sensor Lancia Voyager 2013 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: LANCIA, Model Year: 2013, Model line: Voyager, Model: Lancia Voyager 2013Pages: 404, PDF Size: 4.27 MB
Page 17 of 404

EXTRA ACTIEVE HOOFDSTEUNEN . . . . . . . . .44
ACTIEF MOTORKAPSYSTEEM . . . . . . . . . . . . .46
GEAVANCEERDAUTOGORDELWAARSCHUWINGSSYSTEEM
(BeltAlert®) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .49
VEILIGHEIDSGORDELS EN ZWANGERSCHAP . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .50
AIRBAGSYSTEEM . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .50
COMPONENTEN VAN HET AIRBAGSYSTEEM . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .51
KENMERKEN GEAVANCEERDE FRONTAIRBAGS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .51
Sensoren en regeleenheden voor airbags . . . . . .54
KINDERZITJES . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .61
AANBEVELINGEN VOOR INRIJDEN . . . . . . . . . . .72
Aanvullende vereisten voor een dieselmotor . . . .73
VEILIGHEIDSTIPS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .73
Passagiers vervoeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .73
Uitlaatgas . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .73
Aanbevolen veiligheidscontroles in de auto . . . .74
Veiligheidscontroles buiten de auto . . . . . . . . . .75
11
Page 53 of 404

wordt automatisch geactiveerd wan-
neer de auto binnen een gespecifi-
ceerd snelheidsbereik rijdt. Het sys-
teem moet een verscheidenheid aan
voetgangers kunnen detecteren,
waardoor het ook mogelijk is dat an-
dere aangereden objecten het actieve
motorkapsysteem in werking stellen.
Sensoren en regeleenheden voor
activering
De elektronische voetgangersbescher-
mingsmodule (EPPM) bepaalt of de
actuatoren bij een frontale aanrijding
geactiveerd moeten worden. Op basis
van de signalen van de botsingsenso-
ren bepaalt de EPPM voor inzittenden
wanneer de actuatoren geactiveerd
worden. De botsingsensoren bevinden
zich bij de voorbumper.
De EPPM bewaakt de gereedheid van
de elektronische onderdelen van het
actieve motorkapsysteem wanneer de
contactschakelaar in de stand START
of ON/RUN staat. Als de sleutel zich
in de stand LOCK, in de stand ACC,
of buiten het contact bevindt, is hetactieve motorkapsysteem niet inge-
schakeld en zal de actieve motorkap
niet geactiveerd worden.
De EPPM beschikt over een reserve-
voeding, waardoor de actuatoren ook
geactiveerd kunnen worden wanneer
de accu leeg is of is losgekoppeld.
Onderhoud van actief
motorkapsysteem
Als de EPPM de actieve motorkap
heeft geactiveerd of een storing in een
van de onderdelen van het systeem
detecteert, licht het waarschuwings-
lampje voor het airbagsysteem op en
verschijnt (voor bepaalde
uitvoeringen/landen) het bericht
"SERVICE ACTIVE HOOD" (onder-
houd actieve motorkap noodzakelijk)
op het scherm van het elektronische
voertuiginformatiecentrum (EVIC).
Een enkel geluidssignaal klinkt als
het waarschuwingslampje voor het
airbagsysteem gaat branden na de
eerste keer starten. De module bevat
ook diagnosefuncties die het waar-
schuwingslampje voor het airbagsys-
teem laten branden wanneer een sto-
ring wordt geconstateerd die hetactieve motorkapsysteem zou kunnen
beïnvloeden. De diagnose meldt even-
eens de aard van het defect. Raad-
pleeg uw erkende dealer als het waar-
schuwingslampje voor het
airbagsysteem brandt of als het be-
richt "SERVICE ACTIVE HOOD"
(onderhoud actieve motorkap nood-
zakelijk) op het scherm van het elek-
tronische voertuiginformatiecentrum
(EVIC) wordt weergegeven.
Als de actieve motorkap geactiveerd
is, dient u de auto door een erkende
dealer te laten repareren. De scharnie-
ren van de motorkap moeten worden
gerepareerd en de actuatoren moeten
worden vervangen om de werking van
het systeem te herstellen.
