Lancia Thema 2011 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: LANCIA, Model Year: 2011, Model line: Thema, Model: Lancia Thema 2011Pages: 324, PDF Size: 3.72 MB
Page 171 of 324

naast de instelling verschijnt, dat aan-
geeft dat de instelling is geselecteerd.
Druk op de schermtoets met de pijl
naar links om naar het vorige menu
terug te keren. OPMERKING:
De stoel keert terug naar de
geheugenstand (als Geheugen op-
roepen op ON is ingesteld met de
afstandsbediening) zodra de af-
standsbediening wordt gebruikt
om het portier te ontgrendelen.
Raadpleeg voor nadere informatie:
"Geheugen bestuurdersstoel" on-
der "De functies van uw voertuig".
Opties bij stilstaande motor
Nadat u op de schermtoets Engine Off
Options hebt gedrukt, zijn de vol-
gende instellingen mogelijk.
Stoel met Easy Exit-functie (voorgemakkelijk uitstappen (voor
bepaalde uitvoeringen/markten))
Deze functie zorgt ervoor dat de be-
stuurder makkelijker kan in- en uit-
stappen. Druk om uw keuze te maken
op de schermtoets Easy Exit Seats tot
een vinkje naast de instelling ver-
schijnt, dat aangeeft dat de instelling is geselecteerd. Druk op de scherm-
toets met de pijl naar links om naar
het vorige menu terug te keren.
Stroom bij stilstaande motor
(voor bepaalde uitvoeringen/ markten)
Als deze functie is geselecteerd, blij-
ven de elektrisch bedienbare ruiten,
de radio, het Uconnect™ telefoonsys-
teem (voor bepaalde uitvoeringen/
markten), het dvd-videosysteem
(voor bepaalde uitvoeringen/
markten), het elektrisch bedienbare
schuifdak (voor bepaalde
uitvoeringen/markten) en de aan-
sluitcontacten nog maximaal 10 mi-
nuten werken nadat de contactscha-
kelaar in de stand OFF is gezet. Door
het openen van een voorportier wordt
deze functie uitgeschakeld. Voor het
wijzigen van de instelling van stroom
bij stilstaande motor op de scherm-
toets 0 seconden, 45 seconden, 5 mi-
nuten of 10 minuten. Druk vervolgens
op de schermtoets met de pijl naarlinks. Uitschakelvertraging koplampen
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Als u deze functie selecteert, kunt u
kiezen of bij uitstappen de koplampen
nog 30, 60 of 90 seconden blijven
branden. Druk op de schermtoets + of
- om de status van Headlight Off De-
lay (uitschakelvertraging koplam-
pen) te veranderen en het gewenste
interval te selecteren. Druk op de
schermtoets met de pijl naar links om
naar het vorige menu terug te keren.
Compass Settings (instellingen
van het kompas)
Nadat u op de schermtoets Compass
Settings hebt gedrukt, zijn de vol-
gende instellingen mogelijk.
Afwijking (voor bepaalde
uitvoeringen/markten)
De kompasafwijking is het verschil
tussen het magnetische noorden en
het geografische noorden. Ter com-
pensatie van de verschillen moet de
kompasafwijking aan de hand van de
zonekaart worden ingesteld voor de
zone waarin de auto wordt gebruikt.
Nadat u het kompas correct heeft in-
gesteld, worden de verschillen auto-
165
Page 172 of 324

matisch gecompenseerd, zodat de
nauwkeurigheid van de kompasrich-
ting optimaal is. OPMERKING:
Zorg dat er geen magnetische voor-
werpen, zoals iPod's, mobiele tele-
foons, laptops en radardetectors,
op het dashboard liggen. Omdat
zich hier de kompasmodule be-
vindt, zou er interferentie met de
sensor van het kompas kunnen op-treden, waardoor de weergegeven
waarden onbetrouwbaar worden.
Compaskalibratie uitvoeren
(voor bepaalde uitvoeringen/ markten)
Druk op de schermtoets Calibration
voor het wijzigen van deze instelling.
Het kompas is zelfijkend, zodat u het
niet handmatig hoeft terug te stellen.
