ESP Lancia Delta 2009 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: LANCIA, Model Year: 2009, Model line: Delta, Model: Lancia Delta 2009Pages: 254, PDF Size: 4.58 MB
Page 105 of 254

104DASHBOARD EN BEDIENING
ESP 2-SYSTEEM (ELECTRONIC
STABILITY PROGRAM)
Dit systeem bewaakt de stabiliteit van de auto als de wie-
len hun grip verliezen, waardoor de auto beter op koers
blijft.
De werking van het ESP 2 is uitermate nuttig als de grip
op het wegdek wisselt.
Naast het ESP 2-, ASR- (controleert de trekkracht en
grijpt in op remmen en motor) en HILL HOLDER-sys-
teem (voor het wegrijden op een helling zonder de hand-
rem te gebruiken) beschikt de auto ook over MSR (rege-
ling van motorremwerking), HBA (automatische verho-
ging van de remdruk bij een noodstop), ABS (voorkomt
dat de wielen blokkeren, waardoor de beschikbare grip
optimaal wordt benut) en DST (stuurcorrecties via stuur-
bekrachtiging).ACTIVERING VAN HET SYSTEEM
Als het systeem in werking treedt, gaat het lampje áop
het instrumentenpaneel knipperen, om de bestuurder er
op te wijzen dat de auto de stabiliteit en de grip dreigt te
verliezen.
Inschakeling van het systeem
Het ESP 2-systeem wordt automatisch ingeschakeld als
de motor wordt gestart en kan niet worden uitgeschakeld.
Storingsmeldingen
Bij een storing in het ESP wordt het systeem automatisch
uitgeschakeld en gaat het lampje áop het instrumen-
tenpaneel continu branden, verschijnt er een bericht op
het instelbare multifunctionele display en gaat de led op
de knop ASR OFF branden (zie het hoofdstuk “Lampjes
en berichten”). Wendt u in dat geval zo snel mogelijk tot
het Lancia Servicenetwerk.
De prestaties van het ESP 2-systeem mogen
de bestuurder er niet toe verleiden onnodige
en onverantwoorde risico’s te nemen. Het rij-
gedrag dient altijd aangepast te worden aan de con-
ditie van het wegdek, het zicht en het verkeer. De
verantwoordelijkheid voor de verkeersveiligheid ligt
altijd en overal bij de bestuurder van de auto.
001-120 Delta 2ed NL 5-08-2008 14:15 Pagina 104
Page 106 of 254

DASHBOARD EN BEDIENING105
1
Storingsmeldingen
Bij een eventuele storing gaat het lampje
áop het ins-
trumentenpaneel branden en verschijnt er een bericht op
het instelbare multifunctionele display (zie het hoofdstuk
“Lampjes en berichten”).
WAARSCHUWING Het Hill Holder-systeem is geen hand-
rem; verlaat dus nooit de auto zonder de handrem aan te
trekken, de motor uit te zetten en de eerste versnelling in
te schakelen.
Als eventueel met het noodreservewiel wordt
gereden, dan blijft het ESP ingeschakeld. Blijf
er echter rekening mee houden dat het
noodreservewiel kleiner is dan de normale band en
dat daarom de grip lager is dan bij de andere ban-
den van de auto.
Voor de juiste werking van het ESP 2- en ASR-sys-
teem is het noodzakelijk dat de banden van alle wie-
len van hetzelfde merk en type zijn. De banden moe-
ten in perfecte conditie zijn en de voorgeschreven af-
metingen hebben.
HILL HOLDER-SYSTEEM
Dit in het ESP geïntegreerde systeem helpt bij het weg-
rijden op een helling. Het systeem schakelt automatisch
in als:
❍op een stijgende helling: de auto stilstaat op een hel-
ling van meer dan 5% met draaiende motor, ingetrapt
rem- en koppelingspedaal en versnellingsbak in vrij of
als een andere versnelling dan de achteruit is inge-
schakeld;
❍op een dalende helling: de auto stilstaat op een weg met
een helling van meer dan 5%, motor ingeschakeld,
koppelingspedaal en rempedaal ingedrukt en achter-
uit ingeschakeld;
Tijdens het wegrijden zorgt de regeleenheid van het ESP
2 ervoor dat de wielen geremd blijven, totdat het nood-
zakelijke motorkoppel is bereikt om weg te rijden (of maxi-
maal 2 seconden), zodat u meer tijd heeft om uw rechter
voet van het rempedaal naar het gaspedaal te verplaatsen.
Als u na 2 seconden niet bent weggereden, schakelt het
systeem automatisch uit en wordt de remdruk geleidelijk
verlaagd. Tijdens deze fase kunt u een typisch geluid ho-
ren. Dit geluid betekent dat de auto ieder moment in be-
weging kan komen.
001-120 Delta 2ed NL 5-08-2008 14:15 Pagina 105
Page 107 of 254

