JEEP GRAND CHEROKEE 2014 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: JEEP, Model Year: 2014, Model line: GRAND CHEROKEE, Model: JEEP GRAND CHEROKEE 2014Pages: 420, PDF Size: 2.68 MB
Page 61 of 420

WAARSCHUWING!
•Tegen de rijrichting in geplaatste kinderzit-
jes mogen nooit op de voorstoel van een
auto met passagiersairbag worden ge-
plaatst. Bij het opblazen kan de airbag
anders ernstig of zelfs dodelijk letsel aan
kinderen in die zitpositie toebrengen.
• Kinder- of babyzitjes verliezen hun wer-
king wanneer ze onjuist zijn aangebracht.
Het kan losschieten bij een aanrijding. Het
kind kan daardoor ernstig of zelfs dodelijk
letsel oplopen. Volg daarom bij de beves-
tiging van een kinderzitje nauwkeurig de
aanwijzingen van de fabrikant.
• Een tegen de rijrichting in te bevestigen
kinderzitje mag u alleen gebruiken op de
achterbank.
Enkele tips om uw kinderzitje optimaal te ge-
bruiken:
•
Controleer voor de aanschaf van een kinder-
zitje of het is voorzien van een sticker waarop
is vermeld dat het zitje voldoet aan alle van toepassing zijnde veiligheidsnormen. Chrysler
Group LLC raadt u ook aan het kinderzitje
eerst uit te proberen in de auto voordat u het
aanschaft.
•
Het kinderzitje moet geschikt zijn voor het
gewicht en de lengte van het kind. Controleer
de sticker op het zitje en let op de limieten
voor gewicht en lengte.
•
Volg nauwkeurig de instructies van de fabrikant
wanneer u een kinderzitje installeert. Als u het
zitje niet op de juiste wijze installeert, functio-
neert het mogelijk niet wanneer dat nodig is.
• Gesp het kind in het zitje vast volgens de
aanwijzingen van de fabrikant van het zitje.
WAARSCHUWING!
Wanneer u het baby- of kinderzitje niet ge-
bruikt, zet dit dan vast met de veiligheidsgor-
del of verwijder het uit de auto. Laat het zitje
nooit los in de auto liggen. Bij een noodstop
of aanrijding kan het zitje de inzittenden of de
rugleuningen van de stoelen raken en ern-
stig letsel veroorzaken. Oudere kinderen en kinderzitjes
Kinderen die twee jaar zijn of het tegen de
rijrichting in geplaatste aanpasbare kinderzitje
zijn ontgroeid, kunnen in de rijrichting in de auto
rijden. In de rijrichting geplaatste kinderzitjes en
aanpasbare kinderzitjes die in de rijrichting zijn
geplaatst, zijn bedoeld voor kinderen die ouder
zijn dan twee jaar of zwaarder of langer zijn dan
de gewichts- of lengtelimiet van het tegen de
rijrichting in geplaatste aanpasbare kinderzitje.
Kinderen moeten zo lang mogelijk in een in de
rijrichting geplaatst kinderzitje met gordel wor-
den vervoerd totdat ze het toegestane maxi-
male gewicht of lengte voor het kinderzitje
hebben bereikt. Deze typen kinderzitjes worden
tevens in de auto bevestigd met een driepunts-
gordel of het ISOFIX-bevestigingssysteem voor
kinderzitjes. Raadpleeg voor meer informatie
de paragraaf
"ISOFIX — Bevestigingssysteem
voor kinderzitjes".
Kinderen die zwaarder of langer zijn dan de
limiet voor het in de rijrichting geplaatste kinder-
zitje, moeten een zitverhoger gebruiken totdat
de veiligheidsgordels goed passen. Als het kind
met de rug tegen de rugleuning op de zitting zit
en de knieën niet kan buigen om de benen te
57
Page 62 of 420

laten afhangen, moet het kind een zitverhoger
gebruiken. Het kind en de zitverhoger worden
bevestigd met behulp van de driepuntsgordel.
Kinderen die te groot zijn voor een
zitverhoger
Kinderen die groot genoeg zijn om de schou-
dergordel comfortabel te dragen en de knieën
kunnen buigen om de benen te laten afhangen
wanneer ze met de rug tegen de rugleuning
zitten, moeten de driepuntsgordels op de ach-
terbank gebruiken.
•Zorg dat het kind rechtop in de stoel zit.
