ESP MAZDA MODEL CX-5 2013 Handleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: MAZDA, Model Year: 2013, Model line: MODEL CX-5, Model: MAZDA MODEL CX-5 2013Pages: 657, PDF Size: 5.51 MB
Page 267 of 657

De gevoeligheid van de regensensor kan
afgesteld worden door de schakelaar op
de ruitenwisserhendel te draaien.
De schakelaar vanuit de middenpositie
(normaal) omlaag draaien voor een hogere
gevoeligheid (snellere respons) of de
schakelaar omhoog draaien voor minder
gevoeligheid (langzamere respons).
Hogere gevoeligheid
Minder gevoeligheidSchakelaar
Middenpositie
OPGELET
lDe regensensor niet afdekken door
een sticker of een label op de
voorruit te plakken. Anders zal de
regensensor niet correct
functioneren.
OPGELET
lWanneer de ruitenwisserhendel in de
stand AUTO staat en het contact op
ON wordt gezet, is het mogelijk dat
de ruitenwissers in de volgende
gevallen automatisch in beweging
gezet worden:
lAls de voorruit boven de
regensensor wordt aangeraakt of
met een doek wordt afgeveegd.
lAls vanaf de buitenzijde of
binnenzijde van de auto met een
hand of ander voorwerp tegen de
voorruit wordt gestoten.
Houd handen en ruitenkrabbers uit
de buurt van de voorruit wanneer de
ruitenwisserhendel in de stand
AUTO staat en het contact op ON
gezet is, aangezien vingers beklemd
kunnen raken of de ruitenwissers en
wisserbladen beschadigd kunnen
worden wanneer de ruitenwissers
automatisch in werking gesteld
worden.
Als u de voorruit gaat reinigen, er op
letten dat de ruitenwissers volledig
zijn uitgeschakeld―dit is vooral
belangrijk bij het verwijderen van ijs
en sneeuw―wanneer de kans het
grootst is dat u de motor laat draaien.
Tijdens het rijden
Schakelaars en regelaars
4-111
Page 270 of 657

Koplampsproeierí
De motor dient gestart te zijn en de
koplampen dienen ingeschakeld te zijn.
De koplampsproeiers werken automatisch
eenmaal elke vijfde keer dat de
voorruitensproeier geactiveerd wordt.
Als u de koplampsproeiers wilt gebruiken,
de ruitenwisserhendel tweemaal naar u toe
trekken.
Ruitensproeier UIT
OPMERKING
Als er lucht in de
koplampsproeiervloeistofleiding
aanwezig is, bijvoorbeeld in gevallen
wanneer de auto pas nieuw is of nadat
een leeg sproeiervloeistofreservoir
opnieuw met sproeiervloeistof gevuld
is, zal wanneer de ruitenwisserhendel
bediend wordt geen sproeiervloeistof
gesproeid worden. Volg in dit geval
onderstaande procedure:
1. Start de motor.
2. Schakel de koplampen in.
3. Trek de ruitenwisserhendel herhaalde
malen tweemaal naar u toe totdat de
sproeiervloeistof naar buiten sproeit.
Achterruitverwarming
De achterruitverwarming ontdoet de
achterruit van wasem.
Het contact moet op ON staan.
Druk op de schakelaar om de
achterruitverwarming in te schakelen. De
achterruitverwarming functioneert
gedurende ongeveer 15 minuten en wordt
dan automatisch uitgeschakeld.
Het indikatielampje brandt wanneer de
achterruitverwarming in werking is.
Druk nogmaals op de schakelaar om de
achterruitverwarming uit te schakelen
alvorens de 15 minuten zijn verstreken.
Volautomatisch type airconditioning
Indikatielampje
4-114
Tijdens het rijden
íBepaalde modellen.
Schakelaars en regelaars
Page 279 of 657

