en
onderhoud noodzakelijk is. Neem
contact op met een erkende dealer voor
onderhoud.
Waarschuwingslampje
bandenspanningscontrolesysteem (TPMS)
Het waarschuwingslampje gaat
branden en er wordt een bericht
weergegeven om aan te geven dat
de bandenspanning lager is dan de
aanbevolen waarde en/of langzaam span -
ningsverlies optreedt. In deze gevallen,
worden de optimale gebruiksduur van de
banden en het optimale brandstofverbruik
mogelijk niet gegarandeerd.
Indien een of meer banden in de bovenge-
noemde staat zijn, toont het display de aanwij -
zingen voor elke overeenkomstige band.
Alle banden, ook de reserveband (indien
aanwezig) moeten elke maand worden
gecontroleerd wanneer ze koud zijn en opge
-
pompt tot de bandenspanning die door de
fabrikant wordt aanbevolen op de banden -
spanningssticker. Als uw voertuig banden
heeft met een andere maat dan wordt aange -
geven op de bandenspanningssticker, moet u
de juiste bandenspanning voor die banden
achterhalen.
Als extra veiligheidsvoorziening is uw auto
uitgerust met een bandenspanningscontrole -
systeem, dat ervoor zorgt dat het banden -
spanningslampje gaat branden wanneer de
spanning van een of meer banden veel te
laag is. Als het bandenspanningslampje gaat
branden, moet u zo snel mogelijk stoppen en
LET OP!
U mag niet verder rijden met een of meer
lekke banden, omdat de bestuurbaarheid
van de auto dan wordt aangetast. Stop het
voertuig, en voorkom daarbij krachtig
remmen en sturen. Repareer een lekke
band onmiddellijk met de speciale
bandenreparatiekit en neem zo snel
mogelijk contact op met een erkende
dealer.
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 71
Page 78 of 370

UW INSTRUMENTENPANEEL LEREN KENNEN
76
Controlelampje parkeerlichten/koplampen
Aan
Dit controlelampje brandt wanneer
de parkeerlichten of koplampen
zijn ingeschakeld.
Controlelampje mistlampen vóór — indien
aanwezig
Dit controlelampje gaat branden
wanneer de mistlampen vóór zijn
ingeschakeld.
Raadpleeg de paragraaf "Buitenverlichting"
in het hoofdstuk "Uw voertuig leren kennen"
voor meer informatie.
Controlelampjes richtingaanwijzers
Wanneer de linker of rechter rich -
tingaanwijzer is ingeschakeld,
knippert het controlelampje van de
richtingaanwijzer en de bijbeho -
rende richtingaanwijzers knipperen. Rich -
tingaanwijzers kunnen worden geactiveerd
door de multifunctionele hendel omlaag
(links) of omhoog (rechts) te bewegen. OPMERKING:
Er klinkt een continu geluidssignaal als de
auto verder dan 1 mijl (1,6 km) rijdt met
een ingeschakelde richtingaanwijzer.
Als één van de richtingaanwijzers sneller
knippert dan normaal, moet u controleren
of er een gloeilampje aan de buitenkant
defect is.
Controlelampje Cruisecontrol SET — indien
uitgerust met een premium
instrumentengroep
Dit controlelampje gaat branden
wanneer de cruisecontrol is inge -
steld op de gewenste snelheid.
Raadpleeg de paragraaf "cruisecon -
trol — indien aanwezig" in het hoofdstuk
"Starten en rijden" voor meer informatie.
Controlelampje Stop/start actief — indien
aanwezig
Dit controlelampje gaat branden
wanneer de Stop/Start-functie zich
in de modus "Autostop" bevindt.
Controlelampje automatisch grootlicht —
indien aanwezig
Dit controlelampje geeft aan dat
het automatisch grootlicht is inge -
schakeld.
Raadpleeg de paragraaf "Buitenverlichting"
in het hoofdstuk "Uw voertuig leren kennen"
voor meer informatie.
Witte controlelampjes
Controlelampje actieve snelheidsbegrenzer
gereed — indien uitgerust met een premium
instrumentengroep
Dit lampje gaat branden wanneer
de actieve snelheidsbegrenzer inge -
schakeld, maar niet ingesteld is.
Raadpleeg de paragraaf "Actieve snelheids -
begrenzer — indien aanwezig" in het hoofd -
stuk "Starten en rijden" voor meer informatie.
