ESP JEEP COMPASS 2020 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: JEEP, Model Year: 2020, Model line: COMPASS, Model: JEEP COMPASS 2020Pages: 370, PDF Size: 9.34 MB
Page 136 of 370

VEILIGHEID
134
Veiligheidsgordels voor oudere kinderen
Kinderen langer dan 1,50 m mogen veilig-
heidsgordels gebruiken in plaats van kinder -
zitjes.
Gebruik deze eenvoudige test van 5 stappen
om te bepalen of de gordel het kind goed
past of nog niet en er een kinderzitje van
groep 2 of 3 moet worden gebruikt om de
veiligheidsgordel beter passend te maken:
1. Kan het kind helemaal naar achteren tegen de achterkant van de stoel zitten?
2. Buigen de knieën van het kind comfor -
tabel over de voorkant van de stoel -
terwijl het kind nog steeds helemaal naar
achteren zit?
3. Loopt de schoudergordel over de schouder van het kind tussen de nek en
de arm?
4. Bevindt het heupgedeelte van de veilig -
heidsgordel zich zo laag mogelijk en
raakt het de dijbenen van het kind en niet
de maag?
5. Kan het kind gedurende de hele reis in deze houding blijven zitten? Als het antwoord op een van deze vragen
"nee" is, moet het kind nog een kinderzitje
van groep 2 of 3 gebruiken in deze auto. Als
het kind de driepuntsgordel gebruikt, moet u
regelmatig controleren of de gordel goed past
en moet u controleren of veiligheidsgordel
goed is vastgegespt. Door de bewegingen van
het kind kan de gordel een foutieve positie
aannemen. Als de schoudergordel het
gezicht of de hals raakt, plaats het kind dan
verder naar het midden van de auto, of
gebruik een zitverhoger om te zorgen dat de
veiligheidsgordel goed op het lichaam van
het kind rust.
ISOFIX-systeem voor kinderzitjes
Afb. E
Uw auto is uitgerust met het zogeheten
ISOFIX-bevestigingssysteem voor kinder -
zitjes. Met dit systeem kunnen
ISOFIX-kinderzitjes worden geïnstalleerd
zonder gebruik van de veiligheidsgordels.
Het ISOFIX-systeem is uitgerust met twee
lage ankerpunten, die zich aan de achter -
zijde van de zitting bevinden, op het punt
waar deze samenkomt met de rugleuning, en
een bovenste ankerpunt achter de zitplaats.
In afb. E wordt een voorbeeld van een univer -
seel ISOFIX-kinderzitje voor gewichtsklasse
1 getoond. ISOFIX-kinderzitjes zijn ook
leverbaar voor de overige gewichtsklassen.
WAARSCHUWING!
Sta nooit toe dat een kind de
schoudergordel onder de arm door of
achter de rug langs draagt. Bij een botsing
beschermt de schoudergordel een kind
niet op de juiste wijze, wat kan resulteren
in ernstig letsel of zelfs de dood tot gevolg
hebben. Een kind dient altijd zowel het
heup- als het schoudergedeelte van de
veiligheidsgordel correct te dragen.
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 134
Page 148 of 370

VEILIGHEID
146
(Vervolgd)
Veiligheidscontroles buiten de auto
Banden
Controleer de banden op overmatige of onge-
lijkmatige slijtage. Controleer de banden op
stenen, spijkers, glas of andere voorwerpen
die in het loopvlak of de wang vast zijn
blijven zitten. Controleer het loopvlak op
sneden en scheuren. Controleer de wangen
op sneden, scheuren en bobbels. Controleer
of de wielmoeren stevig zijn aangedraaid.
Controleer de bandenspanning (met inbegrip
van het reservewiel) wanneer de banden
koud zijn.
Verlichting
Laat iemand de werking van de rem- en
buitenverlichting controleren terwijl u in de
auto de verlichting bedient. Controleer de
controlelampjes voor de richtingaanwijzers
en het grootlicht op het instrumentenpaneel.
