display Lancia Delta 2011 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: LANCIA, Model Year: 2011, Model line: Delta, Model: Lancia Delta 2011Pages: 290, PDF Size: 8.39 MB
Page 126 of 290

WEGWIJS IN UW AUTO125
1Het vervangen van de normale banden door win-
terbanden en omgekeerd, vereist ook een aan-
passing van het TPMS, die uitsluitend door het
Lancia Servicenetwerk mag worden uitgevoerd.
Het TPMS vereist het gebruik van speciale appa-
ratuur. Raadpleeg het Lancia Servicenetwerk
over de accessoires die geschikt zijn voor het sys-
teem (wielen, wieldeksels enz.). Het gebruik van andere
accessoires kan de normale werking van het systeem
verhinderen.
De bandenspanning kan variëren afhankelijk
van de buitentemperatuur. Het TPMS kan tijde-
lijk een te lage bandenspanning signaleren.
Controleer in dat geval de bandenspanning bij koude
banden en herstel, indien nodig, de juiste spanning.
Als de auto is uitgerust met het TPMS, moet bij
het demonteren van een band, ook het rubber van
het ventiel vervangen worden. Wendt u tot het
Lancia Servicenetwerk.
Als de auto is uitgerust met het TPMS, moeten
bij het monteren/demonteren van de banden
en/of velgen speciale voorzorgsmaatregelen in
acht worden genomen. Om te voorkomen dat de senso-
ren beschadigen of verkeerd gemonteerd worden, mogen
de banden en/of de velgen uitsluitend door gespeciali-
seerd personeel vervangen worden. Wendt u tot het
Lancia Servicenetwerk.
Sterke straling op een radiofrequentie kan het
TPMS-systeem ontregelen. Dit wordt aan de
bestuurder aangegeven door het brandende
lampje
nof het symbool op het instrumentenpaneel en
het verschijnen van een melding op het display. Deze
melding verdwijnt automatisch zodra de storing het
systeem niet meer ontregelt.
Page 129 of 290

128WEGWIJS IN UW AUTO
STORINGSMELDINGEN
Eventuele storingen in de parkeersensoren worden bij het in-
schakelen van de achteruit aangegeven door het branden van
het lampje
èop het instrumentenpaneel. Op het multifunctio-
nele display verschijnt ook de bijbehorende melding.
WERKING MET AANHANGER
De werking van de sensoren wordt automatisch uitgeschakeld
als de stekker van de elektrische kabel van de aanhanger wordt
aangesloten op de stekkerdoos van de trekhaak.
De sensoren worden automatisch opnieuw ingeschakeld als u de
aanhangerstekker loskoppelt.
Voor een juiste werking van het systeem mag er
geen modder, vuil, sneeuw of ijs op de sensoren
zitten. Wees voorzichtig bij het reinigen van de
sensoren om krassen of beschadigingen te voorkomen;
gebruik geen droge, grove of harde doek. De sensoren
moeten worden gereinigd met schoon water, waaraan
eventueel autoshampoo is toegevoegd. In wastunnels
waar gebruik wordt gemaakt van stoom of hogedruk-
reiniging, moeten de sensoren kort worden gereinigd.
Houd hierbij de spuitlans op meer dan 10 cm afstand.
ALGEMENE OPMERKINGEN
❍Controleer tijdens parkeermanoeuvres of zich geen obstakels
op of onder het sensorsysteem bevinden.
❍Obstakels die zich dicht bij de auto bevinden, worden on-
der bepaalde omstandigheden niet door het systeem gesig-
naleerd en kunnen dus de auto beschadigen of zelf bescha-
digd worden.
Hierna staan enkele omstandigheden vermeld die een goede wer-
king van het parkeersysteem kunnen beïnvloeden:
❍Een verminderde gevoeligheid van de sensor en een ver-
mindering van de prestaties van het parkeerhulpsysteem
kunnen veroorzaakt worden door de aanwezigheid op
de sensor van: ijs, sneeuw, modder, meerdere laklagen.
❍De sensor signaleert een niet bestaand object (“echo-sto-
ring”); dit wordt veroorzaakt door mechanische storingen,
bijvoorbeeld: wassen van de auto, regen (met veel wind) en
hagel.
Page 135 of 290

