JEEP WRANGLER 2020 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: JEEP, Model Year: 2020, Model line: WRANGLER, Model: JEEP WRANGLER 2020Pages: 292, PDF Size: 4.65 MB
Page 151 of 292

Motor starten in modus STOP/START AUTO
STOP ACTIVE (autostop stop/startsysteem
actief)
Wanneer de schakelhendel in stand NEU-
TRAL staat, start de motor wanneer het
koppelingspedaal wordt ingetrapt. Het voer-
tuig neemt modus STOP/START SYSTEM
NOT READY (stop/startsysteem niet gereed)
aan totdat de voertuigsnelheid meer bedraagt
dan 5 km/u (3 mph).
Omstandigheden die het automatisch starten
van de motor mogelijk maken in de modus
STOP/START AUTO STOP ACTIVE (autostop stop/
startsysteem actief)
De motor start automatisch wanneer:
• De werkelijke cabinetemperatuur bedui-
dend afwijkt van de temperatuur die is
ingesteld in het klimaatsysteem.
• Het klimaatsysteem in volle ontwasemings-
modus is.
• De duur van modus STOP/START AUTO
STOP ACTIVE (autostop stop/startsysteem
actief) langer is dan 5 minuten.
• De accuspanning daalt naar een te lage
waarde.• Lage vacuümwaarde van remsysteem, bijv.
na meerdere keren na elkaar remmen.
• Het voertuig sneller rijdt dan 5 km/u
(3 mph).
• De schakelaar STOP/START OFF is inge-
drukt.
• De vierwielaandrijving is in de stand 4LO
gezet.
Omstandigheden die het handmatig starten
met de contactsleutel nodig maken in de
modi STOP/START AUTO STOP ACTIVE:
De motor start niet automatisch wanneer:
• De veiligheidsgordel van de bestuurder is
losgemaakt
• De motorkap is geopend
• Zich een storing in het STOP/START-
systeem voordoet
In deze gevallen kan de motor uitsluitend
worden gestart met de contactsleutel. Onder
deze omstandigheden verschijnt de melding
"STOP/START KEY START REQUIRED" (start
via contactsleutel vereist) in de instrumen-tengroep. Raadpleeg de paragraaf "Display in
de instrumentengroep" in het hoofdstuk "Uw
Instrumentenpaneel leren kennen" voor meer
informatie hierover.
Start/stopsysteem handmatig uitschakelen
1. Druk op de schakelaar STOP/START OFF
(in de rij schakelaars). Het lampje in de
schakelaar dooft.
Schakelaar STOP/START OFF
149
Page 152 of 292

2. De melding STOP/START OFF (stop/start
uit) verschijnt in de instrumentengroep.
Raadpleeg de paragraaf "Display in de
instrumentengroep" in het hoofdstuk "Uw
Instrumentenpaneel leren kennen" voor
meer informatie hierover.
3. Bij de volgende stop van het voertuig
(nadat het STOP/START-systeem is uitge-
schakeld) zal de motor niet worden
uitgeschakeld.
4. Als het STOP/START-systeem handmatig
is uitgeschakeld, kan de motor alleen wor-
den gestart en gestopt via het contactslot.
5. Het STOP/START-systeem schakelt elke
keer zelfstandig weer in wanneer het con-
tact uit- en weer ingeschakeld wordt.
Start/stopsysteem handmatig inschakelen
1. Druk op de schakelaar STOP/START OFF
(in de rij schakelaars).
2. Het lampje in de schakelaar dooft.
Systeemstoring
Wanneer zich in het STOP/START-systeem
een storing voordoet, zal het systeem de mo-
tor niet uitschakelen. In het display in de
instrumentengroep wordt de melding "SER-
VICE STOP/START SYSTEM” (onderhoud
Stop/Start-systeem) weergegeven. Raad-
pleeg de paragraaf "Waarschuwingslampjes
en meldingen" in het hoofdstuk "Uw Instru-
mentenpaneel leren kennen" voor meer infor-
matie hierover.
Als in het display in de instrumentengroep de
melding "SERVICE STOP/START SYSTEM"
wordt weergegeven, moet u het systeem laten
controleren door uw erkende dealer.
CRUISECONTROL
Indien ingeschakeld neemt de cruisecontrol
bij snelheden boven 40 km/u (25 mph) de
werking van het gaspedaal over.
De knoppen voor de cruisecontrol bevinden
zich aan de rechterzijde van het stuur.
Cruisecontrol-knoppen
1 — Druk op CANCEL
2 — Druk op ON/OFF
3 — Druk op RES +/Accel
4 — Druk op SET - /Decel
STARTEN EN RIJDEN
150
Page 153 of 292

