Lancia Thema 2011 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: LANCIA, Model Year: 2011, Model line: Thema, Model: Lancia Thema 2011Pages: 324, PDF Size: 3.72 MB
Page 51 of 324

vrijkomt. De zich opblazende zij-
airbag komt via de voegnaad in de
stoel naar buiten in de ruimte tussen
de inzittende en het portier. De zij-
airbag worden volledig opgeblazen in
ongeveer 10 milliseconden. De zijair-
bag wordt zo snel en krachtig opge-
blazen dat u gewond kunt raken wan-
neer u niet goed in de stoel zit, of
wanneer zich voorwerpen bevinden in
de ruimte waar de airbag zich ont-
vouwt. Dat geldt vooral voor kinde-
ren.
Opblaasmodules voor de extra gordijn-zijairbag
Tijdens botsingen waarbij de inwer-
king beperkt blijft tot een bepaalde
zone aan de zijkant van het voertuig,
zal het ORC mogelijk de extra
gordijn-zijairbags opblazen. Dit is af-
hankelijk van de kracht en de aard
van de botsing. In deze gevallen blaast
het ORC alleen de gordijn-zijairbag
op aan de kant van de botsing.
Er ontwikkelt zich een grote hoeveel-
heid niet-giftig gas om de gordijn-
zijairbag op te blazen. De gordijn-
zijairbag drukt de buitenrand van de
hemelbekleding opzij en bedekt hetzijraam. De airbag wordt in circa 30
milliseconden opgeblazen (ongeveer
een kwart van de tijd die nodig is om
met de ogen te knipperen). Dit ge-
beurt met zoveel kracht dat u letsel
kunt oplopen als u niet correct op uw
stoel zit en/of uw gordel niet (correct)
heeft vastgemaakt of als de gordijn-
zijairbag bij het opblazen een voor-
werp in uw richting wegdrukt. Dat
geldt vooral voor kinderen. De
gordijn-zijairbag heeft na het opbla-
zen slechts een dikte van circa 9 cm.
Omdat airbagsensoren de vertraging
van het voertuig schatten, zijn de
snelheid van het voertuig en de schade
geen goede indicatoren voor de nood-
zaak van het wel of niet opblazen van
een airbag.
Sensors frontale en zijbotsingen
Bij frontale en zijdelingse botsingen
kunnen de botsingsensors het ORC
helpen bij het bepalen van de juiste
reactie op de botsingen.
Verbeterd ongelukkenresponssysteem
Bij een botsing die leidt tot het opbla-
zen van de airbags zal het ORC, als
het communicatienetwerk en de voe-
ding intact blijven en afhankelijk van
de aard van de botsing, bepalen of het
geavanceerde ongelukkenresponssys-
teem de volgende functies uitvoert:
De brandstoftoevoer naar de motor
afsluiten.
De waarschuwingsknipperlichten inschakelen zo lang de accu energie
heeft of het contact wordt afgezet.
De binnenverlichting inschakelen en ingeschakeld laten zolang de
accu werkt, totdat de contactsleutel
wordt verwijderd of de contactsleu-
tel in de UIT-stand wordt gedraaid
met behulp van de Keyless GoStart/Stop-knop.
De deuren automatisch ontgrende- len.
Als een airbag wordt opgeblazen
Het ontwerp van de geavanceerde
frontairbags is zodanig uitgevoerd,
dat deze airbags na het opblazen on-
middellijk leeglopen. OPMERKING:
De voor- en/of zijairbags worden
niet bij alle botsingen opgeblazen.
45
Page 52 of 324

Dit houdt echter niet in dat het
airbagsysteem niet werkt.