106DASHBOARD EN BEDIENING
ASR-SYSTEEM (Antislip Regulation)
Het ASR-systeem is geïntegreerd in het ESP-systeem. Het
ASR-systeem controleert de trekkracht van de auto en
grijpt automatisch in als een of beide aangedreven wie-
len dreigen door te slippen. Het ASR-systeem is vooral
nuttig onder de volgende omstandigheden:
❍doorslippen van het binnenste wiel in bochten, door
verandering van de wielbelasting of door te felle ac-
celeratie;
❍te hoog vermogen naar de wielen, ook in samenhang
met de condities van het wegdek;
❍acceleratie op gladde wegen en bij sneeuw en ijzel;
❍verlies van grip op natte weggedeelten (aquaplaning).MSR-systeem (regeling van motorremwerking)
Dit systeem, dat geïntegreerd is in de ASR, verhoogt bij
bruusk terugschakelen het motorkoppel, zodat overma-
tige vertraging van de aangedreven wielen wordt voor-
komen. Dit heeft vooral voordelen op een wegdek met wei-
nig grip, waarop de stabiliteit van de auto snel verloren
kan gaan.
In-/uitschakeling van het ASR-systeem fig. 67
Het ASR-systeem schakelt automatisch in als de motor
wordt gestart.
Tijdens het rijden kan het systeem worden uitgeschakeld
en vervolgens weer ingeschakeld door de knop ASR OFF
in te drukken.
fig. 67L0E0056m
001-120 Delta 2ed NL 5-08-2008 14:15 Pagina 106
Page 113 of 254

112DASHBOARD EN BEDIENING
Het vervangen van de normale banden door
winterbanden en omgekeerd, vereist ook een
aanpassing van het TPMS, die uitsluitend
door het Lancia Servicenetwerk mag worden uitge-
voerd.
Het TPMS vereist het gebruik van speciale
apparatuur. Raadpleeg het Lancia Service-
netwerk voor de accessoires die geschikt zijn
voor het systeem (wielen, wieldeksels enz.). Het ge-
bruik van andere accessoires zou de normale wer-
king van het systeem kunnen belemmeren.
De bandenspanning kan afhankelijk van de
buitentemperatuur variëren. Het TPMS kan
tijdelijk een te lage bandenspanning aange-
ven. Controleer in dat geval de bandenspanning bij
koude banden en herstel, indien nodig, de juiste
spanning.
Als de auto is uitgerust met het TPMS, moet
bij het demonteren van een band, ook het rub-
ber van het ventiel vervangen worden. Wendt
u tot het Lancia Servicenetwerk.
Als de auto is uitgerust met het TPMS, moe-
ten bij het monteren/ demonteren van de ban-
den en/of velgen speciale voorzorgsmaatre-
gelen in acht worden genomen. Om te voorkomen dat
de sensoren beschadigen of verkeerd gemonteerd
worden, mogen de banden en/of de velgen uitslui-
tend door gespecialiseerd personeel vervangen wor-
den. Wendt u tot het Lancia Servicenetwerk.
Sterke straling op een radiofrequentie kun-
nen het TPMS-systeem ontregelen. Dit wordt
aan de bestuurder aangegeven door het bran-
dende lampje nof het symbool op het instrumen-
tenpaneel en het verschijnen van een bericht op het
display. Deze melding verdwijnt automatisch zo-
dra de storing het systeem niet meer hindert.
001-120 Delta 2ed NL 5-08-2008 14:15 Pagina 112
Page 117 of 254

