stop start JEEP COMPASS 2020 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: JEEP, Model Year: 2020, Model line: COMPASS, Model: JEEP COMPASS 2020Pages: 370, PDF Size: 9.34 MB
Page 151 of 370

149
(Vervolgd)
Functies van de Keyless Ignition — rempedaal/
koppelingspedaal niet ingetrapt (in de stand
PARK of NEUTRAL)
De werking van Keyless Ignition is vergelijk-
baar met die van een contactschakelaar.
Deze heeft drie standen: OFF, ON/RUN en
START. Om de contactmodus te kiezen
zonder het voertuig te starten en om de
accessoires te kunnen gebruiken, volgt u de
onderstaande stappen, te beginnen met de
contactschakelaar in de stand OFF:
1. Druk op de toets ENGINE START/STOP om de contactschakelaar in de stand ON/
RUN te zetten.
2. Druk nogmaals op de knop ENGINE START/STOP om de contactschakelaar in
de stand OFF te zetten.
De motor uitschakelen
Voertuigen met een mechanische sleutel -
houder:
Ga als volgt te werk om de motor uit te scha -
kelen:
1. Parkeer het voertuig zodanig dat het geen gevaar voor het overige verkeer oplevert. 2. Zet de transmissie in de versnelling
(handgeschakelde modellen) of zet de
schakelhendel in PARK (P) (modellen
met automatische transmissie).
3. Terwijl de motor stationair draait, zet u de contactschakelaar op STOP/OFF.
4. Verwijder de sleutel uit het contact als de motor uit is.
Voertuigen die zijn uitgerust met een elektroni -
sche sleutel (contact zonder sleutel):
Als u de motor wilt uitschakelen terwijl de
voertuigsnelheid groter is dan 8 km/u
(5 mph), moet u de knop START/STOP
indrukken en vasthouden of binnen enkele
seconden drie keer achtereen op de knop
START/STOP drukken. De motor wordt uitge -
schakeld en de contactschakelaar wordt in
de stand RUN gezet.
Wanneer u de auto uitzet (de contactschake -
laar van RUN op STOP zet), blijft de voeding
naar de accessoires nog drie minuten actief.
Wanneer u het bestuurdersportier opent
terwijl de contactschakelaar op RUN staat,
klinkt er een kort signaal dat de bestuurder
eraan herinnert de contactschakelaar op
STOP te zetten. Wanneer de contactschakelaar op de stand
STOP/OFF staat, blijven de ruitschakelaars
nog drie minuten actief. Door het openen van
een voorportier wordt deze functie uitgescha
-
keld.
Laat de motor na intensief rijden enige tijd
stationair draaien, zodat de temperatuur in
het motorcompartiment kan dalen voordat u
de motor uitschakelt.
Normaal starten — dieselmotor
Voordat u het voertuig start, moet u uw stoel
verstellen, de binnen- en buitenspiegels
verstellen en uw veiligheidsgordel vast -
maken.
De startmotor mag niet langer dan 30 seconden
worden bediend om de motor te starten. Wacht
enkele minuten tussen startpogingen om de
startmotor tegen oververhitting te beschermen.
WAARSCHUWING!
Wanneer u het voertuig verlaat, moet u
zich er altijd van verzekeren dat de
Keyless Ignition Node in de stand "OFF"
staat. Verwijder daarna de sleutelhouder
uit het voertuig en vergrendel het voer -
tuig.
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 149
Page 152 of 370

STARTEN EN RIJDEN
150
OPMERKING:
Wanneer de motor wordt gestart bij een zeer
lage omgevingstemperatuur kan dit witte
rook tot gevolg hebben. Het roken houdt op
naarmate de motor warmer wordt.
Normale startprocedure — Keyless
Enter-N-Go
Let op het display in de instrumentengroep
tijdens het starten van de motor.
OPMERKING:
Bij normaal starten van een koude of warme
motor hoeft u het gaspedaal niet te
bedienen.
1. Trek altijd de handrem aan.
2. Houd het rempedaal ingetrapt terwijl uéén keer op de knop ENGINE START/
STOP drukt.
