Lancia Delta 2013 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: LANCIA, Model Year: 2013, Model line: Delta, Model: Lancia Delta 2013Pages: 295, PDF Size: 8.49 MB
Page 221 of 295

NOODGEVALLEN219
4
ZEKERINGEN VERVANGEN
ALGEMENE INFORMATIE
Het elektrische systeem wordt door zekeringen beveiligd: de ze-
kering brandt door bij een storing of bij oneigenlijk gebruik van
het systeem. Als een elektrisch onderdeel niet werkt, controleer
dan eerst of de zekering niet is doorgebrand: de verbindingsstrip
A-fig. 37 mag niet onderbroken zijn. Is dit wel het geval, dan
moet u de zekering vervangen door een exemplaar met dezelf-
de stroomsterkte (zelfde kleur).
B zekering in goede staat.
C zekering met doorgebrande strip.
Gebruik het tangetje D-fig. 37 voor het vervangen van de ze-
keringen. Dit tangetje is vastgehaakt in het zekeringenkastje
op het dashboard.
De componenten die door de zekeringen worden beveiligd, staan
in de tabellen op de volgende pagina's aangegeven.
fig. 37
L0E0085m
Als de zekering opnieuw doorbrandt, wendt u dan
tot het Lancia Servicenetwerk.
Vervang een defecte zekering nooit door ander
materiaal.
Vervang een zekering nooit door een zekering
met een hogere stroomsterkte (ampère); BRAND-
GEVAAR.
Als een hoofdzekering (MAXI-FUSE, MIDI-
FUSE, MEGA-FUSE) doorbrandt, wendt u dan
tot het Lancia Servicenetwerk.
Controleer, voordat u een zekering vervangt, of de
contactsleutel uit het contactslot is genomen en
alle stroomverbruikers uitstaan en/of zijn uitge-
schakeld.
Als een zekering van de veiligheidssystemen
(airbagsysteem, remsysteem), de aandrijving van
de auto (motormanagementsysteem, regelsysteem
van de versnellingsbak) of de stuurinrichting door-
brandt, wendt u dan tot het Lancia Servicenetwerk.
Page 222 of 295

220NOODGEVALLEN
fig. 38L0E0209m
PLAATS VAN DE ZEKERINGEN
Zekeringenkast dashboard
De zekeringen zijn bereikbaar nadat de geklemde kap A is verwijderd. Aan de onderzijde naast de pedalen bevindt zich de zekerin-
genkast die is afgebeeld in fig. 38.
Page 223 of 295

NOODGEVALLEN221
4
Zekeringenkast motorruimte fig. 39 en 40
Een tweede zekeringenkast bevindt zich rechts in de motorruimte
naast de accu. Om deze te bereiken moet u de lippen aan de
zijkant losmaken en het deksel L verwijderen. De nummers die
op de binnenzijde van het deksel zijn aangebracht, geven de elek-
trische componenten aan die door de betreffende zekering wor-
den beveiligd.
fig. 39
L0E0088mfig. 38aL0E0211m
Als de motorruimte moet worden uitgespoten,
zorg dan dat de waterstraal niet direct op de
zekeringenkast in de motorruimte wordt gericht.
Extra zekeringen
(uitvoeringen 1.4 Turbo Multi Air)
Op de uitvoeringen 1.4 Turbo Multi Air bevinden zich naast de
zekeringenkast op het dashboard vier extra zekeringen (fig. 38a).
Page 224 of 295

222NOODGEVALLEN
Zekeringenkast bagageruimte fig. 41 en 42
De zekeringen in de zekeringenkast links in de bagageruimte
zijn bereikbaar nadat het inspectieklepje is geopend fig. 41.
fig. 42
L0E0115m
fig. 41L0E0114m
fig. 40L0E0210m
Page 225 of 295

NOODGEVALLEN223
4
ZEKERINGENTABEL
F12
F12
F13
F13
F31
F33
F34
F35
F36
F37
F38
F39
F40
F417,5
15
7,5
15
5
20
20
5
20
7,5
10
10
30
7,538
38
38
38
38
38
38
38
38
38
38
38
38
38
VERBRUIKERS ZEKERING AMPÈRE FIGUUR
Dimlicht rechts
Dimlicht rechts met Xenon-gasontladingslampen
Dimlicht links, koplampverstelling
Dimlicht links met Xenon-gasontladingslampen
Spoel van relais ventilateur voor airco, body computer
Ruitbediening linksachter
Ruitbediening rechtsachter
Achteruitrijlichten, relaisspoelen zekeringenkast motorruimte, rempedaal-
schakelaar (normaal gesloten contact), waterdetectiesensor in brandstoffilter,
luchtkwantummeter/koppelingspedaalschakelaar en druksensor
op rembekrachtiger (uitvoering 1.4 Turbo Multi Air)
Regeleenheid portiervergrendeling, tankklepje, dead lock,
achterklepontgrendeling
Derde remlicht, instrumentenpaneel, regeleenheid adaptieve verlichting
(behalve uitvoering 1.4 Turbo MultiAir), regeleenheid op
gasontladingslamp links (behalve uitvoering 1.4 Turbo Multi Air)
Voorste plafondverlichting, achterste centrale plafondverlichting,
plafondverlichting zonnekleppen bestuurderszijde en passagierszijde,
plafondverlichting bagageruimte, plafondverlichting dashboardkastje
(uitvoering Platinum met optioneel open dak - behalve uitvoering MultiAir)
Voorbereiding autoradio/Autoradio/Radionavigatiesysteeem (behalve
uitvoeringen MultiAir), Knooppunt Blue&Me
TM, alarmsirene, alarmsysteem
op plafondverlichting, airconditioningeenheid, regeleenheid vaststelling
bandenspanning, stekker diagnosecontactdoos, achterste plafondverlichting,
spanningstabilisator (uitvoering MultiAir zonder optionele HI-FI)
Achterruitverwarming
Verwarming elektrische buitenspiegels, verwarming ruitensproeiers voor
Page 226 of 295

