ESP Lexus CT200h 2014 Handleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: LEXUS, Model Year: 2014, Model line: CT200h, Model: Lexus CT200h 2014Pages: 624, PDF Size: 23.33 MB
Page 130 of 624

1303-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
■Alarmfuncties en waarschuwingsmeldingen
Er gaat een alarm af en op het multi-informatiedisplay wordt een waarschuwingsmelding
weergegeven om onverwachte ongevallen of diefstal van de auto te voorkomen als
gevolg van onjuist gebruik. Wanneer er een waarschuwingsmelding wordt weergege-
ven, neem dan de juiste maatregelen op basis van de weergegeven melding.
(Blz. 523)
In onderstaande tabel worden de omstandigheden en de correctieprocedures beschre-
ven in die gevallen waarin alleen een alarm klinkt.
■Energiebesparende functie (auto's met instapfunctie)
De energiebesparende functie wordt geactiveerd om te voorkomen dat de batterij van
de elektronische sleutel en de 12V-accu leeg raken wanneer de auto gedurende langere
tijd niet wordt gebruikt.
●In de volgende situaties kan het enige tijd duren voordat de portieren met het Smart
entry-systeem met startknop ontgrendeld kunnen worden.
• De elektronische sleutel bevindt zich gedurende 10 minuten of langer op een
afstand van ongeveer 2 m van de auto.
• Het Smart entry-systeem met startknop is gedurende 5 dagen of langer niet
gebruikt.
●Als het Smart entry-systeem met startknop gedurende 14 dagen of langer niet gebruikt
is, kunnen de portieren alleen via het bestuurdersportier worden ontgrendeld. Pak in
dat geval de greep van het bestuurdersportier vast of gebruik de afstandsbediening of
de mechanische sleutel om de portieren te ontgrendelen.
■Omstandigheden die de werking beïnvloeden
Het Smart entry-systeem met startknop, de afstandsbediening en de startblokkering
maken gebruik van zwakke radiogolven. In de volgende situaties kunnen storingen
optreden in de communicatie tussen de elektronische sleutel en de auto, waardoor het
Smart entry-systeem met startknop, de afstandsbediening en de startblokkering moge-
lijk niet goed werken:
(Oplossingen: Blz. 568)
●Wanneer de batterij van de elektronische sleutel ontladen is
●In de buurt van een televisiezendmast, elektriciteitscentrale, tankstation, radiozender,
videowall, luchthaven of andere locatie waar sterke radiogolven aanwezig zijn
●Als u een draagbare radio, mobiele telefoon, draadloze telefoon of ander draadloos
communicatiemiddel bij u draagt
AlarmSituatieCorrectieprocedure
Buiten de auto hoor-
baar alarm klinkt één
keer gedurende 5
seconden (auto's met
instapfunctie)Er is geprobeerd de auto te ver-
grendelen terwijl er nog een
portier geopend was.Sluit alle portieren en ver-
grendel ze opnieuw.
Het alarm in de auto
klinkt herhaaldelijk
Het contact werd in de stand
ACC gezet terwijl het bestuur-
dersportier geopend was (het
bestuurdersportier werd ge-
opend terwijl het contact in de
stand ACC stond).
Zet het contact UIT en sluit
het bestuurdersportier.
Page 184 of 624

1844-2. Rijprocedures
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
*: Gebruik normaal gesproken stand D voor een laag brandstofverbruik en weinig
geluid.
Blz. 237
■Als stand P wordt ingeschakeld
Breng de auto volledig tot stilstand
en activeer de parkeerrem. Druk
vervolgens op de schakelaar voor
stand P.
Wanneer de schakelstand gewijzigd
is naar P, gaat de indicator in de
schakelaar branden.
Controleer of de indicator voor
stand P brandt in de positie-indicator.
■Wijzigen van de schakelstand vanuit stand P
●Bedien de selectiehendel terwijl u het rempedaal stevig intrapt. Als u de
selectiehendel bedient zonder dat u het rempedaal intrapt, klinkt de zoe-
mer en is schakelen niet mogelijk.