OPMERKING:
Om de correcte werking te waarborgen, is de
cruisecontrol zodanig ontworpen dat het sys-
teem wordt uitgeschakeld als u gelijktijdig
meerdere functies van de cruisecontrol be-
dient. Als dit gebeurt, kan het systeem op-
nieuw in werking worden gesteld door op de
knop ON/OFF van de cruisecontrol te drukken
en de gewenste snelheid opnieuw in te
stellen.
WAARSCHUWING!
De cruisecontrol kan gevaarlijk zijn in si-
tuaties waar het systeem geen constante
snelheid kan aanhouden. Uw auto kan
gezien de omstandigheden te snel gaan,
waardoor u de controle over de auto kunt
verliezen en mogelijk een ongeval veroor-
zaakt. Gebruik de cruisecontrol nooit in
druk verkeer of op bochtige, beijzelde,
besneeuwde of anderszins gladde wegen.
Activeren
Druk op de knop ON/OFF. Het controlelampje
van de cruisecontrol gaat branden in het
display in de instrumentengroep. Druk nog-maals op de knop AAN/UIT om het systeem
uit te schakelen. Het indicatielampje van de
cruisecontrol gaat uit. Het systeem moet wor-
den uitgeschakeld wanneer het niet wordt
gebruikt.
WAARSCHUWING!
Het is gevaarlijk om de cruisecontrol inge-
schakeld te laten wanneer u deze niet
gebruikt. U kunt het systeem dan per on-
geluk instellen en sneller rijden dan u wilt.
U kunt dan de controle over het stuur
verliezen en een ongeval veroorzaken. Laat
het systeem altijd uitgeschakeld als u het
niet gebruikt.
De gewenste snelheid instellen
Schakel de cruisecontrol in. Wanneer de auto
de gewenste snelheid heeft bereikt, drukt u
kort op de knop SET (-). Laat het gaspedaal
los. De auto zal nu automatisch de gekozen
snelheid handhaven.
OPMERKING:
U mag pas op de knop SET (-) drukken als de
auto met een gelijkmatige snelheid op een
vlakke weg rijdt.
Ingestelde snelheid aanpassen
De snelheid verhogen
Wanneer de cruisecontrol is ingesteld, kunt u
de snelheid verhogen door op de knop RES
(+) te drukken.
De bestuurder kan de gewenste eenheden
kiezen via de instellingen op het instrumen-
tenpaneel (indien aanwezig). Raadpleeg het
hoofdstuk "Uw instrumentenpaneel leren
kennen" in het instructieboekje voor meer
informatie. De verhoging van de snelheid
wordt, afhankelijk van de gekozen eenheid, in
metrische (km/u) of Amerikaanse (mph) een-
heden weergegeven:
Snelheid VS (mph)
• Als u éénmaal op de knop RES (+) drukt,
wordt de ingestelde snelheid met 1 mph
verhoogd. Telkens wanneer u opnieuw kort
op de knop drukt, wordt de snelheid met
1 mph verhoogd.
• Als u de knop ingedrukt houdt, wordt de
ingestelde snelheid continu verhoogd tot-
dat u de knop loslaat. De nieuwe snelheid
wordt dan ingesteld.
151
Page 154 of 292