OPMERKING:
Een vertraging voor het starten van maximaal
vijf seconden is mogelijk onder zeer koude
omstandigheden. Het controlelampje
"Wachten met starten" gaat branden tijdens het voorverwarmingsproces. Wanneer het
motorlampje "Wachten met starten" dooft,
wordt de motor automatisch gestart.
3. Het systeem schakelt automatisch de
startmotor in om de motor te starten. Als
de auto niet start, wordt de startmotor
automatisch na 30 seconden uitgescha -
keld.
4. Als u de startpogingen wilt onderbreken voordat de motor aanslaat, drukt u
nogmaals op de knop.
5. Controleer of het waarschuwingslampje oliedruk gedoofd is.
6. Zet de handrem vrij.
Laat nooit kinderen alleen in een auto
achter of in de buurt van een auto die
niet is afgesloten. Kinderen zonder
toezicht achterlaten in een auto is om
verschillende redenen gevaarlijk.
Kinderen of derden lopen dan het risico
op ernstig of zelfs dodelijk letsel. Waar -
schuw kinderen dat ze niet aan de
handrem, het rempedaal of de schakel -
hendel mogen komen.
Laat de sleutelhouder niet achter in of in
de buurt van de auto (of op een voor
kinderen bereikbare plaats) en laat het
contact van een voertuig met Keyless
Enter-N-Go niet in de stand ACC of RUN
staan. Een kind zou de knoppen van de
elektrische raambediening of andere
schakelaars kunnen bedienen of de auto
in beweging kunnen zetten.
WAARSCHUWING! (Vervolgd) LET OP!
De startmotor mag 30 seconden worden
bediend om de motor te starten. Als de
motor niet start binnen deze tijd, dient u
ten minste twee minuten te wachten om
de startmotor te laten afkoelen voordat u
opnieuw start.
LET OP!
Als het "Water in Fuel Indicator Light"
(controlelampje water in brandstof) blijft
branden, START de motor dan NIET tot
het water is afgetapt uit de brandstoffilters
om schade aan de motor te voorkomen.
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 150
Page 165 of 370

163
ling totdat naar een hogere of lagere versnel-
ling wordt geschakeld, met uitzondering van
de onderstaande situaties.
De versnellingsbak schakelt automatisch
terug als de snelheid van de auto afneemt
(om stotteren van de motor te voorkomen),
waarbij de huidige versnelling wordt
aangegeven.
De versnellingsbak schakelt automatisch
terug naar de EERSTE versnelling
wanneer de auto tot stilstand komt. Na
stilstand moet de bestuurder handmatig
opschakelen (+) tijdens het optrekken.
U kunt vanuit stilstand wegrijden in de
EERSTE of TWEEDE versnelling (of in de
DERDE versnelling, in de groep 4WD
LOW, of de modus SNOW of SAND, indien
beschikbaar). Als u kort op (+) drukt (bij
stilstand) kunt u wegrijden in de TWEEDE
versnelling. Wegrijden in de TWEEDE
versnelling kan zinvol zijn als het wegdek
glad is door sneeuw of ijs.
Als door terugschakelen het maximum
motortoerental wordt overschreden, vindt
het terugschakelen niet plaats.
Wanneer de voertuigsnelheid te laag is,
negeert het systeem alle opschakelpo-
gingen.
Het schakelen van de transmissie valt
meer op als AutoStick is ingeschakeld.
Het systeem kan terugkeren naar de auto-
matische schakelmodus als een storing of
oververhitting wordt gedetecteerd.
OPMERKING:
Wanneer Selec-Speed of de afdalingsrege -
ling (HDC) is ingeschakeld, is de AutoStick
niet actief.
U kunt AutoStick uitschakelen door de scha -
kelhendel weer in de stand DRIVE te zetten.
U kunt AutoStick op elk moment in of
uitschakelen zonder dat u uw voet van het
gaspedaal hoeft te nemen.