• Leg de heupgordel laag over de heupen en
trek de gordel zo strak mogelijk aan.
• Controleer regelmatig of de gordel goed
past. Door de bewegingen van het kind kan
de gordel een foutieve positie aannemen.
• Als de schoudergordel het gezicht of de hals
raakt, plaats het kind dan verder naar het
midden van de auto. Sta nooit toe dat een
kind de schoudergordel onder de arm door of
achter de rug langs draagt. ISOFIX — Bevestigingssysteem voor
kinderzitjes
De achterbank van uw auto is uitgerust met het
zogeheten ISOFIX-bevestigingssysteem voor
kinderzitjes. Met het ISOFIX-systeem kunnen
kinderzitjes worden geïnstalleerd zonder ge-
bruik te maken van de autogordels. Hierbij
wordt het kinderzitje aan de auto bevestigd met
ankerpunten onder en bevestigingsbanden bo-
ven.
Tegenwoordig zijn ISOFIX-compatibele kinder-
zitjes verkrijgbaar. Kinderzitjes voorzien van
bevestigingsbanden en haken voor bevestiging
aan de bovenste ankerbanden zijn al langere
tijd leverbaar. Maak gebruik van alle beschik-
bare bevestigingsmiddelen om het kinderzitje
stevig in de auto te bevestigen.
OPMERKING:
Wanneer u het ISOFIX-bevestigingssysteem
gebruikt om een kinderzitje te installeren,
moet u ervoor zorgen dat alle veiligheids-
gordels die op dat moment niet worden
gebruikt, buiten het bereik van kinderen
worden gehouden. Wijs alle kinderen in de
auto erop dat een veiligheidsgordel geen
speelgoed is, en dat ze er niet mee mogen
spelen. Laat kinderen nooit zonder begelei-
ding achter in de auto.
Beide buitenste zitplaatsen op de achterbank
hebben verankeringspunten. Kinderzitjes met
vaste lage bevestigingspunten kunnen alleen
op de buitenste zitplaatsen worden bevestigd.
Ongeacht het type lage bevestiging dient u
ISOFIX-compatibele kinderzitjes nooit zodanig
te plaatsen dat twee kinderzitjes samen een
laag ankerpunt delen.
Als u ISOFIX-compatibele kinderzitjes naast
elkaar op de achterbank plaats, kunt u de
ISOFIX-ankerpunten of de veiligheidsgordel
van de auto op de buitenste zitplaatsen gebrui-
ken, maar op de middelste zitplaats dient u de
veiligheidsgordel van de auto te gebruiken. Als
uw kinderzitjes niet ISOFIX-compatibel zijn,
58
Page 63 of 420

dam kunt u de kinderzitjes alleen met de veilig-
heidsgordels van de auto bevestigen. Raad-
pleeg voor specifieke bevestigingsinstructies
"Het ISOFIX-compatibele kinderzitje installe-
ren".
Het ISOFIX-compatibele kinderzitje
installeren
Wij raden u aan de aanwijzingen van de fabri-
kant zorgvuldig op te volgen bij het installeren
van het kinderzitje. Niet alle kinderzitjes worden
geïnstalleerd volgens de beschrijving in deze
handleiding. Nogmaals: volg nauwgezet de
aanwijzingen van de fabrikant op wanneer u
een kinderzitje installeert.
De lage verankeringspunten zijn ronde stangen
aan de achterzijde van de zitting, in de hoek die
wordt gevormd door zitting en rugleuning. Deze
stangen zijn nog net zichtbaar wanneer u tegen
de zitting steunt om het kinderzitje te installe-
ren. U voelt deze stangen wanneer u met de
vinger langs de rand gaat waar rugleuning en
zitting samenkomen.Daarnaast zijn er ankerpunten voor de boven-
ste bevestigingsbanden achter elke zitplaats op
de achterbank, op de rugleuning van de buiten-
ste zitplaatsen. Om bij de ankerpunten voor de
bovenste bevestigingsbanden achter de achter-
bank te komen, moet u het vloerpaneel met
tapijt uit de rugleuning van de zitting verwijde-
ren. De ankerpunten voor de bovenste beves-
tigingsbanden zijn nu zichtbaar.
ISOFIX-ankerpuntenHet gestoffeerde vloerpaneel omlaag trekken
voor toegang tot de bovenstebevestigingsband
Ankerpunt voor de bovenste bevestigingsband (op de rugleuning van de stoel)
59
Page 64 of 420

WAARSCHUWING!