Metrische snelheid (km/u)
• Als u eenmaal op de knop RES (+) drukt,
wordt de ingestelde snelheid verhoogd met
1 km/u. Telkens wanneer u opnieuw kort op
de knop drukt, wordt de snelheid met
1 km/u verhoogd.
• Als u de knop ingedrukt houdt, wordt de
ingestelde snelheid continu verhoogd tot-
dat u de knop loslaat. De nieuwe snelheid
wordt dan ingesteld.
Snelheid verlagen
Wanneer de cruisecontrol is ingesteld, kunt u
de snelheid verlagen door op de knop SET (-)
te drukken.
De bestuurder kan de gewenste eenheden
kiezen via de instellingen op het instrumen-
tenpaneel (indien aanwezig). Raadpleeg het
hoofdstuk "Uw instrumentenpaneel leren
kennen" in het instructieboekje voor meer
informatie. De verhoging van de snelheid
wordt, afhankelijk van de gekozen eenheid,
in metrische (km/u) of Amerikaanse (mph)
eenheden weergegeven:Snelheid VS (mph)
• Als u eenmaal op de knop SET (-) drukt,
wordt de ingestelde snelheid met 1 mph
verlaagd. Telkens wanneer u opnieuw kort
op de knop drukt, wordt de snelheid met
1 mph verlaagd.
• Als u de knop ingedrukt houdt, wordt de
ingestelde snelheid continu verlaagd totdat
u de knop loslaat. Vervolgens wordt de
nieuwe snelheid ingesteld.
Metrische snelheid (km/u)
• Als u eenmaal op de knop SET (-) drukt,
wordt de ingestelde snelheid met 1 km/u
verlaagd. Met ieder volgend tikje op de
toets verlaagt u de snelheid met 1 km/u.
• Als u de knop ingedrukt houdt, wordt de
ingestelde snelheid continu verlaagd totdat
u de knop loslaat. Vervolgens wordt de
nieuwe snelheid ingesteld.
Accelereren om in te halen
Trap het gaspedaal in op dezelfde wijze als u
normaal gesproken zou doen. Wanneer u het
pedaal loslaat, keert de auto terug naar de
ingestelde rijsnelheid.
Om de snelheid te hervatten
Als u een eerder ingestelde snelheid opnieuw
wilt aanhouden, drukt u kort op de knop RES
(+). Deze functie kan worden gebruikt bij
snelheden hoger dan 32 km/u (20 mph).
Uitschakelen
Als u het rempedaal licht intrapt, op de knop
CANCEL drukt of normale remdruk uitoefent
tijdens het afremmen, wordt de cruisecontrol
uitgeschakeld zonder dat de ingestelde snel-
heid uit het geheugen wordt gewist.
Wanneer u op de knop ON/OFF drukt of de
contactschakelaar in de stand OFF zet, wordt
de ingestelde snelheid uit het geheugen ge-
wist.
Gebruik van de cruisecontrol op hellingen
De versnellingsbak schakelt op hellingen mo-
gelijk terug om de ingestelde snelheid van de
auto te handhaven.
OPMERKING:
De cruisecontrol houdt de snelheid op hellin-
gen en bij afdalingen constant. Een kleine
snelheidsverandering op lichte hellingen is
normaal.
STARTEN EN RIJDEN
152
Page 155 of 292

Op steile berghellingen kan de snelheid veel
hoger of lager worden, waardoor het in die
gevallen beter is om zonder cruisecontrol te
rijden.
WAARSCHUWING!
De cruisecontrol kan gevaarlijk zijn in si-
tuaties waar het systeem geen constante
snelheid kan aanhouden. Uw auto kan
gezien de omstandigheden te snel gaan,
waardoor u de controle over de auto kunt
verliezen en mogelijk een ongeval veroor-
zaakt. Gebruik de cruisecontrol nooit in
druk verkeer of op bochtige, beijzelde,
besneeuwde of anderszins gladde wegen.
BRANDSTOF TANKEN
Brandstofvuldop
De brandstofvuldop bevindt zich aan de be-
stuurderszijde van het voertuig. Als de brand-
stofvuldop zoekgeraakt of beschadigd is,
moet de vervangende dop geschikt zijn voor
dit voertuig.
WAARSCHUWING!
• Houd alle rookgerei en vuur uit de buurt
van het voertuig wanneer de tankdop is
verwijderd en u de tank vult.
• Vul nooit brandstof bij wanneer de motor
draait. Dit is in de meeste landen een
overtreding van de brandveiligheidsvoor-
schriften en hierdoor kan het storings-
lampje gaan branden.
WAARSCHUWING!
• Er kan brand ontstaan als u een jerrycan
vult met benzine terwijl deze in de auto
staat. Dit kan leiden tot brandwonden.
Zet een jerrycan altijd op de grond tij-
dens het vullen.
LET OP!
• Bij gebruik van een ongeschikte brand-
stofvuldop kan schade aan het brand-
stofsysteem of aan het emissieregelsys-
teem ontstaan. Door een slecht
passende dop kan vuil in het brandstof-
systeem terechtkomen. Door een slecht
passende, achteraf aangeschafte brand-
stofvuldop kan het storingslampje gaan
branden, omdat er brandstofdampen uit
het systeem ontsnappen.
• Voorkom morsen en overlopen van
brandstof.
Brandstofvuldop
153
Page 156 of 292