Controlelampje actieve snelheidsbegrenzer
INGESTELD — indien uitgerust met een
basisinstrumentengroep
Dit lampje gaat branden wanneer
de actieve snelheidsbegrenzer is
ingeschakeld en is ingesteld op een
specifieke snelheid.
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 76
Page 82 of 370

80
(Vervolgd)
VEILIGHEID
VEILIGHEIDSVOORZIE-
NINGEN
Antiblokkeersysteem (ABS)
Het ABS-systeem zorgt voor extra voertuig -
stabiliteit en meer remwerking onder de
meeste remomstandigheden. Het systeem
voorkomt automatisch het blokkeren van de
wielen en verbetert de beheersbaarheid van
het voertuig tijdens remmen.
Het ABS-systeem voert een zelftest uit om te
controleren of het ABS naar behoren functi -
oneert telkens wanneer de auto wordt gestart
en wordt gereden. Tijdens de zelftest hoort u
mogelijk ook een zacht klikkend geluid en
enkele hieraan gerelateerde motorgeluiden.
ABS wordt geactiveerd wanneer het systeem
detecteert dat één of meer wielen beginnen
te blokkeren tijdens het remmen. Als de auto
over ijs, sneeuw, grint, kuilen, spoorrails of
voorwerpen rijdt of wanneer u een noodstop
maakt neemt de kans dat ABS ingrijpt toe.
Wanneer het ABS-systeem actief is, kunt u
dit als volgt merken:
Geluid van de ABS-pompmotor (deze kan
nog korte tijd blijven draaien nadat de
auto al tot stilstand is gekomen)
de magneetkleppen maken klikgeluiden,
u voelt pulsaties in het rempedaal,
Het rempedaal daalt iets bij de eindaan -
slag
Dit zijn normale kenmerken van het
ABS-systeem.
ABS is ontworpen voor gebruik met originele
banden (OEM). Wijziging kan leiden tot
verminderde prestaties van het ABS.
ABS-waarschuwingslampje
Het gele ABS-waarschuwingslampje gaat
branden wanneer het contact in de stand
ON/RUN staat en kan daarna nog vier
seconden blijven branden.
WAARSCHUWING!
Het ABS-systeem bevat geavanceerde
elektronica die mogelijk gevoelig is voor
storingen van onjuist geïnstalleerde of
krachtige zendapparatuur. Dergelijke
storingen kunnen ertoe leiden dat de
werking van het ABS-systeem volledig
uitvalt. Dergelijke apparatuur mag
uitsluitend door bevoegde vakmensen
worden geïnstalleerd.
Pompend remmen heeft op het
ABS-systeem een averechtse uitwerking.
De effectieve remkracht wordt hierdoor
verminderd en het risico van een ongeval
neemt toe. Pompend remmen verlengt
de remweg. Wanneer u moet afremmen
of stoppen, trap dan alleen stevig het
rempedaal in.
Met het ABS-systeem wordt niet voor-
komen dat de auto onderworpen blijft
aan de wetten van de natuur. De effecti -
viteit van de remmen wordt door ABS
niet verder verhoogd dan de remmen,
banden en grip van de auto toelaten.
Het ABS voorkomt geen ongelukken ten
gevolge van bijvoorbeeld te hoge snel -
heden in bochten, te weinig afstand
houden of aquaplaning.
Gebruik de mogelijkheden van een auto
met ABS nooit op een roekeloze of risico-
volle wijze die de veiligheid van de
bestuurder of anderen in gevaar brengt.
WAARSCHUWING! (Vervolgd)
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 80
Page 83 of 370

81
Als het ABS-waarschuwingslampje tijdens
het rijden blijft of gaat branden, wijst dit
erop dat het ABS-gedeelte van het remsy-
steem niet functioneert en dat onderhoud
nodig is. Het gewone remsysteem zal echter
normaal functioneren wanneer het
ABS-waarschuwingslampje brandt.
Wanneer het ABS-waarschuwingslampje
brandt, moet u het remsysteem zo spoedig
mogelijk laten controleren om weer van de
voordelen van ABS te kunnen profiteren. Als
het ABS-waarschuwingslampje niet gaat
branden wanneer het contact in de stand
ON/RUN is gezet, moet u het lampje zo snel
mogelijk laten repareren.
Elektronisch remregelsysteem (EBC)
Uw auto is uitgerust met een geavanceerde
elektronische remkrachtregeling (EBC). Dit
systeem bestaat uit een elektronische
remkrachtverdeling (EB), antiblokkeersys -
teem (ABS), een remassistent (Brake Assist
System (BAS)), Hill Start Assist (HSA), een
tranctieregelsysteem (Traction Control
System (TCS)), elektronische stabiliteitsre -
geling (ESC), elektronische kantelbeveiliging
(Electronic Roll Mitigation (ERM)). Deze
systemen werken samen zodat de auto stabiel en bestuurbaar is bij verschillende
rijomstandigheden.