134WEGWIJS IN UW AUTO
❍parkeerplekken die circa 130 cm langer zijn de auto:voor
inparkeren is een aantal manoeuvres nodig waarbij het systeem
alleen bij de eerste de besturing overneemt (de daaropvolgende
manoeuvres moeten geheel door de bestuurder zelf worden ver-
richt).
Voor de kant van de weg waar naar een parkeerplek moet wor-
den gezocht en moet worden ingeparkeerd, kan de bestuurder:
1)
DKiezen voor zoeken en inparkeren aan passagierszijde met:
❍de richtingaanwijzerschakelaar in de middelste stand;
❍de waarschuwingsknipperlichten ingeschakeld;
❍de waarschuwingsknipperlichten ingeschakeld en de rich-
tingaanwijzerschakelaar in de stand naar passagierszijde;
❍de richtingaanwijzerschakelaar in de stand naar passagiers-
zijde.
2)
FKiezen voor zoeken en inparkeren aan bestuurderszijde
met:
❍de richtingaanwijzerschakelaar in de stand naar bestuur-
derszijde;
❍de waarschuwingsknipperlichten ingeschakeld en de rich-
tingaanwijzerschakelaar in de stand naar bestuurderszijde.
Het systeem informeert de bestuurder over de kant waar wordt
gezocht en de uit te voeren manoeuvre door middel van mel-
dingen op het display van het instrumentenpaneel en de sym-
bolen (
FenD) voor de linker- en rechterkant. Het zoeken vindt echter hoe dan ook aan beide kanten plaats,
zodat onmiddellijk na het passeren van een geschikt geachte par-
keerplek nog met de richtingaanwijzerschakelaar een specifie-
ke kant kan worden gekozen.
Tijdens de fase van het zoeken mag de snelheid niet hoger zijn
dan circa 30 km/h. Wanneer de snelheid hoger wordt dan circa
25 km/h wordt de bestuurder gewaarschuwd vaart te minderen
en zodra de snelheid hoger wordt dan circa 30 km/h wordt het
systeem uitgeschakeld. In dat geval moet het systeem opnieuw
worden geactiveerd door het indrukken van knop A-fig. 82.
Als de functie “Rijbaanwisseling” (zie de paragraaf “Buiten-
verlichting”) is ingeschakeld, vindt het zoeken van een par-
keerplek altijd aan passagierszijde plaats.
Wanneer tijdens de fase van het zoeken naar een parkeerplek de
parkeersensoren (zie hoofdstuk “Parkeersensoren voor en ach-
ter”) worden ingeschakeld, wordt de Magic Parking-functie van
het systeem uitgeschakeld.
Bij het zoeken naar een parkeerplek en het uit-
voeren van de parkeermanoeuvre dienen te allen
tijde de verkeersregels in acht te worden genomen.
Page 144 of 290

