Lancia Thema 2011 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: LANCIA, Model Year: 2011, Model line: Thema, Model: Lancia Thema 2011Pages: 324, PDF Size: 3.72 MB
Page 181 of 324

indicator. Druk de toets nogmaals in
om de recirculatiemodus uit te scha-
kelen en buitenlucht te laten binnen-
stromen. OPMERKING:
Bij koud weer kunnen de ruiten,
bij gebruik van de recirculatie-
functie, sneller beslaan. Bij syste-
men met handmatige klimaatrege-
ling kan de recirculatiestand niet
worden gebruikt in combinatie
met de stand ontdooien/
ontwasemen. Hierdoor verloopt
het ontwasemen sneller. De recir-
culatie wordt automatische uitge-
schakeld als deze stand wordt ge-
kozen. Als u de recirculatiestand
probeert in te schakelen terwijl
een van deze standen actief is, gaat
de LED in de bedieningsknop
knipperen om vervolgens uit tegaan.
AUTOMATISCHE
TEMPERATUURREGELING
(ATC)
De toetsen van de ATC bevinden zich
in het midden op het instrumentenpa-neel.Schermtoetsen bevinden zich op het
Uconnect Touch™ display.
Automatische werking
1. Druk op de toets of schermtoets
AUTO (9) op het paneel Automatic
Temperature Control (ATC).
2. Stel vervolgens de door u gewenste
temperatuur in m.b.v. de tempera-
tuurregelknoppen of -toetsen (6, 7,
10 en 11) voor de bestuurderszijde en
de passagierszijde. Zodra de gewenste
temperatuur wordt aangegeven, zorgt
het systeem dat dit comfortniveau
wordt bereikt en automatisch wordtgehandhaafd.
3. Zodra het systeem eenmaal vol-
gens uw comfortniveau is ingesteld,
hoeven de instellingen niet opnieuw te
worden aangepast. U ervaart het
meeste gebruiksgemak wanneer u het
systeem automatisch zijn gang laatgaan. OPMERKING:
De temperatuurinstellingen
hoeft u niet aan te passen voor
een warm of koud voertuig. Het
systeem kiest automatisch zelf
de temperatuur, de luchtverde- ling en het aanjagertoerental om
zo snel mogelijk comfort te bie-den.
De temperatuur kan worden ge- toond in Amerikaanse of metri-
sche eenheden, via selectie van
de US/M klantprogrammeer-
functie. Raadpleeg "Uconnect
Touch™ systeeminstellingen" in
dit hoofdstuk van deze handlei-ding.
Voor een optimaal comfort in de
AUTO-modus, blijft de aanjager tij-
dens een koude start op een lage stand
draaien totdat de motor is opge-
warmd. Daarna zal de aanjager steeds
sneller draaier en overgaan naar deAUTO-modus.
Handmatige bediening
Bij dit systeem kan handmatig het
aanjagertoerental, luchtverdeling,
A/C status en de luchtrecirculatie
worden geselecteerd.
Het aanjagertoerental kan op elke ge-
wenste constante waarde worden in-
gesteld door de buitenring van de be-
dieningsknop te draaien. De aanjager
werkt nu op een vaste snelheid tot een
175
Page 182 of 324

