ESP Lancia Flavia 2012 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: LANCIA, Model Year: 2012, Model line: Flavia, Model: Lancia Flavia 2012Pages: 257, PDF Size: 2.8 MB
Page 45 of 257

voor inzittenden helpen bij het bepa-
len van de juiste reactie op de botsin-
gen.
Uitgebreid
ongelukkenresponssysteem
Bij een botsing die leidt tot het opbla-
zen van de airbags zal de controller
van het beveiligingssysteem voor in-
zittenden, als het communicatienet-
werk en de voeding intact blijven en
afhankelijk van de aard van de bot-
sing, bepalen of het uitgebreide onge-
lukkenresponssysteem de volgende
functies uitvoert:
De brandstoftoevoer naar de motorafsluiten.
De waarschuwingsknipperlichten inschakelen zo lang de accu werkt
of totdat het contact wordt afgezet.
De interieurverlichting inschakelen zolang de accu werkt of totdat de
contactsleutel wordt verwijderd.
De portieren automatisch ontgren- delen.
Om de functies van het uitgebreide
ongelukkenresponssysteem na een in-
cident te resetten, moet u de contact- schakelaar van de stand IGN ON in de
stand IGN OFF zetten.
Als een airbag wordt opgeblazen
Het ontwerp van de geavanceerde
frontairbags is zodanig uitgevoerd,
dat deze airbags na het opblazen on-
middellijk leeglopen.
OPMERKING:
De front- en/of zijairbags worden
niet bij alle botsingen opgeblazen.
Dit houdt echter niet in dat het
airbagsysteem niet werkt.
Bij een aanrijding waarbij de airbags
worden opgeblazen, kan zich het vol-
gende voordoen:
Het nylon van de airbag kan soms
schaafwonden en/of een rode huid
veroorzaken bij de bestuurder en de
voorpassagier tijdens het opblazen
van de airbags. De schaafwonden
lijken op de wonden die u oploopt
als u zich schaaft aan een touw, de
vloerbedekking of op de vloer van
een gymnastiekzaal. Deze schaaf-
wonden worden niet veroorzaakt
door contact met chemische stof-
fen. De schaafwonden zijn niet blij-
vend en genezen normaal gespro- ken snel. Als uw schaafwonden
echter na enkele dagen nog niet zijn
genezen of als u last hebt van bla-
ren, raadpleeg dan onmiddellijk
een arts.
Wanneer de airbags leeglopen ziet u mogelijk zwevende stofdeeltjes die
op rook lijken. Dit stof is een nor-
maal bijproduct van het active-
ringsproces voor het niet-giftige op-
blaasgas. Deze zwevende
stofdeeltjes kunnen de huid, ogen,
neus of keel irriteren. Spoel met
koud water als u last hebt van geïr-
riteerde ogen of huid. Zorg voor
frisse lucht bij neus- of keelirrita-
ties. Raadpleeg uw huisarts als de
irritatie blijvend is. Als deze deel-
tjes op uw kleding terechtkomen,
volg dan de gebruikelijke wasvoor-
schriften van de kledingfabrikant
om de kleding te reinigen.
Rijd niet in uw auto nadat de airbags
zijn geactiveerd. Als u dan opnieuw
bij een aanrijding betrokken raakt,
zullen de airbags geen enkele bescher-
ming bieden.
38
Page 47 of 257

OPMERKING:
Als de snelheidsmeter, toerenteller
of andere meters voor motorfunc-
ties niet werken, is het mogelijk
dat ook de controller van het be-
veiligingssysteem voor inzittenden
niet werkt. De airbags zijn dan
mogelijk niet gereed om u te be-
schermen. Controleer onmiddel-
lijk de zekeringhouder op doorge-
slagen zekeringen. Raadpleeg het
etiket aan de binnenkant van het
deksel van de zekeringhouder voor
de juiste airbagzekeringen. Laat
uw erkende dealer controleren of
de zekering nog goed is.EVENT DATA RECODER
(EDR)
Deze auto is uitgerust met een Event
Data Recoder (EDR). De belangrijk-
ste taak van de EDR is het registreren
van gegevens die duidelijk maken hoe
een voertuigsysteem zich heeft gedra-
gen bij aanrijdingen of bijna-
aanrijdingen, zoals de activering van
airbags of een botsing tegen een ob-
stakel. De EDR is ontworpen om kort-
stondig, meestal 30 seconden of kor-
ter, gegevens te registreren die
verband houden met de dynamiek en
veiligheidssystemen van de auto. De
EDR in deze auto is ontworpen om
gegevens te registreren die onder meer
antwoord geven op de volgende vra-
gen:
Hoe hebben diverse systemen in uw
auto zich gedragen? Waren de veiligheidsgordels van de
bestuurder en passagier vastge-
gespt?
