Lancia Voyager 2012 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: LANCIA, Model Year: 2012, Model line: Voyager, Model: Lancia Voyager 2012Pages: 376, PDF Size: 4.31 MB
Page 301 of 376

ALARMKNIPPERLICH- TEN
De schakelaar voor de waarschu-
wingsknipperlichten bevindt zich
midden onder in het instrumentenpa-neel.Druk op de schakelaar om de
alarmknipperlichten in te scha-
kelen. Zodra u de schakelaar
indrukt, gaan alle richtingaanwijzers
knipperen om het verkeer te waar-
schuwen voor een noodsituatie. Druk
nogmaals op de schakelaar om de
alarmknipperlichten uit te zetten.
Dit is een waarschuwingssysteem voor
noodsituaties. Gebruik het systeem
niet terwijl u rijdt. Gebruik het alleen
wanneer u panne hebt en uw auto een
gevaar vormt voor andere weggebrui-kers.
Als u het voertuig moet verlaten om
hulp te zoeken, blijven de alarmknip-
perlichten ook werken wanneer het
contact is uitgeschakeld (OFF). OPMERKING:
Bij langdurig gebruik van de
alarmknipperlichten kan uw accu
leeg raken.
WANNEER DE MOTOR
OVERVERHIT RAAKT
In elk van de hierna volgende gevallen
kunt u met de passende maatregelen
het gevaar op oververhitting vermin-
deren.
Rijdend op grote weg — minder
snelheid.
In stadsverkeer — zet de keuzehen- del in NEUTRAL wanneer u stil-
staat, maar verhoog het stationair
toerental niet.
OPMERKING:
Er zijn verschillende manieren om
dreigende oververhitting van de
motor te voorkomen:
Als de airco (A/C) aanstaat, schakel deze dan uit. Het airco-
systeem voert warmte af naar het
koelsysteem en dat gebeurt niet
als u de airco uitzet. U kunt ook de temperatuurre-
gelknop in de hoogste stand zet-
ten, de vloerroosters openen en
de aanjager in de hoogste stand
zetten. Zo ondersteunt het ver-
warmingssysteem de werking
van de radiator bij het afvoeren
van warmte uit het koelsysteem.
LET OP!
Als u blijft rijden met een oververhit
koelsysteem, kan dit schade aan de
auto veroorzaken. Wanneer de tem-
peratuurmeter op "H" staat, zet dan
de auto veilig stil langs de kant van
de weg. Laat de auto met uitgescha-
kelde airco stationair draaien tot de
meternaald weer in het normale be-
reik staat. Als de wijzer op "H" blijft
staan, moet u de motor onmiddellijk
uitzetten en de auto laten controle-
ren.
295
Page 302 of 376

WAARSCHUWING!
Hete koelvloeistof (antrivries) en
stoom uit de radiateur kunnen ern-
stige brandwonden veroorzaken. Als
u stoom van onder de motorkap
hoort of ziet komen, mag u de mo-
torkap pas openen nadat de radiator
voldoende is afgekoeld. Open nooit
de vuldop van het expansiereservoir
als de radiateur of het koelvloei-
stofreservoir heet is.
WIEL VERWISSELEN BIJ
EEN LEKKE BANDWAARSCHUWING!
Verwissel geen wiel aan de weg- zijde van de auto terwijl de auto
vlak langs de weg staat gepar-
keerd. Zet de auto voor uw veilig-
heid altijd zo ver mogelijk van het
verkeer vandaan, zodat u niet ge-
raakt kunt worden door een
langsrijdende auto.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
Het is gevaarlijk zich onder een
opgekrikte auto te bevinden. De
auto kan van de krik glijden en zo
op u vallen. U kunt dan ernstig
letsel oplopen. Zorg er daarom
voor dat u met geen enkel li-
chaamsdeel onder een opgekrikte
auto komt. Als u werkzaamheden
onder de auto moet uitvoeren, zet
deze dan op een hefbrug.
Start de motor niet en laat deze
niet draaien zolang de auto door
een krik wordt ondersteund.
De krik is uitsluitend bedoeld als
gereedschap om banden te ver-
wisselen. Gebruik de krik niet om
de auto voor onderhoudswerk-
zaamheden omhoog te brengen.
De auto mag alleen op een stevige
en vlakke ondergrond worden op-
gekrikt. Vermijd een gladde on-
dergrond. BERGPLAATS KRIK
De krik, krikhendel en lierhendel zijn
weggeborgen achter het zijbekle-
dingspaneel aan de linkerzijde in de
bagageruimte. Draai aan de twee ver-
grendeling zodat het deksel vrijkomt.
Verwijder de zak met de schaarkrik,
slinger en het gereedschap.
RESERVEWIEL
VERWIJDEREN
Het reservewiel bevindt zich in een
beschermhoes onder het midden van
de auto tussen de voorportieren. Het
is vastgezet met een kabelliermecha-
nisme. De moer voor het reservewiel
bevindt zich op de vloer: onder een
kunststof dop voorin de vloerconsole
of onder de bak van het opbergvak
aan de voorzijde van de superconsole.
Plaats van krik en gereedschap
296
Page 303 of 376