Stadsverkeer-remassistent (SCBS)í
lHet systeem van de stadsverkeer-remassistent (SCBS) is bestemd schade in het geval
van een botsing te beperken door het in werking stellen van de rembesturing (SCBS
rem) wanneer de lasersensor van het systeem een voorliggend voertuig bespeurt en
bepaalt dat een botsing met het voorliggend voertuig niet te vermijden is. Een botsing
kan mogelijk ook vermeden worden als de relatieve snelheid tussen uw auto en het
voorliggend voertuig minder is dan ongeveer 15 km/h.
Wanneer de bestuurder het rempedaal intrapt terwijl het systeem in het werkingbereik is
tussen ongeveer 4 en 30 km/h, worden de remmen als extra hulp hard en snel
aangetrokken. (Rembekrachtiging (SCBS rembekrachtiging))
lBij auto's met een type A instrumentengroep, de toestand van de auto controleren of de
auto door een deskundige reparateur laten inspecteren, bij voorkeur een officiële Mazda
reparateur, overeenkomstig de indikatie.
lSysteemdefecten of bedrijfstoestanden worden aangeduid door een waarschuwing.
Zie Waarschuwings/indikatielampjes op pagina 4-41.
Lasersensor
Tijdens het rijden
Remmen
4-123íBepaalde modellen.
Page 280 of 657

WAARSCHUWING
De stadsverkeer-remassistent (SCBS) kan niet beschouwd worden als remedie voor
onveilige rijtechnieken:
Het systeem van de stadsverkeer-remassistent (SCBS) biedt geen vrijwaring tegen
onveilig of roekeloos rijgedrag, buitensporig hoge snelheden, bumperkleven (het te
dicht achter een ander voertuig rijden) en het rijden op gladde wegen zoals natte, of
met ijs en sneeuw bedekte wegen (verminderde wrijvingskracht van de banden
tengevolge van een laag water op het wegdek). Ongelukken blijven dan nog steeds
mogelijk.
Vertrouw niet volledig op het systeem van de stadsverkeer-remassistent (SCBS):lHet systeem van de stadsverkeer-remassistent (SCBS) is enkel bestemd om in het
geval van een botsing schade te verminderen. Wanneer u overmatig op het systeem
vertrouwt en daardoor het gaspedaal of rempedaal per ongeluk intrapt, kan dit een
ongeluk veroorzaken.
lDe stadsverkeer-remassistent (SCBS) is een systeem dat in werking treedt in
respons op een voorliggend voertuig. Het is mogelijk dat het systeem 2-wielige
voertuigen of voetgangers niet kan bespeuren of hier niet op kan reageren.
lDe lasersensor voor het systeem van de stadsverkeer-remassistent (SCBS) bevindt
zich nabij de achteruitkijkspiegel. Neem voor de juiste werking van de stadsverkeer-
remassistent (SCBS) de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
lBreng geen stickers aan op de voorruit in de buurt van de lasersensor (ook geen
doorzichtige stickers). Anders bestaat de kans dat de lasersensor voorliggende
voertuigen niet kan bespeuren, hetgeen ongelukken kan veroorzaken.
lDe lasersensor niet demonteren.lAls er barsten of beschadiging als gevolg van bijvoorbeeld steenslag in de buurt
van de lasersensor zichtbaar zijn, onmiddellijk met het gebruik van de
stadsverkeer-remassistent (SCBS) stoppen en uw auto door een deskundige
reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur laten inspecteren. Als u
met barsten of krassen op de voorruit in de buurt van de lasersensor met de auto
blijft doorrijden, bestaat de kans dat het systeem abusievelijk in werking treedt
en een ongeluk veroorzaakt wordt.
Zie Stopzetten van de werking van de stadsverkeer-remassistent (SCBS) op
pagina 4-129.
lRaadpleeg voor het vervangen van de voorruitenwissers of de voorruit een
deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur.
4-124
Tijdens het rijden
Remmen
Page 281 of 657

