OPEL ASTRA K 2019.5 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Manufacturer: OPEL, Model Year: 2019.5, Model line: ASTRA K, Model: OPEL ASTRA K 2019.5Pages: 327, PDF Size: 9.46 MB
Page 111 of 327

Instrumenten en bedieningsorganen109Door X in te drukken kunt u wisselen
tussen het gebruik van benzine en
aardgas.
De led-status toont de huidige
werkingsmodus.Led uit:rijden op benzineLed aan:rijden op aardgasLed knip‐
pert gedu‐
rende
ongeveer
vijf
seconden:ander type brandstof is
geselecteerd maar
wisselen is niet moge‐
lijkLed
knippert:bezig met overgaan
naar ander type brand‐ stof, knipperen stopt
als dit voltooid is
Wisselen is niet mogelijk bij zware
belading (bijv. krachtig accelereren,
rijden met plankgas).
Als de keuzeschakelaar binnen korte
tijd meerdere keren wordt bediend,
treedt er een overschakelblokkering
in werking. De motor blijft rijden op de
eerder geselecteerde brandstof. De
blokkering is actief totdat de ontste‐ king wordt uitgeschakeld.
Bij rijden op benzine rekeningenhouden met een gering verlies van
vermogen en draaimoment. Daarom
rijstijl, bijv. bij inhaalmanoeuvres, en
zware belasting van de auto (bijv.
door een aanhanger) overeenkom‐
stig aanpassen.
De auto verbruikt benzine bij het star‐
ten van de motor en soms zelfs bij het rijden op aardgas. Het benzinever‐
bruik bij het rijden op aardgas kan
variëren met het rijgedrag (bijv. zware
belasting of trekken). Bij een laag
brandstofpeil wordt dit gemeld op het
display als herinnering om te tanken.
Let op
Zorg dat er altijd voldoende benzine in de tank zit.
Brandstof voor rijden op aardgas
3 228.Geforceerd wisselen van
brandstoftypeAardgastank is bijna leeg
Zodra de aardgastank leeg is, scha‐
kelt het systeem over op benzine.
Handmatig overschakelen op aard‐
gas is niet mogelijk totdat het systeem
tanken van aardgas detecteert.
Voordat de benzine bijna op is,
verschijnt er een waarschuwingsbe‐
richt dat niet kan worden weggedrukt.De benzinetank is bijna leeg terwijl er nog aardgas is
Als het brandstofpeil in de tank tot
onder een bepaald niveau daalt,
wordt rijden op aardgas automatisch
ingeschakeld mits er voldoende aard‐
gas in de tank zit. Handmatig over‐
schakelen op benzine is niet mogelijk.
Voordat de brandstof in beide syste‐
men bijna op is, verschijnt er een
waarschuwingsbericht dat niet kan
worden weggedrukt.
Page 112 of 327

110Instrumenten en bedieningsorganenKoelvloeistoftemperatuur‐meter
Geeft de koelvloeistoftemperatuur
aan.
50:motor nog niet op
bedrijfstemperatuurmiddelste
gedeelte:normale bedrijfstem‐
peratuur130:koelvloeistoftempera‐
tuur te hoogVoorzichtig
Stop en zet de motor af wanneer
de koelvloeistoftemperatuur te
hoog is. Kans op motorschade.
Controleer het koelvloeistofpeil
meteen.
Service-display
Het controlesysteem van de oliekwa‐
liteit informeert u wanneer de motor‐
olie en het oliefilter moeten worden
vervangen. Afhankelijk van de rijom‐
standigheden, kan het aangegeven vervangingsinterval van de motorolie
en het oliefilter aanzienlijk variëren.
Wanneer het systeem heeft berekend dat de gebruiksduur van de motorolie
is verstreken, verschijnt Motorolie
spoedig verversen op het Driver Infor‐
mation Center. Laat de motorolie en
het oliefilter binnen een week of
500 km door een werkplaats verver‐
sen/vervangen (afhankelijk van wat
het eerst bereikt wordt).
Dit kan een extra verversing van de
motorolie en vervanging van het
motoroliefilter zijn of onderdeel van
een reguliere servicebeurt.
De resterende levensduur van de olie wordt weergegeven op het Driver
Information Center 3 118.
Page 113 of 327

Instrumenten en bedieningsorganen111
Selecteer op het Midlevel-display het
menu Instellingen door op MENU op
de richtingaanwijzerhendel te druk‐
ken. Draai aan het stelwiel om de
pagina Resterende levensduur olie te
selecteren.Selecteer op het Uplevel-display het menu Info door op p op het stuurwiel
te drukken. Druk op P om de modus
Resterende levensduur olie te selec‐
teren.
De resterende levensduur van de olie wordt aangeduid met een percen‐
tage.
Terugzetten Druk bij het Midlevel-display enkele
seconden lang op SET/CLR op de
richtingaanwijzerhendel om te reset‐
ten. Het contact moet ingeschakeld
zijn maar de motor moet niet draaien.
Druk op het Uplevel-display op > op
het stuurwiel om de onderliggende map te openen. Selecteer Reset en
bevestig dit door enkele seconden
lang op 9 te drukken. Het contact
moet ingeschakeld zijn maar de
motor moet niet draaien.
Bij het verversen van de olie moet het systeem altijd worden teruggezet om
goed te kunnen werken. De hulp van
een werkplaats inroepen.
Volgende onderhoudsbeurt Er verschijnt een bericht op het Driver
Information Center, wanneer er
onderhoud aan de auto vereist is.
Laat de servicebeurt binnen een
week of na maximaal 500 km (afhan‐ kelijk van wat het eerst bereikt wordt)
door een werkplaats laten uitvoeren.
Service-informatie 3 289.
Controlelampen De beschreven controlelampen zijn
niet in alle auto's aanwezig. Deze beschrijving geldt voor alle instru‐mentuitvoeringen. Afhankelijk van de
uitrusting kan de plaats van de
Page 114 of 327