Noodloopmodus van de versnellingsbak
De werking van de versnellingsbak wordt
elektronisch gecontroleerd op abnormale
situaties. Als een situatie wordt gedetecteerd
die schade aan de versnellingsbak kan
veroorzaken, wordt de noodloopmodus van
de versnellingsbak geactiveerd. In deze
modus werkt de transmissie mogelijk alleen
in een bepaalde versnelling of blijft deze in
NEUTRAL staan. Het is mogelijk dat het
storingslampje brandt. Dankzij de noodloop -
modus kan het voertuig voor reparatie naar
een erkende dealer worden gereden zonder
dat de versnellingsbak beschadigd raakt.
In het geval van een kortstondig probleem
kan de versnellingsbak, door de volgende
stappen uit te voeren, worden gereset om
weer alle vooruitversnellingen te kunnen
gebruiken:
1. Stop de auto.
2. Schakel, indien mogelijk, naar PARK. Als dit niet mogelijk is, zet u de transmissie
in de stand NEUTRAL.
3. Zet het contact in de stand OFF. Op voer -
tuigen met een startknop, houdt u het
contact ingedrukt totdat de motor wordt
uitgeschakeld.
WAARSCHUWING!
Schakel op gladde wegen niet terug om te
remmen op de motor. De aangedreven
wielen kunnen hun grip verliezen,
waardoor de auto in een slip kan raken,
wat een aanrijding of persoonlijk letsel tot
gevolg kan hebben.
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 163
Page 169 of 370

167
STOP/START-SYSTEEM -
INDIEN AANWEZIG
De Stop/Start-functie is ontwikkeld om
brandstof te besparen. Het systeem stopt de
motor automatisch tijdens een stop, wanneer
aan alle voorwaarden is voldaan. Door het
rempedaal of het koppelingspedaal los laten
of het gaspedaal in te trappen, zal de motor
automatisch opnieuw worden gestart.
Bedrijfsmodi
Motorstopmodus
Modellen met handgeschakelde versnel-
lingsbak:
Als het voertuig stilstaat, stopt de motor als
de transmissie in de neutraalstand staat en
het koppelingspedaal is losgelaten.
Modellen met automatische transmissie:
Als het voertuig stilstaat en het rempedaal is
ingedrukt, schakelt de motor uit als de scha -
kelhendel in een andere stand staat dan
REVERSE.
In het geval van een heuvelopwaartse stop
wordt de motor niet uitgeschakeld en wordt
de functie "Hill Start Assist" ingeschakeld
(werkt alleen als de motor draait).
Het waarschuwingslampje op het instrumen -
tenpaneel licht op om aan te geven dat de
motor is uitgeschakeld. Modus motor opnieuw starten
Modellen met handgeschakelde versnel
-
lingsbak:
Om de motor opnieuw te starten, trapt u het
koppelingspedaal in.
Als het voertuig niet start wanneer de koppe -
ling wordt ingetrapt, zet u de schakelhendel
in de neutrale stand en herhaalt u de proce -
dure. Als het probleem aanhoudt, neemt u
contact op met de erkende dealer.
Modellen met automatische transmissie:
Als u de motor opnieuw wilt starten, laat u
het rempedaal los.
Terwijl het rempedaal is ingedrukt, en de
schakelhendel in DRIVE staat, kan de motor
opnieuw worden gestart door de schakel -
hendel op REVERSE, NEUTRAL of "AutoS -
tick" te zetten.
Terwijl het rempedaal is ingedrukt, en de
schakelhendel in "AutoStick" staat, kan de
motor opnieuw worden gestart door de scha -
kelhendel op "+", "-" of REVERSE of
NEUTRAL te zetten.
Wanneer de motor automatisch is gestopt en
u het rempedaal ingedrukt houdt, kunt u het
rempedaal loslaten en de motor uitgescha -
WAARSCHUWING!
Controleer voordat u de motorkap opent of
de motor is uitgeschakeld en het contact
op OFF staat. Volg de aanwijzingen op de
plaat onder de motorkap. Het verdient
aanbeveling om de sleutelhouder te
verwijderen als andere personen in het
voertuig achterblijven. Verlaat het voertuig
alleen als de sleutelhouder is verwijderd
en het contact in de stand OFF staat.