WEGWIJS IN UW AUTO143
1
WERKING MET AANHANGER
De werking van de sensoren wordt automatisch uitgeschakeld
als de stekker van de elektrische kabel van de aanhanger wordt
aangesloten op de stekkerdoos van de trekhaak. De sensoren
worden automatisch weer ingeschakeld als u de aanhanger-
stekker loskoppelt.
BELANGRIJK Als u de trekhaak permanent gemonteerd wilt
houden als er geen aanhanger wordt getrokken, kan de trekhaak
door de sensoren in het midden als obstakel worden waargeno-
men. Wendt u in dat geval tot het Lancia Servicenetwerk om het
systeem te laten aanpassen.
STORINGSMELDINGEN
Eventuele storingen in de parkeersensoren worden bij het in-
schakelen van de achteruit aangegeven door het branden van
het symbool
S(bij aanwezigheid van het Magic Parking-sys-
teem) of het symbool t(uitvoeringen zonder Magic Parking-
systeem) op het display. Bovendien verschijnt er een bijbeho-
rende melding of gaat het lampje
èop het instrumentenpa-
neel branden.
ALGEMENE OPMERKINGEN
Let tijdens parkeermanoeuvres altijd zeer goed op obstakels die
zich boven of onder de sensoren kunnen bevinden.
Obstakels die zich dicht bij de voor- of achterkant van de auto
bevinden, worden onder bepaalde omstandigheden niet door het
systeem gesignaleerd en kunnen dus de auto beschadigen of zelf
beschadigd worden.Hierna staan enkele omstandigheden vermeld die een goede wer-
king van het parkeersysteem kunnen beïnvloeden:
❍Een verminderde gevoeligheid van de sensoren en een min-
der goede werking van het parkeerhulpsysteem kan worden ver-
oorzaakt door de aanwezigheid op de sensoren van: ijs, sneeuw,
modder of meerdere laklagen.
❍de sensoren signaleren een niet-bestaand object (“echo-sto-
ring”); dit wordt veroorzaakt door mechanische storingen, bij-
voorbeeld: wassen van de auto, regen (met veel wind) en hagel.
❍De metingen van de sensoren kunnen beïnvloed worden door
ultrasone systemen (bijv. luchtdrukremmen van vrachtwagens
of pneumatische hamers) die zich in de nabijheid bevinden.
❍De prestaties van het parkeerhulpsysteem kunnen ook beïn-
vloed worden door de positie van de sensoren. Bijvoorbeeld als
de stand van de auto wordt gewijzigd (door slijtage van schok-
dempers, wielophanging) of door de banden te verwisselen, de
auto te zwaar te beladen of door speciale aanpassingen waar-
door de auto verlaagd wordt.
❍Obstakels aan de bovenzijde van de auto kunnen niet ge-
signaleerd worden, omdat het systeem obstakels signaleert die
de auto aan de onderzijde kunnen raken.
Page 152 of 290

VEILIGHEID151
2
De veiligheidsgordels achter moeten worden omgelegd zoals is
aangegeven in het afgebeelde schema in fig. 2.
BELANGRIJK Plaats de veiligheidsgordels op de juiste wijze te-
rug als de achterbank weer in de normale gebruiksstand wordt
gezet, zodat ze altijd direct klaar voor gebruik zijn.
BELANGRIJK Als door een beweging van de achterbank de vei-
ligheidsgordel van de middelste zitplaats achter tijdelijk blok-
keert, dan kunt u de normale situatie herstellen door de ach-
terbank naar de achterkant van de auto te verschuiven.
fig. 2
L0E0062m
S.B.R-SYSTEEM
De auto is uitgerust met het SBR-systeem (Seat Belt Remin-
der), dat de bestuurder en de passagier voor op de volgende wij-
ze waarschuwt als de veiligheidsgordel niet is omgelegd.
❍de eerste 6 seconden gaat lampje
❍de daaropvolgende 96 seconden knippert het lampje
Voor permanente uitschakeling dient u zich tot het Lancia ser-
vicenetwerk te wenden.
Het SBR-systeem kan ook via het setup-menu van het display
weer worden geactiveerd.
Page 166 of 290