Mogelijk geeft het kompas onjuiste
waarden weer wanneer de auto nieuw is. In dat geval geeft het EVIC het
bericht CAL weer tot het kompas
wordt geijkt. U kunt ook het kompas
kalibreren door op de schermtoets ON
te drukken en een of meerdere keren
in een cirkel van 360 graden te rijden
(in een gebied zonder grote metalen of
metaalhoudende objecten) tot de
CAL-indicator in het EVIC uitgaat.
Het kompas werkt nu normaal.
Kaart kompasafwijking
166
Page 173 of 324

Audio
Nadat u op de schermtoets Audio hebt
gedrukt, zijn de volgende instellingenmogelijk.
Balance/Fade (voor bepaaldeuitvoeringen/markten)
Wanneer u toegang tot dit scherm
hebt, kunt u de balans links/rechts en
de balans voor/achter veranderen.
Equalizer (voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Als u toegang tot dit scherm hebt kunt
u de Bass (bas), Mid (middentonen)
en Treble (hogetonen) instellen. Pas
de instellingen aan met de scherm-
toetsen + en – of door een punt te
kiezen op de schaal tussen de scherm-
toetsen + en –. Druk vervolgens op de
schermtoets met de pijl naar links. OPMERKING:
Met Bass/mid/treble kunt u door
eenvoudig uw vinger naar boven/
beneden te schuiven de instelling
veranderen. U kunt ook direct op
de gewenste instelling drukken. Snelheidsafhankelijke
volumeregeling (voor bepaaldeuitvoeringen/markten)
Deze functie verhoogt of verlaagt het
volume naargelang de snelheid van
het voertuig. Als u het snelheidsaf-
hankelijke volume wilt wijzigen,
drukt u op de schermtoets Off, 1, 2 of
3. Druk vervolgens op de schermtoets
met de pijl naar links.
Muziekinformatie opruimen (voor bepaalde uitvoeringen/ markten)
Deze functie is behulpzaam bij het
organiseren van muziekbestanden
voor een optimale navigatie. Maak uw
keuze door op de schermtoets Music
Info Cleanup (muziekinformatie op-
ruimen) te drukken en vervolgens op
de schermtoets met de pijl naar links.
Surround Sound (voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Met deze functie wordt een ruimte-
lijke surround sound gesimuleerd.
Druk op de schermtoets Surround
Sound om uw keuze te maken. Druk
vervolgens op de schermtoets met de
pijl naar links. Phone/Bluetooth (telefoon/Bluetooth)
Nadat u op de schermtoets Phone/
Bluetooth hebt gedrukt, zijn de vol-
gende instellingen mogelijk.
Gekoppelde apparaten (voor
bepaalde uitvoeringen/markten)
Deze functie toont welke telefoons
zijn gekoppeld aan het telefoon /
Bluetooth systeem. Raadpleeg voor
meer informatie het Uconnect
Touch™ supplement. GELUIDSSYSTEMEN
Raadpleeg uw boekje over geluidssys- temen.
NAVIGATIESYSTEEM
(voor bepaaldeuitvoeringen/markten)
Raadpleeg de Uconnect Touch™ ge- bruikershandleiding.
167
Page 174 of 324

ANALOGE KLOK INSTELLEN
Om de klok midden boven op het
instrumentenpaneel in te stellen,
drukt u op de knop tot de instelling
juist is. BEDIENING
iPod®/USB/MP3 (voor
bepaalde uitvoeringen/markten)
Deze voorziening maakt het mogelijk
een iPod® of extern USB-apparaat
aan te sluiten op de USB-poort.
iPod® regeling is compatibel met
mini-, 4G-, foto-, nano-, 5G-, iPod®
en iPhone® apparaten. Sommige ver-
sies van de iPod® software zijn moge-
lijk niet volledig compatibel met deiPod® functies. Ga in dat geval naar
de website van Apple om de recentste
softwareversies te downloaden.
Raadpleeg voor meer informatie de
Uconnect Touch™ handleiding.