Nadat de actieve motorkap is geacti-
veerd, kan de motorkap tijdelijke
worden teruggezet door de achterrand
boven de scharnieren omlaag te druk-
ken, wanneer de inwendige druk van
de actuatoren is afgelaten. De tijde-
lijke stand waarin de motorkap kan
worden teruggezet, dient om het zicht
over de motorkap bij vooruitrijden te
verbeteren totdat de auto kan worden
47
Page 57 of 404

veiligheidsgordel voor de bestuur-
dersstoel en/of de voorpassagiersstoel
die registreert of de gordel is vastge-
klikt. Met deze gespsluitingschake-
laar kan het niveau worden aangepast
waarmee de geavanceerde frontair-
bags worden opgeblazen.
Deze auto is uitgerust met aanvul-
lende gordijn-zijairbags (SABIC), ter
bescherming van de bestuurder en
passagiers die naast een raam zitten.
De gordijn-zijairbags bevinden zich
boven de zijramen. De airbagpanelen
zijn voorzien van het opschrift SRS
AIRBAG.
Deze auto is voorzien van aanvullende
zijairbags in de stoelen (SAB). De zij-
airbags in de stoelen zijn gemarkeerd
met een opschrift dat in de buitenzijde
van de voorstoelen is gestikt.
OPMERKING:
De airbagpanelen zijn in de in-terieurbekleding nauwelijks
zichtbaar, maar springen open
tijdens het opblazen van de air-
bag. Na ieder ongeval dient de auto
onmiddellijk naar een erkende
dealer te worden gebracht.
COMPONENTEN VAN HET
AIRBAGSYSTEEM
Uw auto is mogelijk uitgerust met de
volgende componenten van het air-
bagsysteem:
Controller van het beveiligingssys- teem voor inzittenden
Waarschuwingslampje voor het airbagsysteem
Stuurwiel en stuurkolom
Instrumentenpaneel
Kniebescherming (voor bepaalde uitvoeringen/landen)
Geavanceerde frontairbag aan bestuurderszijde
Geavanceerde frontairbag aan passagierszijde
Aanvullende zijairbags in de stoe- len (SAB)
Aanvullende gordijn-zijairbags (SABIC) Sensoren voor frontale en zijde-
lingse botsingen
Gordelspanners voorin, gespslui- tingschakelaar voor veiligheidsgor-
dels
KENMERKEN
GEAVANCEERDE
FRONTAIRBAGS
Het geavanceerde frontairbagsysteem
bestaat uit airbags aan de bestuur-
derszijde en aan de passagierszijde die
in meerdere stadia worden geacti-
veerd. Dit systeem reageert overeen-
komstig de kracht en de aard van de
botsing die worden vastgesteld door
de controller van het beveiligingssys-
teem voor inzittenden. Deze controller
ontvangt informatie van de sensoren
voor frontale botsingen.
Het eerste opblaasmechanisme wordt
onmiddellijk geactiveerd bij een bot-
sing waarbij gebruik van de airbags
noodzakelijk is. Deze geringe opbla-
zing wordt toegepast voor minder
zware botsingen. Bij zwaardere bot-
singen wordt een krachtiger opbla-
zing toegepast.
51
Page 60 of 404

Als u zich tijdens het activeren tedicht bij aanvullende zijairbags
in de stoel of gordijn-zijairbags
bevindt, kunt u ernstig of zelfs
dodelijk letsel oplopen.
Het systeem bevat sensoren voor zij-
delingse botsingen die zijn gekali-
breerd om de zijairbags te activeren
bij botsingen die bescherming van de
inzittenden door airbags noodzakelijk
maken.WAARSCHUWING!
Uw auto is uitgerust met gordijn- zijairbags aan de linker- en rech-
terzijde. Stapel bagage of andere
lading niet dermate hoog op dat
de afdekpanelen van de gordijn-
zijairbags worden geblokkeerd.
In de omgeving van de gordijn-
zijairbags mogen zich geen obsta-
kels bevinden.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING! (Vervolgd)
Gebruik geen aanvullende stoel- hoezen en plaats geen voorwer-
pen tussen uzelf en de zijairbags.