●Controleer bij het selecteren van de schakelstand of de schakelstand
gewijzigd is in de gewenste stand door de positie-indicator in het instru-
mentenpaneel te controleren.
●De schakelstand kan niet rechtstreeks gewijzigd worden van P naar B.
Doel van de schakelstanden
SchakelstandDoel of functie
PParkeren van de auto/inschakelen van het hybridesysteem
RAchteruit
NNeutraalstand
(Toestand waarbij het vermogen niet wordt overgebracht)
DNormaal rijden*
BMotorremwerking of sterk afremmen wanneer het gaspedaal
is losgelaten op steile hellingen omlaag, enz.
Selecteren van een rijmodus
Schakelaar stand P
Page 185 of 624

1854-2. Rijprocedures
4
Rijden
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
■Schakelstanden
●Wanneer het contact UIT staat, kan de schakelstand niet worden gewijzigd.
●Wanneer het contact AAN staat (het hybridesysteem werkt niet), kan de schakelstand
alleen worden gewijzigd in N. De schakelstand wordt gewijzigd in N, zelfs wanneer de
selectiehendel in stand D of R wordt gezet en gehouden.
●Wanneer het controlelampje READY brandt, kan de schakelstand worden gewijzigd
van P in D, N of R.
●Wanneer het controlelampje READY knippert, kan de schakelstand niet vanuit P in een
andere stand worden gezet, ook al wordt de selectiehendel bediend. Wacht totdat het
controlelampje READY na het knipperen blijft branden en bedien vervolgens de selec-
tiehendel nogmaals.
●De schakelstand kan alleen vanuit D rechtstreeks gewijzigd worden naar B.
Als bovendien wordt getracht om de schakelstand te wijzigen door de selectiehendel in
een andere stand te zetten of op de schakelaar stand P te drukken in één van de vol-
gende situaties, klinkt er een zoemer en is schakelen niet meer mogelijk of wordt de
schakelstand automatisch gewijzigd naar N. Selecteer in dat geval een geschikte scha-
kelstand.
●Situaties waarbij schakelen niet mogelijk is:
• Als wordt getracht om vanuit P een andere stand in te schakelen door de selectie-
hendel te bewegen zonder dat het rempedaal wordt ingetrapt.
• Als wordt getracht om de selectiehendel vanuit stand P of N in stand B te zetten.
●Situaties waarbij de schakelstand automatisch gewijzigd wordt naar N:
• Wanneer op de schakelaar voor stand P wordt gedrukt terwijl de auto rijdt.
*1
• Als wordt getracht de selectiehendel in stand R te zetten terwijl de auto vooruit-
rijdt.
*2
• Als wordt getracht de selectiehendel in stand D te zetten terwijl de auto achteruit-
rijdt.
*3
• Als wordt getracht om de selectiehendel vanuit stand R in stand B te zetten.
*1: De schakelstand verandert mogelijk in P wanneer met zeer lage snelheid wordt
gereden.
*2: De schakelstand verandert mogelijk in R als met lage snelheid wordt gereden.
*3: De schakelstand verandert mogelijk in D als met lage snelheid wordt gereden.
■Waarschuwingszoemer achteruitrijden
Wanneer de selectiehendel in stand R wordt gezet, klinkt er een zoemer om de bestuur-
der te informeren dat de schakelstand R is ingeschakeld.
■Remwerking van de motor
Wanneer schakelstand B geselecteerd is, wordt er op de motor afgeremd als u het gas-
pedaal loslaat.
• Wanneer er met hoge snelheden wordt gereden, voelt u, in vergelijking met normale
auto's met een benzinemotor, de motorremwerking minder.
• Er kan met de auto geaccelereerd worden zelfs wanneer schakelstand B geselecteerd
is.
Als er continu in stand B wordt gereden, zal het brandstofverbruik hoog zijn. Kies nor-
maal gesproken stand D.
Page 192 of 624

1924-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
■Dagrijverlichting
Om uw auto beter zichtbaar te maken voor andere weggebruikers, worden de parkeer-
lichten voor automatisch ingeschakeld (op een grotere lichtsterkte) wanneer het hybri-
desysteem wordt gestart en de parkeerrem wordt gedeactiveerd. Dagrijverlichting is
niet ontworpen voor gebruik in het donker.