HARMAN KARDON®
Logic7® HIGHPERFORMANCE
MULTICHANNELSURROUND
SOUND-SYSTEEM MET
DRIVER-SELECTABLE
SURROUND (DSS) (voor
bepaalde uitvoeringen/markten)
Uw auto is uitgerust met een Harman
Kardon® audiosysteem met Gree-
nEdge™ technologie, dat u superi-
eure geluidskwaliteit, hogere geluids-
drukniveaus en een lager
energieverbruik biedt. Het nieuwe
systeem maakt gebruik van eigen
versterker- en speakertechnieken
waardoor de efficiëntieniveaus van de
componenten en het systeem aanzien-
lijk worden verbeterd.De hoogwaardige 12-kanaals Klasse
D GreenEdge versterker heeft een
stroomvoorziening met hoog voltage
en stuurt een 7.5-kanaals weergave
aan. Het Harman Kardon® audiosys-
teem biedt u de mogelijkheid de optie
Logic 7 surround sound te kiezen voor
iedere geluidsbron. Het hoogwaardige
GreenEdge luidsprekerontwerp zorgt
ervoor dat het systeem beschikt over
een hoog geluidsdrukniveau en een
indrukwekkende dynamische ge-
luidskwaliteit. De luidsprekers zijn
afgestemd op maximale efficiëntie en
zijn perfect aangepast aan het uit-
gangsniveau van de versterkers zodat
u verzekert bent van de beste sur-
round sound op elke zitplaats.
De Logic7® multichannel surround-
soundtechniek zorgt voor een volle en
perfecte geluidskwaliteit op elke zit-
plaats. Dit surroundeffect is beschik-
baar voor elke bron - AM/FM/CD/
satellietradio of AUX-ingang op het
dashboard en wordt geactiveerd met
het Uconnect Touch™ systeem.
Raadpleeg "Surround Sound" bij
"Uconnect Touch™ instellingen" in
Analoge klok instellen
168
Page 175 of 324

"Uw instrumentenpaneel begrijpen"
voor meer informatie.
Het selecteren van "Audio Surround"
via de DSS modi activeert de Harman
Kardon® Logic7® multichannel
surround-soundtechniek in uw voer-
tuig. De modus "Video Surround"
wordt beschreven onder Driver-
Selectable Surround (DSS). De Video
Surround-modus is alleen beschik-
baar voor videobronnen (dvd's,
video-cd's of andere videomedia die
door de radio worden ondersteund).
Sommige audio zal beter klinken in de
DSS-modi, terwijl andere audio beter
tot zijn recht komt in de stereomodus.
Als de modus "Audio Surround" is
geactiveerd, wordt de balans automa-
tisch ingesteld. De faderregeling is be-
schikbaar in de surroundmodus,
maar moet worden ingesteld op de
middelste positie voor de beste sur-
roundkwaliteit. STUURBEDIENING
VOOR AUDIO
De afstandsbediening voor het audio-
systeem bevindt zich op het stuurwiel,
in de standen 3 uur en 9 uur.De knop aan uw rechterhand is een
tuimelschakelaar met een drukknop
in het midden. Hiermee kunt u het
volume regelen en de modus van de
geluidsinstallatie bepalen. Als u de
bovenzijde van de tuimelschakelaar
indrukt, neemt het geluidsvolume toe.
Als u de onderzijde indrukt, wordt het
volume verminderd.
Door op de drukknop in het midden te
drukken, kunt u schakelen tussen de
verschillende beschikbare modi voor
het geluidssysteem (MW/LW/CD en-zovoort).
De knop aan de linkerkant is een tui-
melschakelaar met een drukknop in
het midden. De functie van de knopaan uw linkerhand is afhankelijk van
de modus waarin de geluidsinstallatie
zich bevindt.
Hier volgt een beschrijving van de
functies van de knop aan uw linker-
kant in de verschillende modi.
Bediening van de radio
Als u de bovenzijde van de schakelaar
indrukt, wordt omhoog gezocht naar
de volgende goed te ontvangen zen-
der. Als u de onderzijde van de scha-
kelaar indrukt, wordt omlaag gezocht
naar de volgende goed te ontvangen
zender.
Als u op de drukknop midden op de
tuimelschakelaar aan uw linkerkant
drukt, stemt de radio af op de vol-
gende vooraf ingestelde zender die u
hebt geprogrammeerd onder de druk-
knop voor radiovoorinstellingen. Cd-speler
Bij eenmaal indrukken van de boven-
zijde van de schakelaar gaat u door
naar het volgende nummer op de cd.
Druk eenmaal op de onderkant van de
schakelaar om het begin van het hui-
dige nummer of het begin van het
vorige nummer te beluisteren. Doe dit
Afstandsbediening geluidssysteem
(achteraanzicht stuurwiel)
169
Page 176 of 324

binnen één seconde nadat het huidige
nummer is begonnen.