Uw voertuig is mogelijk ook uitgerust met
Ready Alert Braking (RAB), Rain Brake
Support (RBS), Trailer Sway Control (TSC),
Hill Descent Control (HDC) en Dynamic
Steering Torque (DST).
Remassistent (BAS)
De remassistent (BAS) is ontworpen om de
remwerking van de auto te optimaliseren
tijdens noodremsituaties. Het systeem
herkent een noodremsituatie aan de hand
van de snelheid en kracht waarmee het
rempedaal wordt ingetrapt en optimaliseert
de remdruk dienovereenkomstig. Dit draagt
bij aan een verkorting van de remweg. Het
BAS-systeem vult het ABS-systeem aan.
Wanneer u het rempedaal zeer snel intrapt,
is de assistentie van het BAS-systeem opti
-
maal. Om van het systeem te profiteren moet
u aanhoudend remdruk uitoefenen tijdens
het stoppen (niet "pompend" remmen).
Verminder de druk op het rempedaal niet,
tenzij u niet langer hoeft te remmen. Zodra u
het rempedaal loslaat, wordt het
BAS-systeem uitgeschakeld.
Waarschuwingslampje remsysteem
Het rode waarschuwingslampje van het
remsysteem gaat branden wanneer u het
contact in de stand ON/RUN zet en kan
daarna nog vier seconden blijven branden.
Als het waarschuwingslampje van het remsy -
steem tijdens het rijden aan blijft of gaat
branden, wijst dit erop dat het remsysteem
niet functioneert en dat onmiddellijk onder -
houd nodig is. Als het waarschuwingslampje
van het remsysteem niet gaat branden
wanneer u het contact in de stand ON/RUN
zet, moet u het lampje zo snel mogelijk laten
repareren.
WAARSCHUWING!
Met het BAS-systeem wordt niet voorkomen
dat de auto onderworpen blijft aan de wetten
van de natuur en het systeem zorgt evenmin
voor meer grip op het wegdek. BAS kan geen
ongevallen voorkomen, zeker geen
ongevallen die worden veroorzaakt door te
hoge snelheden in bochten, het rijden op
zeer glad wegdek, of aquaplaning. Gebruik
de mogelijkheden van een auto met BAS
nooit op een roekeloze of risicovolle wijze die
de veiligheid van uzelf of anderen in gevaar
brengt.
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 81
Page 89 of 370

87
HDC uitschakelen
HDC wordt gedeactiveerd en uitgeschakeld
als een van de volgende omstandigheden
zich voordoet:
De bestuurder drukt op de HDC-schake-
laar.
De aandrijflijn wordt uit de groep 4L
geschakeld.
Het bestuurdersportier wordt geopend.
De voertuigsnelheid is hoger dan 40 km/u
(25 mph) (HDC wordt onmiddellijk afge-
sloten).
Feedback aan de bestuurder:
De instrumentengroep bevat een HDC-picto -
gram en de HDC-schakelaar bevat een LED
die feedback geeft aan de bestuurder over de
status van HDC.
Het pictogram in de instrumentengroep en
het lampje in de schakelaar gaan branden
en blijven branden wanneer HDC wordt
ingeschakeld of geactiveerd. Dit is de
normale bedrijfsstand voor HDC.
Het lampje in de schakelaar knippert
gedurende enkele seconden en gaat
vervolgens uit als de bestuurder op de
HDC-schakelaar drukt, wanneer niet aan
de voorwaarden voor inschakelen is
voldaan.
De schakelaar Hill Descent bevindt zich
rechtsboven in de knop Selec-Terrain.
Hill Start Assist (HSA)
Hill Start Assist (HSA) is bedoeld om terug -
rollen op een helling vanuit volledige stil -
stand te voorkomen. Als de bestuurder de
rem loslaat na gestopt te zijn op een helling,
handhaaft het HSA-systeem nog een korte
tijd de remdruk. Als de bestuurder geen gas
geeft tijdens deze periode, wordt de remdruk
weggenomen en rolt de auto normaal van de
helling af. HSA wordt geactiveerd als aan de volgende
voorwaarden wordt voldaan:
Deze functie moet worden ingeschakeld.
De auto moet stilstaan.
De handrem moet zijn uitgeschakeld.