Hoe ver (indien van toepassing) trapte de bestuurder het gas- en/of
rempedaal in?
Hoe snel reed de auto?
Deze gegevens kunnen bijdragen aan
een beter inzicht in de omstandighe-
den waaronder botsingen en letsel
ontstaan.
OPMERKING:
De EDR-gegevens worden uitslui-
tend bij werkelijke ongevalsitua-
ties. Onder normale rijomstandig-
heden registreert de EDR geen
gegevens en er worden geen per-
soonlijke gegevens, zoals naam,
geslacht, leeftijd en ongevallocatie
geregistreerd. Het is echter wel
mogelijk dat anderen, bijvoor-
beeld de politie, de EDR-gegevens
combineren met de persoonsgege-
vens die standaard worden opge-
vraagd na ongevallen.
40
Page 48 of 257

Voor het uitlezen van de geregis-
treerde EDR-gegevens is toegang tot
de auto of de EDR en speciale appa-
ratuur nodig. Naast de fabrikant van
de auto kunnen ook anderen die over
deze speciale apparatuur beschikken,
zoals de politie, de EDR-gegevens le-
zen indien zij toegang hebben tot de
auto of de EDR.
KINDERZITJES
Iedereen in uw auto moet altijd een
veiligheidsgordel dragen, ook baby's
en kinderen.
Kinderen van 12 jaar en jonger moe-
ten altijd goed vastgegespt op de ach-
terbank zitten. Statistieken tonen aan
dat kinderen beter beschermd zijnwanneer ze op de achterbank zijn
vastgegespt en niet op de voorstoelen.
WAARSCHUWING!
Bij een aanrijding kan een niet-
vastgegespt kind of zelfs een baby
als een projectiel naar voren wor-
den geslingerd. Bij een aanrijding
kan zo veel kracht nodig zijn om
een baby op uw schoot te houden
dat u het kind onmogelijk kunt
vasthouden, hoe sterk u ook bent.
De baby en andere inzittenden
kunnen zo ernstig gewond raken.
Voor elk kind in uw auto moet u
het bijbehorende kinderzitje ge-
bruiken, overeenkomend met de
grootte van het kind.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
Inzittenden, en met name kinde-
ren, dienen niet tegen het portier,
de zijramen of het gebied waar de
aanvullende zijairbags worden
opgeblazen aan te leunen of in
slaap te vallen, ook niet als zij in
een babyzitje of kinderzitje zitten.
Er zijn verschillende typen kinderzit-
jes in verschillende maten verkrijg-
baar, van zitjes voor baby’s tot oudere
kinderen die bijna groot genoeg zijn
om een veiligheidsgordel voor volwas-
senen te dragen. Lees altijd de hand-
leiding van het kinderzitje om te con-
troleren of het geschikt is voor het
kind. Gebruik het juiste kinderzitje
voor het kind.
Tabel voor het plaatsen van universeel kinderzitje
Gewicht Voorstoel passagierszijde Achterbank buitenzijde
Groep tot 10 kg XU
Groep 0+ tot 13 kg XU
Groep I 9 tot 18 kg XU
Groep II 15 tot 25 kg XU
Groep III 22 tot 36 kg XU
Legenda voor letters in bovenstaande tabel
U = Geschikt voor universele kinderzitjes, goedgekeurd voor het gewicht.
X = Zitpositie niet geschikt voor kinderen in deze gewichtsklasse.
41
Page 52 of 257

Alle passagierszitplaatsen zijnvoorzien van automatisch blokke-
rende oprolmechanismen voor vei-
ligheidsgordels. Veiligheidsgordels
gaan in de loop van de tijd losser
zitten. Daarom dient u de gordel af
en toe te controleren en, indien no-
dig, aan te trekken.
Gesp het kind in het zitje vast vol- gens de aanwijzingen van de fabri-
kant van het zitje.WAARSCHUWING!
Wanneer u het baby- of kinderzitje
niet gebruikt, zet dit dan vast met de
veiligheidsgordel of verwijder het uit
de auto. Laat het zitje nooit los in de
auto liggen. Bij een noodstop of aan-
rijding kan het zitje de inzittenden of
de rugleuningen van de stoelen ra-
ken en ernstig letsel veroorzaken.