Wanneer u de schakelaar tweemaal
naar boven of naar beneden drukt,
wordt het tweede nummer afgespeeld;
bij driemaal het derde, enz.
De drukknop midden op de tuimel-
schakelaar aan de linkerkant heeft
geen functie voor een cd-speler voor
één cd. Als de auto echter is uitgerust
met een cd-speler met cd-wisselaar,
kunt u met de middelste drukknop de
volgende beschikbare cd in de speler
selecteren.
ONDERHOUD VAN CD/DVD-SCHIJFJES
Neem de volgende voorzorgsmaatre-
gelen om uw cd's en dvd's in goede
conditie te houden:
1. Houd de cd aan de rand vast en
zorg dat u het oppervlak niet aan-raakt.
2. Als er vlekken op de cd zijn, moet u
het oppervlak met een zachte doek
schoonmaken en vegen van het mid-
den naar de richting van de rand.3. Geen papier of plakband op de cd
aanbrengen; krassen van de cd ver-mijden.
4. Gebruik geen oplosmiddelen, zoals
benzine, terpentijn, schoonmaakmid-
delen of antistatische sprays.
5. Bewaar de cd in de houder na het afspelen.
6. De cd niet aan direct zonlicht blootstellen.
7. De cd niet bewaren op een plaats
waar het te heet kan worden. OPMERKING:
Als u op problemen stuit bij het
afspelen van een bepaalde disc,
kan er sprake zijn van een bescha-
diging (bijvoorbeeld krassen, ge-
deeltelijke verwijdering van de re-
flecterende laag, een haar, vocht of
dauw op de disc). De disc kan ech-
ter ook te groot zijn of een beveili-
gingscode hebben. Probeer eerst
een goede disc af te spelen, voordat
u de cd-speler ter reparatie aan-biedt.
RADIOWEERGAVE EN
MOBIELE TELEFOONS
Onder bepaalde omstandigheden kan
een ingeschakelde mobiele telefoon in
uw auto de radio storen. Deze situatie
kunt u verhelpen door de antenne van
de mobiele telefoon te verplaatsen.
Dit probleem is niet schadelijk voor de
radio. Wanneer de radio nog steeds
niet naar tevredenheid werkt nadat de
antenne is verplaatst, is het raadzaam
de radio zachter of uit te zetten wan-
neer de mobiele telefoon in gebruik is.
KLIMAATREGELING
Het systeem voor airconditioning en
verwarming is ontworpen voor een
optimaal interieurcomfort onder alle
weersomstandigheden. Dit systeem
kan worden bediend met hetzij de be-
dieningsorganen van de automatische
klimaatregeling op het instrumenten-
paneel of via het scherm van het
Uconnect Touch™ systeem.
Wanneer het Uconnect Touch™ sys-
teem in een bepaalde modus (Radio,
Player, Settings, More, enz.) staat,
worden de temperatuurinstellingen
170
Page 177 of 324

voor de bestuurder en passagier aan
de bovenzijde van het scherm weerge-geven.
ALGEMEEN OVERZICHT
Toetsen
De toetsen bevinden zich in het mid-
den van het instrumentenpaneel on-
der het Uconnect Touch™ scherm. Schermtoetsen
Schermtoetsen bevinden zich op het
Uconnect Touch™ display.Beschrijving van de toetsen enschermtoetsen
1. AC toets
Druk deze toets kort in om de huidige
instelling van de airconditioning
(A/C) te wijzigen, het indicatielampje
brandt wanneer de A/C is ingescha-
keld (ON). Deze functie zorgt ervoor
dat de automatische werking wordt
veranderd in handmatige bediening
en dat de AUTO-indicator uitgaat.2. Recirculatieknop
Druk deze toets kort in om de huidige
instelling te wijzigen, het indicatie-
lampje brandt wanneer de functie isingeschakeld.
3. Aanjagerschakelaar
De aanjagerschakelaar wordt gebruik
om de hoeveelheid lucht te regelen,
die door het klimaatsysteem stroomt.
De schakelaar heeft zeven standen.