De werking van de airbags kan zo
verslechteren en/of voorwerpen
kunnen met kracht tegen u aan
slaan en zo ernstig letsel veroor-
zaken.
Kniebescherming
De kniebescherming helpt de knieën
van de bestuurder en de voorpassa-
gier te beschermen en hen correct te
laten zitten bij het eventueel opblazen
van de geavanceerde frontairbags.
In combinatie met de veiligheidsgor-
dels, gordelspanners en kniebescher-
ming bieden de geavanceerde fron-
tairbags extra bescherming aan de
bestuurder en voorpassagier. Ook de
zijairbags zorgen in combinatie met
de veiligheidsgordels voor een betere
bescherming van de inzittenden. Sensoren en regeleenheden
voor airbags
Controller van het
beveiligingssysteem voor
inzittenden
De
controller van het beveiligings-
systeem voor inzittenden maakt
deel uit van het voorgeschreven veilig-
heidssysteem van deze auto.
Het controller van het beveiligings-
systeem voor inzittenden bepaalt of
het nodig is de front- en/of zijairbags
op te blazen bij een frontale of zijde-
lingse botsing. Op basis van de signa-
len van de botsingsensoren activeert
een centrale controller van het bevei-
ligingssysteem voor inzittenden zo no-
dig de geavanceerde frontairbags,
gordijn-zijairbags, aanvullende zijair-
bags in de stoelen (SAB) en de gor-
delspanners voorin, afhankelijk van
verschillende factoren, zoals de aard
en de ernst van de botsing.
De geavanceerde frontairbags zijn
ontworpen om naast de veiligheids-
gordels bij bepaalde frontale aanrij-
dingen afhankelijk van verschillende
54
Page 61 of 404

factoren, zoals de ernst en de aard van
de botsing, extra bescherming te bie-
den. Geavanceerde frontairbags zijn
niet bedoeld voor het verminderen
van het risico op letsel bij botsingen
van achteren, botsingen van opzij of
over de kop slaan.
De geavanceerde frontairbags worden
niet bij alle frontale botsingen geacti-
veerd. Dit geldt ook voor sommige
frontale botsingen die ernstige schade
aan het voertuig tot gevolg hebben,
zoals bepaalde aanrijdingen tegen pa-
len, aanrijdingen waarbij de auto on-
der een vrachtwagen terechtkomt en
aanrijdingen onder een hoek. Daaren-
tegen kunnen de geavanceerde fron-
tairbags, afhankelijk van de aard van
de botsing en de plaats waar de auto
wordt geraakt, opgeblazen worden bij
aanrijdingen die geringe schade aan
de voorkant van het voertuig tot ge-
volg hebben, maar die aanvankelijk
een grote afname van de snelheid ver-
oorzaken.
De zijairbags worden niet bij alle zij-
delingse botsingen opgeblazen. Hetopblazen van de zijairbags is afhan-
kelijk van de ernst en aard van de
aanrijding.
Omdat airbagsensoren de vertraging
van het voertuig in de loop van de tijd
meten, zijn de snelheid van het voer-
tuig en de schade op zichzelf geen
goede indicatoren voor de noodzaak
van het wel of niet opblazen van een
airbag.
Veiligheidsgordels zijn bij alle onge-
vallen noodzakelijk voor uw bescher-
ming en om uw lichaam in de juiste
positie te houden, uit de buurt van een
airbag die wordt opgeblazen.
De controller van het beveiligingssys-
teem voor inzittenden bewaakt de ge-
reedheid van de elektronische onder-
delen van het airbagsysteem wanneer
de contactschakelaar in de stand
START of ON/RUN staat. Als de sleu-
tel zich in de stand OFF, in de stand
ACC, of buiten het contact bevindt, is
het airbagsysteem niet ingeschakeld
en zullende de airbags niet worden
opgeblazen.
De controller van het beveiligingssys-
teem voor inzittenden beschikt over
een reservevoeding, waardoor de air-
bags ook geactiveerd kunnen worden
wanneer de accu leeg is of is losgekop-
peld.