ISOFIX — Bevestigingssysteem
voor kinderzitjes
Uw auto is uitgerust met het zogehe-
ten ISOFIX-bevestigingssysteem voor
kinderzitjes. Met het ISOFIX systeem
kunnen kinderzitjes worden bevestigd
zonder gebruik te maken van de vei-
ligheidsgordels. Beide zitplaatsen op de achterbank hebben lage veranke-
ringspunten die geschikt zijn voor
ISOFIX-compatibele kinderzitjes met
flexibele bevestigingsriemen aan de
onderzijde of vaste lage bevestigings-
punten. Ongeacht het type lage beves-
tiging dient u ISOFIX-compatibele
kinderzitjes nooit zodanig te plaatsen
dat twee kinderzitjes samen een laag
ankerpunt delen. Als u ISOFIX-
compatibele kinderzitjes naast elkaar
op de achterbank plaatst, kunt u de
ISOFIX-ankerpunten of de veilig-
heidsgordels van de auto gebruiken.
Als uw kinderzitjes niet ISOFIX-
compatibel zijn, dam kunt u de kin-
derzitjes alleen met de veiligheidsgor-
dels van de auto bevestigen.
Raadpleeg voor specifieke bevesti-
gingsinstructies "Het ISOFIX-
compatibele kinderzitje installeren".
ISOFIX-ankerpunten op de
achterbank
Tegenwoordig zijn kinderzitjes lever-
baar die geschikt zijn voor bevestiging
aan de lage verankeringspunten. Kin-
derzitjes voorzien van bevestigings-
banden en haken voor bevestiging
aan de bovenste bevestigingsbanden
zijn al langere tijd leverbaar. Een
groot aantal fabrikanten van kinder-
zitjes levert inmiddels voor sommige
oudere typen kinderzitjes een
uitbreidings- of aanpassingsset met
bevestigingsbanden.
Aangezien de introductie van de lage
ankerpunten voor personenauto's en-
kele jaren zal vergen, zullen kinderzit-
jes met bevestigingen voor dergelijke
verankeringspunten voorlopig ook
voorzieningen hebben voor bevesti-
ging met behulp van de heup- of drie-
puntsgordels. Ze zijn tevens voorzien
van bevestigingsbanden. Maak ge-
bruik van alle beschikbare bevesti-
gingsmiddelen om het kinderzitje ste-
vig in de auto te bevestigen.
ISOFIX-ankerpunten op de
achterbank
45
Page 53 of 257

OPMERKING:Wanneer u het ISOFIX-bevestigings-
systeem gebruikt om een kinderzitje
te installeren, moet u ervoor zorgen
dat alle veiligheidsgordels die op
dat moment niet worden gebruikt,
buiten het bereik van kinderen wor-
den gehouden. Het is raadzaam
voordat het kinderzitje wordt aan-
gebracht de veiligheidsgordel ach-
ter het zitje om vast te gespen, bui-
ten bereik van het kind. Als de
vastgegespte veiligheidsgordel in de
weg zit bij de installatie van het kin-
derzitje, leidt u de veiligheidsgordel
door de gordelopening van het kin-
derzitje en gespt u deze vervolgens
vast, in plaats van de veiligheidsgor-
del achter het zitje te leiden. Hier-
door blijft de veiligheidsgordel bui-
ten bereik van een nieuwsgierig
kind. Wijs alle kinderen in de auto
erop dat een veiligheidsgordel geen
speelgoed is, en dat ze er niet mee
mogen spelen. Laat kinderen nooit
zonder begeleiding achter in de
auto.
Het ISOFIX-compatibele
kinderzitje installeren
Wij raden u aan de aanwijzingen van
de fabrikant zorgvuldig op te volgen
bij het installeren van het kinderzitje.
Niet alle kinderzitjes worden geïnstal
leerd volgens de beschrijving in deze
handleiding. Nogmaals: volg nauwge-
zet de aanwijzingen van de fabrikant
op wanneer u een kinderzitje instal-
leert.De lage verankeringspun-
ten zijn ronde stangen aan
de achterzijde van de zit-
ting, in de hoek die wordt
gevormd door zitting en rugleuning.
Deze stangen zijn nog net zichtbaar
wanneer u tegen de zitting steunt om
het kinderzitje te installeren. U voelt
deze stangen wanneer u met de vinger
langs de rand gaat waar rugleuning en
zitting samenkomen. Bovendien bevinden zich
achter elke zitplaats op de
achterbank ankerpunten
voor bevestigingsbanden.