TOEGANG TOT DE MOER
VOOR HET RESERVEWIEL
Voor toegang tot de moer om het re-
servewiel te laten zakken, dient u een
van de onderstaande configuraties
van de middenconsole te raadplegen. Superconsole
Bij voertuigen die zijn uitgerust met
de superconsole, bevindt de moer
voor de lier van het reservewiel zich
onder de console.1. Trek de onderste lade aan de ach-
terzijde van de vloerconsole naar bui-ten.
2. Open de voorste lade om de op-
bergruimte te kunnen bekijken.3. Verwijder de bak uit de opberg-
ruimte van de console om de moer
voor het reservewiel toegankelijk temaken.
Middenconsole in premium-/ basis-/cargo-uitvoering
Trek aan de stop van de lierafdekmo-
dule (voor bepaalde uitvoeringen/
markten) om de liermoer toegankelijk
te maken.
Plaats van het reservewiel
Superconsole
1 — Onderste lade
2 — Voorste lade
3 — Bak van de voorste lade
Onderste lade
Toegang tot de moer voor het
reservewiel
297
Page 304 of 376

GEREEDSCHAP VOOR
RESERVEWIEL
De gereedschapshoes bevat drie on-
derdelen die kunnen worden samen-
gebouwd tot een reservewielhaak
waarmee u de noodreservewiel-/
hoesmodule onder de auto uit kunt
halen, of tot een "T"-lierhendel waar-
mee u de noodreservewiel-/
hoesmodule omhoog of omlaag kunttakelen.AANWIJZINGEN VOOR
VERWIJDEREN VAN
RESERVEWIEL
Het reservewiel bevindt zich onder
aan de auto, onder de ruimte met demiddenconsole.
1. Bouw het gereedschap voor het re-
servewiel samen tot een T-hendel en
plaats het vierkante uiteinde op de
lieraandrijfmoer voor het reservewiel.
2. Draai de moer naar links tot het
liermechanisme niet langer vrij
draait. Dan is er voldoende speling in
de kabel om het reservewiel onder de
auto uit te trekken.
Stop van lierafdekmodule (voor
bepaalde uitvoeringen/markten)
Samengebouwde T-hendel
A — Haak/T-hendel reservewiel
B — Verlengstuk 1
C — Verlengstuk 2
Haak voor het reservewiel samenbouwen
A — Haak/T-hendel reservewiel
B — Verlengstuk 1
C — Verlengstuk 2
Reservewiel en afdekmodule
298
Page 305 of 376

LET OP!
Gebruik alleen de “T”-lierhendel
om het liermechanisme te bedienen.
Het gebruik van een pneumatische
moersleutel of ander machinaal ge-
reedschap wordt afgeraden en kan
de lier beschadigen.
3. Bouw de verlengstukken van de
T-lierhendel samen tot een haak
waarmee de thuiskomer/
afdekmodule kan worden verwijderd
en trek vervolgens het reservewiel on-
der de auto vandaan. OPMERKING:
Als u een lekke voorband hebt,
moet u mogelijk de auto opkrik-
ken om de noodreservewiel-/
hoesmodule van onder de auto uit
te halen. 4. Zet de thuiskomer/afdekmodule
rechtop en verwijder de afstandsbus
van het wiel door de lierhouders sa-
men te drukken. Duw de houder door
de reserveband om deze los te maken
van het wiel.
VOORBEREIDINGEN VOOR OPKRIKKEN
1. Parkeer de auto op een stevige,
vlakke ondergrond. Vermijd een
gladde ondergrond.
WAARSCHUWING!
Verwissel geen wiel aan de wegzijde
van de auto als de auto vlak langs de
weg staat geparkeerd. Zet de auto
voor uw veiligheid altijd zo ver mo-
gelijk van het verkeer vandaan, zo-
dat u niet geraakt kunt worden door
een langsrijdende auto.
2. Schakel de alarmknipperlichtenin.
3. Trek de handrem aan.
4. Zet de versnellingspook in de
stand PARK.
5. Zet het contact uit (OFF). 6. Blokkeer de
voor- en achter-
kant van het wiel
dat zich diagonaal
tegenover het krik-
punt bevindt.
Wanneer u bijvoor-
beeld het rechtervoorwiel vervangt,
blokkeert u het linkerachterwiel. OPMERKING:
Laat geen passagiers in een auto
zitten terwijl deze wordt opge-krikt.
Trekken aan reservewiel
Afstandsbus van wiel verwijderen
299
Page 306 of 376