Bij een aanrijding waarbij de airbags
worden opgeblazen, kan zich het vol-
gende voordoen:
Het nylon van de airbag kan somsschaafwonden en/of een rode huid
veroorzaken bij de bestuurder en de
voorpassagier tijdens het opblazen
van de airbags. De schaafwonden
lijken op de wonden die u oploopt
als u zich schaaft aan een touw, de
vloerbedekking of op de vloer van
een gymnastiekzaal. Deze schaaf-
wonden worden niet veroorzaakt
door contact met chemische pro-
ducten. De schaafwonden zijn niet
blijvend en genezen normaal ge-
sproken snel. Als uw schaafwonden
echter na enkele dagen nog niet zijn
genezen of als u last hebt van bla-
ren, ga dan onmiddellijk naar uwhuisarts.
Terwijl de airbags leeglopen ziet u misschien rondvliegende stofdeel-
tjes die op rook lijken. Dit stof is een
normaal bijproduct van het active-
ringsproces voor het niet-giftige op- blaasgas. Deze rondzwevende stof-
deeltjes kunnen de huid, ogen, neus
of keel irriteren. Spoel met koud
water als u last hebt van geïrri
teerde ogen of huid. Zorg voor
frisse lucht bij neus- of keelirrita-
ties. Raadpleeg uw huisarts als de
irritatie zich blijft voordoen. Als
deze deeltjes op uw kleding terecht-
komen, volg dan de gebruikelijke
wasvoorschriften van de kledingfa-
brikant om de kleding te reinigen.
Rijd niet in uw auto nadat de airbags
opgeblazen zijn geweest. Als u op-
nieuw bij een aanrijding betrokken
raakt, zullen de airbags geen enkele
bescherming bieden.
WAARSCHUWING!
Eenmaal geactiveerde airbags en
gordelspanners hebben geen enkel
effect bij een volgende aanrijding.
Laat de airbags, gordelspanners en
rolautomaat van de veiligheidsgor-
dels voorin onmiddellijk vervangen
door een erkende dealer. U moet ook
het ORC-systeem laten nakijken. Onderhoud van het airbagsysteem
WAARSCHUWING!
Wijzigingen aan delen van het air-
bagsysteem kunnen tot gevolg
hebben dat het systeem bij een
aanrijding niet functioneert. U
kunt gewond raken doordat de
airbag niet werkt en u niet be-
schermt. Breng geen wijzigingen
aan de onderdelen of bedrading
aan en plak nooit emblemen of
stickers op het afdekpaneel op het
stuur of aan de rechterzijde van
het instrumentenpaneel. Breng
geen wijzigingen aan op de voor-
bumper of de carrosseriestructuur
en monteer geen los verkrijgbare
treeplanken.
Het is gevaarlijk zelf onderdelen
van het airbagsysteem te repare-
ren. Waarschuw iedereen die aan
uw auto werkt dat de auto is uit-
gerust met airbags.
(Vervolgd)
46
Page 53 of 324

WAARSCHUWING!(Vervolgd)
Probeer geen enkel onderdeel van
het airbagsysteem te wijzigen. De
airbag kan per ongeluk worden
opgeblazen of werkt mogelijk niet
goed meer als deze wordt gewij-
zigd. Breng de auto naar een er-
kende dealer voor onderhoud aan
het airbagsysteem. Breng de auto
naar een erkende dealer als onder-
houd nodig is aan de autostoel,
waaronder het afdekpaneel en het
kussen (ook voor het verwijderen
of losser/strakker maken van de
bevestigingsbouten). Er mogen
alleen door de fabrikant goedge-
keurde stoelaccessoires worden
gebruikt. Neem contact op met
een erkende dealer als het airbag-
systeem moet worden aangepast
voor personen met een handicap.
Waarschuwingslampje voor hetairbagsysteem De airbags moeten bedrijfs-
klaar zijn om bij een aanrij-
ding onmiddellijk op te bla-
zen en u te beschermen. Het
waarschuwingslampje voor het air- bagsysteem controleert de interne cir-
cuits en de bedrading verbonden met
elektrische componenten van het air-
bagsysteem. Het airbagsysteem is on-
derhoudsvrij. Laat het systeem echter
onmiddellijk controleren door een er-
kende dealer als zich het volgende
voordoet.