Als u het aanjagertoerental wijzigt,
schakelt de automatische bediening
over op handmatige bediening. Het
toerental kan als volgt met de toetsen
of schermtoetsen worden ingesteld:
Toets
Het aanjagertoerental neemt toe wan-
neer u de schakelaar vanuit de laagste
stand rechtsom draait. Het aanjager-
toerental neemt af wanneer u de scha-
kelaar linksom draait.
Automatische klimaatregeling —
toetsen
Uconnect Touch™ systeem 8.4
Automatische temperatuurregeling — schermtoetsen
171
Page 178 of 324

Schermtoets — Uconnect Touch™
systeem 8.4
Gebruik het kleine pictogram om het
aanjagertoerental te verlagen en het
grote pictogram om dit toerental te
verhogen. De aanjager kan ook wor-
den geselecteerd door op de balk van
de aanjager tussen de iconen te druk-ken.
4. Knop Ontdooien vóór
Druk kort op deze knop om in plaats
van de huidige ingestelde luchtstroom
de modus Ontdooien in te schakelen.
De indicator brandt wanneer deze
functie is ingeschakeld. Door het in-
schakelen van deze functie, schakelt
de ATC in de handbediende modus.
Wanneer de modus Ontdooien wordt
geselecteerd, kan het aanjagertoeren-
tal toenemen. Als de ontdooi modus,
voor, wordt uitgeschakeld, schakelt
de airconditioning de vorige modusin.5. Knop Ontdooien achter
Druk op deze knop om de achterruit-
verwarming en de buitenspiegelver-
warming in te schakelen (voor be-
paalde uitvoeringen/markten). Een
indicator brandt wanneer de achter-
ruitverwarming is ingeschakeld. De
achterruitverwarming wordt na onge-
veer 10 minuten automatisch uitge-schakeld.
LET OP!
Als er geen acht wordt geslagen op
deze waarschuwingen, kan er
schade optreden aan de verwar-mingselementen.
Wees voorzichtig bij het schoon-
maken van de binnenkant van de
achterruit. Gebruik geen schu-
rende schoonmaakmiddelen om
de binnenzijde van de ruit te rei-
nigen. Gebruik een zachte doek en
een zacht zeepsopje en wrijf even-
wijdig aan de verwarmingsele-
menten. U kunt stickers verwijde-
ren met warm water.
(Vervolgd)
LET OP!(Vervolgd)
Gebruik geen schrapers, scherpe
voorwerpen of schurende schoon-
maakmiddelen om de binnenzijde
van de ruit te reinigen.
Zorg ervoor dat alle voorwerpen
zich op veilige afstand van de ruitbevinden.
6. Temperatuurregelknop
passagiers OMHOOG
Biedt de passagiers een onafhanke-
lijke temperatuurregeling. Druk deze
toets om de ingestelde temperatuur teverhogen. OPMERKING:
Als deze toets wordt ingedrukt ver-
andert de Sync modus automa-
tisch in exit Sync.
7. Temperatuurregelknop
passagiers OMLAAG
Biedt de passagiers een onafhanke-
lijke temperatuurregeling. Druk deze
toets om de ingestelde temperatuur teverlagen.
172
Page 179 of 324

OPMERKING:
Als deze toets wordt ingedrukt ver-
andert de Sync modus automa-
tisch in exit Sync.
8. Toets klimaatregeling uit
Druk op deze toets om de klimaatre-
geling in of uit te schakelen.
9. Knop AUTO
Regelt automatisch de interieurtem-
peratuur door het regelen van de
luchtverdeling en de luchthoeveel-
heid. Door deze functie te gebruiken
schakelt de automatische tempera-
tuurregeling tussen de handmatige en
automatische modi. Raadpleeg "Au-
tomatische bediening" voor meer in-formatie.
10. Temperatuurregelknop
bestuurder OMLAAG
Biedt de bestuurder een onafhanke-
lijke temperatuurregeling. Druk deze
toets om de ingestelde temperatuur teverlagen. OPMERKING:
In de Sync modus regelt deze toets
tegelijkertijd ook automatisch de
temperatuurregeling aan passa-gierszijde.11. Temperatuurregelknop
bestuurder OMHOOG
Biedt de bestuurder een onafhanke-
lijke temperatuurregeling. Druk deze
toets om de ingestelde temperatuur teverhogen. OPMERKING:
In de Sync modus regelt deze toets
tegelijkertijd ook automatisch de
temperatuurregeling aan passa-gierszijde.