INSTRUCTIES BIJ OPKRIKKENWAARSCHUWING!
Neem deze waarschuwingen in acht
bij het verwisselen van een band om
persoonlijk letsel of schade aan het
voertuig te voorkomen:
Parkeer de auto op een stevige envlakke ondergrond zo ver van de
rijbaan als mogelijk voordat u het
voertuig opkrikt.
Schakel de alarmknipperlichten
in.
Blokkeer het wiel dat zich schuin
tegenover het te vervangen wielbevindt.
Trek de handrem stevig aan en zet
de automatische versnellingsbak
in de stand PARK, of zet de hand-
geschakelde versnellingsbak in de
stand REVERSE (achteruit).
De motor nooit starten of laten
draaien als de auto is opgekrikt.
Er mag niemand in het voertuig
zitten terwijl het is opgekrikt.
Niet onder het voertuig kruipen
als het is opgekrikt.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
Gebruik de krik alleen op de aan-
gegeven plaatsen en om de auto
tijdens het verwisselen van een
band op te krikken.
Wees uiterst voorzichtig als u de
band moet verwisselen op of langs
de weg.
Om de reservebanden, plat of op-
geblazen, veilig op te bergen,
moeten ze met het ventiel naar
beneden gericht worden opgebor-gen.LET OP!
Probeer niet om de auto op te krik-
ken op andere plaatsen dan die aan-
gegeven worden in de Instructies bij
opkrikken voor deze auto.
OPMERKING:
Raadpleeg het hoofdstuk "Thuis-
komer" in "Banden – algemene in-
formatie" voor informatie over de reserveband, het gebruik en de
werking daarvan.
1. Draai de wielmoeren één slag
linksom los (maar verwijder ze niet),
terwijl het wiel nog op de grond rust.
2. Er zijn twee plaatsen aan weerszij-
den van de carrosserie waar de krik
kan worden aangebracht. Deze plaat-
sen bevinden zich op de drempelrand
van de carrosserie.
LET OP!
Probeer niet de auto omhoog te krik-
ken op andere plaatsen dan de aan-
geduide bevestigingspunten.
De plaatsen voor de krik achter bevin-
den zich tussen twee neerwaartse lip-
jes op de drempelrand van de zijcar-
rosserie.
Waarschuwingslabel krik
Bevestigingspunten voor krik
300
Page 307 of 376

De bevestigingspunten voor het om-
hoog krikken van de voorzijde bevin-
den zich 150 mm van het portier op
de dorpelrand van de carrosserie. OPMERKING:
In sommige situaties kan het nodig
zijn dat de krik vlakliggend onder
de auto moet worden geduwd.Zorg dat de krik weer rechtop staat
wanneer deze zich onder de autobevindt.
WAARSCHUWING!
Het is gevaarlijk zich onder een op-
gekrikte auto te bevinden. De auto
kan van de krik glijden en zo op u
vallen. U kunt dan ernstig letsel op-
lopen. Zorg er daarom voor dat u
met geen enkel lichaamsdeel onder
een opgekrikte auto komt. Als u
werkzaamheden onder de auto moet
uitvoeren, zet deze dan op een hef-brug.
3. Plaats de krikhendel op de krikas
en draai rechtsom totdat de krikkop
goed op de beschreven plaats ingrijpt.
Krik de auto pas op als u zeker
bent dat de krik stevig bevestigd is.
4. Krik de auto op door de krikas
rechtsom te draaien met de krikhen-
del. Breng de auto zover omhoog dat
de band net loskomt van de onder-
grond en er voldoende speling is om
het reservewiel te monteren. De voer-
tuigstabiliteit blijft maximaal als de
band zo laag mogelijk boven de grondblijft.
WAARSCHUWING!
Als u de auto hoger opkrikt dan
noodzakelijk, zal hij minder stabiel
staan. De auto kan van de krik glij-
den en zo ernstig letsel veroorzaken.
Krik de auto slechts zover op als
nodig is om het wiel te verwijderen.
5. Voor auto's met wieldoppen ver-
wijdert u eerst de wielmoeren en
daarna handmatig de wieldop. Wrik
de wieldop niet los. Trek vervolgens
het wiel los van de wielnaaf.
6. Breng het noodreservewiel aan.
Haal de wielmoeren licht aan.LET OP!
Monteer het reservewiel met het ven-
tiel naar buiten gericht. De auto kan
beschadigd raken als het reservewiel
incorrect wordt gemonteerd.
Bevestigingspunten voor omhoog krikken van achterzijdeBevestigingspunten voor omhoog krikken van voorzijde
301
Page 308 of 376