andere snelheid wordt gekozen. Zo
kunnen de voorste inzittenden de
luchthoeveelheid regelen die in het
voertuig circuleert en de "AUTO"
modus opheffen.
De gebruiker kan ook de richting van
de luchtstroom kiezen door een van de
beschikbare modi in te stellen. De
werking van de A/C en luchtrecircu-
latie kan ook handmatig worden ge-
selecteerd in Manual operation.
AANWIJZINGEN VOOR BEDIENING OPMERKING:
Zie de tabel aan het eind van dit
hoofdstuk voor de juiste instellin-
gen voor de verschillende weers-omstandigheden.
Rijden in de zomer
Het motorkoelsysteem in auto's met
airconditioning moet worden be-
schermd met een antivriesmiddel van
uitstekende kwaliteit om een goede
bescherming te bieden tegen roestvor-
ming en oververhitting van de motor.
Een oplossing van 50% ethyleenlycol
(antivries) en 50% water wordt aan-
bevolen. Raadpleeg "Onderhouds-procedures" in het onderhoudsboekje
van uw auto voor het kiezen van de
juiste koelvloeistof.
Rijden in de winter
Het gebruik van de circulatiefunctie
tijdens de wintermaanden is af te ra-
den, daardoor kunnen de ruiten ge-
makkelijk beslaan. Stalling
Wanneer u de auto stalt, of minstens
twee weken lang niet meer gebruikt
(bijv. bij vakantie), laat het aircosys-
teem dan bij stationair toerental vijf
minuten lang draaien in de buiten-
lucht bij een hoge aanjagersnelheid.
Zo krijgt het systeem voldoende sme-
ring en is de kans op schade aan de
aircocompressor miniem wanneer u
het systeem weer start. Ruitontwaseming
Het beslaan van de voorruit aan de
binnenzijde is snel te verhelpen door
de keuzeschakelaar op Ontwasemen
te zetten. Met de stand Ontwasemen/
Vloerventilatie kunt u de voorruit hel-
der houden en daarnaast zorgen voor
voldoende verwarming. Als u last
krijgt van beslagen zijruiten, kunt u
de aanjagersnelheid verhogen. Bij
zacht maar regenachtig of vochtig
weer kunnen de autoruiten aan de
binnenzijde gemakkelijk beslaan. OPMERKING:
Circulatie van lucht zonder air-
conditioning mag niet lang wor-
den gebruikt, omdat dan de rui-
ten kunnen beslaan.
De automatische klimaatrege- ling (ATC) past automatisch de
klimaatinstellingen aan om het
beslaan van de voorruit te ver-
minderen of te voorkomen.
Luchtinlaat buiten
Zorg dat de luchtinlaat, pal voor de
voorruit, niet wordt verstopt door
achtergebleven bladeren e.d. Wan-
neer bladeren achterblijven in de
luchtinlaat wordt de luchtstroming
belemmerd; wanneer ze in de lucht-
kamer terechtkomen kunnen de wa-
terafvoeren verstopt raken. Zorg in de
wintermaanden dat de luchtinlaat
niet wordt afgedekt door ijs of sneeuw.
176
Page 183 of 324

Aircoluchtfilter
Het klimaatregelsysteem filtert stof,
stuifmeel en sommige geuren uit de
buitenlucht. Sterke stank kan niet
volledig worden uitgefilterd. Raad-
pleeg "Onderhoudsprocedures" in het
onderhoudsboekje van uw auto voor
de instructies voor het vervangen van
het filter.177
Page 184 of 324

178
Page 185 of 324

5
STARTEN EN BEDIENEN
STARTPROCEDURES . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 183 AUTOMATISCHE VERSNELLINGSBAK . . . . . 183
KEYLESS ENTER-N-GO . . . . . . . . . . . . . . . . 183
NORMAAL STARTEN — BENZINEMOTOR . . 184
EXTREEM KOUD WEER (TEMPERATUURLAGER DAN 29°C) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 185
ALS DE MOTOR NIET START . . . . . . . . . . . . 185
Na het starten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 185
NORMAAL STARTEN — DIESELMOTOR . . . . 185
AUTOMATISCHE VERSNELLINGSBAK . . . . . . . 188 SLEUTELBLOKKERING . . . . . . . . . . . . . . . . 189REM-/SCHAKELBLOKKERING . . . . . . . . . . . 189
ACHTTRAPS AUTOMATISCHE VERSNELLINGSBAK – 3,6L MOTOR . . . . . . . 189
VERSNELLINGEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 190
VIJFTRAPS AUTOMATISCHE VERSNELLINGSBAK – 3,0L
DIESELMOTOR . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 193
VERSNELLINGEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 194
AUTOSTICK® . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 198 BEDIENING – 3,0L DIESELMOTOR . . . . . . . . 198
179
Page 186 of 324

RIJDEN OP EEN GLADDE ONDERGROND . . . . 199 ACCELEREREN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 199
GRIP . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 199
DOOR WATER RIJDEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 199
STROMEND/OPKOMEND WATER . . . . . . . . . 200
Ondiep stilstaand water . . . . . . . . . . . . . . . . . 200
STUURBEKRACHTIGING . . . . . . . . . . . . . . . . . 201
PARKEERREM . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 202
ANTIBLOKKEERREMSYSTEEM . . . . . . . . . . . . 203
ELEKTRONISCH REMSYSTEEM . . . . . . . . . . . . 204 ANTIBLOKKEERSYSTEEM (ABS) . . . . . . . . . 204
TRACTION CONTROL SYSTEM (TCS) . . . . . . 205
BRAKE ASSIST SYSTEM (BAS) . . . . . . . . . . . 205
ELEKTRONISCHESTABILITEITSREGELING (ELECTRONIC
STABILITY CONTROL, ESC) . . . . . . . . . . . . . 205
Wegrijhulp op hellingen (Hill Start Assist, HSA) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 207
READY ALERT BRAKING . . . . . . . . . . . . . . . 208
RAIN BRAKE SUPPORT . . . . . . . . . . . . . . . . 209
CONTROLE-/STORINGSLAMPJE ELEKTRONISCH
STABILITEITSPROGRAMMA EN
CONTROLELAMPJE ELEKTRONISCH
STABILITEITSPROGRAMMA UIT . . . . . . . . . 209
ESC SYNCHRONISEREN . . . . . . . . . . . . . . . . 210
180
Page 187 of 324

