ESP MAZDA MODEL CX-5 2013 Handleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: MAZDA, Model Year: 2013, Model line: MODEL CX-5, Model: MAZDA MODEL CX-5 2013Pages: 657, PDF Size: 5.51 MB
Page 303 of 657

OPMERKING
lIn de volgende gevallen laat het systeem het RVM waarschuwingslampje (oranje) in
de instrumentengroep branden en wordt de werking van het systeem stopgezet. Als
het RVM waarschuwingslampje (oranje) blijft branden, het systeem zo spoedig
mogelijk door een officiële Mazda dealer laten inspecteren:
lEr is een defect in het systeem, inclusief het RVM waarschuwingsindikatielampje,
opgespoord.
lDe positie van een radarsensor is beduidend veranderd. De richting waarin de
radarsensors gericht zijn is van fabriekswege afgesteld en is specifiek voor de
installatiecondities van elke auto zodat naderende voertuigen correct opgespoord
kunnen worden. Als de richting van een radarsensor om een bepaalde reden
afwijkt, dient deze opnieuw afgesteld te worden.
lGrote hoeveelheden sneeuw of ijs bevinden zich op de achterbumper nabij de
radarsensors.
lRijden gedurende langere perioden op met sneeuw bedekte wegen.lDe temperatuur rondom de radarsensors wordt buitengewoon hoog wanneer er met
de auto gedurende langere tijd bij hete weersomstandigheden bergop gereden
wordt.
lDe accuspanning is laag.
lDe opsporingscapaciteit van de radarsensors is beperkt. In de volgende gevallen kan
de opsporingscapaciteit van het rijbaanveranderingcontrolesysteem afnemen en niet
normaal functioneren:
lDe achterbumper bij een radarsensor is vervormd.lSneeuw, ijs of modder heeft zich vastgezet op het gedeelte nabij een radarsensor op
de achterbumper.
lOnder bepaalde weersomstandigheden, zoals bij regen, sneeuw of mist.
lVoor de radarsensors kan het onmogelijk of moeilijk zijn het volgende op te sporen:
lKleine, tweewielige voertuigen, fietsen, voetgangers en stilstaande objecten op of
langs de kant van de weg.
lVoertuigen met carrosserievormen die de radarsignalen niet reflecteren, zoals
ongeladen lage aanhangwagens en sportauto's.
lEen voertuig bevindt zich in het opsporingsgebied op een naastgelegen rijbaan aan
de achterzijde, maar nadert niet. Het systeem maakt bepalingen gebaseerd op de
radardetectiegegevens van naderende voertuigen.
lEen ander voertuig rijdt gedurende langere tijd met dezelfde snelheid naast de auto.lVoertuigen die naderen vanuit tegenovergestelde richting.lEen ander voertuig dat uw auto probeert te passeren bevindt zich op een
naastgelegen rijbaan.
lEr bevindt zich een voertuig op een naastgelegen rijbaan die buitengewoon breed
is. Het radarsensordetectiegebied is ingesteld overeenkomstig de rijbaanbreedte van
algemene snelwegen.
Tijdens het rijden
Rijbaanveranderingcontrolesysteem (RVM)
4-147
Page 304 of 657

OPMERKING
lIn de volgende gevallen is het mogelijk dat het RVM waarschuwingsindikatielampje
en de waarschuwingszoemer niet geactiveerd worden of dat de activering ervan
vertraagd wordt:
lEen ander voertuig komt vanaf een rijbaan twee rijbanen verderop op de
naastgelegen rijbaan.
lBij het rijden op een steile helling.lBij het rijden over een bergpas.lWanneer de draaicirkel klein is (maken van scherpe bochten, op rotondes of
kruisingen).
lWanneer er een verschil in hoogte is tussen de rijbanen.lOnmiddellijk nadat dit systeem is ingeschakeld.
lAls de breedte van de rijbanen bijzonder smal is, is het mogelijk dat een voertuig op
een naastgelegen rijbaan twee rijbanen verderop opgespoord wordt. Het
radarsensordetectiegebied is ingesteld overeenkomstig de rijbaanbreedte van
algemene snelwegen.
4-148
Tijdens het rijden
Rijbaanveranderingcontrolesysteem (RVM)
Page 308 of 657

Rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem (LDWS)í
lHet LDWS stelt de bestuurder op de hoogte dat de auto van zijn rijstrook afwijkt.
lHet systeem bespeurt de witte (gele) strepen op de rijstrook met gebruik van de
vooruitrijcamera (FSC) en als dit bepaalt dat de auto van de rijstrook gaat afwijken,
waarschuwt het de bestuurder door middel van het knipperen van het LDWS
indikatielampje (groen) en het laten klinken van het LDWS waarschuwingsgeluid.
lGebruik het LDWS bij het rijden op wegen met witte (gele) strepen.
lBij auto's met een type A instrumentengroep, de toestand van de auto controleren of de
auto door een deskundige reparateur laten inspecteren, bij voorkeur een officiële Mazda
reparateur, overeenkomstig de indikatie.
lSysteemdefecten of bedrijfstoestanden worden aangeduid door een waarschuwing.
Zie Waarschuwings/indikatielampjes op pagina 4-41.
Zie
Rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem(LDWS) waarschuwingsgeluid op pagina
7-55.
Vooruitrijcamera (FSC)
4-152
Tijdens het rijden
íBepaalde modellen.
Rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem (LDWS)
Page 311 of 657

OPMERKING
lAls uw auto van zijn rijstrook afwijkt, wordt het LDWS in werking gesteld
(waarschuwingsgeluid en indikatielampje). Stuur de auto adequaat bij om de auto
weer naar het midden van de rijstrook te brengen.
lWanneer de richtingaanwijzerhendel wordt bediend om van rijstrook te veranderen,
wordt de LDWS waarschuwing automatisch uitgeschakeld. De LDWS waarschuwing
wordt werkzaam wanneer de richtingaanwijzerhendel teruggezet wordt en het systeem
de witte (gele) strepen bespeurt.
lAls het stuurwiel, het gaspedaal of het rempedaal abrupt worden bediend en de auto
dicht in de buurt van een witte (gele) streep komt, bepaalt het systeen dat de
bestuurder van rijbaan verandert en wordt de LDWS waarschuwing automatisch
uitgeschakeld.
lHet is mogelijk dat het LDWS niet functioneert tijdens de periode onmiddellijk nadat
de auto van zijn rijstrook is afgeweken en het LDWS in werking is getreden, of
wanneer de auto binnen een korte periode van tijd herhaalde malen van de rijstrook is
afgeweken.
lHet LDWS functioneert niet als de witte (gele) strepen van de rijstrook niet bespeurd
worden.
Tijdens het rijden
Rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem (LDWS)
4-155
Page 312 of 657

OPMERKING
lOnder de volgende omstandigheden bestaat de kans dat het LDWS de witte (gele)
strepen niet correct kan bespeuren en dat het LDWS niet juist functioneert.
lAls een voorwerp dat op het instrumentenpaneel geplaatst is in de voorruit
weerkaatst wordt en door de camera wordt opgenomen.
lWanneer er zware bagage in de bagageruimte of op de achterzitting is geplaatst en
de auto overhelt.
lWanneer de bandenspanning niet op de voorgeschreven druk is afgesteld.lWanneer de auto op de oprit/afrit van de pleisterplaats of het tolhek van een
snelweg rijdt.
lWanneer de witte (gele) strepen minder goed zichtbaar zijn doordat deze vuil zijn
of de verf afgesleten is.
lWanneer het voertuig dat vóór u rijdt nabij de witte (gele) streep rijdt en de streep
minder goed zichtbaar is.
lWanneer de witte (gele) strepen niet goed zichtbaar zijn als gevolg van slecht weer
(regen, mist of sneeuw).
lBij het rijden op een tijdelijke rijstrook of weggedeelte met afgesloten rijstrook als
gevolg van wegwerkzaamheden.
lWanneer een misleidende streep op de weg wordt waargenomen, zoals bij een
tijdelijke streep voor wegwerkzaamheden, of door schaduweffecten, sneeuwresten
of gleuven met water.
lWanneer de helderheid van de omgeving plotseling verandert, zoals bij het in- of
uitrijden van een tunnel.
lWanneer de verlichting van de koplampen afgezwakt is als gevolg van
verontreiniging of afwijking van de optische as.
lWanneer de voorruit verontreinigd of beslagen is.lWanneer achterverlichting op het wegdek reflecteert.lWanneer het wegdek nat en glimmend is na regen, of als er plassen op de weg zijn.lWanneer een schaduw van de vangrail parallel aan de witte (gele) streep op de weg
valt.
lWanneer de rijstrook buitengewoon smal of breed is.lWanneer de weg buitengewoon oneffen is.lWanneer de auto schokt na een hobbel in de weg.lWanneer er twee of meer naast elkaar gelegen witte (gele) strepen zijn.lWanneer er wegmarkeringen of rijbaanmarkeringen van diverse vormen zijn in de
buurt van een kruising.
4-156
Tijdens het rijden
Rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem (LDWS)
Page 313 of 657