12. Modi
De luchtverdeling kan zo worden in-
gesteld dat lucht vanuit de luchtroos-
ters in het instrumentenpaneel, de
vloerroosters, de ontwasemingsroos-
ters en de ontdooiroosters stroomt. De
modus instellingen zijn als volgt:
Ventilatie instrumentenpaneel
Er komt lucht naar binnen via de
roosters in het dashboard. Deze
roosters kunt u afzonderlijk in-
stellen om zo de luchtstroming te re-
gelen. De schoepen van de uitblaas-
openingen in het midden van het
dashboard en in de zijpanelen kunnen
omhoog en omlaag en naar links en
naar rechts worden bewogen om zo de richting van de luchtstroom te rege-
len. Onder de schoepen bevindt zich
een regelwiel waarmee de uitblaas-
opening kan worden afgesloten of
aangepast om zo de uitstromende
hoeveelheid lucht te regelen.
Gemengde ventilatie
Lucht stroomt uit de luchtroos-
ters in het instrumentenpaneel
en de roosters in de vloer. Een
geringe hoeveelheid lucht stroomt via
de openingen voor voorruit- en zijrui-tontwaseming. OPMERKING:
De TWEE NIVEAUS modus is be-
doeld om comfort te bieden door
koele lucht uit de luchtroosters in
het instrumentenpaneel en warme
lucht uit de vloerroosters te latenstromen.
173
Page 180 of 324

Vloermodus
Er stroomt lucht naar binnen
via de roosters in de vloer. Een
geringe hoeveelheid lucht
stroomt via de openingen voor
voorruit- en zijruitontwaseming. Mix modus
De lucht stroomt via de vloer-
openingen en de roosters voor
ontwaseming van voor- en zij-
ruiten. Deze ventilatiestand kunt u
het beste gebruiken bij koud weer of
sneeuw. Stand ontdooien/ontwasemen
De lucht stroomt via de roosters
voor ontwaseming van de voor-
en zijruiten. Gebruik de ont-
dooimodus met maximale tempera-
tuursinstelling om zo snel mogelijk de
voorruit en de zijruiten te ontdooien.
Wanneer de modus Ontdooien wordt
geselecteerd, kan het aanjagertoeren-
tal toenemen. 13. SYNC
Druk op de schermtoets Sync om te
schakelen tussen Sync functie aan en
uit. De Sync indicator brandt wan-
neer deze functie is ingeschakeld.
Sync wordt gebruikt om de tempera-
tuurinstelling aan passagierszijde en
achterin te synchroniseren met die
aan bestuurderszijde. Als de tempera-
tuurinstelling aan passagierszijde
wordt gewijzigd terwijl Sync actief is,
zal deze functie automatisch wordenuitgeschakeld.
FUNCTIES VAN DE
KLIMAATREGELING
A/C (airconditioning)
Met de toets voor de airconditioning
(A/C) kan de gebruiker het aircondi-
tioningsysteem handmatig in- of uit-
schakelen. Als de airconditioning is
ingeschakeld, stroomt via de lucht-
roosters koele, droge lucht de cabine
in. Druk voor een lager brandstofver-
bruik op de A/C toets om de aircondi-
tioning uit te schakelen en stel met de
hand de het toerental van de aanjager
en luchtverdeling in.OPMERKING:
Wanneer zich wasem of condens
vormt op de voorruit of zijra-
men, kiest u de ontdooimodus
en verhoogt u de aanjagersnel-heid.
Als de airco niet zo goed werkt als u verwacht, controleert u of
de voorzijde van de airco-
condensor (vóór de radiator) is
verstopt door vuil of insecten.
Maak schoon door voorzichtig
water te spuiten vanaf de achter-
zijde van de radiator en door de
condensor heen. Beschermhoe-
zen kunnen de luchtstroom door
de condensor hinderen, waar-
door de prestaties van de airco
terug kunnen lopen.
Recirculatie Wanneer de buitenlucht
rook, onprettige luchtjes of
veel vocht bevat, of wan-
neer een snelle koeling ge-
wenst is, kunt u de binnenlucht laten
circuleren door de recirculatietoets in
te drukken. Wanneer deze toets gese-
lecteerd is brandt de recirculatie-174