Gebruik geen sjorogen voor bagage op de
laadvloer. Incorrect gebruik van de bevesti-
ging kan leiden tot problemen met het anker-
punt voor een baby- of kinderzitje. Het kind
kan daardoor ernstig of zelfs dodelijk letsel
oplopen.
De meeste, maar niet alle, kinderzitjes zijn aan
beide zijden voorzien van aparte banden. Deze
banden zijn voorzien van een haak of een
koppelstuk voor bevestiging aan het lage anker-
punt en van een systeem voor het verstellen
van de band. In de rijrichting geplaatste kinder-
zitjes en sommige tegen de rijrichting in ge-
plaatste babyzitjes zijn ook voorzien van een
bevestigingsband, een haak voor bevestiging
aan de ankerpunten voor bevestigingsbanden
en een verstelmechanisme voor de band.
U maakt eerst het verstelmechanisme aan de
onderste banden en aan de bevestigingsband
los, zodat u de haken of koppelstukken gemak-
kelijker aan de verankeringspunten in de auto
kunt vastmaken. Bevestig vervolgens de onder- ste haken of koppelstukken over de bevesti-
gingsstangen heen, waarbij u de hoes van de
stoel wegduwt. Zoek dan het ankerpunt voor de
bevestigingsband direct achter de zitplaats
waar u het kinderzitje plaatst en bevestig de
bevestigingsband volgens de kortste weg van
het ankerpunt naar het kinderzitje.
Er zijn twee
ankerpunten voor de bovenste bevesti-
gingsbanden op de rugleuning van de stoel
achter het uitklapbare paneel. Ze zijn pas
zichtbaar als het uitklapbare paneel omlaag
is gevouwen. De sjorhaken voor de bagage,
op de vloer achter de stoelen, niet gebrui-
ken. Trek tot slot beide banden aan terwijl u het
kinderzitje naar achteren en omlaag tegen de
bank drukt en trek de banden strak overeen-
komstig de aanwijzingen van de fabrikant van
het kinderzitje.
WAARSCHUWING!
Onjuiste bevestiging aan de ISOFIX-
ankerpunten kan ertoe leiden dat het kinder-
zitje niet goed functioneert. Het kind kan
daardoor ernstig of zelfs dodelijk letsel oplo-
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
pen. Volg daarom bij de bevestiging van een
kinderzitje nauwkeurig de aanwijzingen van
de fabrikant.
Kinderzitjes installeren met de
veiligheidsgordels
De veiligheidsgordels op de passagierszitplaat-
sen zijn voorzien van een automatisch blokke-
rend oprolmechanisme, dat wordt gebruikt voor
het bevestigen van een kinderzitje. Bij deze
gordeltypen kan het heupgedeelte van de gor-
del stevig rond het kinderzitje worden getrok-
ken, zodat geen borgklem gebruikt hoeft te
worden. Het automatisch blokkerend oprolme-
chanisme produceert een ratelend geluid als u
de gordel helemaal uit het oprolmechanisme
trekt en vervolgens de gordel laat terugrollen.
Raadpleeg de beschrijving van "Automatische
vergrendelmodus" onder het kopje"Veiligheids-
gordels op de passagierszitplaatsen "voor meer
informatie over de ALR. In onderstaande tabel
worden de zitplaatsen vermeld met een auto-
matisch blokkerend oprolmechanisme (ALR) of
een geschakelde gordelspanner.
60
Page 65 of 420

Be-
stuur- derMidden Passagier
Eerste rij N.v.t. N.v.t. N.v.t.
Tweede rijALR ALR ALR
• N.v.t. — Niet van toepassing
• ALR — Automatisch blokkerend oprolmecha-
nisme
Kinderzitje met een automatisch blokkerend
oprolmechanisme installeren:
1. Voor de installatie van een kinderzitje met
automatisch blokkerend oprolmechanisme trekt
u voldoende gordelband uit het oprolmecha-
nisme om deze door de gordelopening van het
kinderzitje te kunnen leiden. Schuif de gesp in
de gespsluiting totdat u een ’klik’ hoort. Trek
daarna de hele gordelband uit het oprolmecha-
nisme en laat de gordel vervolgens terugrollen
in het mechanisme. Terwijl de gordel wordt
opgerold hoort u een ratelgeluid. Dit geeft aan
dat de automatische blokkeerfunctie is geacti-
veerd. 2. Trek daarna aan eventuele slappe delen van
de gordel om het heupgedeelte rond het kinder-
zitje strak te trekken. Veiligheidsgordels gaan in
de loop van de van losser zitten. Daarom dient
u de gordel af en toe te controleren en, indien
nodig, aan te trekken.