Het waarschuwingslampje voor het
airbagsysteem gaat niet vier tot
acht seconden branden nadat u de
contactschakelaar de eerste keer in
de stand ON/RUN hebt gezet.
Het waarschuwingslampje voor het airbagsysteem blijft branden na de
periode van vier tot acht seconden.
Het waarschuwingslampje voor het airbagsysteem gaat af en toe bran-
den of blijft branden tijdens hetrijden.
OPMERKING:
Als de snelheidsmeter, toerenteller
of andere meters voor motorfunc-
ties niet werken, is het mogelijk
dat het beschermingssysteem voor
de inzittenden ook niet werkt. Het
kan zijn dat de airbags niet gereed
zijn om u te beschermen. Contro- leer onmiddellijk de zekeringen
op doorgeslagen zekeringen.
Raadpleeg het label aan de bin-
nenkant van het deksel van het ze-
keringenblok voor de juiste air-
bagzekeringen. Laat uw erkende
dealer controleren of de zekering
nog goed is.
GEBEURTENISRECORDER (EDR)
Deze auto is uitgerust met een gebeur-
tenisrecorder (EDR). De belangrijkste
taak van de EDR is het registreren van
gegevens die duidelijk maken hoe een
voertuigsysteem zich heeft gedragen
in bepaalde ongevals- of gelijksoor-
tige situaties, zoals de activering van
een airbag of een botsing tegen een
obstakel. De EDR is ontworpen om
kortstondig, meestal 30 seconden of
minder, gegevens te registreren die
verband houden met de dynamiek en
veiligheidssystemen van de auto. De
EDR in deze auto is ontworpen om
onder andere de volgende gegevens te
registreren:
Hoe hebben diverse systemen in uw
auto zich gedragen?
47
Page 54 of 324

Waren de veiligheidsgordels van debestuurder en passagier vastge- gespt?
Hoe ver (indien van toepassing) trapte de bestuurder het gas- en/of
rempedaal in?
Hoe snel reed de auto?
Deze gegevens kunnen bijdragen tot
een beter inzicht in de omstandighe-
den waarin botsingen en letsel ont-staan. OPMERKING:
De EDR-gegevens worden uitslui-
tend tijdens extreme ongevalsitua-
ties geregistreerd. Onder normale
rijomstandigheden registreert de
EDR geen privé of overige gege-
vens, zoals naam, geslacht, leeftijd
en ongevallocatie. Het is echter wel
mogelijk dat anderen, bijvoor-
beeld de politie, de EDR-gegevens
combineren met de persoonsgege-
vens die standaard worden opge-
vraagd na ongevallen. Voor het uitlezen van de geregis-
treerde EDR-gegevens is zowel toe-
gang tot de auto als speciale appara-
tuur nodig. Naast de fabrikant van de
auto kunnen ook anderen die over
deze speciale apparatuur beschikken,
zoals de politie, de EDR-gegevens le-
zen indien zij toegang hebben tot de
auto of de EDR.
AUTOGORDELS VOOR KINDEREN
Iedereen in uw auto moet altijd een
autogordel dragen, ook baby's en kin-
deren.
Kinderen van 12 jaar en jonger moe-
ten onderweg goed vastgegespt zijn op
de achterbank als dat mogelijk is. Sta-
tistieken tonen aan dat kinderen vei-liger zijn wanneer ze op de achterste
zitplaatsen zijn vastgegespt (en niet
op de voorstoelen).
WAARSCHUWING!
“Zeer gevaarlijk! Plaats nooit een
kinderzitje achterstevoren op een
stoel die is beveiligd door een
frontairbag!” Lees ook de infor-
matiestickers op de zonneklep en
het portiersluitvlak.