■Sensor koplampregeling
■Automatisch uitschakelsysteem verlichting
●Wanneer de lichtschakelaar in de stand of staat: De koplampen worden
automatisch uitgeschakeld als het contact in stand ACC of UIT wordt gezet.
●Wanneer de lichtschakelaar in stand staat: De koplampen en alle verlichting
worden automatisch uitgeschakeld als het contact in stand ACC of UIT wordt gezet.
Zet, om de verlichting weer in te schakelen, het contact AAN of zet de lichtschakelaar
een keer in de stand UIT en daarna weer in de stand
of .
■Automatische verticale koplampverstelling (indien aanwezig)
De koplamphoogte wordt automatisch geregeld op basis van het aantal passagiers in de
auto en de mate van belading om verblinding van andere weggebruikers door de kop-
lampen te voorkomen.
■Zoemer verlichting (indien aanwezig)
Een zoemer klinkt als het contact UIT of in stand ACC wordt gezet en het bestuurders-
portier wordt geopend terwijl de verlichting is ingeschakeld.
■Energiebesparende functie 12V-accu
Om te voorkomen dat de 12V-accu van de auto ontladen raakt wanneer de koplampen
en/of de achterlichten aan zijn terwijl het contact UIT wordt gezet, schakelt de energie-
besparende functie van de 12V-accu alle verlichting na ongeveer 20 minuten automa-
tisch uit. Wanneer het contact AAN wordt gezet, wordt de energiebesparende functie
van de 12V-accu uitgeschakeld.
Onder de volgende omstandigheden wordt de energiebesparende functie van de 12V-
accu eenmaal uitgeschakeld en vervolgens weer geactiveerd. Alle verlichting gaat 20
minuten nadat de energiebesparende functie van de 12V-accu weer is geactiveerd auto-
matisch uit:
●Wanneer de lichtschakelaar wordt bediend
●Wanneer een portier wordt geopend of gesloten
■Persoonlijke voorkeursinstellingen
De instellingen (bijv. gevoeligheid lichtsensor) kunnen worden gewijzigd.
(Systemen met mogelijkheden voor persoonlijke voorkeursinstellingen: Blz. 591) De werking van de sensor kan in negatieve zin
beïnvloed worden als er iets over de sensor
heen geplaatst wordt of als er iets op de ruit
wordt aangebracht waardoor de sensor wordt
afgeschermd.
Hierdoor kan de sensor niet op de juiste manier
de hoeveelheid omgevingslicht signaleren,
waardoor het automatische koplampsysteem
mogelijk onjuist functioneert.
Page 237 of 624

237
4 4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
Rijmodusselectieschakelaar
Normale modus
ECO-modus
Geschikt voor het verminderen van het
brandstofverbruik, omdat het koppel
dat correspondeert met de mate waarin
het gaspedaal wordt ingetrapt geleide-
lijker wordt afgegeven dan onder nor-
male omstandigheden en de werking
van het airconditioningsysteem (verwar-
men/koelen) wordt geminimaliseerd.
Wanneer de rijmodusselectieschakelaar naar links gedraaid wordt, gaat het controle-
lampje ECO MODE in het instrumentenpaneel branden.
Druk op de schakelaar om de rijmodus te wijzigen naar de normale modus.
Sportmodus
Gebruik deze modus wanneer de auto snel en soepel moet reageren, bijvoorbeeld
bij het rijden in bergachtige gebieden of tijdens het inhalen.
Wanneer de rijmodusselectieschakelaar naar rechts gedraaid wordt, gaat het contro-
lelampje SPORT MODE in het instrumentenpaneel branden.
Druk op de schakelaar om de rijmodus te wijzigen naar de normale modus.
■Werking van de airconditioning in de ECO-modus
De ECO-modus regelt het verwarmen/koelen en de aanjagersnelheid van het aircondi-
tioningsysteem om brandstof te besparen (Blz. 415, 422). Stel de aanjagersnelheid af
of schakel de ECO-modus uit om de prestaties van de airconditioning te verbeteren.