Controleer bij het tanken of de motor is
uitgeschakeld (contact staat op OFF).
LET OP!
Neem bij het vervangen van de accu altijd
contact op met uw erkende dealer. Vervang
de accu door hetzelfde type (HEAVY
DUTY) en met dezelfde specificaties.
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 167
Page 170 of 370

STARTEN EN RIJDEN
168
keld laten door de schakelhendel snel op
PARK te zetten. Wilt u de motor opnieuw
starten, dan zet u de schakelhendel eenvou-
digweg in een andere stand dan PARK.
Handmatig activeren/deactiveren
Om het systeem handmatig te activeren/
deactiveren, drukt u op de knop op de
middenconsole.
LED uit: systeem geactiveerd
LED aan: systeem gedeactiveerd
Schakelaar STOP/START OFF
ACTIEVE SNELHEIDSBE -
GRENZER - INDIEN
AANWEZIG
De schakelaar voor de actieve snelheidsbe -
grenzer bevindt zich aan de rechterzijde van
het stuur.
Knop actieve snelheidsbegrenzer
Met deze functie kunt u de maximale rijsnel -
heid van uw auto programmeren.
OPMERKING:
De actieve snelheidsbegrenzer kan worden
ingesteld terwijl het voertuig stilstaat of rijdt.
Activeren
Druk op de toets voor de actieve snelheidsbe -
grenzer om de functie te activeren. Er
verschijnt dan een mededeling samen met een controlelampje op het display van de
instrumentengroep om aan te geven dat
actieve snelheidsbegrenzer geactiveerd is.
Druk op de knoppen SET (+) en SET (-) aan
de rechterkant van het stuur om de actieve
snelheidsbegrenzer te verhogen en te
verlagen tot de gewenste waarde. Door de
SET (+) of SET (-) toetsen ingedrukt te
houden, neemt de snelheid toe/af met
stappen van 5 mph (5 km/u).
Elke keer dat actieve snelheidsbegrenzer
wordt geactiveerd, wordt die ingesteld op de
laatst geprogrammeerde waarde van de
vorige activering.
OPMERKING:
De cruisecontrol (indien aanwezig) en de
adaptieve cruisecontrol (indien aanwezig)
functies zijn niet beschikbaar terwijl de
actieve snelheidsbegrenzer in gebruik is.
De ingestelde snelheid overschrijden
Door het gaspedaal volledig in te drukken,
kan de geprogrammeerde maximale snelheid
worden overschreden terwijl het apparaat
actief is.
In het geval dat de ingestelde waarde van de
actieve snelheidsbegrenzer handmatig wordt
overschreden door een acceleratie van de
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 168
Page 178 of 370

STARTEN EN RIJDEN
176
PARKSENSE PARKEERSEN-
SOREN VOOR EN ACHTER —
INDIEN AANWEZIG
Het ParkSense parkeerhulpsysteem geeft
tijdens het achter- of vooruit rijden, bijv. bij
het inparkeren, met visuele en geluidssig -
nalen de afstand tussen de achter- en/of
voorkant van de auto en een gedetecteerd
obstakel aan. Raadpleeg de paragraaf "Voorzorgsmaatre
-
gelen bij gebruik van ParkSense" in het
hoofdstuk "Starten en rijden" in uw gebrui -
kershandleiding voor informatie over de
beperkingen van dit systeem en aanbeve -
lingen.
Wanneer u de contactschakelaar in de stand
ON/RUN zet, wordt door ParkSense automa -
tisch de systeemstatus (ingeschakeld of
uitgeschakeld) hersteld die actief was
voordat het contact werd uitgeschakeld.