Bij een aanrijding kan een niet-
vastgegespt kind of zelfs een baby
als een projectiel naar voren wor-
den geslingerd. Bij een aanrijding
kan zoveel kracht nodig zijn om
een baby op uw schoot te houden
dat u het kind onmogelijk kunt
vasthouden, hoe sterk u ook bent.
De baby en andere inzittenden
kunnen zo ernstig gewond raken.
Voor elk kind in uw auto moet u
het bijbehorende kinderzitje ge-
bruiken, overeenkomend met de
grootte van het kind.
48
Page 55 of 324

Er zijn verschillende typen kinderzit-
jes in verschillende maten verkrijg-
baar, van zitjes voor pasgeboren ba-
by’s tot oudere kinderen die al bijnagroot genoeg zijn om een autogordel
voor volwassenen te dragen. Lees al-
tijd de handleiding van het kinderzitje
om te controleren of dit voor uw kind
geschikt is. Gebruik het juiste veilig-
heidssysteem voor uw kind.
Tabel voor het plaatsen van universeel kinderzitje
Leeftijdscategorie Zitpositie
Voorstoel passagierszijde Achterpassagier Achter midden
<10 kg (0 tot 9 maanden) X U U
<13 kg (0 tot 24 maanden) X U U
Tussen 9 en 18 kg (9 tot 48 maanden) X U U
Tussen 15 en 36 kg (4 tot
12 jaar) X U U
Legenda voor letters in het schemahierboven:
U = Geschikt voor universele kinder-
zitjes, goedgekeurd voor deze ge-wichtsklasse.
X = Zitpositie niet geschikt voor kin-
deren in deze gewichtsklasse.
49
Page 56 of 324

Tabel ISOFIX-posities voor het voertuig
Gewichtsklasse Grootte-
klasse Bevestiging
Voorstoel
passagierszijde Achter
buitenzijde Achter
midden Andere
plaatsen
Draagbare wieg F ISO/L1 X X X X
G ISO/L2 X X X X
(1) X X X X
0 — tot 10 kg E ISO/R1 X 1UF X X
(1) X X X X
0+ — tot 13 kg E ISO/R1 X 1UF X X
D ISO/R2 X 1UF X X C ISO/R3 X *1UF X X (1) X X X X
I – 9 tot 18 kg D ISO/R2 X 1UF X X
C ISO/R3 X *1UF X X B ISO/F2 X 1UF X X
B1 ISO/F2X X 1UF X X A ISO/F3 X 1UF X X
(1) X X X X
II – 15 tot 25 kg (1) X X X X
III – 22 tot 36 kg (1) X X X X
Legenda voor letters in het schema hierboven:
(1) Voor de CRS die geen ISO/XX
-identificatie hebben (A tot G) voor de
geldende gewichtsklasse moet de au-
tofabrikant het beschermingssysteem
voor kinderen van ISOFIX dat speci-
fiek voor dat voertuig is bedoeld aan-
bevelen voor elke positie. 1UF = Geschikt voor voorwaarts ge-
richte ISOFIX-
beschermingssystemen voor kinderen
uit de "universele" klasse die is goed-
gekeurd voor gebruik bij deze ge-wichtsklasse.
X = ISOFIX-positie niet geschikt voor
ISOFIX-beschermingssystemen voor
kinderen in deze gewichtsklasse en/of
deze grootteklasse.X = ISOFIX-positie niet geschikt voor
ISOFIX-beschermingssystemen voor
kinderen in deze gewichtsklasse en/of
deze grootteklasse.
* De voorstoel moet midden op de
glijrails zijn ingesteld of voor deze po-
sitie met de rugleuning verticaal.
50
Page 57 of 324

Baby- en kinderzitjes
Veiligheidsdeskundigen raden aan
kinderen tot twee jaar, of totdat ze de
lengte- of gewichtslimiet van het kin-
derzitje hebben bereikt, achterstevo-
ren in de auto te vervoeren. Er kunnen
twee soorten kinderzitjes achterstevo-
ren worden gebruikt: babydraagzitjes
en aanpasbare kinderzitjes.