Een bevestigingsband van een kinderzitje be-
vestigen:
Voor een kinderzitje dat tegen de rijrichting in is
vastgezet met de veiligheidsgordels op de mid-
delste zitplaats, is de middelste zitplaats op de
achterbank voorzien van een bevestigingsband
op de armsteun waarmee de armsteun rechtop
kan worden vastgezet. Voor toegang tot de
bevestigingsband van de armsteun van de mid-
delste zitplaats moet de armsteun eerst omlaag
gezet worden. De bevestigingsband zit achter
de armsteun, vastgehaakt aan de kunststoffen
achterkant van de stoel.
Trek de bevestigingsband omlaag om het los te
maken van de kunststoffen achterkant van de
stoel, zet daarna de armsteun rechtop en be-
vestig de haak van de bevestigingsband aan de
band over de voorkant van de armsteun.
Bevestigingsband van de armsteun van de
middelste zitplaats
61
Page 66 of 420

Voor de middelste zitplaats geleidt u de beves-
tigingsband over de rugleuning en hoofdsteun,
en bevestigt u de haak aan het ankerpunt voor
de bevestigingsband dat zich op de achterkant
van de buitenste zitplaatsen bevindt. Voor de
buitenste zitplaatsen, geleid de bevestigings-
band onder de hoofdsteun en bevestig de haakaan het bovenste ankerpunt voor de bevesti-
gingsband dat zich op de achterklant van de
stoel bevindt. Om bij de ankerpunten voor de
bovenste bevestigingsbanden achter de achter-
bank te komen, moet u het vloerpaneel met
tapijt uit de rugleuning van de zitting verwijde-
ren. De ankerpunten voor de bovenste beves-
tigingsbanden zijn nu zichtbaar.
Bevestigingsband van de armsteun van de
middelste zitplaats bevestigd
Het gestoffeerde vloerpaneel omlaag trekken voor toegang tot de bovenstebevestigingsband
Ankerpunt voor de bovenste bevestigingsband (op de rugleuning van de stoel)
Vastmaken van de bovenste bevestigingsband
62
Page 67 of 420

WAARSCHUWING!
•Als een bevestigingsband verkeerd is
vastgemaakt, zal het kind het hoofd mis-
schien te veel kunnen bewegen en kan het
kind letsel oplopen. Gebruik alleen de an-
kerpunten direct achter het kinderzitje om
de bovenste bevestigingsband van het kin-
derzitje vast te maken.
• Gebruik geen sjorogen voor bagage op de
laadvloer. Incorrect gebruik van de beves-
tiging kan leiden tot problemen met het
ankerpunt voor een baby- of kinderzitje.
Het kind kan daardoor ernstig of zelfs
dodelijk letsel oplopen.
Vervoer van huisdieren
Een huisdier kan letsel oplopen als een front-
airbag wordt opgeblazen. Een niet-aangelijnd
huisdier kan bij een noodstop of aanrijding als
een projectiel door de auto worden geslingerd
en letsel oplopen of een passagier verwonden.
Huisdieren moeten aangelijnd meerijden op de
achterbank of in een speciale reismand die is
bevestigd met de veiligheidsgordels.AANBEVELINGEN VOOR
INRIJDEN
De motor en aandrijflijn (overbrenging en as)
van uw auto vereisen geen lange inrijperiode.
Rijd de eerste 500 km rustig. Na de eerste
100 km (60 mijl) kunt u het beste een snelheid
tot 80 à 90 km/u (50 à 55 mph) aanhouden.
Terwijl u met constante snelheid rijdt, draagt nu
en dan kort accelereren met plankgas, binnen
de grenzen van de geldende verkeersregels, bij
aan een goed inrijdproces. Accelereren met
plankgas in een lage versnelling kan schadelijk
zijn en moet worden vermeden.