WAARSCHUWING!
Om te voorkomen dat de auto door
de op de krik uitgeoefende kracht
verschuift, mogen de wielmoeren
pas definitief worden vastgezet als
de auto weer vast op de grond staat.
Als aan deze waarschuwing geen ge-
hoor wordt gegeven, kan persoonlijk
letsel het gevolg zijn.
OPMERKING:
Monteer geen wieldop op het noodreservewiel.
7. Laat de auto zakken door de kri-
kas linksom te draaien.
8. Zet de wielmoeren stevig vast.
Duw de moersleutel aan het einde van
de hendel omlaag voor meer hef-
boomwerking. Trek de wielmoeren in stervolgorde aan totdat iedere moer
twee keer aangetrokken is. Het juiste
aanhaalmoment voor de wielmoeren
is 138 Nm. Als u twijfelt of de moeren
goed zijn vastgezet, laat dit dan bij uw
dealer of een servicecenter nog eens
controleren met een momentsleutel.
9. Laat de krik weer zakken tot de sluitstand.
WAARSCHUWING!
Een losse krik of wiel kan bij een
noodstop of ongeval naar voren
schieten en zo de inzittenden ernstig
letsel toebrengen. Berg de krik en het
reservewiel altijd op de daartoe be-
stemde plaatsen op. Laat de leegge-
lopen (lekke) band onmiddellijk re-
pareren of vervangen.
10. Leg de leeggelopen (lekke) band
en de noodreservewiel-/hoesmodule
in de bagageruimte. De lekke band
niet wegbergen op de plaats van dereserveband. Laat de band zo snel
mogelijk repareren of vervangen.
11. De kabel en het afstandsstuk
wegbergen voordat u weer gaat rijden.
De uiteinden van de lierhendel op- nieuw monteren in de vorm van een
"T" en de "T"-vormige lierhendel
aanbrengen op de aandrijfmoer.
Draai de moer naar rechts tot het lier-
mechanisme ten minste drie keerklikt. OPMERKING:
Raadpleeg het hoofdstuk "Gereed-
schap voor reservewiel" voor aan-
wijzingen over het samenbouwen
van de T-hendel.
12. Berg de krik, krikhendel en het
liergereedschap weer op in de opberg-ruimte.
13. Controleer de spanning van de
band op het noodreservewiel zo spoe-
dig mogelijk. De bandenspanning zo
nodig aanpassen.
RESERVEBAND
VASTZETTEN
1. Bouw de verlengstukken van de
lierhendel samen tot een T-hendel en
plaats de T-lierhendel op de lieraan-
drijfmoer. Draai de moer naar links
tot het liermechanisme niet langer vrij
draait. Hierdoor is er voldoende spe-
Reservewiel monteren
302
Page 309 of 376