Het babydraagzitje mag u uitsluitend
achterstevoren in de auto plaatsen.
Dit wordt aanbevolen voor kinderen
vanaf hun geboorte totdat ze de
lengte- of gewichtslimiet van het ba-
bydraagzitje hebben bereikt. Aanpas-
bare kinderzitjes kunnen ofwel ach-
terstevoren of voorwaarts gericht
worden gebruikt in de auto. Aanpas-
bare kinderzitjes hebben meestal een
hogere gewichtslimiet voor de richting
achterstevoren dan babydraagzitjes
en kunnen dus achterstevoren worden
gebruikt bij kinderen die hun draag-
zitje zijn ontgroeid maar nog geen
twee jaar zijn. Kinderen moeten ach-
terstevoren in de auto worden ver-
voerd totdat ze het toegestane maxi-
male gewicht of lengte voor het
aanpasbare kinderzitje bereikt heb-ben. Beide typen kinderzitjes worden
in de auto bevestigd met een drie-
puntsgordel of het ISOFIX-
bevestigingssysteem voor kinderzit-
jes. Zie "ISOFIX —
Bevestigingssysteem voor kinderzit-jes".
WAARSCHUWING!
Achterwaarts gerichte kinderzitjes
mogen uitsluitend op de voorstoel
van een auto met passagiersairbag
worden geplaatst als deze airbag is
uitgeschakeld. Bij opblazen kan de
airbag anders ernstig en zelfs dode-
lijk letsel toebrengen aan de baby.
Oudere kinderen en kinderzitjes
Kinderen die twee jaar zijn of het ach-
terstevoren geplaatste aanpasbare
kinderzitje ontgroeid, kunnen voor-
waarts gericht in de auto rijden. Voor-
waarts gerichte kinderzitjes en voor-
waarts geplaatste aanpasbare
kinderzitjes zijn bedoeld voor kinde-
ren die ouder zijn dan twee jaar of
zwaarder of langer zijn dan de
gewichts- of lengtelimiet van het ach-
terstevoren geplaatste aanpasbare
kinderzitje. Kinderen moeten zo lang mogelijk in een voorwaarts geplaatst
kinderzitje met gordel worden ver-
voerd totdat ze het toegestane maxi-
male gewicht of lengte voor het kin-
derzitje hebben bereikt. Deze typen
kinderzitjes worden tevens in de auto
bevestigd met een driepuntsgordel of
het ISOFIX-bevestigingssysteem van
het kinderzitje. Zie "ISOFIX — Be-
vestigingssysteem voor kinderzitjes".
Kinderen die zwaarder of langer zijn
dan de limiet voor het voorwaarts ge-
plaatste kinderzitje, moeten een zit-
verhoger met gordelbevestiging ge-
bruiken totdat de autogordels goed
passen. Als het kind met de rug tegen
de rugleuning op de zitting zit en de
knieën niet kan buigen om de benen te
laten afhangen, moet het kind een
zitverhoger met gordelbevestiging ge-
bruiken. Het kind en de zitverhoger
met gordelbevestiging worden beves-
tigd met behulp van de driepuntsgor-del.
Kinderen die te groot zijn voor
een zitverhoger
Grote kinderen die gemakkelijk een
schoudergordel dragen en zulke lange
benen hebben dat deze vanaf de knie
51
Page 58 of 324

omlaag hangen als ze met de rug tegen
de rugleuning steunen, moeten de
driepuntsgordels gebruiken en op de
achterbank plaatsnemen.
Zorg dat het kind rechtop in destoel zit.
Leg de heupgordel laag over de heupen en trek de gordel zo strak
mogelijk aan.