38
38
38
38
38
38
38
38
38F43
F44
F46
F47
F48
F49
F51
F52
F5330
15
20
20
20
5
5/7,5 (*)
15
7,5
224NOODGEVALLEN
VERBRUIKERS ZEKERING AMPÈRE FIGUUR
Module voor ruitenwissers op de stuurkolomschakelaar, module voor
tweewegpomp, ruitensproeiers voor/achter op de stuurkolomschakelaar
Aansteker/stekkerdoos op tunnelconsole,
stekkerdoos bagageruimte
Motor opendak
Ruitbediening voor bestuurderszijde
Ruitbediening voor passagierszijde
Paneel noodbedieningen, rechts, links en midden (verlichting),
bedieningen op het stuurwiel (verlichting), bedieningen op voorste
plafondverlichting (verlichting), regeleenheid systeem volumetrisch
alarmsysteem, systeem elektrisch open dak (regeleenheid, verlichting
bedieningen), regen-/schemersensor, elektrochroom spiegel,
bedieningen verwarming voorstoelen, AUX-contactdoos (verlichting)
Sigarettenaansteker (verlichting), voorbereiding autoradio, bediening
Cruise Control, Knooppunt Blue&Me
TM, Knooppunt parkeersensoren,
AQS-sensor, airconditioningeenheid, verstelling elektrische buitenspiegels,
regeleenheid vaststelling bandenspanning, Knooppunt rijbaanbehoud,
Knooppunt wielophangingen met geregelde demping, Eco-toets
(uitvoeringen met automatische versnellingsbak), lampje bediening
automatische versnellingsbak, regeleenheid op rechter gasontladingslamp
(behalve uitvoeringen MultiAir), spanningstabilisator
(uitvoeringen MultiAir) (*)
Module voor achterruitwisser op de stuurkolomschakelaar
Instrumentenpaneel, richtingaanwijzers achter
(*) Uitvoeringen met gasontladingslampen
Page 227 of 295

NOODGEVALLEN225
4
38a
38a
38a
38a
40
40
40
40
40
40
40
40
40
2
42
42
42
42
42
42(P038)
(P036)
(P037)
(P039)
F08
F09
F10
F14
F15
F19
F30
F85
F87
F1
F2
F3
F6
F4
F4
F510
5
5
5
40
30
15
15
30
7,5
15
15
5
30
30
10
10
15
20
10
VERBRUIKERS ZEKERING AMPÈRE FIGUUR
Autoradio/Radionavigatiesysteem
Dagverlichting (DRL)/buitenverlichting links
Dagverlichting (DRL)/buitenverlichting rechts
Regeleenheid adaptieve verlichting/regeleenheden
op gasontladingslampen links en rechts
Aanjager klimaatregeling
Koplampsproeierpomp
Claxons
Grootlicht
Extra verwarming PTC1
Aircocompressor
Mistlampen voor/cornering lights
Brandstofpomp
Accuconditiesensor (uitvoering 1.4 Turbo Multi Air)
Regeleenheid stoelverstelling rechtsvoor
Regeleenheid stoelverstelling linksvoor
Stoelverwarming linksvoor
Stoelverwarming rechtsvoor
Regeleenheid Hifi-audiosysteem (behalve uitvoering 1.4 Turbo Multi Air)
Spanningsstabilisator(uitvoering 1.4 Turbo Multi Air met optional HI-FI)
Luidspreker BASSBOX
(HI-FI-audiosysteem, behalve uitvoering 1.4 Turbo Multi Air)
Page 228 of 295