116DASHBOARD EN BEDIENING
❍De sensoren signaleren een niet bestaand object (“echo-
storing”); dit wordt veroorzaakt door mechanische sto-
ringen, bijvoorbeeld: wassen van de auto, regen (met
veel wind) en hagel.
❍De metingen van de sensoren kunnen beïnvloed wor-
den/zijn door ultrasone systemen (bijv. luchtdruk-
remmen van vrachtwagens of pneumatische hamers)
die zich in de nabijheid bevinden.
❍De prestaties van het parkeerhulpsysteem kunnen ook
beïnvloed worden door de positie van de sensoren. Bij-
voorbeeld als de stand van de auto wordt gewijzigd (door
slijtage van schokdempers, wielophanging) of door de
banden te verwisselen, de auto te zwaar te beladen of
door speciale aanpassingen waardoor de auto verlaagd
wordt.
De verantwoordelijkheid tijdens het parke-
ren en andere gevaarlijke handelingen ligt al-
tijd en overal bij de bestuurder. Controleer
als u de auto parkeert of zich geen personen (voor-
al kinderen), dieren of obstakels in de buurt van de
auto bevinden. De parkeersensoren moeten als een
hulpmiddel voor de bestuurder beschouwd worden.
De bestuurder moet tijdens eventueel gevaarlijke
parkeermanoeuvres altijd volledig zijn aandacht
behouden, ook als de manoeuvres met lage snelheid
worden uitgevoerd.
EXTRA ACCESSOIRES
Als u na aanschaf van uw auto accessoires wilt monteren
die constante voeding nodig hebben (autoradio, anti-dief-
stalsatellietbewaking, enz.), of accessoires die de elektri-
sche installatie zwaar belasten, wendt u dan tot het Lan-
cia Servicenetwerk. Deze kan u de meest geschikte in-
stallaties aanraden uit het Lancia Lineaccessori-pro-
gramma en controleren of de elektrische installatie van de
auto geschikt is voor het extra stroomverbruik of dat het
noodzakelijk is een accu met een grotere capaciteit te mon-
teren.
INSTALLATIE VAN
ELEKTRISCHE/ELEKTRONISCHE SYSTEMEN
De elektrische/elektronische systemen die na aankoop van
het voertuig en binnen de aftersales-service worden ge-
monteerd, moeten voorzien zijn van het merkteken:
Fiat Auto S.p.A. autoriseert de montage van zendont-
vangstapparatuur op voorwaarde dat de montagewerk-
zaamheden op de juiste wijze bij een gespecialiseerd bedrijf
worden uitgevoerd, waarbij de aanwijzingen van de fa-
brikant in acht moeten worden genomen.
001-120 Delta 2ed NL 5-08-2008 14:15 Pagina 116
Page 123 of 254

122VEILIGHEID
VEILIGHEIDSGORDELS
GEBRUIK VAN DE VEILIGHEIDSGORDELS fig. 1
Ga goed rechtop zitten, steun tegen de rugleuning en leg
dan de gordel om.
Trek de gordel uit en maak de gordel vast door de gesp A
in de sluiting B te drukken, totdat hij hoorbaar blokkeert.
Als tijdens het uittrekken van de gordel de rolautomaat
blokkeert, laat dan de gordel een stukje teruglopen en trek
de gordel vervolgens weer geleidelijk uit.
Druk, om de gordel los te maken, op de knop C. Bege-
leid de gordel tijdens het teruglopen om te voorkomen dat
de gordelband draait. Via de rolautomaat wordt de leng-
te van de gordel automatisch aangepast aan het postuur
van de drager, waarbij voldoende bewegingsruimte over-
blijft.Als de auto op een steile helling staat, kan de rolautomaat
blokkeren; dit is een normaal verschijnsel. Bovendien blok-
keert de rolautomaat als u de gordel snel uittrekt. Hij blok-
keert ook bij hard remmen, botsingen en bij hoge snel-
heden in bochten. De achterbank is voorzien van drie-
punts-veiligheidsgordels met rolautomaat.
Druk tijdens het rijden niet op de knop C.
Bedenk dat achterpassagiers die geen gordel
dragen tijdens een ernstig ongeval, niet alleen
zelf aan gevaar worden blootgesteld maar
ook gevaar opleveren voor de inzittenden voor.
fig. 1L0E0061m
121-141 Delta 2ed NL 5-08-2008 14:21 Pagina 122
Page 143 of 254