Controleer regelmatig of de auto- gordel goed past. Door de bewegin-
gen van het kind kan de autogordel
een foutieve positie aannemen.
Als de schoudergordel het gezicht of de hals raakt, plaats het kind dan
verder naar het midden van de auto
toe. Sta nooit toe dat een kind de
schoudergordel onder de arm door
of achter de rug langs draagt.
WAARSCHUWING!
Een foutief aangebracht kinder-of babyzitje kan op het kritieke
ogenblik dienst weigeren. Het kan
losschieten bij een aanrijding. Het
kind kan zo ernstig of zelfs dode-
lijk letsel oplopen. Volg daarom
bij de bevestiging van een kinder-
zitje de aanwijzingen van de fa-
brikant nauwgezet op.
Een achterstevoren te bevestigen
kinderzitje mag u alleen gebrui-
ken op de achterbank. In een ach-
terstevoren geplaatst kinderzitje
op de voorstoel kan een baby of
kind ernstig of zelfs dodelijk ge-
wond raken wanneer de passa-
giersairbag wordt opgeblazen.
Enkele tips om uw kinderzitje op-
timaal te gebruiken:
Controleer voor de aanschaf van een kinderzitje of op een sticker is
vermeld dat het zitje voldoet aan
alle van toepassing zijnde veilig-
heidsnormen. LANCIA raadt u ook
aan voor aanschaf te controleren of het kinderzitje goed te bevestigen is
in de auto waarin u het gaat gebrui-ken.
Het kinderzitje moet zijn afgestemd op het gewicht en de lengte van uw
kind. Controleer de sticker op het
zitje en let op de grenswaarden voor
gewicht en lengte.
Volg nauwkeurig de instructies op van de fabrikant wanneer u een
kinderzitje installeert. Als u het
zitje niet op de juiste wijze instal-
leert, functioneert het misschien
niet juist wanneer dat nodig is.
Gesp het kind in het zitje vast vol- gens de aanwijzingen van de fabri-
kant van het zitje.
WAARSCHUWING!
Wanneer u het baby- of kinderzitje
niet gebruikt, zet dit dan vast met de
autogordel of verwijder het uit de
auto. Laat het zitje nooit los in de
auto liggen. Bij een noodstop of on-
geval kan het zitje de inzittenden of
de stoelrugleuningen raken en ern-
stig letsel veroorzaken.
52
Page 59 of 324

ISOFIX — Bevestigingssysteem
voor kinderzitjes
De achterbank van uw auto is uitge-
rust met het zogeheten ISOFIX-
bevestigingssysteem voor kinderzit-
jes. Met het ISOFIX--systeem kunnen
kinderzitjes worden geïnstalleerd
zonder gebruik te maken van de au-
togordels. Hierbij wordt het kinder-
zitje aan de carrosserie bevestigd met
ankerpunten onder en ankerbandenboven.
Er zijn nu ISOFIX--compatibele kin-
derzitjes verkrijgbaar. Aangezien de
introductie van de lage verankerings-
punten een aantal jaren zal vergen,
zullen kinderzitjes met bevestigingen
voor dergelijke verankeringspunten
voorlopig ook voorzieningen hebben
voor bevestiging met behulp van de
autogordels. Kinderzitjes voorzien
van ankerbanden en haken voor be-
vestiging aan de bovenste ankerban-
den zijn al langere tijd leverbaar. Een
groot aantal fabrikanten van kinder-
zitjes levert inmiddels voor sommige
oudere typen kinderzitjes een
uitbreidings- of aanpassingsset met
ankerbanden. Maak vooral gebruikvan alle beschikbare mogelijkheden
om uw kinderzitje stevig in een auto tebevestigen.