■Automatisch uitschakelen van de sportmodus
De sportmodus wordt automatisch uitgeschakeld als na het rijden in deze stand het con-
tact UIT wordt gezet.
De rijmodi kunnen worden geselecteerd overeenkomstig de rijomstandighe-
den.
1
2
3
Page 251 of 624

251
4 4-6. Rijtips
Rijden
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
Rijden met een hybrideauto
◆Gebruik van de ECO-modus
Bij gebruik van de ECO-modus kan het koppel dat correspondeert met de
mate waarin het gaspedaal wordt ingetrapt geleidelijker worden afgegeven
dan onder normale omstandigheden. Bovendien wordt de werking van de air-
conditioning (verwarmen/koelen) geminimaliseerd zodat er minder brand-
stof verbruikt wordt. (Blz. 237)
◆Gebruik van de hybridesysteemindicator
Milieubewust rijden is mogelijk door de naald van de hybridesysteemindica-
tor binnen de Eco-zone te houden. (Blz. 98)
◆Bedienen van de selectiehendel
Zet de selectiehendel in stand D als u moet wachten bij een verkeerslicht of
als u in druk verkeer rijdt. Selecteer stand P wanneer de auto geparkeerd
wordt. Als u stand N gebruikt, is er geen positief effect op het brandstofver-
bruik. In stand N werkt de benzinemotor, maar kan er geen elektriciteit wor-
den opgewekt. Ook bij gebruik van de airconditioning, enz. wordt het
vermogen van het batterijpakket (tractiebatterij) verbruikt.
◆Bedienen van het gaspedaal/rempedaal
●Rijd zo vloeiend mogelijk. Voorkom onnodig snel accelereren en hard
remmen. Wanneer geleidelijk wordt geaccelereerd en gedecelereerd,
worden de voordelen van de elektromotor (tractiemotor) beter benut,
zodat het brandstofverbruik van de benzinemotor lager is.
●Voorkom herhaaldelijk accelereren. Herhaaldelijk accelereren put het bat-
terijpakket (tractiebatterij) uit waardoor er meer brandstof wordt verbruikt.
Het batterijpakket kan worden opgeladen door tijdens het rijden het gas-
pedaal iets te laten opkomen.
◆Bij het remmen
Rem rustig en tijdig. Er kan meer elektrische energie bewaard blijven tijdens
het decelereren.
Besteed aandacht aan de volgende punten om zuinig en milieuvriendelijk te
rijden:
Page 258 of 624

258
CT200h_OM_OM76135E_(EE)5-1. Basishandelingen
Soorten audiosystemen.............. 260
Gebruik van de audiotoetsen
op het stuurwiel ...........................262
AUX-aansluiting/
USB-aansluiting.......................... 263
5-2. Gebruik van het audiosysteem
Optimaal gebruikmaken van
het audiosysteem ....................... 265
5-3. Gebruik van de radio
Bediening radio............................... 267
5-4. Afspelen van audio-CD's en
discs met MP3-/WMA-
bestanden
Bediening CD-speler ...................270
5-5. Gebruik van een extern apparaat
Afspelen van bestanden op
een iPod .......................................... 277
Afspelen van bestanden op
een USB-geheugen .................. 283
Gebruik van de
AUX-aansluiting......................... 288
5-6. Gebruik van Bluetooth
®
apparaten
Bluetooth
®-audio/telefoon ...... 289
Gebruik van de toetsen op
het stuurwiel ................................. 294
Voor de eerste keer registreren
van een Bluetooth
®-
audiosysteem ............................... 295
Voor de eerste keer registreren
van een Bluetooth
®-
telefoon .......................................... 296
5-7. Instelmenu
Instellen van een Bluetooth
®
compatibele draagbare
speler................................................297
Instellen Bluetooth
®-
audiosysteem ...............................300
Instellen van een mobiele
telefoon ........................................... 301Beveiliging en
systeemconfiguratie ..................303
Gebruik van het
telefoonboek ................................306
5-8. Bluetooth
®-audio
Bedienen van een Bluetooth®
compatibele draagbare
speler...............................................309
5-9. Bluetooth
®-telefoon
Bellen..................................................... 311
Ontvangen van een