142STARTEN EN RIJDEN
Motor starten .......................................................................... 143
Handrem.................................................................................. 146
Gebruik van de handgeschakelde versnellingsbak .................... 147
Brandstofbesparing ................................................................ 148
Trekken van aanhangers.......................................................... 150
Winterbanden ......................................................................... 151
Sneeuwkettingen .................................................................... 152
Auto langere tijd stallen........................................................... 152
142-152 Delta 2ed NL 5-08-2008 14:22 Pagina 142
Page 149 of 254

148STARTEN EN RIJDEN
BRANDSTOFBESPARING
Hierna volgen enkele nuttige tips, waardoor het brand-
stofverbruik zo laag mogelijk blijft en de uitstoot van
schadelijke uitlaatgassen, zowel CO
2als andere schade-
lijke stoffen (stikstofoxiden, onverbrande koolwaterstof-
fen, fijn stof (PM) enz.) zoveel mogelijk beperkt wordt.
ALGEMENE OPMERKINGEN
Onderhoud van de auto
Zorg voor een goed onderhoud van de auto door de con-
troles en registraties die in het “Geprogrammeerd Onder-
houdsschema“ staan vermeld, te laten uitvoeren.
Banden
Controleer regelmatig, ten minste één keer per maand, de
bandenspanning: als de spanning te laag is, wordt de weer-
stand groter en neemt het verbruik toe.
Overbodige bagage
Rijd niet met een te zwaar beladen bagageruimte. Het ge-
wicht van de auto (vooral in stadsverkeer) en de wieluit-
lijning hebben grote invloed op het brandstofverbruik en
de stabiliteit.Accessoires gemonteerd op dakrails
Verwijder accessoires zoals dwarssteunen, skidrager en ba-
gagebox, als u deze niet meer gebruikt. Deze accessoires
verminderen de aërodynamica van de auto, waardoor het
brandstofverbruik hoger wordt. Gebruik voor het vervoer
van voorwerpen die veel ruimte innemen bij voorkeur een
aanhanger.
Stroomverbruikers
Gebruik de elektrische systemen alleen als ze nodig zijn.
De achterruitverwarming, de verstralers, de ruitenwissers
en de aanjager van het ventilatie-/verwarmingssysteem
vragen veel stroom, waardoor het brandstofverbruik toe-
neemt (tot 25% in stadsverkeer).
Airconditioning
De airconditioning gebruikt zeer veel energie, waardoor
het brandstofverbruik sterk toeneemt (met gemiddeld
20%): gebruik wanneer de buitentemperatuur het toelaat
bij voorkeur de functies van het ventilatiesysteem.
Aërodynamische accessoires
Het gebruik van niet goedgekeurde aërodynamische ac-
cessoires kan de aërodynamica negatief beïnvloeden, waar-
door het brandstofverbruik zal toenemen.
142-152 Delta 2ed NL 5-08-2008 14:22 Pagina 148
Page 151 of 254