De motorolie die in de fabriek in de motor is
aangebracht, is een energiebesparend smeer-
middel van een hoge kwaliteit. Houd bij het
verversen van de olie rekening met de het te
verwachten klimaat waarin de auto wordt ge-
bruikt. Raadpleeg de paragraaf "Onderhouds-
procedures" in het hoofdstuk "Onderhoud van
uw auto" voor de aanbevolen viscositeit en
kwaliteitsklassen.
LET OP!
Gebruik nooit niet-reinigende olie of onver-
mengde minerale olie, omdat anders de mo-
tor wordt beschadigd.
OPMERKING:
Een nieuwe motor verbruikt tijdens de eer-
ste paar duizend kilometers mogelijk iets
meer olie. Dat is bij het inrijden normaal en
duidt niet op een probleem.
Aanvullende vereisten voor een
dieselmotor — indien aanwezig
Vermijd bij de eerste 1500 km zware belastin-
gen, zoals bijvoorbeeld rijden met volgas. Blijf
onder 2/3 van het maximale toelaatbare toeren-
tal voor iedere versnelling. Schakel op het juiste
moment. Schakel niet terug om af te remmen
op de motor.
63
Page 68 of 420

VEILIGHEIDSTIPS
Passagiers vervoerenVERVOER NOOIT PASSAGIERS IN DE LAAD-
RUIMTE.
WAARSCHUWING!
•Laat nooit kinderen of dieren achter in een
geparkeerde auto bij warm weer. De
warmte in het interieur kan ernstige ge-
zondheidsproblemen veroorzaken en zelfs
dodelijk zijn.
• Het is zeer gevaarlijk om tijdens het rijden
personen te vervoeren in de laadruimte.
Bij een ongeval lopen personen in deze
ruimte een groter risico op ernstig of dode-
lijk letsel.
• Vervoer geen personen in een ruimte van
de auto die niet is voorzien van stoelen en
veiligheidsgordels.
• Zorg dat iedereen in uw auto op een stoel
zit en op de juiste wijze de veiligheidsgor-
del draagt.
Uitlaatgas
WAARSCHUWING!
Uitlaatgassen kunnen gezondheidsproblemen
veroorzaken of zelfs dodelijk zijn. Ze bevatten
koolmonoxide (CO), een kleur- en geurloos
gas. Het inademen ervan kan bewusteloos-
heid en vergiftiging veroorzaken. Volg de vol-
gende veiligheidsvoorschriften om het inade-
men van koolmonoxide te vermijden:
•Laat de motor niet langer in een gesloten
garage of ruimte draaien dan noodzakelijk
is om de auto te verplaatsen.
• Wanneer u met open kofferdeksel moet
rijden, zorg er dan voor dat alle ramen
gesloten zijn en dat de aanjager van de
klimaatregeling in een hoge stand staat.
Schakel de recirculatiestand NIET in.
• Als u in een geparkeerde auto moet zitten
met een draaiende motor, stel dan de
verwarming of de koeling zodanig af dat er
buitenlucht in de auto wordt aangezogen.
Zet de aanjager op een hoog toerental.
De beste bescherming tegen koolmonoxidevergif-
tiging is een goed onderhouden uitlaatsysteem.
Wanneer u merkt dat het uitlaatgeluid is veran-
derd, uitlaatgassen in de auto ruikt of als de
onder- of achterzijde van de auto is beschadigd,
is er mogelijk sprake van lekkage in het uitlaat-
systeem. Laat een vakbekwame monteur het
volledige uitlaatsysteem en de naburige carros-
seriedelen controleren op breuk, schade, slij-
tage of verplaatsingen. Open naden of losse
verbindingen kunnen ertoe leiden dat uitlaat-
gassen binnendringen in het interieur. Laat het
uitlaatsysteem ook altijd controleren wanneer
de auto op een hefbrug wordt gezet voor het
verversen van smeervet of olie. Laat indien
nodig onderdelen vervangen.
Aanbevolen veiligheidscontroles in
de auto
Veiligheidsgordels
Controleer de veiligheidsgordels van tijd tot tijd
op scheuren, rafels en losse delen. Laat be-
schadigde onderdelen onmiddellijk vervangen.
Probeer niet zelf de gordels aan te passen of uit
elkaar te halen.
64
Page 69 of 420

De gordelsystemen voorin moeten na een aan-
rijding worden vervangen. Gordelsystemen
achterin moeten na een aanrijding direct wor-
den vervangen als ze zijn beschadigd (oprolme-
chanisme verbogen, scheuren in de gordel,
enz.). Wanneer er ook maar enige twijfel be-
staat over de toestand van de gordels of de
oprolmechanismen, laat de gordel dan vervan-
gen.