De toegangsopeningen naar de anker-
punten bevinden zich in het paneel
tussen de achterbank en de achter-
ruit. De ankerpunten bevinden zich
onder een afdekking in het tapijt op
de achterkant van de stoel waarop u
dit symbool ziet.
De meeste, maar niet alle, kinderzitjes
zijn aan beide zijden voorzien van
aparte banden. Deze banden zijn
voorzien van een haak of een koppel-
stuk voor bevestiging aan het lage an-
kerpunt en van een systeem voor het
verstellen van de band. In de rijrich-
ting geplaatste kinderzitjes en som-
mige tegen de rijrichting in geplaatste
babyzitjes zijn ook voorzien van een
bevestigingsband, een haak voor be-
vestiging aan de ankerpunten voor
bevestigingsbanden en een verstelme-
chanisme voor de band.
46
Page 54 of 257

U maakt eerst het verstelmechanisme
aan de onderste banden en aan de
bevestigingsband los, zodat u de ha-
ken of koppelstukken gemakkelijker
aan de verankeringspunten in de auto
kunt vastmaken. Bevestig vervolgens
de onderste haken of koppelstukken
via de bovenkant van het bekledings-
materiaal van de zitplaats. Draai dan
de afdekking van het ankerpunt voor
de bevestigingsband recht achter de
zitplaats waarop u het kinderzitje
plaatst en duw het ankerpunt en de
haak via de toegangsopening de baga-
geruimte in. Open de afdekking op
het tapijt op de achterkant van de
stoel en bevestig de haak van de be-
vestigingsband aan het ankerpunt.
Let erop dat u de bevestigingsband
volgens de kortste weg van het anker-
punt naar het kinderzitje bevestigt.
Trek tot slot alle drie de banden aan
terwijl u het kinderzitje naar achteren
en omlaag tegen de bank drukt, en
trek de banden strak overeenkomstig
de aanwijzingen van de fabrikant van
het kinderzitje.OPMERKING:
Wanneer u het ISOFIX-bevestigings-
systeem gebruikt om een kinderzitje
te installeren, moet u ervoor zorgen
dat alle veiligheidsgordels die op
dat moment niet worden gebruikt,
buiten het bereik van kinderen wor-
den gehouden. Het is raadzaam
voordat het kinderzitje wordt aan-
gebracht de veiligheidsgordel ach-
ter het zitje om vast te gespen, bui-
ten bereik van het kind. Als de
vastgegespte veiligheidsgordel in de
weg zit bij de installatie van het kin-
derzitje, leidt u de veiligheidsgordel
door de gordelopening van het kin-
derzitje en gespt u deze vervolgens
vast, in plaats van de veiligheidsgor-
del achter het zitje te leiden. Hier-
door blijft de veiligheidsgordel bui-
ten bereik van een nieuwsgierig
kind. Wijs alle kinderen in de auto
erop dat een veiligheidsgordel geen
speelgoed is, en dat ze er niet mee
mogen spelen. Laat kinderen nooit
zonder begeleiding achter in de
auto.
WAARSCHUWING!
Onjuiste bevestiging aan de ISOFIX-
ankerpunten kan ertoe leiden dat
het kinderzitje niet goed functio-
neert. Het kind kan daardoor ernstig
of zelfs dodelijk letsel oplopen. Volg
daarom bij de bevestiging van een
kinderzitje nauwkeurig de aanwij-
zingen van de fabrikant.
Kinderzitjes installeren met de
veiligheidsgordelsDe veiligheidsgordels op de passagiers-
zitplaatsen achterin zijn voorzien van
een automatisch blokkerend oprolme-
chanisme, dat wordt gebruikt voor het
bevestigen van een kinderzitje. Bij deze
gordeltypen kan het heupgedeelte van
de gordel stevig rond het kinderzitje
worden getrokken, zodat geen borg-
klem gebruikt hoeft te worden. Het au-
tomatisch blokkerend oprolmecha-
nisme produceert een ratelend geluid
als u de gordel helemaal uit het oprol-
mechanisme trekt en vervolgens de gor-
del laat terugrollen. Raadpleeg de para-
graaf "Automatische blokkeerfunctie"
voor meer informatie over het automa-
tisch blokkerend oprolmechanisme. In
onderstaande tabel worden de zitplaat-
47
Page 55 of 257

sen vermeld met een automatisch blok-
kerend oprolmechanisme (ALR) of een
geschakelde gordelspanner.