BANDEN — ALGEMENE INFORMATIE . . . . . . . 210 BANDENSPANNING . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 210
BANDENSPANNINGEN . . . . . . . . . . . . . . . . . 211
BANDENSPANNING BIJ HOGERERIJSNELHEDEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 211
RADIAALBANDEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 212
THUISKOMER (voor bepaalde uitvoeringen/markten) . . . . . . . . . . . . . . . . . . 212
THUISKOMER (voor bepaalde uitvoeringen/markten) . . . . . . . . . . . . . . . . . . 213
DOORSLIPPEN VAN DE WIELEN . . . . . . . . . 213
BANDENSLIJTAGE-INDICATOREN . . . . . . . . 214
LEVENSDUUR VAN EEN BAND . . . . . . . . . . . 214
VERVANGENDE BANDEN . . . . . . . . . . . . . . . 214
SNEEUWKETTINGEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 215
ROULEREN VAN BANDEN . . . . . . . . . . . . . . . . . 216
BANDENSPANNINGSCONTROLESYSTEEM (TPMS) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 216
PREMIUMSYSTEEM . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 218
TPMS BUITEN WERKING STELLEN . . . . . . . 220
BRANDSTOFVEREISTEN — BENZINEMOTOREN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 221
3,6L-MOTOR . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 221
BRANDSTOFVEREISTEN — DIESELMOTOREN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 223
BRANDSTOF BIJVULLEN . . . . . . . . . . . . . . . . . 224
181
Page 188 of 324

NOODONTGRENDELING VOORTANKKLEP . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 225
AUTO BELADEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 225 VOERTUIGCERTIFICATIELABEL . . . . . . . . . 225
MAXIMAAL TOELAATBAARTOTAALGEWICHT (GVWR) . . . . . . . . . . . . . . 226
MAXIMAAL TOELAATBARE ASBELASTING (GAWR) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 226
OVERBELADING . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 226
BELADEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 226
RIJDEN MET EEN AANHANGWAGEN . . . . . . . . 227 DEFINITIES VOOR RIJDEN METAANHANGER . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 227
LOSTREK-BEVEILIGINGSKABEL . . . . . . . . . 229
TREKGEWICHTEN (MAXIMALE AANHANGERGEWICHTEN) . . . . . . . . . . . . . . 230
AANHANGER- EN DISSELGEWICHT . . . . . . 230
VEREISTEN VOOR TREKKEN AANHANGER . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 231
WENKEN VOOR HET TREKKEN VAN EEN AANHANGER . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 235
TREKHAAKBEVESTIGING . . . . . . . . . . . . . . 236
SLEPEN ACHTER EEN CAMPER . . . . . . . . . . . . 236
182
Page 189 of 324