VEILIGHEID165
2
KNIE-AIRBAG BESTUURDERSZIJDE fig. 9
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Deze bestaat uit een opblaasbaar kussen dat in een daarvoor be-
stemde ruimte onder de onderste kap van de stuurkolom is ge-
plaatst, ter hoogte van de knieën van de bestuurder, voor extra
bescherming van de bestuurder bij een frontale aanrijding.FRONTAIRBAG EN SIDEBAG AAN PASSAGIERSZIJDE
HANDMATIG UITSCHAKELEN
Als het absoluut noodzakelijk is een kind op de passagiersstoel
voor te vervoeren, moeten de frontairbag en de sidebag aan pas-
sagierszijde worden uitgeschakeld.
Het waarschuwingslampje
“op het dashboard blijft continu
branden totdat de frontairbag en de zij-airbag (sidebag) aan pas-
sagierszijde opnieuw worden ingeschakeld.
BELANGRIJK Raadpleeg voor het handmatig uitschakelen van
de frontairbag en zij-airbag (sidebag) (voor bepaalde uitvoe-
ringen/markten) aan passagierszijde, de paragrafen “Multi-
functioneel display” en “Instelbaar multifunctioneel display”
in het hoofdstuk “Wegwijs in uw auto”.
ZEER GEVAARLIJK: Monteer absoluut geen
kinderzitje achterstevoren op de passagiersstoel
voor als de airbag aan passagierszijde is inge-
schakeld. Als bij een ongeval de airbag wordt
geactiveerd, kan het kind hierdoor dodelijke ver-
wondingen oplopen. Als er geen andere mogelijkheid is,
moet in ieder geval de airbag aan passagierszijde uit-
geschakeld worden als het kinderzitje op de passagiers-
stoel voor wordt geplaatst. Bovendien moet de passa-
giersstoel zo ver mogelijk naar achteren zijn geschoven
om te voorkomen dat het kinderzitje eventueel in aan-
raking komt met het dashboard. Ook als het niet wette-
lijk verplicht is, raden wij u aan, voor een optimale
bescherming van de volwassenen, de airbag onmiddel-
lijk weer in te schakelen zodra er geen kinderen meer
vervoerd worden.
fig. 9L0E0069m
Page 240 of 290

ONDERHOUD EN ZORG239
5
ACCU
De accu F-fig, 1-2-3-4 van de auto is “onderhoudsarm”: onder
normale omstandigheden hoeft het elektrolyt niet bijgevuld te
worden met gedestilleerd water.
De werking moet echter regelmatig en uitsluitend door het Lan-
cia Servicenetwerk of gespecialiseerd personeel gecontroleerd
worden.
De vloeistof in de accu is giftig en corrosief.
Voorkom contact met de huid en de ogen. Houd
open vuur en vonkvormende apparaten verwij-
derd van de accu: brand- en ontploffingsgevaar.
Als de accu werkt met een zeer laag vloeistofni-
veau, ontstaat onherstelbare schade aan de accu
en kan de accu openbarsten.
ACCU VERVANGEN
Als de accu vervangen wordt, moet een originele accu met de-
zelfde specificaties worden geïnstalleerd.
Als de accu vervangen wordt door een accu met andere specifi-
caties, vervallen de onderhoudsintervallen die in het “Gepro-
grammeerd Onderhoudsschema” staan aangegeven.
Voor het onderhoud van de nieuwe accu dient u zich strikt te
houden aan de aanwijzingen van de fabrikant van de accu.
ESP 2-systeem
Als de accu losgekoppeld is geweest, gaat het lampje
ábranden
(op het display verschijnt ook een melding) om aan te geven dat
het systeem gereset moet worden. Voer de volgende initialisa-
tieprocedure uit om het lampje te laten doven:
❍draai de contactsleutel in stand MAR;
❍draai het stuur helemaal naar rechts en vervolgens naar links
(zodat het stuurwiel de rechtuitstand “passeert”);
❍draai de contactsleutel in stand STOP en vervolgens in stand
MAR.
Als na enkele seconden het lampje
ániet dooft, wendt u dan tot
het Lancia Servicenetwerk.
Page 281 of 290