qWanneer het systeem in werking is
1. Druk op de LDWS schakelaar. Het
LDWS gaat over op standby en het
LDWS waarschuwingslampje (oranje)
gaat branden.
Op de type A instrumentengroep wordt
de rijstrookaanduiding (stippellijn)
aangegeven op de display.
Indikatie op display
2. Stuur de auto naar het midden van de
rijstrook en het LDWS indikatielampje
(groen) gaat branden in de
instrumentengroep wanneer aan alle
onderstaande voorwaarden is voldaan.
Op de type A instrumentengroep wordt
de rijstrookaanduiding aangegeven op
de display.
lDe auto rijdt nabij het midden van
de rijstrook met de witte (gele)
streep aan de linker en rechter zijde
of aan een van beide zijden.
lDe rijsnelheid is ongeveer 65 km/h
of hoger.
lDe auto rijdt op een rechte weg of
op een weg met flauwe bochten.
Indikatie op display
OPMERKING
lHet LDWS blijft standby totdat het
de witte (gele) strepen aan zowel de
linker als de rechter zijde of aan een
van beide zijden bespeurt.
lWanneer het systeem een witte (gele)
streep enkel aan één zijde bespeurt,
geeft het systeem enkel een
waarschuwing wanneer de auto
afwijkt naar de zijde waar de witte
(gele) streep bespeurd is.
Tijdens het rijden
Rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem (LDWS)
4-157
Page 314 of 657

Automatische uitschakeling
Onder de volgende omstandigheden wordt
het LDWS automatisch uitgeschakeld en
op standby gehouden en gaat het LDWS
waarschuwingslampje (oranje) in de
instrumentengroep branden.
Op de type A instrumentengroep wordt de
rijstrookaanduiding (stippellijn)
aangegeven op de display.
Het LDWS wordt automatisch
ingeschakeld wanneer de omstandigheden
veranderen en het systeem bruikbaar is.
lHet systeem kan de witte (gele) strepen
niet bespeuren.
lDe rijsnelheid is minder dan ongeveer
60 km/h.
lDe auto maakt een scherpe bocht.
lDe auto maakt een bocht met een niet
aangepaste snelheid.
lDe temperatuur binnen in de camera is
hoog of laag.
lDe voorruit rondom de camera is
beslagen.
lDe voorruit rondom de camera wordt
door een obstakel geblokkeerd,
waardoor het uitzicht naar voren
belemmerd wordt.
Automatische annulering van de
waarschuwing
Onder de volgende omstandigheden
bepaalt het LDWS dat de bestuurder van
rijstrook verandert en wordt de
waarschuwing automatisch geannuleerd.
Het LDWS wordt na de manoeuvre
automatisch ingeschakeld.
lHet stuurwiel wordt abrupt gedraaid.
lHet rempedaal wordt abrupt ingetrapt.
lHet gaspedaal wordt abrupt ingetrapt.
lEen richtingaanwijzerhendel wordt
bediend (nadat de
richtingaanwijzerhendel is teruggezet,
is het mogelijk dat de LDWS
waarschuwing gedurende ongeveer 3
seconden niet werkt, de tijd die nodig
is om de rijstrookcorrectie uit te
voeren).
OPMERKING
lNadat met de
richtingaanwijzerhendel in werking
ongeveer 5 seconden zijn verstreken,
zal de LDWS waarschuwing in
werking treden als de auto dicht bij
een witte (gele) streep komt.
lDe gevoeligheid van de
waarschuwing (de gevoeligheid
waarmee het systeem de door de
bestuurder bedoelde
rijstrookverandering bepaalt) kan
veranderd worden.
Zie Gebruikersinstellingen op pagina
9-13.
qUitschakelen van het systeem
Druk voor het uitschakelen van de LDWS
op de LDWS schakelaar. Het LDWS
indikatielampje (groen/oranje) in de
instrumentengroep gaat uit.
De rijstrookaanduiding die in de type A
instrumentengroep getoond wordt gaat uit.
4-158
Tijdens het rijden
Rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem (LDWS)
Page 337 of 657