STARTPROCEDURES
Voordat u uw auto start: stel uw stoel
in, stel de binnen- en buitenspiegels
in, doe uw veiligheidsgordel om en
verzoek eventuele passagiers ook hun
veiligheidsriemen om te doen.WAARSCHUWING!
Verwijder altijd uw sleutelhouderbij het verlaten van het voertuig
en doe uw voertuig op slot.
Laat nooit kinderen alleen in een
auto achter of daar waar ze toe-
gang tot een niet afgesloten auto
hebben. Kinderen zonder toezicht
in een auto achterlaten is om ver-
schillende redenen gevaarlijk.
Kinderen of derden kunnen ern-
stige of dodelijke verwondingen
oplopen. Waarschuw kinderen dat
ze niet aan de handrem, het rem-
pedaal of de versnellingspook mo-
gen komen.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
Laat de sleutelhouder niet achter
in of in de buurt van de auto en
laat Keyless Enter-N-Go niet in de
stand ACC of ON/RUN staan. Een
kind zou de elektrische raambe-
diening of andere schakelaars
kunnen bedienen of de auto in
beweging kunnen brengen.
AUTOMATISCHE VERSNELLINGSBAK
De versnellingspook moet in de stand
NEUTRAL of PARK staan voordat u
de auto kunt starten. Trap het rempe-
daal in voordat u de versnellingspook
in een rijstand zet.LET OP!
De versnellingsbak kan beschadigd
raken indien de volgende voorzorgs-
maatregelen niet in acht genomen
worden:
Zet de versnellingspook alleen in de stand PARK als de auto volle-
dig stilstaat.
(Vervolgd)
LET OP!(Vervolgd)
Zet de versnellingspook alleen in
of uit de stand REVERSE, als de
auto volledig stilstaat en de motor
stationair draait.
Schakel niet naar PARK, RE-
VERSE, NEUTRAL of DRIVE bij
een hoger motortoerental dan sta-
tionair.
Voordat u naar een versnelling
schakelt, moet u het rempedaal
stevig intrappen.
KEYLESS ENTER-N-GO Met deze functie
kan de bestuurder
via een druk op de
toets de contact-
schakelaar bedie-
nen, mits de af-standsbediening
(RKE) zich in het passagierscompar-
timent bevindt.
183
Page 190 of 324

NORMAAL STARTEN — BENZINEMOTOR
Met de knop ENGINE
START/STOP (Motor Aan/Uit) OPMERKING:
Bij normaal starten van een koude
of warme motor hoeft u het gaspe-
daal niet in te trappen.
Om de motor te starten, moet de ver-
snellingspook in de stand PARK of
NEUTRAL staan. Houd het rempe-
daal ingetrapt terwijl u één keer op de
ENGINE START/STOP-knop drukt.
Het systeem neemt het dan over en
probeert de auto te starten. Als de
auto niet start, slaat de startmotor
automatisch na 10 seconden af. Als u
de startpogingen wilt onderbreken
voordat de motor aanslaat, drukt u
nogmaals op de knop.
Motor uitschakelen met de knop
ENGINE START/STOP (Motoraan/uit)
1. Zet de versnellingspook in de
stand PARK, druk op de ENGINE
START/STOP-knop en laat deze
daarna los.2. De contactschakelaar keert terug
naar de stand OFF.
3. Als de versnellingspook niet in de
stand PARK staat, moet de knop EN-
GINE START/STOP twee seconden
lang worden ingedrukt en moet de
rijsnelheid meer dan 8 km/u bedra-
gen voordat de motor afslaat. De con-
tactschakelaar blijft in de stand ACC,
totdat de versnellingspook in de stand
PARK staat en de knop twee keer
wordt ingedrukt naar de stand OFF.
Als de versnellingspook niet in de
stand PARK staat en de knop EN-
GINE START/STOP één keer wordt
ingedrukt, verschijnt op het scherm
van het EVIC (voor bepaalde
uitvoeringen/markten) het bericht
“Vehicle Not In Park” (Auto niet in
parkeerstand) en blijft de motor
draaien. Verlaat een auto nooit als
deze niet in de stand PARK staat,
omdat de auto dan kan wegrollen. OPMERKING:
Wanneer de contactschakelaar in
de stand ACC of RUN (motor draait
niet) blijft staan en de versnel-
lingspook in de stand PARK staat,
wordt het systeem, nadat het30 minuten niet actief is geweest,
automatisch uitgeschakeld en
wordt de contactschakelaar in de
stand OFF gezet.
Functies ENGINE START/STOP –
rempedaal NIET ingedrukt (in de
stand PARK of NEUTRAL)
De werking van de Enter-N-Go-
functie is gelijk aan die van de con-
tactschakelaar. Er zijn vier standen:
OFF, ACC, RUN en START. Om de
contactschakelaar in een andere stand
te zetten zonder de auto te starten en
om de accessoires te kunnen gebrui-
ken, volgt u de onderstaande stappen.
Starten met de contactschakelaar
in de stand OFF:
Druk op de knop ENGINE START/ STOP om het contactslot in de
stand ACC te zetten (ACC licht op),
Druk nogmaals op de ENGINE START/STOP-knop om het con-
tactslot in de stand RUN te zetten
(RUN licht op).
Druk een derde keer op de knop ENGINE START/STOP om het
contactslot in de stand OFF te zet-
ten (OFF licht op),
184