telefoongesprek........................... 313
Voeren van een
telefoongesprek........................... 314
5-10. Bluetooth
®
Bluetooth®........................................ 315
5-11. Basishandelingen
(Lexus display-audiosysteem)
Lexus display-audiosysteem .......321
Stuurwieltoetsen
audiosysteem ............................... 327
USB/AUX-aansluiting................. 328
5-12. Instellen (Lexus display-
audiosysteem)
Instelmenu ........................................330
Algemene instellingen ................. 331
Spraakinstellingen......................... 334
Display-instellingen ...................... 335
5-13. Gebruik van het audiosysteem
(Lexus display-audiosysteem)
Selecteren van de
audiobron ...................................... 337
Optimaal gebruikmaken
van het audiosysteem ...............338
Audio-instellingen......................... 339
Bediening menuscherm
audiosysteem ............................... 342
5-14. Gebruik van de radio (Lexus
display-audiosysteem)
Bediening radio.............................. 345
Page 259 of 624

259
5Audiosysteem
CT200h_OM_OM76135E_(EE)5-15. Afspelen van een audio-CD en
discs met MP3-/WMA-/AAC-
bestanden (Lexus display-
audiosysteem)
Bediening CD-speler .................. 347
5-16. Gebruik van een extern apparaat (Lexus display-audiosysteem)
Afspelen van bestanden op
een iPod ......................................... 353
Gebruik van een USB-geheugen............................357
Gebruik van de AUX-aansluiting......................... 362
5-17. Bluetooth
®-verbinding
(Lexus display-audiosysteem)
Stappen voor het gebruik van Bluetooth
®-apparaten ............ 363
Registreren van een Bluetooth
®-apparaat ............... 365
Selecteren van een
Bluetooth
®-apparaat ............... 366
Verbinding maken met een Bluetooth
®-audiospeler ..........367
Verbinding maken met een Bluetooth
®-telefoon ................ 368
Weergeven van gegevens van
een Bluetooth
®-apparaat ...... 369
Gedetailleerde Bluetooth®-
instellingen .....................................370
5-18. Bluetooth
®-audio
(Lexus display-audiosysteem)
Afspelen van bestanden via Bluetooth
®-audio........................ 371 5-19. Bluetooth
®-telefoon
(Lexus display-audiosysteem)
Gebruik van een Bluetooth
®-
telefoon........................................... 373
Een gesprek tot stand brengen .......................................... 375
Beantwoorden van een
oproep ............................................ 378
Voeren van een telefoongesprek.......................... 379
Gebruik van een Bluetooth
®-
telefoonbericht
........................... 381
Gebruik van de toetsen
op het stuurwiel...........................383
Instellingen Bluetooth
®-
telefoon...........................................384
5-20.Telefoonboek (Lexus display- audiosysteem)
Instellingen contacte n .................386
Berichtinstellingen ........................389
5-21. Bluetooth
® (Lexus display-
audiosysteem)
Wa t m o e t u d o e n a l s . . .
(Problemen oplossen) ..............390
Bluetooth
®....................................... 393
5-22.Overige functies (Lexus display- audiosysteem)
Scherm “Informatie”..................... 399
MirrorLink™....................................400
USB-foto ........................................... 403
Spraakcommandosysteem........405
Sommige functies kunnen niet worden bediend tijdens het rijden.
Page 271 of 624

2715-4. Afspelen van audio-CD's en discs met MP3-/WMA- bestanden
5
Audiosysteem
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
Plaats een CD.
Druk op en verwijder de CD.
■Een nummer selecteren
Druk op van de toets SEEK•TRACK om naar het volgende nummer te gaan
of op om naar het vorige nummer te gaan totdat het gewenste nummer op
het display wordt weergegeven.
■Vooruit-/terugspoelen van nummers
Houd om vooruit of terug te spoelen of van de toets SEEK•TRACK inge-
drukt totdat u een piepsignaal hoort.