Portiersloten
Controleer of de portieren goed sluiten en
worden vergrendeld.
Vloeistoflekkage
Kijk na een nacht parkeren onder het voer -
tuig. Controleer op brandstof-, koelvloeistof-,
olie- of andere vloeistoflekkage. Ook als u
een benzinelucht ruikt of lekkage van brand -
stof of remvloeistof vermoedt, moet direct de
oorzaak worden opgespoord en verholpen.
Voorkom ALTIJD dat er tijdens het rijden
voorwerpen op de vloer aan bestuurders-
zijde kunnen vallen of glijden. Voor -
werpen kunnen beklemd raken onder
gaspedaal, rem of koppelingspedalen en
dit kan leiden tot verlies van de controle
over het voertuig.
Plaats NOOIT voorwerpen onder de
vloermat (bijv. doeken, sleutels enz.).
Deze voorwerpen kunnen de positie van
de vloermat veranderen en dit kan leiden
tot hindering van de beweging van het
gaspedaal, rem of koppelingspedaal.
Als de vloerbedekking van het voertuig is
verwijderd en opnieuw geplaatst,
bevestig de vloerbedekking dan altijd
naar behoren op de vloer en controleer of
de vloermatbevestigingen goed vast -
zitten aan de vloerbedekking. Druk elk
pedaal volledig in om te controleren op
hindering van de beweging van het
gaspedaal, rem of koppelingspedalen en
plaats vervolgens de vloermatten
opnieuw.
WAARSCHUWING! (Vervolgd)
Het wordt aanbevolen om uitsluitend
milde zeep en water te gebruiken voor
het reinigen van uw vloermatten. Na het
reinigen moet u altijd controleren of uw
vloermat correct is geplaatst en beves-
tigd met behulp van de vloermatbevesti -
gingen door licht aan de mat te trekken.
WAARSCHUWING! (Vervolgd)
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 146
Page 153 of 370

151
HANDREM
Elektrische handrem (EPB)
Uw auto is uitgerust met een nieuw elek-
trisch handremsysteem (EPB) dat meer
gemak biedt. De parkeerremschakelaar
bevindt zich in de middenconsole.
Parkeerremschakelaar
Om de parkeerrem handmatig in te scha -
kelen, trekt u de schakelaar kort omhoog.
Het waarschuwingslampje BRAKE in de
instrumentengroep en een indicator op de
schakelaar gaan branden.
Om de parkeerrem handmatig los te maken,
moet de contactschakelaar in de stand RUN
staan. Plaats vervolgens uw voet op het
rempedaal en duw de parkeerremschakelaar
kort naar benden. Zodra de parkeerrem volledig uitgeschakeld is, gaan het waar
-
schuwingslampje BRAKE en de schakelaar -
indicator uit.
De parkeerrem kan ook automatisch worden
vrijgegeven. Terwijl de motor loopt en de
versnellingsbak in een versnelling staat, laat
u het rempedaal los en trapt u het gaspedaal
in. Omwille van de veiligheid moet de veilig -
heidsgordel eveneens worden vastgegespt.
OPMERKING:
Mogelijk is een zacht zoemend geluid
hoorbaar vanaf de achterzijde van de auto
wanneer de parkeerrem wordt ingescha-
keld of uitgeschakeld.
Als uw voet zich op het rempedaal bevindt
wanneer u de parkeerrem inschakelt of
uitschakelt, merkt u mogelijk dat het
rempedaal iets beweegt.
De nieuwe automatische parkeerrem -
functie kan worden gebruikt om de
parkeerrem automatisch in te schakelen
wanneer u de auto parkeert. De automati -
sche parkeerrem kan worden ingeschakeld
en uitgeschakeld via het menu Settings
(instellingen) in Uconnect.