Waarschuwingslampje voor het
airbagsysteemHet lampje moet ter controle vier
tot acht seconden branden nadat u
de contactschakelaar de eerste
keer in de stand ON hebt gezet.
Bezoek uw erkende als het lampje
tijdens het starten niet gaat bran-
den. Als het blijft branden, knippert, of oplicht
tijdens het rijden, moet u het systeem laten
controleren door een erkende. Ontdooi-inrichting
Controleer de werking door de ontdooistand te
selecteren en de aanjager in een hoge stand te
zetten. U moet nu de lucht kunnen voelen die
langs de voorruit geblazen wordt. Bezoek uw
erkende dealer als de ontdooi-inrichting niet
werkt.
Veiligheidsinformatie over vloermatten
Plaats uitsluitend vloermatten die overeenko-
men met de afmetingen van de voetruimte van
uw auto. U mag alleen vloermatten gebruiken
die het gebied rondom de pedalen vrijlaten en
stevig vastzitten, zodat de matten niet kunnen
verschuiven, de beweging van de pedalen kun-
nen belemmeren of de veilige besturing van uw
auto op een andere manier kunnen hinderen.
WAARSCHUWING!
Als de pedalen niet vrij kunnen bewegen,
kunt u de controle over de auto verliezen,
waardoor gevaar voor ernstig letsel ontstaat.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
•
Controleer altijd of de vloermatten op de
juiste wijze zijn vastgemaakt aan de be-
vestigingspunten voor de matten.
• Plaats nooit vloermatten of andere vloer-
bedekkingen die u niet op de juiste wijze
kunt vastmaken en voorkom te allen tijde
dat de matten verschuiven, de beweging
van de pedalen belemmeren of de bestu-
ring van de auto op een andere manier
hinderen.
• Plaats nooit vloermatten of andere vloer-
bedekkingen over reeds aanwezige vloer-
matten. Extra vloermatten en andere
vloerbedekkingen verkleinen de ruimte
voor de pedalen en belemmeren daardoor
de beweging van de pedalen.
• Controleer regelmatig of de matten nog
correct zijn bevestigd. Matten die zijn ver-
wijderd om te worden gereinigd, moeten
altijd op de juiste wijze opnieuw worden
geplaatst en vastgemaakt.
(Vervolgd)
65
Page 70 of 420

WAARSCHUWING!(Vervolgd)
•Voorkom te allen tijde dat er tijdens het
rijden voorwerpen kunnen vallen in de
voetruimte van de bestuurder. Deze voor-
werpen kunnen beklemd raken onder het
rem- en gaspedaal, waardoor u de con-
trole over de auto verliest.
• Bevestigingspunten moeten, indien nodig,
op de juiste wijze worden aangebracht als
deze niet af fabriek aanwezig zijn.
Als de vloermatten niet op de juiste wijze
worden geplaatst of bevestigd, kan de bewe-
ging van het rem- en gaspedaal worden
belemmerd, waardoor u de controle over de
auto verliest.
Veiligheidscontroles buiten de auto
Banden
Controleer de banden op overmatige of onge-
lijkmatige slijtage. Controleer de banden op
stenen, spijkers, glas of andere voorwerpen die
in het loopvlak of de wang vast zijn blijven
zitten. Controleer het loopvlak op sneden en
scheuren. Controleer de wangen op sneden,
scheuren en bobbels. Controleer of de wiel-
moeren stevig zijn aangedraaid. Controleer de
bandenspanning (met inbegrip van het reserve-
wiel) wanneer de banden koud zijn.
Verlichting
Laat iemand de werking van de rem- en buiten-
verlichting controleren terwijl u in de auto de
verlichting bedient. Controleer de controlelamp-
jes voor de richtingaanwijzers en het grootlicht
op het instrumentenpaneel. Portiersloten
Controleer of de portieren goed sluiten en wor-
den vergrendeld.
Vloeistoflekkage
Kijk na een nacht parkeren onder de auto.
Controleer op brandstof-, koelvloeistof-, olie- of
andere vloeistoflekkage. Ook als u een benzi-
nelucht ruikt of lekkage van brandstof of rem- of
stuurbekrachtigingsvloeistof vermoedt, moet di-
rect de oorzaak worden opgespoord en
verholpen.
66