OPMERKING
lBreng geen accessoires aan binnen het detectiebereik van de sensoren. Dit kan de
werking van het systeem hinderen.
lAfhankelijk van de soort hindernis en de omgevingscondities, kan het detectiebereik
van een sensor verminderd worden, of bestaat de kans dat de sensoren de hindernissen
niet kunnen opsporen.
lHet is mogelijk dat het systeem onder de volgende omstandigheden niet normaal
werkt:
lWanneer zich modder, ijs of sneeuw aan het sensorgedeelte heeft vastgehecht
(wanneer dit wordt verwijderd, werkt het systeem weer normaal).
lWanneer het sensorgedeelte is bevroren (wanneer het ijs ontdooid is, werkt het
systeem weer normaal).
lWanneer de sensor met een hand wordt afgedekt.lWanneer de sensor aan een krachtige schok is blootgesteld.lWanneer de auto buitengewoon scheef staat.lOnder buitengewoon hete of koude weersomstandigheden.lWanneer er met de auto over oneffenheden, op hellingen of op onverharde of met
gras bedekte wegen wordt gereden.
lAlles dat in de buurt van de auto ultrageluid voortbrengt, zoals de claxon van een
andere auto, het motorgeluid van een motorfiets, het luchtremgeluid van een
vrachtwagen of de sensoren van een andere auto.
lWanneer met de auto bij zware regenval wordt gereden of bij rijomstandigheden
die opspattend water veroorzaken.
lWanneer een in de handel verkrijgbare staafantenne of een antenne voor
zendapparatuur in de auto is geïnstalleerd.
lWanneer de auto in de richting gaat van een hoge of vierkante stoeprand.lWanneer de hindernis zich te dicht bij de sensor bevindt.
lHindernissen onder de bumper worden mogelijk niet opgespoord. Hindernissen die
lager zijn dan de bumper of smal zijn worden mogelijk in eerste instantie wel
opgespoord maar worden naarmate de auto de hindernis dichter nadert niet meer
opgespoord.
lHet is mogelijk dat de volgende soorten hindernissen niet opgespoord worden:
lDunne voorwerpen zoals kabel of touwlMaterialen die geluidsgolven gemakkelijk absorberen zoals katoen of sneeuwlHoekvormige voorwerpenlBijzonder lange voorwerpen, en die welke breed zijn aan de bovenzijdelKleine, korte voorwerpen
Tijdens het rijden
Parkeersensorsysteem
4-181
Page 340 of 657

qHindernisdetectieaanduidingí
De positie van een sensor die een hindernis heeft bespeurd wordt aangeduid. De meter gaat
op verschillende punten branden, afhankelijk van de afstand naar de hindernis die door de
sensor bespeurd wordt.
Naarmate de auto een hindernis dichter nadert, gaat de zone in de meter dichter bij de auto
branden.
Bij voertuigen met het parkeersensorsysteem, wordt een type B meter op het scherm
getoond.
Voor Achter type A Achter type B
RechterhoeksensormeterRechterhoeksensormeterRechterhoeksensormeter
Linkerhoeksensormeter
Linkerhoeksensormeter
Linkerhoeksensormeter Voorste
sensormeterAchterste
sensormeter
Achterste sensormeter
4-184
Tijdens het rijden
íBepaalde modellen.
Parkeersensorsysteem
Page 343 of 657

Voorste hoeksensor, achterste hoeksensor
AfstanddetectiegebiedAfstand tussen het voertuig en de hindernis
Zoemtoon
*1Voorste/achterste hoeksensor
Grote afstandOngeveer 50―38 cm
Gematigd onderbroken geluid
MiddenafstandOngeveer 38―25 cm
Snel onderbroken geluid
Nabije afstandBinnen ongeveer 25 cm
Continu geluid
*1 De snelheid van de onderbroken pieptonen neemt toe naarmate de auto de hindernis nadert.
OPMERKING
Als er gedurende 6 seconden of langer een hindernis bespeurd wordt, stopt de pieptoon
(behalve voor de nabije afstand zone). Als dezelfde hindernis bespeurd wordt in een
andere zone, klinkt de bijbehorende pieptoon.
Tijdens het rijden
Parkeersensorsysteem
4-187