De parkeerrem kan eveneens worden inge-
schakeld wanneer de contactschakelaar in
de stand OFF staat, maar kan alleen
worden uitgeschakeld wanneer de contact -
schakelaar in de stand ON/RUN staat.
Als uitzonderlijke omstandigheden
vereisen dat de handrem tijdens het rijden
moet worden ingeschakeld, drukt u de
schakelaar van de elektrische handrem
omhoog en houdt u deze vast zolang de
inschakeling noodzakelijk is. Het waar -
schuwingslampje BRAKE gaat branden en
er klinkt een continu geluidssignaal. Ook
blijven de remlichten automatisch
branden zolang het voertuig in beweging
is.
SafeHold is een nieuwe functie voor het
automatisch inschakelen van de handrem
onder bepaalde omstandigheden. Het EPB
controleert de status van de veiligheids-
gordel van de bestuurder, het bestuur -
dersportier en de pedaalstanden om te
bepalen of de bestuurder is uitgestapt
terwijl de auto nog steeds kan bewegen en
schakelt vervolgens automatisch de
parkeerrem in om te voorkomen dat de
auto wegrolt.
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 151
Page 166 of 370

STARTEN EN RIJDEN
164
4. Wacht ongeveer 30 seconden.
5. Start de motor opnieuw.
6. Schakel naar de gewenste versnelling.Als het probleem niet langer wordt gede -
tecteerd, werkt de versnellingsbak weer
op de normale manier.
OPMERKING:
Ook al kan de transmissie worden gereset, we
raden u toch aan zo spoedig mogelijk een
bezoek te brengen aan uw erkende dealer.
Een erkende dealer heeft diagnoseappara -
tuur waarmee de staat van de transmissie
kan worden bepaald. Als geen reset van de
versnellingsbak mogelijk is, is service door
de erkende dealer noodzakelijk.
Koppelomvormerkoppeling
De automatische transmissie in deze auto
beschikt over een functie die het brandstof -
verbruik helpt beperken. Bij gekalibreerde
toerentallen grijpt automatisch een koppe -
ling in de koppelomvormer aan. Dit kan een
iets ander gevoel of respons geven tijdens
normale werking in de hogere versnellingen.
Wanneer de rijsnelheid afneemt of soms
tijdens het accelereren, ontkoppelt de
koppeling automatisch. OPMERKING:
De koppelomvormerkoppeling grijpt pas aan
wanneer de motor en/of transmissie warm
zijn (normaal gesproken na 2 tot 5 km [1 tot
3 mijl] rijden). Omdat het motortoerental
hoger is wanneer de koppelomvormerkoppe
-
ling niet aangrijpt, kan het lijken alsof de
transmissie niet correct schakelt wanneer
het voertuig koud is. Dat is normaal. De
koppelomvormerkoppeling zal weer normaal
functioneren wanneer de aandrijflijn
voldoende is opgewarmd.
BEDIENING VIERWIELAAN-
DRIJVING — INDIEN
AANWEZIG
Actieve aandrijving van Jeep
Uw voertuig is mogelijk uitgerust met een
verdeelbak (PTU). Dit systeem werkt auto -
matisch, de bestuurder hoeft niets te
bedienen en heeft geen extra vaardigheden
nodig. Onder normale rijomstandigheden
hebben de voorwielen de meeste grip. Als de
voorwielen grip dreigen te verliezen, wordt er
automatisch meer trekkracht overgebracht
op de achterwielen. Hoe meer grip de voor -
wielen verliezen, hoe meer trekkracht er naar
de achterwielen wordt overgedragen. Bovendien wordt op een droog wegdek bij
krachtig accelereren (waar geen wielspin
optreedt), het koppel naar de achterwielen
geleid, om preventief de tractie en de rijei
-
genschappen te verbeteren.
Vierwielaandrijving (4x4)
De vierwielaandrijving (4WD) is volledig
automatisch in de normale rijmodus.