150STARTEN EN RIJDEN
TREKKEN VAN AANHANGERS
WAARSCHUWINGEN
Voor het trekken van aanhangwagens of caravans moet
de auto uitgerust zijn met een trekhaak van een goedge-
keurd type en een geschikte elektrische installatie. De mon-
tage van de trekhaak moet door gespecialiseerd perso-
neel worden uitgevoerd. Ook moet documentatie worden
overhandigd m.b.t. het rijden met een aanhanger.
Monteer zonodig speciale en/of extra achteruitkijkspie-
gels, waarmee u voldoet aan de geldende verkeerswetge-
ving.
Let er op dat het maximum klimvermogen van de auto
door het gewicht van een aanhanger of caravan wordt be-
perkt. Ook de remweg wordt langer en u hebt langer de
tijd nodig om in te halen.
Schakel een lage versnelling in tijdens het afdalen om te
voorkomen dat u constant moet remmen.
Het gewicht van de aanhanger dat op de trekhaak rust
moet worden afgetrokken van het laadvermogen van de
auto. Om er zeker van te zijn dat u het maximum toe-
laatbaar aanhangergewicht (aangegeven op de typegoed-
keuring) niet overschrijdt, moet u er rekening mee hou-
den dat het maximum betrekking heeft op het totale ge-
wicht van de aanhangwagen of caravan, inclusief acces-
soires en de bagage.
Houdt u aan de snelheidsbeperkingen die voor auto’s met
aanhanger gelden. U mag in geen geval harder rijden dan
100 km/h.
Het ABS waarmee de auto kan zijn uitgerust,
werkt niet op het remsysteem van de aan-
hanger. Wees daarom extra voorzichtig op
gladde wegen.
Voer in geen geval modificaties aan het rem-
systeem van de auto uit. Het remsysteem van
de aanhanger moet geheel onafhankelijk van
het hydraulische remsysteem van de auto werken.
WINTERBANDEN
De winterbanden moeten dezelfde maat hebben als de
standaard geleverde banden.
Het Lancia Servicenetwerk kan u adviseren welke band
het meest geschikt is voor het doel waarvoor u deze wilt
gebruiken.
Houdt u voor de bandenmaat en de bandenspanning van
de winterbanden exact aan de aanwijzingen die staan aan-
gegeven in de paragraaf “Wielen” in het hoofdstuk “6”. De
specifieke eigenschappen van winterbanden verminderen
aanzienlijk als de profieldiepte minder is dan 4 mm. In dat
geval moeten ze worden vervangen.
142-152 Delta 2ed NL 5-08-2008 14:22 Pagina 150
Page 152 of 254

STARTEN EN RIJDEN151
3
Door de specifieke eigenschappen van winterbanden zijn de
prestaties onder normale omstandigheden of als lang op
de snelweg wordt gereden, lager dan die van de standaard
gemonteerde banden. Beperk het gebruik van winterban-
den tot die omstandigheden waarvoor ze zijn goedgekeurd.
WAARSCHUWING Als u winterbanden gebruikt waar-
van de maximum toegestane snelheid lager is dan de top-
snelheid van de auto (met een marge van 5%), dan dient
u in het interieur van de auto een voor de bestuurder dui-
delijk zichtbaar waarschuwingsplaatje te plaatsen met
de maximum toegestane snelheid wanneer met die win-
terbanden wordt gereden (overeenkomstig de EU-nor-
men).
Monteer op alle vier de wielen dezelfde banden (zelfde
merk en profieldiepte) voor meer veiligheid tijdens het rij-
den en remmen en voor een betere bestuurbaarheid.
Keer de draairichting van de banden niet om.
Bij winterbanden met de indicatie “Q” mag
niet sneller worden gereden dan 160 km/h; de
geldende snelheidsbeperkingen overeenkom-
stig de nationale wegenverkeerswetgeving moeten
echter altijd worden gerespecteerd.
Houd bij gemonteerde sneeuwkettingen een
matige snelheid aan; rijd niet harder dan 50
km/h. Vermijd kuilen, stoepranden en ande-
re obstakels en rijd, om de auto en het wegdek niet
te beschadigen, geen lange stukken op sneeuwvrije
wegen.
SNEEUWKETTINGEN
Het gebruik van sneeuwkettingen is afhankelijk van de
voorschriften van het land waar wordt gereden.
De sneeuwkettingen mogen alleen op de voorwielen ge-
monteerd worden (aangedreven wielen).
Controleer na enkele meters rijden of de kettingen nog
goed gespannen zijn.
WAARSCHUWING Omdat het reservewiel beperkte af-
metingen heeft, is het niet geschikt voor de montage van
sneeuwkettingen. Als u een lekke voorband hebt, kunt u
het reservewiel op de achteras plaatsen en het achterwiel
op de vooras. Zo hebt u op de vooras twee normale wie-
len waarop uw sneeuwkettingen kunt monteren.
142-152 Delta 2ed NL 5-08-2008 14:22 Pagina 151