ParkSense is actief bij alle standen van de
versnellingshendel (inclusief PARK), zolang
het systeem is ingeschakeld. Het systeem
blijft actief totdat de voertuigsnelheid
toeneemt tot ongeveer 11 km/u (7 mph) of
meer. Als de hendel in de stand REVERSE
staat en de rijsnelheid van het systeem wordt
overschreden, wordt een waarschuwing weer -
gegeven op het display in de instrumenten -
groep om aan te geven dat de rijsnelheid te
hoog is. Het systeem wordt weer actief als de
rijsnelheid is gedaald tot minder dan onge -
veer 9 km/u (6 mph).
ParkSense sensoren
De zes ParkSense sensoren die zich in de
achterkant/achterbumper bevinden,
bewaken het gebied achter de auto dat binnen het zichtveld van de sensoren valt. De
sensoren kunnen in horizontale richting
obstakels op een afstand van ongeveer 30 tot
200 cm (12 tot 79 inch) van het achterpa
-
neel/de achterbumper detecteren, afhanke -
lijk van de plaats, het type en de richting van
het obstakel.
OPMERKING:
Raadpleeg voor meer informatie over het
actieve parkeerhulpsysteem het hoofdstuk
"Actief parkeerhulpsysteem ParkSense".
De zes ParkSense sensoren die zich in de
voorkant/voorbumper bevinden, bewaken het
gebied vóór de auto dat binnen het zichtveld
van de sensoren valt. De sensoren kunnen in
horizontale richting obstakels op een afstand
van ongeveer 30 tot 120 cm (12 tot 47 inch)
van het voorpaneel/de voorbumper detec -
teren, afhankelijk van de plaats, het type en
de richting van het obstakel.
ParkSense in- en uitschakelen
ParkSense kan worden in- en uitge -
schakeld met de ParkSense scha -
kelaar, die zich op het
schakelpaneel onder het Uconnect
scherm bevindt.
LET OP!
ParkSense is uitsluitend bedoeld als
hulpmiddel tijdens het parkeren en is
niet in staat ieder voorwerp, inclusief
kleine obstakels, waar te nemen. Stoe-
pranden worden mogelijk tijdelijk of
helemaal niet gedetecteerd. Op kleine
afstanden worden obstakels boven of
onder de sensoren niet gedetecteerd.
Bij gebruik van ParkSense moet u lang-
zaam rijden, zodat u tijdig kunt stoppen
wanneer een obstakel wordt gedetec-
teerd. Het is raadzaam om over uw
schouder te kijken, ook wanneer u
gebruik maakt van ParkSense.
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 176
Page 188 of 370

STARTEN EN RIJDEN
186
(Vervolgd)
Als het Uconnect-display wazig is, reinig dan
de cameralens aan de achterkant van de auto
boven de kentekenplaat achteraan
Raadpleeg de paragraaf "ParkView achteruit-
rijcamera" in het hoofdstuk "Starten en
rijden" in het instructieboekje voor meer
informatie.
BRANDSTOF TANKEN
Het doploze brandstofsysteem maakt gebruik
van een klep die op de vulleiding van de
brandstoftank is geplaatst; deze wordt auto -
matisch geopend en gesloten bij het
plaatsen/uitnemen van het vulpistool. In
bepaalde landen is het doploze brand -
stofsysteem zo ontworpen dat het tanken van
de verkeerde soort brandstof wordt voor -
komen.
1. Ontgrendel de brandstofvulklep door op de ontgrendelknop op de sleutelhouder
of de ontgrendelknop op het bekledings -
paneel van het bestuurdersportier te
drukken.
2. Open de brandstofvulklep door op de buitenste rand van de vulklep te drukken. Brandstofvulklep
Vulprocedure
3. Er zit geen vuldop onder de brandstofvul -
klep. Het systeem wordt afgedicht door
een afsluitklep in de leiding.
4. Steek het tankpistool volledig in de vulleiding; het tankpistool duwt de afsl -
uitklep open en houdt de klep open
tijdens het tanken.
WAARSCHUWING!