Het bestuurdersportier moet gesloten zijn.
De auto moet zich op een voldoende steile
helling bevinden.
De gekozen versnelling moet overeen
-
komen met de stand van de auto op de
helling (in een vooruitversnelling als de
voorkant van de auto naar boven is gericht;
in de achteruitversnelling (REVERSE (R))
als de voorkant van de auto naar beneden
is gericht).
HSA werkt in alle vooruitversnellingen en
in de achteruit. Het systeem treedt niet in
werking als de versnellingsbak in PARK
(P) of NEUTRAL (N) staat. Bij voertuigen
met handgeschakelde versnellingsbak
blijft HSA actief wanneer de koppeling
wordt ingetrapt.
WAARSCHUWING!
HDC is uitsluitend bedoeld om de
bestuurder tijdens het afdalen van een
heuvel te helpen de rijsnelheid onder
controle te houden. De bestuurder moet
goed op de rijomstandigheden blijven
letten en blijft verantwoordelijk voor
handhaving van een veilige rijsnelheid.
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 87
Page 91 of 370

89
Ready Alert Braking (RAB)
Ready Alert Braking (RAB, anticiperend
remsysteem) kan de tijd verkorten die nodig is
om bij een noodstop de volle remkracht te
bereiken. Het systeem anticipeert op moge-
lijke noodstopsituaties door te registreren hoe
snel de bestuurder het gaspedaal loslaat. De
elektronische remkrachtregeling (EBC)
bereidt het remsysteem voor op een noodstop.
Tractieregelsysteem (TCS)
Dit systeem bewaakt de hoeveelheid wielspin
van elk van de aangedreven wielen. Als er
wielslip wordt gedetecteerd, oefent het trac -
tieregelsysteem (TCS) mogelijk remdruk uit
op het/de slippende wiel(en) en/of wordt het
voertuigvermogen verlaagd voor een betere
acceleratie en stabiliteit. Een voorziening
van TCS, Brake Limited Differential (BLD),
functioneert op dezelfde wijze als een
limited-slipdifferentieel en regelt de wielspin
van een aangedreven as. Als één wiel van een
aangedreven as sneller draait dan het
andere, wordt het doorslippende wiel afge -
remd. Hierdoor kan er meer koppel naar het
niet-doorslippende wiel gaan. BLD kan inge -
schakeld blijven, zelfs als TCS en het elek -
tronisch stabiliteitsregelsysteem (ESC) zijn
beperkt.
Antislingerregeling (TSC)
Antislingerregeling (TSC) maakt gebruik van
sensoren in de auto die het gevaarlijk slin -
geren van de aanhanger detecteren. TSC
neemt de nodige maatregelen om het slin -
geren te stoppen. TSC wordt automatisch
ingeschakeld wanneer een gevaarlijk slinge -
rende aanhanger wordt gedetecteerd.
OPMERKING:
TSC is niet in staat om het slingeren van alle
aanhangers te stoppen. Ga tijdens het
trekken van een aanhanger altijd voorzichtig
te werk en volg de aanbevelingen voor het
disselgewicht van de aanhanger. Raadpleeg
de paragraaf "Trekken van een aanhanger" in
het hoofdstuk "Starten en rijden" voor meer
informatie.
Wanneer TSC is ingeschakeld, knippert het
controle-/storingslampje ESC, wordt het
motorvermogen verlaagd en voelt u dat de
wielen afzonderlijk worden afgeremd om te
proberen het slingeren van de aanhanger te
stoppen. Wanneer het ESC-systeem in de
stand "Partial Off" (gedeeltelijk uit) of "Full
Off" (volledig uit) staat, is TSC uitgescha -
keld.
ONDERSTEUNENDE RIJSY -
STEMEN
Dodehoekbewaking — indien aanwezig
Het systeem voor dodehoekbewaking maakt
gebruik van twee radarsensoren in de achter -
bumper en detecteert motorvoertuigen
(auto's, vrachtwagens, motorfietsen, etc.) die
vanaf de achterzijde, voorzijde of zijkant van
de auto in de dode hoek bewegen.
WAARSCHUWING!
Als TSC tijdens het rijden wordt
geactiveerd, rem dan af, zet de auto zo snel
mogelijk op een veilige plaats aan de kant
en verdeel de lading van de aanhanger
opnieuw om het slingeren tegen te gaan.