OPMERKING:
Het is niet mogelijk om van modus te
wijzigen wanneer het voertuig de snelheid
van 120 km/u (75 mph) overschrijdt.
LET OP!
Alle wielen moeten banden hebben met
dezelfde maat en van hetzelfde type.
Gebruik geen banden met een
verschillende bandmaat. Een ongelijke
bandenmaat kan tot beschadiging van de
krachtoverbrenging leiden.
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 164
Page 169 of 370

167
STOP/START-SYSTEEM -
INDIEN AANWEZIG
De Stop/Start-functie is ontwikkeld om
brandstof te besparen. Het systeem stopt de
motor automatisch tijdens een stop, wanneer
aan alle voorwaarden is voldaan. Door het
rempedaal of het koppelingspedaal los laten
of het gaspedaal in te trappen, zal de motor
automatisch opnieuw worden gestart.
Bedrijfsmodi
Motorstopmodus
Modellen met handgeschakelde versnel-
lingsbak:
Als het voertuig stilstaat, stopt de motor als
de transmissie in de neutraalstand staat en
het koppelingspedaal is losgelaten.
Modellen met automatische transmissie:
Als het voertuig stilstaat en het rempedaal is
ingedrukt, schakelt de motor uit als de scha -
kelhendel in een andere stand staat dan
REVERSE.
In het geval van een heuvelopwaartse stop
wordt de motor niet uitgeschakeld en wordt
de functie "Hill Start Assist" ingeschakeld
(werkt alleen als de motor draait).
Het waarschuwingslampje op het instrumen -
tenpaneel licht op om aan te geven dat de
motor is uitgeschakeld. Modus motor opnieuw starten
Modellen met handgeschakelde versnel
-
lingsbak:
Om de motor opnieuw te starten, trapt u het
koppelingspedaal in.
Als het voertuig niet start wanneer de koppe -
ling wordt ingetrapt, zet u de schakelhendel
in de neutrale stand en herhaalt u de proce -
dure. Als het probleem aanhoudt, neemt u
contact op met de erkende dealer.
Modellen met automatische transmissie:
Als u de motor opnieuw wilt starten, laat u
het rempedaal los.
Terwijl het rempedaal is ingedrukt, en de
schakelhendel in DRIVE staat, kan de motor
opnieuw worden gestart door de schakel -
hendel op REVERSE, NEUTRAL of "AutoS -
tick" te zetten.
Terwijl het rempedaal is ingedrukt, en de
schakelhendel in "AutoStick" staat, kan de
motor opnieuw worden gestart door de scha -
kelhendel op "+", "-" of REVERSE of
NEUTRAL te zetten.
Wanneer de motor automatisch is gestopt en
u het rempedaal ingedrukt houdt, kunt u het
rempedaal loslaten en de motor uitgescha -
WAARSCHUWING!
Controleer voordat u de motorkap opent of
de motor is uitgeschakeld en het contact
op OFF staat. Volg de aanwijzingen op de
plaat onder de motorkap. Het verdient
aanbeveling om de sleutelhouder te
verwijderen als andere personen in het
voertuig achterblijven. Verlaat het voertuig
alleen als de sleutelhouder is verwijderd
en het contact in de stand OFF staat.
Controleer bij het tanken of de motor is
uitgeschakeld (contact staat op OFF).
LET OP!
Neem bij het vervangen van de accu altijd
contact op met uw erkende dealer. Vervang
de accu door hetzelfde type (HEAVY
DUTY) en met dezelfde specificaties.
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 167
Page 184 of 370

STARTEN EN RIJDEN
182
Sensoren kunnen een niet-bestaand
obstakel detecteren (echogeluid) door
mechanische geluiden, bijvoorbeeld
tijdens het wassen van het voertuig of in
geval van regen, sterke wind en hagel.