De controller van het bevei-
ligingssysteem voor inzit-
tenden schakelt ook het
waarschuwingslampje voor
het airbagsysteem op het instrumen-
tenpaneel in voor een zelftest gedu-
rende vier tot acht seconden, wanneer
het contact voor het eerst wordt inge-
schakeld. Na de zelftest gaat het
waarschuwingslampje voor het air-
bagsysteem uit. Als de controller van
het beveiligingssysteem voor inzitten-
den een storing in het systeem detec-
teert, gaat het waarschuwingslampje
voor het airbagsysteem knipperen of
continu branden. Een enkel geluids-
signaal klinkt als het lampje gaat
branden na de eerste keer starten.
De module bevat ook diagnosefunc-
ties die het waarschuwingslampje
voor het airbagsysteem in de instru-
mentengroep laten branden wanneer
55
Page 63 of 404

beweegt zo snel en krachtig dat deze
letsel kan veroorzaken wanneer de in-
zittende niet goed in de stoel zit, of
wanneer zich voorwerpen bevinden in
de ruimte waar de airbag wordt opge-
blazen. Dat geldt vooral voor kinde-
ren.
Opblaasmodules voor
aanvullende gordijn-zijairbags
Tijdens aanrijdingen waarbij de bot-
sing beperkt blijft tot een bepaalde
zone aan de zijkant van de auto, zal de
controller van het beveiligingssysteem
voor inzittenden mogelijk de aanvul-
lende gordijn-zijairbags opblazen. Dit
is afhankelijk van de kracht en de
aard van de botsing. In deze gevallen
blaast de controller van het beveili-
gingssysteem voor inzittenden alleen
de gordijn-zijairbag op aan de zijde
van de botsing.
Een grote hoeveelheid niet-giftig gas
wordt gegeneerd om de gordijn-
zijairbag op te blazen. De gordijn-
zijairbag drukt de buitenrand van de
hemelbekleding opzij en bedekt het
zijraam. De airbag wordt in circa 30
milliseconden opgeblazen (ongeveereen kwart van de tijd die nodig is om
met de ogen te knipperen). Dit ge-
beurt met zoveel kracht dat letsel kan
worden veroorzaakt als de inzittende
niet correct op de stoel zit en/of de
veiligheidsgordel niet op de juiste
wijze draagt, of wanneer zich voor-
werpen bevinden in de ruimte waarin
de airbag wordt opgeblazen. Dat geldt
vooral voor kinderen. De gordijn-
zijairbag heeft na het opblazen slechts
een dikte van circa 9 cm.
Omdat airbagsensoren de vertraging
van het voertuig in de loop van de tijd
meten, zijn de snelheid van het voer-
tuig en de schade op zichzelf geen
goede indicatoren voor de noodzaak
van het wel of niet opblazen van een
airbag.
OPMERKING: Wanneer het voer-
tuig over de kop slaat, kunnen de
gordelspanners en/of de aanvul-
lende zijairbags in de voorstoelen
en de extra gordijn-zijairbags
worden geactiveerd aan beide zij-
den van de auto.
Sensoren voor frontale en
zijdelingse botsingen
Bij frontale en zijdelingse botsingen
kunnen de botsingsensoren de con-
troller van het beveiligingssysteem
voor inzittenden helpen bij het bepa-
len van de juiste reactie op de botsin-
gen.
Uitgebreid
ongelukkenresponssysteem
Bij een botsing die leidt tot het opbla-
zen van de airbags zal de controller
van het beveiligingssysteem voor in-
zittenden, als het communicatienet-
werk en de voeding intact blijven en
afhankelijk van de aard van de bot-
sing, bepalen of het uitgebreide onge-
lukkenresponssysteem de volgende
functies uitvoert:
De brandstoftoevoer naar de motor
afsluiten.
De waarschuwingsknipperlichten inschakelen zo lang de accu energie
heeft of het contact wordt afgezet.
De interieurverlichting inschakelen zolang de accu werkt of totdat de
contactsleutel wordt verwijderd.