■Afspelen in willekeurige volgorde
Druk op toets 1.
Muziekstukken worden in willekeurige volgorde afgespeeld.
Druk nogmaals op de toets om de functie uit te schakelen.
■Herhalen
Druk op toets 2.
Druk nogmaals op de toets om de functie uit te schakelen.
■Overschakelen naar een andere weergave
Druk op de toets TEXT.
Telkens wanneer er op de toets wordt gedrukt, wijzigt de weergave van het display
in de volgorde:
verstreken tijd titel van CD titel van muziekstuk
■Selecteren van één map per keer
Druk op toets 5 of 6 om de gewenste map te selecteren.
■Terugkeren naar de eerste map
Houd toets 5 ingedrukt totdat u een pieptoon hoort.
■Vooruit-/terugspoelen van bestanden
Houd om vooruit of terug te spoelen of van de toets SEEK•TRACK inge-
drukt totdat u een piepsignaal hoort.
Laden van CD's of discs met MP3- en WMA-bestanden
Uitwerpen van CD's of discs met MP3- en WMA-bestanden
Gebruik van de CD-speler
Afspelen van discs met MP3- en WMA-bestanden
Page 273 of 624

2735-4. Afspelen van audio-CD's en discs met MP3-/WMA- bestanden
5
Audiosysteem
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
■Als op het display ERROR (fout), WAIT (wachten) of NO MUSIC (geen muziek) wordt
weergegeven
ERROR (fout):
Dit geeft een storing op de CD of in de speler aan. De CD is mogelijk vuil, beschadigd of
verkeerd geplaatst.
WAIT (wachten):
Het afspelen wordt afgebroken vanwege de hoge temperatuur in de speler. Wacht enige
tijd en druk op de toets CD. Als de CD ook dan niet kan worden afgespeeld, neem dan
contact op met erkende Lexus-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar beho-
ren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
NO MUSIC (geen muziek):
Dit geeft aan dat een MP3/WMA-bestand niet op de CD staat.
■Discs die kunnen worden gebruikt
Discs die zijn voorzien van onderstaand label, kunnen worden gebruikt.
Afhankelijk van het opnameformaat of de eigenschappen van de disc, krassen, vuil of
beschadigingen is afspelen wellicht niet mogelijk.
CD's met een kopieerbeveiliging kunnen mogelijk niet worden afgespeeld.
■Lensreinigers
Gebruik geen lensreinigers. Anders kan schade aan de CD-speler ontstaan.
■Als er gedurende langere tijd discs in de CD-speler blijven zitten of als de disc gedeel-
telijk in de speler blijft zitten en niet wordt uitgenomen
De discs kunnen beschadigd raken waardoor ze niet meer goed kunnen worden afge-
speeld.
■MP3- en WMA-bestanden
MP3 (MPEG Audio LAYER 3) is een standaard audiocompressieformaat.
Met deze MP3-techniek kunnen bestanden worden gecomprimeerd tot ongeveer 1/10
van hun oorspronkelijke grootte.
WMA (Windows Media Audio) is een audiocompressieformaat van Microsoft.
Audiobestanden die met deze techniek worden gecomprimeerd, zijn kleiner dan
bestanden van het MP3-formaat.
Er is een limiet aan de MP3- en WMA-bestandsstandaards en aan de media/formaten
waarmee bestanden zijn opgenomen.
●Compatibiliteit MP3-bestanden
• Compatibele standaarden
MP3 (MPEG1 LAYER3, MPEG2 LSF LAYER3)
• Compatibele samplingfrequenties
MPEG1 LAYER3: 32, 44,1, 48 (kHz)
MPEG2 LSF LAYER3: 16, 22,05, 24 (kHz)
• Compatibele bitrates (compatibel met VBR)
MPEG1 LAYER3: 64, 80, 96, 112, 128, 160, 192, 224, 256, 320 (kbps)
MPEG2 LSF LAYER3: 64, 80, 96, 112, 128, 144, 160 (kbps)
• Compatibele weergavemogelijkheden: stereo, meerkanaalsstereo, tweekanaals-
weergave en monoweergave