ling in de kabel om het afstandsstuk
onder de auto uit te trekken.WAARSCHUWING!
Een losse noodreservewiel-/
hoesmodule kan bij een noodstop of
ongeval naar voren schieten en zo de
inzittenden ernstig letsel toebren-
gen. Leg het noodreservewiel en de
hoesmodule altijd in de opberg-ruimte.LET OP!
Gebruik alleen de “T”-lierhendel
om het liermechanisme te bedienen.
Het gebruik van een pneumatische
moersleutel of ander machinaal ge-
reedschap wordt afgeraden en kan
de lier beschadigen.
2. Zet de lierhendelstukken in elkaar
zodat deze de reservewielhaak vor-
men en trek het afstandsstuk onder de
auto uit.
3. Draai het noodreservewiel zo dat
het ventiel naar beneden is gericht en
leg vervolgens de band in de
reservewiel-/hoesmodule. Schuif het
afstandsstuk door het midden van het
wiel en de reservewiel-/hoesmodule zodat de twee vergrendelingen naar
buiten klikken en zet vervolgens de
reservewiel-/hoesmodule vast aan de
tegenoverliggende zijde.
LET OP!
De noodreservewiel-/hoesmodule
moet worden gebruikt wanneer het
noodreservewiel wordt opgeborgen.
Als u dit niet doet, kan de levens-
duur van het noodreservewiel aan-
zienlijk worden verkort.WAARSCHUWING!
Controleer of 'beide' vergrendelin-
gen van het afstandsstuk goed door
het midden van het wiel en de
reservewiel-/hoesmodule zijn geleid.
Als dit niet het geval is, kan de
reservewiel-/hoesmodule loskomen,
waardoor de auto beschadigd raakt
en u mogelijk de controle over de
auto verliest.
4. Draai de aandrijfmoer met behulp
van de "T"-lierhendel rechtsom tot de
noodreservewiel-/hoesmodule op zijn
plaats wordt getrokken tegen de on-
derkant van de auto. 5. Blijf de moer naar rechts draaien
tot u het liermechanisme drie keer
hoort klikken. Te strak aandraaien is
onmogelijk. Kijk onder de auto om te
controleren of de noodreservewiel-/
hoesmodule zich correct tegen de on-
derkant van de auto bevindt.
LET OP!
Het liermechanisme is alleen ge-
schikt voor een noodreservewiel. Ge-
bruik de lier niet om een normale
lekke band of een wiel met normale
afmetingen op te bergen. Als u dit
toch doet, raakt de auto beschadigd.
WIEL MONTEREN
Auto's uitgerust met wieldoppen
1. Monteer het wiel op de as.
2. Breng om het monteren van stalen
wielen met wieldoppen gemakkelijker
te maken twee wielmoeren aan op de
tapeinden die zich aan beide zijden
van het ventiel bevinden. Breng de
wielmoeren aan met het conusvor-
mige uiteinde van de moer in de rich-
ting van het wiel. Haal de wielmoeren
licht aan.
303
Page 310 of 376

3. Zet de ventieluitsparing in de wiel-
dop in lijn met het ventiel op het wiel.
Breng de wieldop met de hand aan en
klik de dop over de twee wielmoeren.
Gebruik nooit een hamer of buiten-
sporige kracht om de wieldop aan te
brengen.
4. Breng de resterende wielmoeren
aan met het conusvormige uiteinde
van de moer in de richting van het
wiel. Haal de wielmoeren licht aan.
WAARSCHUWING!
Om te voorkomen dat de auto door
de op de krik uitgeoefende kracht
verschuift, mogen de wielmoeren
pas definitief worden vastgezet als
de auto weer vast op de grond staat.
Als aan deze waarschuwing geen ge-
hoor wordt gegeven, kan persoonlijk
letsel het gevolg zijn.
5. Laat de auto zakkeen op de grond
door de slinger linksom te draaien.
6. Zet de wielmoeren stevig vast.
Duw de moersleutel aan het einde van
de hendel omlaag voor meer hef-
boomwerking. Trek de wielmoeren in
stervolgorde aan totdat iedere moer
twee keer aangetrokken is. Het cor-
recte aanhaalmoment voor de moeren
is 138 Nm. Als u twijfelt of de moeren
goed zijn vastgezet, laat dit dan bij uw
erkende dealer of servicecenter con-
troleren met een momentsleutel.
7. Controleer na 40 km het aanhaal-
moment van de wielmoeren met een
momentsleutel om ervoor te zorgen
dat alle moeren goed tegen het wielaanliggen. Auto's zonder wieldoppen
1. Monteer het wiel op de as.
2. Breng de resterende wielmoeren
aan met het conusvormige uiteinde
van de moer in de richting van het
wiel. Haal de wielmoeren licht aan.
WAARSCHUWING!
Om te voorkomen dat de auto door
de op de krik uitgeoefende kracht
verschuift, mogen de wielmoeren
pas definitief worden vastgezet als
de auto weer vast op de grond staat.
Als aan deze waarschuwing geen ge-
hoor wordt gegeven, kan persoonlijk
letsel het gevolg zijn.
3. Laat de auto zakkeen op de grond
door de slinger linksom te draaien.
4. Zet de wielmoeren stevig vast.
Duw de moersleutel aan het einde van
de hendel omlaag voor meer hef-
boomwerking. Trek de wielmoeren in
stervolgorde aan totdat iedere moer
twee keer aangetrokken is. Het cor-
recte aanhaalmoment voor de moeren
is 138 Nm. Als u twijfelt of de moeren
goed zijn vastgezet, laat dit dan bij uw
Wieldop of wielmoersierdop
1 — Ventiel 4 — Wieldop
2 — Ventieluit-sparing 5 — Tapeinde
3 — Wielmoer
304