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 89
Page 101 of 370

99
een geluidssignaal weergegeven. Ook wordt
in de instrumentengroep ten minste vijf
seconden lang de melding "SERVICE TPM
SYSTEM" (onderhoud bandenspanningscon-
trolesysteem) weergegeven. Daarna worden
er streepjes (- -) getoond in plaats van
bandenspanningswaarden om aan te geven
welke sensor niet meer werkt.
Als het contact wordt uitgeschakeld en
vervolgens weer ingeschakeld, zal deze reeks
worden herhaald wanneer de systeemstoring
zich nog steeds voordoet. Als de systeemsto -
ring is opgeheven, stopt het bandenspan -
ningslampje met knipperen, verdwijnt het
bericht "SERVICE TPM SYSTEM" (onder -
houd bandenspanningscontrolesysteem) en
verschijnt er een spanningswaarde in plaats
van de streepjes. Een systeemstoring kan de
volgende oorzaken hebben:
Storing door elektronische apparatuur of
als men langs installaties rijdt die
dezelfde radiofrequenties afgeven als de
bandenspanningssensoren
Installatie van een bepaalde kleur ramen
die men later aanbrengt waardoor de radi -
ogolfsignalen worden beïnvloed
Veel sneeuw of ijs aan de wielen of in de
wielkasten
Het gebruik van sneeuwkettingen
Het gebruik van wielen/banden die niet
zijn voorzien van bandenspanningssen -
soren
Auto's met compact reservewiel of full-size
reservewiel met alternatieve afmetingen
1. Het compacte reservewiel of het full-size reservewiel met alternatieve afmetingen
is niet voorzien van een bandenspan -
ningssensor. Daarom wordt de banden -
spanning van het compacte reservewiel
of niet passende full-size reservewiel niet
door het bandenspanningscontrolesy -
steem geregistreerd.
2. Als u het compacte reservewiel of het full-size reservewiel met alternatieve
afmetingen aanbrengt in plaats van een
band met een spanning onder de waar -
schuwingsgrens, blijft het bandenspan -
ningslampje branden en klinkt er een
geluidssignaal wanneer u het contact uit
en weer inschakelt. Daarnaast wordt de
bandenspanningswaarde in de afbeel -
ding in de instrumentengroep met een
andere kleur of gemarkeerd aangegeven.
3. Nadat u maximaal 10 minuten met een snelheid van meer dan 24 km/u (15 mph) hebt gereden, gaat het bandenspannings
-
lampje gedurende 75 seconden knipperen
en vervolgens continu branden. Verder
verschijnt gedurende vijf seconden in de
instrumentengroep het bericht "SERVICE
TPM SYSTEM" (onderhoud bandenspan -
ningscontrolesysteem) en worden er
streepjes (- -) weergegeven in plaats van
de bandenspanning.
4. Elke volgende keer dat u het voertuig start, klinkt het geluidssignaal, knippert
het bandenspanningslampje gedurende
75 seconden en blijft daarna continu
branden, wordt op de instrumentengroep
gedurende vijf seconden het bericht
"SERVICE TPM SYSTEM" (Onderhoud
bandenspanningscontrolesysteem) weer -
gegeven en worden vervolgens streepjes
(- -) in plaats van de bandenspannings -
waarde weergegeven.
5. Zodra de originele band is gerepareerd of vervangen en op de auto wordt gemon -
teerd in plaats van het compacte reserve -
wiel, wordt het
bandenspanningscontrolesysteem auto -
matisch bijgewerkt. Bovendien gaat het
bandenspanningslampje uit en verschijnt
in de instrumentengroep in plaats van de
streepjes (- -) een nieuwe bandenspan -
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 99
Page 126 of 370

VEILIGHEID
124
De interieurverlichting inschakelen zolang
de accu werkt of gedurende 15 minuten
na interventie van het uitgebreid ongeluk-
kenresponssysteem
De centrale portiervergrendeling ontgren-
delen
Uw voertuig is mogelijk ook ontworpen om
een van deze andere of andere functies uit te
voeren naar aanleiding van het uitgebreide
ongelukkenresponssysteem:
De verwarming van het brandstoffilter
uitschakelen, de aanjagermotor van de
klimaatregeling uitschakelen, de circula-
tieklep van de klimaatregeling sluiten
De accuvoeding afsluiten naar de:
Motor
Elektromotor (indien aanwezig)
Elektrische stuurbekrachtiging
Rembekrachtiging
Elektrische parkeerrem
Automatische schakelhendel
Claxon
Ruitenwissers vóór
Koplampsproeierpomp
OPMERKING:
Vergeet niet om na een ongeval het contact
in de stand STOP (OFF/LOCK) te zetten en
de sleutel uit de contactschakelaar te verwij -
deren om te voorkomen dat de accu leeg -
loopt. Controleer zorgvuldig de auto op
brandstoflekkage in de motorruimte en op de
grond in de buurt van de motorruimte en de
brandstoftank voordat u het systeem reset en
de motor te star. Als er na een ongeval geen
brandstoflekkage of schade aan de elektri -
sche apparaten van het voertuig (bijv.
koplampen) is, reset u het systeem door de
hierna beschreven procedure te volgen.