280ALFABETISCH REGISTER
Fix&Go Automatic
(bandenreparatieset).............. 186
Follow Me Home (systeem) ...... 65
Gebruik van handgeschakelde
versnellingsbak ...................... 176
Gewichten ................................ 267
Gloeilamp vervangen................ 200
– gloeilamp
buitenverlichting.................. 204
– gloeilamp
interieurverlichting .............. 209
– lamptypen ........................... 202
Gordelspanners ........................ 152
Grootlicht (bediening).............. 64
– gloeilamp vervangen............ 205
Grootlichtsignaal ...................... 64
GSI (Gear Shift Indicator) ........ 24
Handrem ................................. 175
Hill Holder (systeem) ................ 113
Hoofdsteunen........................... 50
Identificatiegegevens ................ 252
Imperiaal/skidrager.................. 101
Instrumenten ........................... 7
Instrumentenpaneel
en instrumenten ..................... 7
Interieur .................................. 250
Interieuruitrusting .................... 76
Interieurverlichting................... 70
Isofix-kinderzitjes
(montagevoorbereiding) ......... 160
Kentekenplaatverlichting
(gloeilampen vervangen)......... 208
Kinderen veilig vervoeren ......... 155
Kinderveiligheidsslot ................ 85
Kinderzitjes (geschiktheid
voor gebruik) ......................... 162
Klimaatbeheersing ................... 53
Koel/warmhoudvak ................. 77
Koplampen.............................. 102
Lak ......................................... 248 Derde remlicht
(gloeilampen vervangen) ........ 208
Diefstalalarm........................... 43
Dimlicht (bediening)................. 64
– gloeilamp vervangen ............ 204
Display .................................... 21
– meldingen
op display ........................... 34
– menuopties ......................... 26
Dop van brandstoftank ............. 147
DPF (roetfilter) ......................... 148
Driving Advisor (systeem) ........ 107
DST
(Dynamic Steering Torque) .... 104
Dualdrive (elektrische
stuurbekrachtiging) ............... 122
Elektrische stuurbekrachtiging
“Dualdrive” ............................ 122
EOBD (systeem) ...................... 122
ESP 2 (systeem) ...................... 112
Page 282 of 290

ALFABETISCH REGISTER281
7
Motorkap ................................. 99
Motorruimte (reinigen)............. 249
MSR (systeem).......................... 114
Niveaus controleren ................. 231
Noodgevallen........................... 183
Onderhoud en zorg .................. 223
– geprogrammeerd
onderhoud.......................... 224
– Onderhoudsschema............. 225
– periodieke controles ............. 229
– Zwaar gebruik
van de auto .......................... 229
Opbergvak ............................... 76
Opendak.................................. 81
Opkrikken van de auto ............ 221
Parkeerhulp
(Magic Parking) ..................... 130
Parkeerlicht ............................. 64
Parkeersensoren ........................ 127– Magic Parking
(Parkeerhulp) ..................... 130
Parkeren .................................. 175
Portieren .................................. 84
– kinderveiligheidsslot ............ 86
– noodportiervergrendeling
achterportieren .................... 87
Portiervergrendeling ................ 84
Prestaties ................................. 266
Radiozendapparatuur
en mobiele telefoon ................ 145
Reactive
Suspension System ................. 106
Regensensor............................. 67
Remmen .................................. 258
Richtingaanwijzers
– bediening............................. 64
– gloeilampen vervangen ......... 206
Rijstrookbewaking
(Driving Advisor).................... 107
Rim Protector (banden) ........... 262 Lampjes
op het instrumentenpaneel ..... 9
Lancia CODE (systeem) ........... 39
Luchtfilter/Pollenfilter ............. 238
Magic back box
(dubbele laadruimte)............. 96
Magic Parking ......................... 130
Meldingen op display............... 34
Mistachterlicht.......................... 74
– gloeilamp vervangen ............ 207
Mistlampen ...........................63-74
– cornering lights .................... 63
– gloeilamp vervangen ............ 207
Montagevoorbereiding
"Isofix"-kinderzitjes................ 160
Motor-
en carrosseriecodes ................. 254
Motor starten......................172-184
Motor
– identificatiecode................... 254
– technische
specificaties.......................... 255