WAARSCHUWING
Geen wijzigingen aan de vering aanbrengen:
Als de hoogte van de auto of de overhelling gewijzigd wordt, kan het systeem
voorliggende voertuigen niet correct bespeuren. Dit heeft tot gevolg dat de
stadsverkeer-remassistent (SCBS) niet normaal functioneert of abusievelijk
functioneert wat een ernstig ongeluk kan veroorzaken.
Schakel de stadsverkeer-remassistent (SCBS) uit wanneer de auto op een rollenbank
wordt gezet of gesleept wordt:
Schakel de stadsverkeer-remassistent (SCBS) uit om te voorkomen dat deze per
ongeluk in werking treedt wanneer de auto op een rollenbank wordt gezet of gesleept
wordt. Zie de volgende pagina voor hoe u de stadsverkeer-remassistent (SCBS) kunt
uitschakelen.
Zie Stopzetten van de werking van de stadsverkeer-remassistent (SCBS) op pagina
4-129.
OPGELET
lBij het off-road rijden op plaatsen met gras of hooi, wordt het aanbevolen de
stadsverkeer-remassistent (SCBS) uit te schakelen.
lGebruik altijd banden van het voorgeschreven formaat voor alle wielen en van
hetzelfde merk, soort en profielpatroon. Bovendien geen banden met duidelijk
zichtbaar verschillende slijtagepatronen op dezelfde auto gebruiken. Gebruik geen
banden met duidelijk verschillende slijtagepatronen op dezelfde auto, aangezien de
kans bestaat dat de stadsverkeer-remassistent (SCBS) niet normaal functioneert.
lDe lasersensor beschikt over een functie die verontreiniging van de voorruit bespeurt
en de bestuurder informeert, echter afhankelijk van de omstandigheden is het
mogelijk dat plastic zakken, ijs of sneeuw op de voorruit niet bespeurd worden. In
dergelijke gevallen kan het systeem niet nauwkeurig een voorliggend voertuig
bepalen en bestaat de kans dat dit niet normaal functioneert. Rijd altijd voorzichtig en
let op de weg vóór u.
Tijdens het rijden
Remmen
4-125
Page 282 of 657

OPMERKING
lHet systeem van de stadsverkeer-remassistent (SCBS) zal niet functioneren als de
bestuurder opzettelijk gebruik maakt van de rijbedieningsorganen (gaspedaal en
stuurwiel).
lDe stadsverkeer-remassistent (SCBS) functioneert onder de volgende
omstandigheden.
lWanneer de motor draait.lWanneer de display in de instrumentengroep niet aangeeft dat het systeem inspectie
behoeft of niet gebruikt kan worden.
lBij een rijsnelheid van ongeveer 4 tot 30 km/h.lHet systeem van de stadsverkeer-remassistent (SCBS) is niet uitgeschakeld.lHet TCS systeem is niet uitgeschakeld met behulp van de TCS OFF schakelaar.lHet DSC systeem is niet defect.
lDe stadsverkeer-remassistent (SCBS) bespeurt een voorliggend voertuig door het
uitzenden van een nabij infrarood laserstraal en het opvangen van de straal die door de
reflector van het voorliggend voertuig weerkaatst wordt en dit vervolgens voor de
meting te gebruiken. Als gevolg bestaat de kans dat de stadsverkeer-remassistent
(SCBS) onder de volgende omstandigheden niet functioneert:
lWeerkaatsing van de laserstraal is slecht als gevolg van de vorm van het
voorliggende voertuig.
lHet voorliggende voertuig is buitengewoon vuil.lBij slechte weersomstandigheden, zoals regen, mist en sneeuw.lDe ruitensproeier wordt gebruikt of de voorruitenwissers worden niet gebruikt
wanneer het regent.
lWanneer de voorruit vuil is.lHet stuurwiel wordt volledig naar links of rechts gedraaid, of u laat de auto snel
accelereren en komt dichtbij het voorliggende voertuig.
lVrachtwagens met lage laadbodems en voertuigen met een buitengewoon lage of
hoge opbouw.
lVoertuigen met afwijkende constructies zoals een autotransportvoertuig.
lOnder de volgende omstandigheden bestaat de kans dat de stadsverkeer-remassistent
(SCBS) niet normaal functioneert.
lWanneer zware bagage in de bagageruimte of op de achterzitting is geplaatst.lAls er de kans bestaat op gedeeltelijk contact met een voorliggend voertuig.lBij het rijden op continu bochtige wegen en het op- en afrijden van uitritten.lWanneer lang uitstekende bagage of lading op een gemonteerde dakdrager
vervoerd wordt die de lasersensor afdekt.
lUitlaatgas van het voertuig vóór u, zand, sneeuw of waterdamp dat uit mangaten en
goten opstijgt en opspattend water.
lBij het slepen van een defect voertuig.
4-126
Tijdens het rijden
Remmen
Page 289 of 657