De sensoren detecteren objecten met een
bepaalde vorm of gemaakt van bepaalde
materialen (zeer dunne palen, aanhanger-
balken, panelen, netten, struiken,
parkeerpalen, stoepen, afvalbakken,
motoren, enz.) mogelijk niet. Controleer
altijd goed op obstakels rond het voertuig
en de baan naar de parkeerplaats die het
systeem heeft geïdentificeerd.
Wanneer wielen en banden worden
gebruikt met andere afmetingen dan de
originele wielen en banden, kan dit een
nadelige invloed hebben op de werking
van het systeem.
De werking van de sensoren achter wordt
automatisch uitgeschakeld wanneer de
elektriciteitsstekker van de aanhanger in
de contactdoos van de trekhaak van het
voertuig wordt gestoken. De sensoren voor
blijven ingeschakeld en kunnen akoesti -
sche en visuele waarschuwingen geven.
De sensoren achter worden automatisch
weer ingeschakeld wanneer de stekker van de aanhangerkabel uit de contactdoos
wordt gehaald.
In de modus "Search in progress" (bezig met
zoeken) kan het systeem een ongeschikte
parkeerplaats voor de manoeuvre identifi
-
ceren (bijv. een kruising, oprit, plekken die
de rijrichting doorkruisen, enz.).
Bij parkeermanoeuvres op een helling
kunnen prestaties van het systeem
afnemen en wordt het systeem mogelijk
uitgeschakeld.
Als een parkeermanoeuvre wordt uitge-
voerd tussen twee geparkeerde voertuigen
langs de stoep, kan het voorkomen dat het
systeem het voertuig op de stoep rijdt.
Sommige manoeuvres met zeer scherpe
bochten kunnen mogelijk niet worden
uitgevoerd.
Controleer tijdens de parkeermanoeuvre
voortdurend of de omstandigheden niet
veranderen (bijv. er bevinden zich
personen en/of dieren op de parkeerplaats,
rijdende voertuigen, enz.) en grijp indien
nodig direct in.
Let tijdens parkeermanoeuvres op voertuigen
die uit de tegengestelde richting komen.
Houd u altijd aan de wet en verkeersregels.
OPMERKING:
Wanneer sneeuwkettingen of het ruimte-
besparende wiel zijn aangebracht, kan de
juiste werking van het systeem niet
worden gegarandeerd.
De functie informeert de bestuurder alleen
over de laatste geschikte parkeerplaats
(insteekparkeren en fileparkeren) die door
de parkeersensoren is gedetecteerd.
Sommige meldingen gaan vergezeld van
akoestische waarschuwingen.
RIJSTROOKDETECTIE —
INDIEN AANWEZIG
Werking van rijstrookdetectie
Het rijstrookdetectiesysteem werkt bij snel
-
heden van meer dan 60 km/u (37 mph) en
onder de 180 km/u (112 mph). Het
rijstrookdetectiesysteem maakt gebruik van
een vooruitkijkcamera om rijstrookmarke -
ringen te detecteren en meet de positie van
het voertuig binnen de markeringen.
Wanneer beide rijstrookmarkeringen zijn
gedetecteerd en de bestuurder onbedoeld de
rijstrook verlaat (geen richtingaanwijzer inge -
schakeld), geeft het rijstrookdetectiesysteem
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 182
Page 194 of 370

STARTEN EN RIJDEN
192
Raadpleeg de paragraaf "Waarschuwings-
lampjes en meldingen" in het hoofdstuk
"Uw instrumentenpaneel leren kennen"
voor meer informatie, als systemen voor
het bijvullen gebruikt worden, die niet
vastgeschroefd kunnen worden (bijv.
vaten), nadat de indicatie verschijnt op
het display van het instrumentenpaneel,
vul de AdBlue® (UREUM)-tank met niet
meer dan 2 gallon (8 liter).
Als een jerrycan wordt gebruikt, die op de
vulopening kan worden geschroefd, dan is
het reservoir vol wanneer de AdBlue®
(UREUM) in de jerrycan niet meer eruit
stroomt. Ga dan niet meer verder.