226NOODGEVALLEN
ACCU OPLADEN
BELANGRIJK De beschrijving voor het opladen van de accu
dient slechts ter informatie. Wendt u bij voorkeur tot het Lan-
cia Servicenetwerk om deze werkzaamheden uit te laten voeren.
We raden u aan de accu langzaam en met een lage stroomsterkte
(ampèrage) gedurende ca. 24 uur op te laden. Als u de accu lan-
ger oplaadt, kan de accu worden beschadigd.
UITVOERINGEN ZONDER Start&Stop-SYSTEEM
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Ga voor het opladen als volgt te werk:
❍maak de klem los van de minpool op de accu;
❍sluit de kabels van het laadapparaat aan op de accupolen;
let hierbij op de polariteit;
❍schakel de acculader in;
❍aan het einde van het opladen: schakel eerst de acculader uit
en koppel dan de accu los;
❍sluit de klem weer aan op de minpool van de accu.UITVOERINGEN MET Start&Stop-SYSTEEM fig. 43
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Ga voor het opladen als volgt te werk:
❍koppel de aansluiting A (door bediening van knop B) los van
de accuconditiesensor C, die op de minpool D van de accu
is gemonteerd;
fig. 43
L0E0199m
Page 229 of 295

NOODGEVALLEN227
4
De vloeistof in de accu is giftig en corrosief.
Vermijd het contact met de huid en de ogen. Het
opladen van de accu moet worden uitgevoerd in
een goed geventileerde ruimte, ver verwijderd van open
vuur en vonkvormende apparaten: brand- en ontplof-
fingsgevaar.
Probeer een bevroren accu niet op te laden: eerst
moet de accu ontdooid worden, anders loopt u het
risico dat de accu ontploft. Als de accu bevroren
is geweest, moet door deskundig personeel worden
gecontroleerd of de cellen niet beschadigd zijn en of de
bak geen scheuren vertoont, waardoor de giftige en cor-
rosieve vloeistof kan weglekken.
OPKRIKKEN VAN DE AUTO
Als de auto omhoog gezet moet worden, wendt u dan tot een
werkplaats van het Lancia Servicenetwerk; deze beschikt over
een garagekrik of hefbrug.
SLEPEN VAN DE AUTO
Bij de auto is een sleepoog geleverd. Het sleepoog bevindt zich
in de gereedschaphouder onder de vloerbedekking in de baga-
geruimte.
SLEEPOOG BEVESTIGEN fig. 44-45
Ga als volgt te werk:
❍verwijder de dop A;
❍neem het sleepoog B uit de zitting in de gereedschaphouder;
fig. 44
L0E0297m
❍verbind de pluskabel van de acculader met de pluspool E
van de accu en de minkabel met de aansluiting op sensor D
zoals in de figuur is aangegeven;
❍schakel de acculader in. Schakel aan het einde van het op-
laden de acculader uit;
❍sluit, na het loskoppelen van het laadapparaat, de stekker A
weer aan op sensor C zoals in de figuur is aangegeven.
Page 230 of 295

228NOODGEVALLEN
Houd er rekening mee dat de rembekrachtiging
en de elektrische stuurbekrachtiging niet wer-
ken zolang de motor niet is aangeslagen, waar-
door meer kracht nodig is voor de bediening van het
rempedaal en het stuur. Gebruik voor het slepen geen
elastische kabels en rijd zo gelijkmatig mogelijk.
Controleer tijdens het slepen of de sleepkabel geen car-
rosseriedelen kan beschadigen. Houdt u bij het slepen
van een auto aan de wettelijke voorschriften. Dit geldt
zowel voor het slepen zelf als voor het gedrag naar
andere weggebruikers. Start de motor niet als de auto
wordt gesleept. Maak de schroefdraad zorgvuldig
schoon, voordat u het sleepoog op de schroefdraadpen
draait. Controleer voor het slepen of het sleepoog volle-
dig op de betreffende schroefdraadpen is gedraaid.
Het sleepoog voor en achter mag uitsluitend wor-
den gebruikt voor pechgevallen op een vlakke weg.
Slepen, waarbij gebruik moet worden gemaakt
van een sleepverbinding (sleepstang) die aan de wettelij-
ke eisen voldoet, is toegestaan over korte afstanden om de
auto op een vlakke weg te verplaatsen als voorbereiding
op transport m.b.v. een afsleepauto of een autoambulan-
ce. De sleepogen MOGEN NIET worden gebruikt voor het
slepen van het voertuig buiten een vlakke weg of als er
obstakels aanwezig zijn en/of voor het slepen met sleep-
kabels of andere elastische materialen. Naast boven-
staande voorwaarden moeten de twee voertuigen (het sle-
pende en het gesleepte) tijdens het slepen ook zo veel
mogelijk in een rechte lijn achter elkaar blijven.
fig. 45L0E0091m
Draai voor het slepen de sleutel in stand MAR en
vervolgens in STOP zonder de contactsleutel uit
het slot te verwijderen. Als de contactsleutel uit
het contactslot wordt genomen, schakelt automatisch het
stuurslot in waardoor het onmogelijk wordt de auto te
besturen.
❍draai het sleepoog geheel op de schroefdraadpen voor of
achter.