Be-
stuur- der Mid-
den Passa-
gier
Eerste rij N.v.t. N.v.t. N.v.t.
Tweede rij ALR N.v.t. ALR
N.v.t. — Niet van toepassing
ALR — Automatisch blokkerend oprolmechanisme
Kinderzitje met een automatisch
blokkerend oprolmechanisme instal-
leren:
1. Voor de installatie van een kinder-
zitje met automatisch blokkerend op-
rolmechanisme trekt u voldoende gor-
delband uit het oprolmechanisme om
deze door de gordelopening van het
kinderzitje te kunnen leiden. Schuif
de gesp in de gespsluiting totdat u een
'klik' hoort. Trek daarna de hele gor-
delband uit het oprolmechanisme en
laat de gordel vervolgens terugrollen
in het mechanisme. Terwijl de gordel wordt opgerold hoort u een ratelge-
luid. Dit geeft aan dat de automati-
sche blokkeerfunctie is geactiveerd.
2. Trek daarna aan eventuele slappe
delen van de gordel om het heupge-
deelte rond het kinderzitje strak te
trekken. Veiligheidsgordels gaan in de
loop van de van losser zitten. Daarom
dient u de gordel af en toe te contro-
leren en, indien nodig, aan te trekken.
Op de achterbank is het soms lastig
om de driepuntsgordel strak om het
kinderzitje aan te trekken, doordat
de gesp of de gespsluiting zich te
dicht bij de gordelopening op het
zitje bevindt. Maak dan de gesp los
uit de gespsluiting en draai het
korte gordelgedeelte aan de slui-
tingzijde enkele keren rond om dit
gedeelte korter te maken. Zet de
gesp weer vast in de gespsluiting,
met de ontgrendelknop naar buiten
gericht.
Als u de gordel nog steeds niet kunt
aantrekken of als door trekken en
duwen aan het kinderzitje de gordel
loskomt, maak dan de gesp los uit de
sluiting. Draai vervolgens de gesp- sluiting om en steek de gesp opnieuw
in de sluiting. Als het kinderzitje dan
nog steeds niet stevig is vastgezet,
probeer dan een andere zitpositie.
Een bevestigingsband van een kinder-
zitje bevestigen:
1. Sluit het cabrioletdak als dit is ge-
opend.
OPMERKING:
Het dak moet gesloten zijn (om-
hoog) om het ankerpunt van de be-
vestigingsband bereikbaar te ma-
ken.
2. Open de afdekking (A) op de ach-
terkant van de stoel waarop u het
kinderzitje gaat bevestigen.
Afdekking van opening voor
bevestigingsband voor kinderzitje
48
Page 59 of 257

WAARSCHUWING!(Vervolgd)
Controleer regelmatig of de mat-
ten nog correct zijn bevestigd.
Matten die zijn verwijderd om te
worden gereinigd, moeten altijd
op de juiste wijze opnieuw worden
geplaatst en vastgemaakt.
Voorkom te allen tijde dat er tij-
dens het rijden voorwerpen kun-
nen vallen in de voetruimte van de
bestuurder. Deze voorwerpen
kunnen beklemd raken onder het
rem- en gaspedaal, waardoor u de
controle over de auto verliest.
Bevestigingspunten moeten, in-
dien nodig, op de juiste wijze wor-
den aangebracht als deze niet af
fabriek aanwezig zijn.
Als de vloermatten niet op de juiste
wijze worden geplaatst of bevestigd,
kan de beweging van het rem- en
gaspedaal worden belemmerd,
waardoor u de controle over de auto
verliest. Veiligheidscontroles buiten
de auto
Banden
Controleer de banden op overmatige
of ongelijkmatige slijtage. Controleer
de banden op stenen, spijkers, glas of
andere voorwerpen die in het loop-
vlak of de wang vast zijn blijven zit-
ten. Controleer het loopvlak op sne-
den en scheuren. Controleer de
wangen op sneden, scheuren en bob-
bels. Controleer of de wielmoeren ste-
vig zijn aangedraaid. Controleer de
bandenspanning (met inbegrip van
het reservewiel) wanneer de banden
koud zijn.
Lights (Verlichting)
Laat iemand de werking van de ver-
lichting controleren terwijl u in de
auto de verlichting bedient. Contro-
leer de controlelampjes voor de rich-
tingaanwijzers en het grootlicht op
het instrumentenpaneel.
Portiersloten
Controleer of de portieren goed slui-
ten en worden vergrendeld.