Handelingen na het bijvullen
Ga als volgt te werk:
Bevestig de dop weer op de AdBlue®
(UREUM)-vulopening door hem rechtsom
te draaien en schroef hem volledig vast.
Draai het contactslot tot de stand RUN
(het is niet nodig om de motor te starten).
Wacht totdat de indicatie op het instru -
mentenpaneel uitgaat, voordat u de auto
in beweging zet. De indicatie kan enkele
seconden tot ongeveer een halve minuut
zichtbaar blijven. Indien de motor wordt gestart en de auto in beweging wordt
gezet, blijft de indicatie langer zichtbaar.
Dit heeft geen consequenties voor de
motorwerking.
Wacht 2 minuten alvorens de motor te
starten, indien de AdBlue® (UREUM)
werd bijgevuld toen de tank leeg was.
OPMERKING:
Indien AdBlue® (UREUM) uit de vulhals
gemorst wordt, maak dan het gebied goed
schoon en ga dan verder met vullen.
Indien de vloeistof kristalliseert, veeg het
dan weg met een spons en warm water.
OVERSCHRIJD HET MAXIMALE NIVEAU
NIET: dit kan schade aan het reservoir
veroorzaken. AdBlue® (UREUM) bevriest
bij temperaturen lager dan 12 °F (-11 °C).
Hoewel het systeem ontworpen is om
onder het vriespunt van de AdBlue®
(UREUM) te werken, is het raadzaam de
tank niet verder te vullen dan het maxi -
mumpeil want als de UREUM bevriest,
kan het systeem beschadigd raken. Volg
de instructies in deze paragraaf.
Als de AdBlue® (UREUM) wordt gemorst
op gelakte oppervlakken of aluminium,
reinig dat gebied dan onmiddellijk met water en gebruik absorberend materiaal
om de vloeistof op te vangen die op de
grond gemorst werd.
Probeer niet de motor te starten als
AdBlue® (UREUM) per ongeluk aan de
dieselbrandstoftank werd toegevoegd. Dit
kan leiden tot ernstige motorschade.
Neem in dat geval contact op met een
erkende dealer.
Voeg geen additieven of andere vloeistoffen
aan AdBlue® (UREUM) toe. Als u dit toch
doet, kan het systeem beschadigd raken.
Het gebruik van verkeerde of aangetaste
AdBlue® (UREUM) kan leiden tot het
verschijnen van indicaties op het display van
het instrumentenpaneel. Raadpleeg de para
-
graaf "Waarschuwingslampjes en meldingen"
in het hoofdstuk "Uw instrumentenpaneel
leren kennen" voor meer informatie.
Giet nooit AdBlue® (UREUM) in een
andere jerrycan: die kan verontreinigd zijn.
Als de AdBlue® (UREUM) opraakt, raad -
pleeg dan de paragraaf "Waarschuwings-
lampjes en meldingen" in het hoofdstuk
"Uw instrumentenpaneel leren kennen"
voor meer informatie om de auto normaal
te blijven gebruiken.
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 192
Page 226 of 370

IN GEVAL VAN NOOD/PECH
224
(Vervolgd)
(Vervolgd)
Voorzorgsmaatregelen voor gebruik van
bandenservicekit
Vervang de fles met afdichtingsmiddel uit
de servicekit voordat de houdbaarheids-
datum (vermeld op het etiket van de fles)
is verstreken, om er zeker van te zijn dat
het systeem optimaal werkt. Raadpleeg
"Fles met afdichtingsmiddel vervangen" in
dit hoofdstuk.
De fles met afdichtingsmiddel is bedoeld
voor eenmalig gebruik en moet telkens na
gebruik worden vervangen. Laat deze
onderdelen altijd onmiddellijk vervangen
door een erkende dealer.