Bestuurders moeten altijd voorzichtig
achteruit rijden, ook wanneer gebruik
wordt gemaakt van de ParkView
achteruitrijcamera. Controleer het gebied
achter de auto altijd zorgvuldig, kijk naar
achteren en wees bedacht op voetgangers,
dieren, andere voertuigen, obstakels en
dode hoeken, voordat u achteruitrijdt. U
bent verantwoordelijk voor de veiligheid
van uw omgeving en moet blijven opletten
als u achteruitrijdt. Anders bestaat er een
risico op ernstig of zelfs dodelijk letsel.
LET OP!
Om voertuigschade te voorkomen mag
ParkView alleen worden gebruikt als
parkeerhulp. De ParkView camera kan
niet elk obstakel of voorwerp zien.
Om voertuigschade te voorkomen moet u
langzaam rijden bij gebruik van Park-
View, zodat u tijdig kunt stoppen als een
obstakel wordt waargenomen. Het is
raadzaam om tijdens het achteruitrijden
over uw schouder te kijken, ook wanneer
u gebruik maakt van ParkView.
LET OP! (Vervolgd)
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 186
Page 192 of 370

STARTEN EN RIJDEN
190
AdBlue® (UREUM) — indien aanwezig
De auto is uitgerust met een AdBlue®
(UREUM)-inspuitsysteem en selectieve kata-
lytische reductie om te voldoen aan de emis -
sienormen. Deze twee systemen zorgen voor
naleving van de diesel-emissie-eisen; zij
zorgen tegelijkertijd voor efficiënt brandstof -
verbruik, rijgedrag, koppel en vermogen.
Raadpleeg de paragraaf "Waarschuwings -
lampjes en meldingen" in het hoofdstuk "Uw
Instrumentenpaneel leren kennen", voor
berichten en systeemwaarschuwingen.
AdBlue® (UREUM) is een zeer stabiel product met een lange houdbaarheid. Als het
bewaard wordt bij temperaturen LAGER dan
90 °F (32 °C), heeft het een houdbaarheid
van minstens één jaar. Voor meer informatie
over de AdBlue®-vloeistof, zie de paragraaf
"Vloeistoffen en smeermiddelen" in het
hoofdstuk "Technische specificaties". De
auto is uitgerust met een automatisch
AdBlue®-verwarmingssysteem zodra de
motor aanslaat, hetgeen maakt dat systeem
correct werkt bij temperaturen lager dan
12°F (-11°C).
OPMERKING:
AdBlue® (UREUM) bevriest bij tempera
-
turen lager dan 12 °F (-11 °C).
Opslag van AdBlue® (UREUM)
AdBlue® (UREUM) wordt beschouwd als
een zeer stabiel product met een lange houd -
baarheid. Als AdBlue® (UREUM) wordt
bewaard bij temperaturen tussen -12 °C en
32 °C (10 °F en 90 °F), is het ten minste één
jaar houdbaar.
AdBlue® (UREUM) kan bij de laagste
temperaturen bevriezen. AdBlue® (UREUM)
kan bijvoorbeeld bevriezen bij een tempera -
tuur van of onder -11 °C (12 °F). Het
systeem is ontworpen voor gebruik in deze
omgeving.
Vul nooit brandstof bij wanneer de motor
draait. Dit is in strijd met de richtlijnen
in de meeste landen en kan ertoe leiden
dat het storingslampje gaat branden.
Breng geen object/dop dat/die niet
specifiek voor de auto is geleverd aan op
het uiteinde van de vulleiding. Het
gebruik van niet-compatibele objecten/
doppen kan leiden tot een drukverhoging
in de tank, waardoor gevaarlijke situaties
kunnen ontstaan.
Er kan brand ontstaan als u een jerrycan
die in een auto staat met brandstof vult.
Dit kan leiden tot brandwonden. Plaats
een jerrycan altijd op de grond alvorens
deze te vullen.
WAARSCHUWING! (Vervolgd) LET OP!
Gebruik voor dieselmotoren uitsluitend
diesel voor motorvoertuigen conform de
EN 590 Europese specificaties. Het
gebruik van andere producten of mengsels
kan onherstelbare schade toebrengen aan
de motor en daarmee de garantie ongeldig
maken vanwege de veroorzaakte schade.