OPMERKING:
• Wanneer het mondstuk aan de vulslang
klikt of afsluit, is de brandstoftank vol.
• Draai de brandstofvuldop circa een kwart-
slag vast totdat u één klik hoort. De klik
geeft aan dat de dop goed is vastgedraaid.
• Als de brandstofvuldop niet goed is dicht-
gedraaid, gaat het storingslampje branden.
Zorg ervoor dat de dop iedere keer dat u
bijtankt, goed wordt dichtgedraaid.Bericht brandstofvuldop los
Na het tanken kan het diagnosesysteem van
de auto vaststellen of de brandstofvuldop
loszit, onjuist is aangebracht of is bescha-
digd. Wanneer het systeem een storing waar-
neemt, verschijnt de melding “gASCAP”
(brandstofvuldop) op het display van de kilo-
meterteller. Draai de brandstofvuldop vast tot
u een "klikgeluid" hoort. De klik geeft aan dat
de brandstofvuldop goed is vastgedraaid.
Druk op de resetknop van de kilometerteller
om de melding te wissen. Als het probleem
zich opnieuw voordoet, verschijnt de melding
de volgende keer dat de auto wordt gestart
opnieuw. Dit kan op een defecte vuldop dui-
den. Als het probleem tweemaal achtereen
wordt vastgesteld, zal het systeem het sto-
ringslampje laten branden. Nadat het pro-
bleem is verholpen, gaat het storingslampje
uit.
TREKKEN VAN EEN
AANHANGER
Trekgewichten (maximale
aanhangergewichten)
In de onderstaande tabel worden de maxi-
male aanhangergewichten voor uw type aan-
drijflijn weergegeven.
STARTEN EN RIJDEN
154
Page 157 of 292

Carrosseriestijl Motor Versnellingsbak AsverhoudingMax. GTW (toelaatbaar aanhanger-
gewicht)Maximaal disselgewicht (zie
de opmerking)
2-deurs3.6-liter-motorHandmatig 3,21 /3,73 1.000 kg (2.205 lbs) 50 kg (110 lbs)
Automatisch 3,21/3,73/4,10 1.000 kg (2.205 lbs) 50 kg (110 lbs)
2.8-liter diesel-
motorHandmatig/
automatisch3,21 1.000 kg (2.205 lbs) 50 kg (110 lbs)
3,73 1.500 kg (3.307 lbs) 150 kg (330 lbs)
4-deurs3.6-liter-motorHandmatig/
automatisch3,21 1.000 kg (2.205 lbs) 50 kg (110 lbs)
3,73 2.000 kg (4.409 lbs) 100 kg (220 lbs)
4,10 2.000 kg (4.409 lbs) 100 kg (220 lbs)
2.8-liter diesel-
motorAutomatisch3,21 1.000 kg (2.205 lbs) 50 kg (110 lbs)
3,73 2.200 kg (4.850 lbs) 110 kg (242 lbs)
Handmatig3,21 1.000 kg (2.205 lbs) 50 kg (110 lbs)
3,73 2500 kg (5.512 lbs) 100 kg (220 lbs)
Bij het trekken van een aanhanger mag het technisch toegestane gewicht in volledig beladen toestand niet met meer dan 100 kg (220 lbs) wor-
den overschreden, op voorwaarde dat de snelheid wordt beperkt tot 100 km/u (62 mph) of lager.
OPMERKING:
Het disselgewicht van de aanhanger moet
worden opgeteld bij het gewicht van inzitten-
den en lading en mag nooit hoger zijn dan de
waarde die is aangegeven op de band- en
beladingsinformatiesticker. Zie voor meer in-
formatie "Banden – Algemene Informatie" on-
der "Service en onderhoud".
155
Page 158 of 292

DE AUTO SLEPEN ACHTER EEN CAMPER
Slepen van deze auto achter een ander voertuig
Sleepmethode Wielen VAN de grond Uitvoeringen met vierwielaandrijving
Slepen met alle wielen op de grond GEENZie instructies
•
Automatische versnellingsbak in PARK.
• Handgeschakelde versnellingsbak in een ver-
snelling (NIET in NEUTRAL [N]).
• Tussenbak in NEUTRAL (N).
• Contact in stand ACC.
• Slepen in voorwaartse richting.
Slepen met behulp van dollyVoor NIET TOEGESTAAN
Achter NIET TOEGESTAAN
Op aanhanger ALLE OK
OPMERKING:
• Bij het slepen van uw auto dient u zich altijd aan de geldende lokale verkeersvoorschriften te houden. Neem contact op met een kantoor van
de landelijke en provinciale Highway Safety voor meer informatie.
STARTEN EN RIJDEN
156
Page 159 of 292