Dynamische
stabiliteitsregeling (DSC)
De Dynamische Stabiliteitsregeling (DSC)
regelt automatisch het remvermogen en
het motorkoppel in samenhang met
systemen zoals ABS en TCS voor de
regeling van de zijslip tijdens het rijden
op een glad wegdek of bij het maken van
plotselinge uitwijkingsmanoeuvres voor
een verbetering van de veiligheid.
Zie ABS (pagina 4-130) en TCS (pagina
4-131).
De DSC regeling functioneert bij
snelheden hoger dan 20 km/h.
Systeemdefecten of bedrijfstoestanden
worden aangeduid door een
waarschuwing.
Zie Waarschuwings/indikatielampjes op
pagina 4-41.
WAARSCHUWING
De Dynamische stabiliteitsregeling
mag niet beschouwd worden als
remedie voor onveilige rijtechnieken:
De Dynamische Stabiliteitsregeling
(DSC) biedt geen vrijwaring tegen
onveilig of roekeloos rijgedrag,
buitensporig hoge snelheden,
bumperkleven (het te dicht achter een
ander voertuig rijden) en aquaplaning
(tengevolge van een laag water op het
wegdek wordt de wrijvingskracht van
de banden verminderd). Ongelukken
blijven dan nog steeds mogelijk.
OPGELET
lWanneer de volgende punten niet in
acht worden genomen bestaat de
kans dat het DSC systeem niet
correct werkt:
lGebruik banden van de juiste
maat die voor uw Mazda zijn
gespecificeerd op alle vier wielen.
lGebruik banden van dezelfde
fabrikant, soort en profielpatroon
op alle vier wielen.
lNiet tezamen gebruiken met
versleten banden.
lHet is mogelijk dat het DSC systeem
niet correct functioneert wanneer
sneeuwkettingen worden gebruikt of
wanneer een noodreservewiel is
gemonteerd omdat de diameter van
de band verandert.
Tijdens het rijden
ABS/TCS/DSC
4-133
Page 298 of 657

OPGELET
Elke band, inclusief het reservewiel (indien voorzien), dient maandelijks in koude
toestand gecontroleerd te worden en op de bandenspanning gebracht te worden welke
wordt aanbevolen door de autofabrikant op het voertuiginformatieplaatje of
bandenspanningslabel. (Als uw auto banden van een verschillende maat heeft dan de
maat die op het voertuiginformatieplaatje of bandenspanningslabel staat aangegeven,
dient u de juiste bandenspanning voor deze banden te bepalen.)
Bij wijze van extra veiligheidsvoorziening is uw auto uitgerust met een
bandenspanningcontrolesysteem (TPMS) dat een verklikkerlichtje voor lage
bandenspanning laat branden wanneer de bandenspanning van één of meerdere van uw
banden beduidend laag is. Wanneer dus het verklikkerlichtje voor lage bandenspanning
gaat branden, dient u te stoppen en uw banden zo spoedig mogelijk te controleren en
deze op de juiste spanning te brengen. Rijden met een band waarvan de bandenspanning
beduidend laag is, kan oververhit raken van de band en bandenpech veroorzaken. Te
lage bandenspanning verhoogt ook het brandstofverbruik, leidt tot snellere slijtage van
het bandenprofiel en kan de bestuurbaarheid en remweg nadelig beïnvloeden.
Houd er rekening mee dat het TPMS systeem geen remedie biedt voor een onjuist
bandenonderhoud en het is de verantwoordelijkheid van de bestuurder de juiste
bandenspanning te handhaven, ook als een te lage bandenspanning nog niet het niveau
heeft bereikt dat het TPMS verklikkerlichtje voor lage bandenspanning gaat branden.
Uw auto is ook uitgerust met een TPMS storingindikator om aan te geven wanneer het
systeem niet correct functioneert.
De TPMS storingindicator is gecombineerd met het verklikkerlichtje voor lage
bandenspanning. Wanneer het systeem een storing bespeurt, gaat het verklikkerlichtje
gedurende ongeveer één minuut knipperen en blijft vervolgens continu branden. Deze
volgorde blijft voortduren telkens wanneer de auto opnieuw gestart wordt voor zolang
als de storing blijft bestaan. Wanneer de storingindikator brandt, bestaat de kans dat het
systeem een lage bandenspanning niet zoals bedoeld kan opsporen of melden. Storingen
in het TPMS systeem kunnen zich voordoen om uiteenlopende redenen, zoals het
vervangen of verwisselen van banden of velgen op de auto welke verhinderen dat het
TPMS systeem juist kan functioneren. Controleer steeds de TPMS storingindicator na
het vervangen van één of meer banden of velgen op uw auto om er zeker van te zijn dat
na het vervangen of verwisselen van banden en velgen het TPMS systeem juist blijft
functioneren.
Om foutieve aflezingen te voorkomen neemt het systeem gedurende een korte tijd
steekproeven alvorens een probleem te melden. Als gevolg zal een band die snel
leegloopt of plotseling lek is geraakt niet onmiddellijk door het systeem gemeld worden.
4-142
Tijdens het rijden
Bandenspanningcontrolesysteem
Page 299 of 657