Als het afdichtingsmiddel van de banden -
servicekit vloeibaar is, kan het met schoon
water en een vochtige doek van de lak of
de band- en wielonderdelen worden afge-
veegd. Als het afdichtingsmiddel droog is,
kan het makkelijk worden verwijderd en op
de juiste wijze worden afgevoerd.
Voor de beste prestaties dient u ervoor te
zorgen dat het ventiel op het wiel schoon
is voordat u de bandenservicekit aansluit.
U kunt de luchtpomp uit de bandenser -
vicekit gebruiken om fietsbanden op te
pompen. De set bevat tevens twee
naalden, die zich in de opbergruimte voor
toebehoren (aan de onderkant van de luchtpomp) bevinden, waarmee u ballen,
luchtbedden of andere opblaasbare voor
-
werpen kunt oppompen. Gebruik uitslui -
tend de luchtpomp en zorg ervoor dat de
functieregelknop op de luchtmodus is
afgesteld als zulke voorwerpen worden
opgepompt om te voorkomen dat ze
worden ingespoten met afdichtings-
middel. Het afdichtingsmiddel uit de
bandenservicekit is uitsluitend bedoeld
voor het afdichten van gaatjes met een
maximale diameter van 1/4 inch (6 mm)
in het loopvlak van een band.
U mag de bandenservicekit niet aan de
slangen optillen of dragen.
WAARSCHUWING!
Probeer geen band af te dichten aan de
zijde van de auto waar ander verkeer
langs rijdt. Ga ver genoeg van de weg af
staan om ongelukken te voorkomen bij
gebruik van de bandenreparatieset.
Onder de volgende omstandigheden mag
u de bandenreparatieset niet gebruiken
en niet met de auto rijden:
Als het gat in het loopvlak van de
band ongeveer 6 mm (1/4 inch) of
groter is.
Als de wang van de band beschadigdis.
Als de band is beschadigd doorrijden met zeer lage bandenspan -
ning.
Als de band is beschadigd door rijden met een lekke band.
Als het wiel beschadigd is.
Als u niet zeker weet in welke staatde band of het wiel verkeert.
Houd de bandenreparatieset uit de buurt
van open vuur en warmtebronnen.
Een losse bandenreparatieset kan bij een
noodstop of ongeval naar voren schieten
en zo de inzittenden ernstig letsel
toebrengen. Berg de bandenreparatieset
altijd op de daarvoor voorziene plaats op.
Als geen gehoor wordt gegeven aan deze
waarschuwingen, kan dit ernstig of dode-
lijk letsel tot gevolg hebben voor u, uw
passagiers en anderen in uw omgeving.
WAARSCHUWING! (Vervolgd)
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 224
Page 242 of 370

IN GEVAL VAN NOOD/PECH
240
Steek het platte uiteinde van de krikhendel
door het sleepoog en draai deze vast. Raad-
pleeg de paragraaf "Opkrikken en wiel
verwisselen" in dit hoofdstuk voor meer infor -
matie. Het sleepoog moet volledig aanliggen
tegen de bevestigingssteun door het onderste
voorbumperpaneel. Als het sleepoog niet
goed aan de bevestigingsbeugel is bevestigd,
mag u het voertuig niet slepen.
Plaats sleepoog voorkant
Sleepoog achter
De aansluiting voor het sleepoog achter
bevindt zich achter een klep op de bumper -
beschermer rechtsachter. Om het sleepoog te plaatsen opent u de klep
met een autosleutel of smalle schroeven
-
draaier, en leidt u het sleepoog door de
aansluiting.
Steek het platte uiteinde van de krikhendel
door het sleepoog en draai het vast. Het
sleepoog moet volledig aanliggen tegen de
bevestigingssteun door het onderste achter -
bumperpaneel. Als het sleepoog niet goed
aan de bevestigingsbeugel is bevestigd, mag
u het voertuig niet slepen.