Slepen achter een camper — modellen met
vierwielaandrijving
OPMERKING:
De tussenbak moet in stand NEUTRAL (N)
worden geschakeld, de automatische versnel-
lingsbak moet in stand PARK worden gescha-
keld en de handgeschakelde versnellingsbak
moet in een versnelling (NIET in NEUTRAL)
worden gezet voor het slepen achter een
camper.
LET OP!
• Voertuigen met vierwielaandrijving NIET
slepen met een dolly. Als de auto met
slechts één set wielen op de grond wordt
gesleept (voor of achter), wordt de ver-
snellingsbak en/of de tussenbak ernstig
beschadigd. Sleep met alle vier de wie-
len op de grond, of van de grond af (met
een oplegger).
• Sleep alleen in voorwaartse richting.
Achterwaarts slepen van dit voertuig kan
ernstige schade aan de tussenbak ver-
oorzaken.
LET OP!
• Bij slepen achter een camper moeten
automatische versnellingsbakken in de
stand PARK worden geschakeld.
• Bij slepen achter een camper moeten
handgeschakelde versnellingsbakken in
een versnelling (niet in neutraal) worden
geschakeld.
• Voer vóór slepen achter een camper de
procedure onder "Naar neutraalstand
(N) schakelen" uit, om er zeker van te
zijn dat de tussenbak in de neutraal-
stand (N) staat. Anders ontstaat inwen-
dige schade.
• Wanneer dit voertuig in strijd met de
bovenvermelde voorschriften wordt ge-
trokken, kan er ernstige beschadiging
van de versnellingsbak en/of de tussen-
bak optreden. Beschadigingen, veroor-
zaakt door onjuist slepen, vallen niet
onder de garantie van de auto.
• Gebruik geen aan de bumper bevestigde
trekstangen op het voertuig. Hierdoor
wordt de bumperbalk beschadigd.
Naar de stand NEUTRAL (N) schakelen
Gebruik de volgende procedure om uw voer-
tuig voor te bereiden op slepen achter een
camper.
WAARSCHUWING!
Als u de auto zonder toezicht achterlaat
terwijl de tussenbak in de stand NEUTRAL
(N) staat en de handrem niet helemaal is
aangetrokken, kunnen u of anderen (dode-
lijk) gewond raken. In de NEUTRAL-stand
(N) van de tussenbak wordt het contact
met de aandrijflijn van zowel de aandrijfas
voor als achter verbroken, zodat het voer-
tuig kan gaan rollen, zelfs als de automa-
tische versnellingsbak in de stand PARK
(of de handgeschakelde versnellingsbak in
een versnelling) is gezet. De handrem
moet altijd aangetrokken zijn als de be-
stuurder niet in de auto zit.
LET OP!
Deze stappen moeten worden opgevolgd,
om er zeker van te zijn dat de tussenbak in
de neutraalstand (N) staat alvorens het
157
Page 160 of 292

LET OP!
voertuig achter een camper wordt ge-
sleept, om schade aan inwendige onderde-
len te voorkomen.
1. Breng het voertuig volledig tot stilstand op
een vlakke ondergrond.
2. Houd het rempedaal ingetrapt.
3. Schakel de automatische versnellingsbak
in stand NEUTRAL of trap het koppelings-
pedaal in bij een handgeschakelde
versnellingsbak.
4. Zet de motor af.
5. Schakel de tussenbak in stand NEUTRAL
(N).
6. Start de motor.7. Schakel de versnellingsbak in REVERSE
(achteruit).
8. Laat gedurende vijf seconden het rempe-
daal los (en het koppelingspedaal bij een
handgeschakelde versnellingsbak) en ver-
zeker u ervan dat het voertuig niet
beweegt.
9. Herhaal de stappen zeven en acht met de
automatische versnellingsbak in stand
DRIVE of de handgeschakelde versnel-
lingsbak in de eerste versnelling.
10. Zet de motor uit en laat het contact in de
ontgrendelde stand ACC staan.
11. Trek de handrem stevig aan.
12. Schakel de automatische versnellings-
bak in de stand PARK of zet de handge-
schakelde versnellingsbak in een wille-
keurige versnelling (NIET in neutraal).
LET OP!
De versnellingsbak kan beschadigd raken
wanneer deze in de stand PARK wordt
geschakeld terwijl de tussenbak in de neu-
traalstand (N) staat en de motor draait. Als
de tussenbak in de neutraalstand (N)
staat, controleer dan of de motor is uitge-
schakeld voordat u naar de stand PARK
schakelt.
13. Bevestig het voertuig aan het slepend
voertuig met een geschikte trekhaak.
14. Zet de handrem vrij.
15. Koppel de minkabel van de accu los en
zet hem vast uit de buurt van de minpool
van de accu.
STARTEN EN RIJDEN
158