Indien u twijfelt, neem dan contact op met
een erkende dealer.
Resetprocedure uitgebreid
ongelukkenresponssysteem
Na het incident, wanneer het systeem actief
is, wordt er een bericht weergegeven over
brandstofonderbreking. Zet de contactscha -
kelaar van AVV/START of MAR/ACC/ON/RUN
op STOP/OFF/LOCK. Controleer zorgvuldig
de auto op brandstoflekkage in de motor -
ruimte en op de grond in de buurt van de
motorruimte en de brandstoftank voordat u
het systeem reset en de motor te star.
Afhankelijk van de aard van het incident
kunnen de linker- en rechterrichtingaan -
wijzer, die zich op het instrumentenpaneel
bevinden, beide knipperen en blijven knip -
peren. Om het voertuig te verplaatsen naar
de kant van de weg, moet u de resetproce -
dure uitvoeren.
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 124
Page 150 of 370

STARTEN EN RIJDEN
148
Automatische versnellingsbak
De schakelhendel moet in de stand
NEUTRAL of PARK staan voordat u de motor
kunt starten. Trap het rempedaal in voordat
u naar een rijstand schakelt.
Functies van Keyless Ignition (contact zonder
sleutel) — de knop ENGINE START/STOP
gebruiken
1. De schakelhendel moet in de standPARK of NEUTRAL staan.
2. Houd het rempedaal ingetrapt terwijl u één keer op de knop ENGINE START/
STOP drukt. 3. Het systeem neemt het dan over en
probeert de auto te starten. Als de auto
niet start, wordt de startmotor automa -
tisch na 10 seconden uitgeschakeld.
4. Als u de startpogingen wilt onderbreken voordat de motor aanslaat, drukt u
nogmaals op de knop.
OPMERKING:
Bij normaal starten van een koude of warme
motor hoeft u het gaspedaal niet te bedienen.
Functies van de Keyless Ignition — rempedaal/
koppelingspedaal niet ingetrapt (in de stand
PARK of NEUTRAL)
De werking van Keyless Ignition is vergelijk -
baar met die van een contactschakelaar.
Deze heeft drie standen: OFF, ON/RUN en
START. Om de contactmodus te kiezen
zonder het voertuig te starten en om de
accessoires te kunnen gebruiken, volgt u de
onderstaande stappen, te beginnen met de
contactschakelaar in de stand OFF:
1. Druk op de knop ENGINE START/STOP om de contactschakelaar in de stand ON/
RUN te zetten.
2. Druk nogmaals op de knop ENGINE START/STOP om de contactschakelaar in
de stand OFF te zetten.
Handgeschakelde versnellingsbak
De schakelhendel moet in de stand
NEUTRAL staan voordat u de motor kunt
starten. Trap het rempedaal in voordat u naar
een rijstand schakelt.
Functies van Keyless Ignition (contact zonder
sleutel) — de knop ENGINE START/STOP
gebruiken
1. De schakelhendel moet in de standNEUTRAL staan.
2. Houd het koppelingspedaal ingetrapt terwijl u één keer op de knop ENGINE
START/STOP drukt.
3. Het systeem neemt het dan over en probeert de auto te starten. Als de auto
niet start, wordt de startmotor automa -
tisch na 10 seconden uitgeschakeld.
4. Als u de startpogingen wilt onderbreken voordat de motor aanslaat, drukt u
nogmaals op de knop.
OPMERKING:
Bij normaal starten van een koude of warme
motor hoeft u het gaspedaal niet te
bedienen.
LET OP!
De versnellingsbak kan beschadigd raken
indien de volgende voorzorgsmaatregelen
niet in acht genomen worden:
Schakel niet tussen PARK, REVERSE,
NEUTRAL of DRIVE bij een hoger motor -
toerental dan stationair.
Schakel alleen naar of uit PARK of
REVERSE als de auto volledig stilstaat.
Voordat u naar een versnelling schakelt,
moet u het rempedaal stevig intrappen.
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 148