Plaats sleepoog achterkantUITGEBREID ONGELUK -
KENRESPONSSYSTEEM
(EARS)
Deze auto is uitgerust van een uitgebreid
ongelukkenresponssysteem.
Raadpleeg de paragraaf "Beveiligingssy -
stemen voor inzittenden" in het hoofdstuk
"Veiligheid" voor meer informatie over de
functie uitgebreid ongelukkenresponssy -
steem (EARS).
EVENT DATA RECORDER
(EDR)
Deze auto is uitgerust met een Event Data
Recorder (EDR). Het belangrijkste doel van
de EDR is het registreren van gegevens die
helpen om te begrijpen hoe voertuigsy -
stemen zich gedragen bij bepaalde aanrij -
dingen of bijna-aanrijdingen, zoals de
activering van een airbag of een botsing
tegen een obstakel.
Raadpleeg de paragraaf "Beveiligingssy -
stemen voor inzittenden" in het hoofdstuk
"Veiligheid" voor meer informatie over de
Event Data Recorder (EDR).
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 240
Page 268 of 370

SERVICE EN ONDERHOUD
266
KoelsysteemControle van koelvloeistof
Controleer de koelvloeistof (antivries) ieder
jaar (bij voorkeur voordat de vorst invalt). Als
de motorkoelvloeistof (antivries) vuil of
roestig lijkt, moet het systeem worden
afgetapt en doorgespoeld en daarna met
nieuwe motorkoelvloeistof (antivries) worden
gevuld. Controleer of de voorzijde van de
airco-condensor vrij is van insectenresten,
bladeren, enz. Spuit de voorzijde van de
condensor indien nodig voorzichtig verticaal
vanaf de bovenkant schoon met een tuins-
lang.
Vuldop van het koelsysteem
Draai de vuldop goed vast, zodat wordt voor -
komen dat er koelvloeistof (antivries) wordt
gemorst en de koelvloeistof (antivries) terug -
loopt naar de radiateur via het expansiereser -
voir/koelvloeistofreservoir, indien aanwezig.
Controleer de vuldop en reinig deze grondig
wanneer er afzettingen zichtbaar zijn op het
sluitvlak.
Remsysteem
Om altijd optimale remprestaties te waar -
borgen, moeten alle onderdelen van het
remsysteem regelmatig worden gecontro -
leerd. Raadpleeg "Onderhoudsschema" in dit
hoofdstuk voor de juiste onderhoudsinter -
vallen.
WAARSCHUWING!
Hete koelvloeistof (antivries) en stoom
uit de radiateur kunnen ernstige brand -
wonden veroorzaken. Als u stoom van
onder de motorkap hoort of ziet komen,
mag u de motorkap pas openen nadat de
radiateur voldoende is afgekoeld. Open
nooit de vuldop van het koelsysteem als
de radiateur of het koelvloeistofreservoir
heet is.
Houd uw handen, gereedschap, kleding
en sieraden uit de buurt van de radia-
teurventilator wanneer de motorkap is
geopend. De ventilator start automatisch
en kan op elk moment starten, of de
motor loopt of niet.
Draai de contactsleutel in de OFF-stand,
als u werkzaamheden gaat verrichten in
de buurt van de radiateurventilator. De
ventilator is temperatuurgeregeld en kan
op elk moment gaan draaien indien het
contact in de stand ON staat.
WAARSCHUWING!
Open een heet motorkoelsysteem niet.
Vul nooit koelvloeistof (antivries) bij als
de motor oververhit is. Draai nooit de
vuldop los om een oververhitte motor te
laten afkoelen. Door de hitte komt het
koelsysteem onder druk te staan. Om
brandwonden en ander letsel te voor -
komen, mag u nooit de vuldop verwij -
deren van een koelcircuit dat heet is of
onder druk staat.
Gebruik geen andere vuldop dan de voor -
geschreven vuldop voor uw auto. Dit kan
leiden tot persoonlijk letsel of motor -
schade.
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 266