OPMERKING
Aangezien dit systeem kleine veranderingen in de toestand van de banden bespeurt, kan
het tijdstip van de waarschuwing in de volgende gevallen vroeger of later zijn:
lDe maat, het merk, of de soort banden verschilt van de specificatie.
lDe maat, merk of de soort band verschilt van de overige, of de mate van
bandenslijtage is onderling buitengewoon verschillend.
lEr wordt gebruik gemaakt van runflat banden, studless banden of sneeuwkettingen.
lEr wordt gebruik gemaakt van een noodreservewiel (het waarschuwingslampje van
het bandenspanningcontrolesysteem gaat knipperen en blijft vervolgens continu
branden).
lEr is een band gerepareerd met behulp van de lekke band noodreparatieset.
lDe bandenspanning is veel hoger dan de voorgeschreven spanning, of de
bandenspanning wordt plotseling lager om een bepaalde reden, zoals bij een band die
tijdens het rijden lek springt.
lDe rijsnelheid is lager dan ongeveer 15 km/h (inclusief wanneer de auto tot stilstand
gebracht wordt), of de rijtijd is korter dan 5 minuten.
lBij het rijden op een buitengewone oneffen weg of een glad, bevroren wegdek.
lKrachtig sturen en bij herhaling snelle acceleratie/deceleratie, zoals bij hard rijden op
een bochtige weg.
lDe belasting van de auto rust op één band, zoals bij het plaatsen van zware bagage
aan één zijde van de auto.
lInitialisering van het systeem is niet uitgevoerd met de voorgeschreven
bandenspanning.
Tijdens het rijden
Bandenspanningcontrolesysteem
4-143
Page 300 of 657

qInitialiseren van het
bandenspanningcontrolesysteem
In onderstaande gevallen dient het
initialiseren van het systeem uitgevoerd te
worden om het systeem normaal te laten
functioneren.
lDe bandenspanning wordt afgesteld.
lDe banden worden onderling
uitgewisseld.
lEen band of wiel wordt vernieuwd.
lDe accu is vernieuwd of volledig
uitgeput.
lHet waarschuwingslampje van het
bandenspanningcontrolesysteem
brandt.
Initialiseringsmethode
1. Parkeer de auto op een veilige plaats en
trek de handrem stevig aan.
2. Laat de banden afkoelen, stel
vervolgens de bandenspanning van alle
vier (4) wielen af op de
voorgeschreven spanning zoals
aangegeven op het
bandenspanningslabel op de portierstijl
van het bestuurdersportier (portier
open). Zie Banden op pagina 9-10.
3. Zet het contact op ON.4. Houd terwijl de auto geparkeerd staat
de instelschakelaar van het
bandenspanningcontrolesysteem
ingedrukt en controleer dat het
waarschuwingslampje van het
bandenspanningcontrolesysteem in de
instrumentengroep tweemaal knippert
en dat er eenmaal een pieptoon klinkt.
Bij instrumentengroep type A
verschijnt een bericht dat aangeeft dat
de initialisering is voltooid in de
instrumentengroep.
OPGELET
Als de initialisering van het systeem
uitgevoerd wordt zonder de
bandenspanning af te stellen, kan het
systeem de normale bandenspanning
niet bespeuren en bestaat de kans dat
het waarschuwingslampje van het
bandenspanningcontrolesysteem niet
gaat branden als een bandenspanning
laag is, of dat het lampje gaat branden
ook als de bandenspanningen normaal
zijn.
De initialisering van het systeem wordt
niet uitgevoerd als de schakelaar tijdens
het rijden wordt ingedrukt.
4-144
Tijdens het rijden
Bandenspanningcontrolesysteem