57
Page 86 of 404

PARKEERLICHTEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .138
KOPLAMPEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .138
AUTOMATISCH INSCHAKELENDE KOPLAMPEN(voor bepaalde uitvoeringen/landen) . . . . . . . .138
KOPLAMPEN AAN BIJ INGESCHAKELDE RUITENWISSERS
(voor bepaalde uitvoeringen/landen) . . . . . . . .138
UITSCHAKELVERTRAGING KOPLAMPEN (voor bepaalde uitvoeringen/landen) . . . . . . . .139
MISTLAMPEN VÓÓR EN MISTACHTERLICHTEN (voor bepaalde uitvoeringen/landen) . . . . . . . .139
ACCUBEVEILIGING . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .140
MULTIFUNCTIONELE HENDEL . . . . . . . . . . .140
RICHTINGAANWIJZERS . . . . . . . . . . . . . . . . .140
DIMLICHT/GROOTLICHTSCHAKELAAR . . . .141
LICHTSIGNAAL . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .141
SMARTBEAM™ (voor bepaalde uitvoeringen/landen) . . . . . . . .141
HOOGTEVERSTELLING KOPLAMPEN (voor bepaalde uitvoeringen/landen) . . . . . . . .141
RUITENWISSERS EN -SPROEIERS . . . . . . . . . . .142
TIPFUNCTIE, RUITENWISSER/-SPROEIERVÓÓR . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .142
INTERVAL-, LAGE EN HOGE STAND VOOR DE RUITENWISSERS. . . . . . . . . . . . . . . . . . . .143
RUITENWISSER/-SPROEIER ACHTER . . . . . .143
REGENSENSOR (voor bepaalde uitvoeringen/landen) . . . . . . . .143
VERSTELBARE STUURKOLOM . . . . . . . . . . . . .144
80
Page 87 of 404

VERSTELBARE PEDALEN(voor bepaalde uitvoeringen/landen) . . . . . . . . . .145
CRUISECONTROL . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .146 INSCHAKELEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .146
DE GEWENSTE SNELHEID INSTELLEN . . . . .146
UITSCHAKELEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .147
SNELHEID HERVATTEN . . . . . . . . . . . . . . . . .147
INGESTELDE SNELHEID AANPASSEN . . . . . .147
ACCELEREREN OM IN TE HALEN . . . . . . . . . .147
PARKSENSE® PARKEERSENSOREN ACHTER (voor bepaalde uitvoeringen/landen) . . . . . . . . . .148
PARKSENSE® SENSOREN . . . . . . . . . . . . . . . .148
PARKSENSE® WAARSCHUWINGSSCHERM . .148
PARKSENSE® scherm . . . . . . . . . . . . . . . . . . .149
PARKSENSE® INSCHAKELEN/ UITSCHAKELEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .151
ONDERHOUD VAN PARKSENSE® PARKEERSENSOREN . . . . . . . . . . . . . . . . . . .151
PARKSENSE® SYSTEEM REINIGEN . . . . . . . .151
VOORZORGSMAATREGELEN VOOR GEBRUIK VAN HET PARKSENSE® SYSTEEM . . . . . . . . .152
PARKVIEW® ACHTERUITRIJCAMERA (voor bepaalde uitvoeringen/landen) . . . . . . . . . .154
PARKVIEW® IN- OF UITSCHAKELEN — MET NAVIGATIE-/MULTIMEDIA-RADIO . . . . . . . . .155
PARKVIEW® IN- OF UITSCHAKELEN — ZONDER NAVIGATIE-/MULTIMEDIA-
RADIO . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .155
81
Page 91 of 404

SPIEGELS
BINNENSPIEGEL MET
DAG-/NACHTSTAND (voor
bepaalde uitvoeringen/
landen)
Via een dubbel scharniersysteem kunt
u de spiegel horizontaal en verticaal
verstellen. Stel de spiegel zo in dat u
door het midden van de achterruit
kijkt.
U kunt hinderlijke weerspiegeling van
koplampen verminderen door het
hendeltje onder de spiegel in de
nachtstand te zetten (naar de achter-
kant van de auto bewegen). Stel de
spiegel af terwijl deze in de dagstand
staat (naar de voorruit toe).BINNENSPIEGEL MET
AUTOMATISCHE
DIMSTAND (voor bepaalde
uitvoeringen/landen)
Deze spiegel wordt automatisch aan-
gepast aan hinderlijke weerspiegeling
van de koplampen van achterliggers.