Als u per ongeluk andere soorten brandstof
in de tank stopt, start de motor niet. Maak
de tank leeg. Ook als de motor slechts zeer
kort heeft gedraaid, moet behalve de
brandstoftank ook het gehele
brandstofcircuit worden afgetapt.
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 190
Page 193 of 370

191
OPMERKING:
Bij het werken met AdBlue® (UREUM) is het
volgende van belang:
Alle reservoirs of onderdelen die in contact
komen met AdBlue® (UREUM), moeten
compatibel zijn met AdBlue® (UREUM)
(kunststof of roestvrij staal). Koper,
messing, aluminium, ijzer of niet-roestvrij
staal moet worden vermeden, omdat ze
onderhevig zijn aan corrosie door AdBlue®
(UREUM).
Als AdBlue® (UREUM) wordt gemorst,
moet het volledig worden opgeveegd.
AdBlue® (UREUM) toevoegen
Randvoorwaarden
AdBlue® (UREUM) bevriest bij tempera-
turen lager dan 12 °F (-11 °C). Als de auto
langere tijd bij deze temperatuur stilstaat,
kan bijvullen moeilijk zijn. Daarom wordt
aangeraden om de auto in een garage en/of
verwarmde omgeving te parkeren en te
wachten totdat de AdBlue® (UREUM) weer
vloeibaar geworden is alvorens bij te vullen. Ga als volgt te werk:
Parkeer de auto op een vlakke ondergrond
en stop de motor door de contactschake-
laar in de OFF-stand te draaien.
Open de brandstofvulklep, draai de
(blauwe) dop van de AdBlue®
(UREUM)-vulopening los en verwijder die.
Vulopening AdBlue® (UREUM) Bijvullen met mondstukken
U kunt bij elke AdBlue® (UREUM)-leveran
-
cier bijvullen.
Ga als volgt te werk:Steek het AdBlue® (UREUM)-mondstuk
in de vulopening, start met bijvullen en
stop met bijvullen bij de eerste afschake-
ling (de afschakeling geeft aan dat de
AdBlue® (UREUM) tank vol is). Ga niet
verder met vullen, om morsen van
AdBlue® (UREUM) te voorkomen.
Verwijder het mondstuk.
Bijvullen met een jerrycan
Ga als volgt te werk:
Controleer de vervaldatum.
Lees de gebruiksinstructies op het label
voordat u de inhoud van de jerrycan in de
AdBlue® (UREUM)-tank giet.
1 — Vuldop AdBlue® (UREUM)
2 — Brandstofvulklep
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 191
Page 213 of 370

211
F3710 A roodInstrumentenpaneel, regelmodule aandrijflijn, adaptieve cruise
control, ECC-blower (HVAC)
(*)
F38 20 A geelPortiervergrendeling/-ontgrendeling, ontgrendeling van de achterklep
F42 7,5 A bruinRemsysteemmodule, elektrische stuurbekrachtiging
(*)
F43 20 A geelRuitensproeierpomp voor en achter
F47 20 A geelRuitmechanisme linksachter
F48 20 A geelRuitmechanisme rechtsachter
F49 7,5 A bruinParkeersensoren, dode hoek, spanningsstabilisator,
vochtigheidssensor, elektronisch stuurslot, temperatuursensor,
spiegel, stoelverwarming, licht- en regensensor, start/stop-schakelaar
(*)
F50 7,5 A bruinRegelaar voor vasthouden inzittende
(*)
F51 7,5 A bruinElektronische klimaatregeling, inzittendenclassificatie,
achteruitrijcamera, klimaatregeling, koplamphoogteregeling,
terreinselectie, achterruitverwarming, gebruik van de trekhaak,
voelbare indicatie rijstrook verlaten
(*)
F53 7,5 A bruinContactschakelaarmodule zonder sleutel, elektrische parkeerrem,
RF-hub, instrumentenpaneel
(*)
F94 15 A blauwLendensteunverstelling bestuurdersstoel, voedingsuitgangen
Locatie Meszekering Omschrijving
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 211