Vloeistoflekkage
Kijk na een nacht parkeren onder de
auto. Controleer op brandstof-,
koelvloeistof-, olie- of andere vloei-
stoflekkage. Ook als u een benzine-
lucht ruikt of lekkage van brandstof
of rem- of stuurbekrachtigingsvloei-
stof vermoedt, moet direct de oorzaak
worden opgespoord en verholpen.
52
Page 61 of 257

MAKE-UPSPIEGEL . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 70
UCONNECT™ PHONE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 70 COMPATIBELE TELEFOONS . . . . . . . . . . . . . . 71
BEDIENING . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 71
FUNCTIES TELEFOONGESPREKKEN . . . . . . . 77
FUNCTIES VAN UCONNECT™ PHONE . . . . . . 78
GEAVANCEERDETELEFOONVERBINDINGEN . . . . . . . . . . . . . . 82
WAT U MOET WETEN OVER UCONNECT™ PHONE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 83
SPRAAKHERKENNING . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 91 WERKING VAN HETSPRAAKBEDIENINGSSYSTEEM . . . . . . . . . . . 91
OPDRACHTEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 92
STEMTRAINING . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 93
STOELEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 94 ELEKTRISCH VERSTELBARE STOELEN . . . . 94
STOELVERWARMING . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 95
RUGLEUNING VERSTELLEN . . . . . . . . . . . . . 96
LENDENSTEUN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 97
EASY ENTRY-SYSTEEM . . . . . . . . . . . . . . . . . 97
HOOFDSTEUNEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 97
OPENEN EN SLUITEN VAN DE MOTORKAP . . . . 99
VERLICHTING . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 100 MULTIFUNCTIONELE HENDEL . . . . . . . . . . 100
KOPLAMPEN EN PARKEERLICHTEN . . . . . . 100
54
Page 65 of 257

staat, het bagagescherm op zijn
plaats zit en het kofferdeksel is
gesloten en vergrendeld. Het dak
kan niet worden geopend bij een
omgevingstemperatuur lager
dan 18°C.
Het dak kan niet worden geslo- ten bij een omgevingstempera-
tuur lager dan 40°C.
Het dak mag niet worden geopend
bij vorst, ijs of sneeuw. Hierdoor
kan het dak beschadigd raken en
mogelijk niet meer helemaal wor-
den opgeborgen. De Power Top-regelmodule (PTCM) bewaakt en regelt het
openen en sluiten van het dak.
Een reeks microschakelaars
controleert of alle handelingen
zijn voltooid alvorens over te
gaan op de volgende openings-
of sluitingsfase.
Als het dak veelvuldig wordt ge- opend en gesloten met terwijl de
motor is uitgeschakeld, kan de
accu leeg raken. Als u tijdens het rijden met ge-
opend dak de veiligheidsgordels
achterin hoort flapperen, breng
de auto dan veilig tot stilstand en
gesp de gordels van de lege stoe-
len vast. Zo blijven de veilig-
heidsgordels gespannen en kun-
nen ze niet meer flapperen.
LET OP!
Plaats het bagagescherm op juistewijze in de bagageruimte voordat
u het dak invouwt. Hierdoor
wordt een schakelaar gesloten die
het opbergen van het dak toestaat.
Als de schakelaar niet is gesloten,
wordt de bestuurder gewaar-
schuwd via een bericht in de in-
strumentengroep.
Berg voorwerpen altijd zorgvuldig
op in de bagageruimte.
Duw voorwerpen nooit te ver de
bagageruimte in, vooral niet als
het geopende dak is ingevouwen
in de bagageruimte.
Plaats geen voorwerpen op de
hoedenplank.
(Vervolgd)
LET OP!(Vervolgd)
Het negeren van deze waarschuwin-
gen kan leiden tot schade aan de
onderdelen van het cabrioletdak,
bagage in de bagageruimte, het ba-
gagescherm en het interieur van de
auto.LET OP!
Voordat u het dak gaat bedienen:
Controleer altijd of er geen vuil of
andere voorwerpen op het dak
aanwezig zijn.
Controleer of de temperatuur ho-
ger is dan 18°C als u het dak wilt
openen.
Controleer of de temperatuur ho-
ger is dan 40°C als u het dak wilt
sluiten.
Open nooit een bevroren cabrio-
letdak. Wacht met het openen en
invouwen van het dak totdat het
dak is ontdooid. U kunt een stof-
fen dak beter niet openen bij tem-
peraturen onder de 0°C.
(Vervolgd)
58