Alle drie de zitplaatsen op de achter-
bank hebben lage verankeringspun-
ten die geschikt zijn voor ISOFIX-
compatibele kinderzitjes. Zorg bij het
bevestigen van twee ISOFIX-
compatibele kinderzitjes dat ze nooit
een laag verankeringspunt delen. Als
u kinderzitjes op aangrenzende zit-
plaatsen installeert of als uw kinder-
zitjes niet ISOFIX-compatibel zijn,
installeer dan de zitjes met de auto-
gordels.
Het ISOFIX-compatibele
kinderzitje installeren
Wij raden u aan de aanwijzingen van
de fabrikant zorgvuldig op te volgen
bij het installeren van het kinderzitje.Niet alle kinderzitjes worden geïnstal
leerd volgens deze beschrijving. Nog-
maals: volg nauwgezet de aanwijzin-
gen van de fabrikant op wanneer u
een kinderzitje installeert.
De lage ankerpunten in de
achterbank zijn ronde stan-
gen die zich bevinden aan
de achterzijde van de zitting
tegen de rugleuning, onder het anker-
symbool op de achterbank, maar u
kunt ze niet zien. U voelt deze stangen
wanneer u met de vinger langs de
rand gaat waar rugleuning en zittingsamenkomen.
Bovendien bevinden zich
achter elke achterbankzit-
plaats bevestigingspunten
voor ankerbanden. Deze
bevestigingspunten bevinden zich in
het paneel tussen de rugleuning van
de achterbank en de achterruit. Deze
bevestigingspunten voor ankerban-
den zitten onder een kunststof afdek-
king met daarop het afgebeelde sym-bool.
De meeste, maar niet alle, kinderzitjes
zijn aan beide zijden voorzien van
ISOFIX-ankerpunten
53
Page 60 of 324

aparte banden. Deze banden zijn
voorzien van een haak of een koppel-
stuk voor bevestiging aan het lage ver-
ankeringspunt en van een systeem
voor het strak stellen van de band.
Voorwaarts gerichte kinderzitjes en
sommige achterstevoren gerichte ba-
byzitjes hebben vaak ook een bevesti-
gingsband, een haak voor bevestiging
aan de bandankerpunten en een ver-
steller waarmee u de strakheid van de
band regelt.
U maakt eerst het verstelmechanisme
aan de onderste banden en aan de
verankeringsband los, zodat u de ha-
ken of koppelingen gemakkelijker
aan de verankeringspunten in de auto
kunt vastmaken. Bevestig vervolgens
de onderste haken of aansluitingen
via de bovenkant van het bekledings-
materiaal van de zitplaats. Draai dan
de afdekking recht achter de zitplaats
waar u het kinderzitje plaatst en be-
vestig de ankerband volgens de kort-
ste weg van het ankerpunt naar het
kinderzitje. Trek tot slot alle drie ban-
den aan terwijl u het kinderzitje naar
achteren en omlaag tegen de bank
drukt, en trek de banden strak over-eenkomstig de aanwijzingen van de
fabrikant van het kinderzitje.
Voor de middelste zitpositie leidt u de
ankerband over de rugleuning en de
verstelbare hoofdsteun (de hoofd-
steun moet in de laagste stand staan)
en bevestigt u vervolgens de haak aan
het ankerpunt dat zich bevindt in het
paneel tussen de achterste zitting en
de achterruit.
WAARSCHUWING!
Door een verkeerd vastgemaakte an-
kerband zal het kind het hoofd mis-
schien te veel kunnen bewegen en
kan het kind letsel oplopen. Gebruik
alleen de ankerpunten pal achter het
kinderzitje om de ankerband voor
het kinderzitje vast te maken.
OPMERKING:
Voorkom dat de ankerband in de opening tussen de rugleunin-
gen van de achterbank ver-
dwijnt wanneer u de band straktrekt.
Wanneer u het ISOFIX- bevestigingssysteem gebruikt
om een kinderzitje te installe-
ren, moet u ervoor zorgen dat
Drukknop voor ontgrendeling van de verstelbare hoofdleuning
Laagste stand verstelbare hoofdleuning
54