U kunt deze functie in- of uitschake-
len door de knop onder aan de spiegel
in te drukken. Links naast de knop
gaat een lampje branden als de dim-
functie actief is. De sensor rechts van
de knop gaat niet branden.
OPMERKING: Tijdens het ach-
teruitrijden wordt deze functie
uitgeschakeld.
LET OP!
Om tijdens reinigen de spiegel niet
te beschadigen mag reinigings-
vloeistof nooit rechtstreeks op de
spiegel worden gespoten. Breng de
vloeistof aan op een schone doek en
wrijf de spiegel daarmee schoon.
BUITENSPIEGELS
Voor een optimaal resultaat dient u de
spiegels zo af te stellen dat u de naast-
liggende rijbaan goed in het zicht hebt
en er tevens een geringe overlapping is
met het zicht in de binnenspiegel.WAARSCHUWING!
Voertuigen en andere objecten lij-
ken in de bolle spiegel kleiner en
verder weg dan ze in werkelijkheid
zijn. Als u te veel op uw buitenspie-
gels vertrouwt, kunt u in botsing
komen met een ander voertuig of
object. Gebruik uw binnenspiegel
om de grootte van of de afstand tot
een voertuig te schatten dat u in de
buitenspiegel ziet.
Met de hand verstelbare achteruitkijkspiegel
Binnenspiegel met automatische dimstand
85
Page 94 of 404

VERLICHTE MAKE-
UPSPIEGELS (voor
bepaalde uitvoeringen/
landen)
Op de zonneklep bevindt zich een ver-
lichte make-upspiegel. Als u deze
spiegel wilt gebruiken, klapt u de zon-
neklep omlaag en het spiegelklepje
omhoog. De verlichting gaat dan au-
tomatisch aan. Als u het spiegelklepje
sluit, wordt de verlichting uitgescha-
keld.
DODEHOEKBEWAKING
(voor bepaalde
uitvoeringen/landen)
Het systeem voor dodehoekbewaking
maakt gebruik van twee radarsenso-
ren in de achterbumper en detecteertmotorvoertuigen (auto's, vrachtwa-
gens, motorfietsen, etc.) die vanaf de
achterzijde, voorzijde of zijkant van
de auto in de dode hoek bewegen.
Na het starten van de auto gaat het
waarschuwingslampje van de dode-
hoekbewaking in de beide buitenspie-
gels kort branden om de bestuurder te
laten weten dat het systeem is geacti-
veerd. De sensoren van de dodehoek-
bewaking zijn in werking wanneer
naar een van de vooruitversnellingen
of de achteruitversnelling is gescha-
keld en worden in de stand-by-modus
gezet wanneer naar de parkeerstand
(PARK) is geschakeld.
De detectiezone van de dodehoekbe-
waking bestrijkt een rijstrook van
3,35 m breed aan beide zijden van het
voertuig. De zone begint bij de buiten-
spiegel en bestrijkt een gebied tot on-
geveer 6 m achter de auto. Het sys-
teem bewaakt de detectiezones aan
beide zijden van de auto vanaf het
moment dat een snelheid van onge-
veer 10 km/u of hoger wordt bereikt
en waarschuwt de bestuurder voor
voertuigen in deze zones.
OPMERKING:
De dodehoekbewaking waar-
schuwt de bestuurder NIET voor
snel naderende voertuigen die
zich buiten de detectiezones be-
vinden.
De detectiezone van de dode- hoekbewaking VERANDERT
NIET wanneer een aanhanger
aan uw auto is gekoppeld. Als
aan uw auto een aanhanger is
gekoppeld, moet u zelf kijken of
de rijbaan naast u vrij is voor
zowel uw auto als de aanhanger,
voordat u van rijbaan wisselt.
Wanneer de aanhanger of een
ander object (bijvoorbeeld een
fiets) uitsteekt aan de zijkant
van uw auto, is het mogelijk dat
Verlichte spiegel
Detectiezones achter
88