112Instrumenten en bedieningsorganencontrolelampjes variëren. Bij het
inschakelen van de ontsteking lichten de meeste controlelampen korte tijd
op bij wijze van functietest.
Betekenis kleuren controlelampen:rood
bereik:gevaar, belangrijke
herinneringgeel:waarschuwing, aanwij‐
zing, storinggroen:inschakelbevestigingblauw
bereik:inschakelbevestigingwit:inschakelbevestiging
Kijk naar alle controlelampjes op de
verschillende instrumentengroepen
3 103.
Richtingaanwijzers O brandt of knippert groen.
Brandt korte tijd De parkeerlichten zijn ingeschakeld.
Knippert
De richtingaanwijzers of alarmknip‐
perlichten worden geactiveerd.
Snel knipperen: richtingaanwijzer
kapot of bijbehorende zekering door‐
gebrand of richtingaanwijzers op
aanhangwagen kapot.
Vervangen van lampen 3 246.
Zekeringen 3 256.
Richtingaanwijzers 3 146.
Gordelverklikker
Gordelverklikker op de
voorstoelen
X van de bestuurdersstoel brandt of
knippert rood op de instrumenten‐
groep.
k van de passagiersstoel voorin
brandt of knippert rood op de dakcon‐ sole wanneer de stoel bezet is.
Brandt
Na het inschakelen van de ontste‐
king, totdat de veiligheidsgordel is
omgedaan.
Knippert
Na het starten van de motor gedu‐ rende maximaal 100 seconden totdat
de gordel is vastgemaakt.
Status veiligheidsgordel op
zitplaatsen achterin (auto's met
Midlevel-display)
X brandt of knippert wit of grijs op het
Driver Information Center, na het star‐ ten van de motor.
Brandt wit
De veiligheidsgordel is losgemaakt.
Brandt grijs
De veiligheidsgordel is vastgemaakt.
Knippert wit of grijs
Vastgemaakte veiligheidsgordel is
losgemaakt.
Veiligheidsgordel omdoen 3 59.
Page 115 of 327

Instrumenten en bedieningsorganen113Status veiligheidsgordel op
zitplaatsen achterin (auto's met
Uplevel-display)
X brandt groen of grijs of knippert
geel op het Driver Information Center, na het starten van de motor.
Brandt grijs
De veiligheidsgordel is losgemaakt.
Brandt groen
De veiligheidsgordel is vastgemaakt.
Knippert geel
Vastgemaakte veiligheidsgordel is
losgemaakt.
Veiligheidsgordel omdoen 3 59.
Airbag en gordelspanners v brandt rood.
Bij het inschakelen van het contact
brandt het controlelampje ca.
4 seconden. Brandt deze niet, dooft
deze niet na vier seconden of licht
deze tijdens het rijden op, dan is er
een storing in het airbagsysteem. De
hulp van een werkplaats inroepen. Deairbags en gordelspanners gaan
mogelijkerwijs niet af tijdens een
ongeval.
Geactiveerde gordelspanners of
airbags worden aangeduid door
aanhoudend branden van v.9 Waarschuwing
Oorzaak van de storing onmiddel‐
lijk door een werkplaats laten
verhelpen.
Gordelspanners 3 58.
Airbagsysteem 3 61.
Airbag-deactivering
V brandt geel.
Airbag voorpassagier is geactiveerd.
* brandt geel.
Airbag voorpassagier is gedeacti‐
veerd.
Airbag deactiveren 3 66.
Laadsysteem p brandt rood.
Brandt na het inschakelen van de
ontsteking en dooft vlak na het starten van de motor.
Brandt bij een draaiende motor Stoppen, motor afzetten. Accu wordt
niet opgeladen. Motorkoeling wordt
mogelijk onderbroken. De rembekr‐
achtiger werkt eventueel niet meer.
De hulp van een werkplaats inroepen.
Storingsindicatielampje
Z brandt of knippert geel.
Brandt na het inschakelen van de ontsteking en dooft vlak na het starten van de motor.
Brandt bij een draaiende motor
Storing in de uitlaatgasreiniging. De
toelaatbare emissiewaarden worden
mogelijk overschreden.
Page 116 of 327

114Instrumenten en bedieningsorganenReiniging van het uitlaatfilter is
wellicht niet mogelijk.
Roep onmiddellijk de hulp in van een
werkplaats.
Knippert bij een draaiende motor
Storing die schade aan de katalysator kan veroorzaken. Neem gas terug
totdat het lampje niet meer knippert.
Roep onmiddellijk de hulp in van een
werkplaats.
Rem- en
koppelingssysteem
R brandt rood.
Het vloeistofpeil voor de rem en de koppeling is te laag wanneer de hand‐ matige handrem niet wordt ingescha‐
keld 3 243.9 Waarschuwing
Stoppen. De auto meteen stilzet‐
ten. De hulp van een werkplaats
inroepen.
Licht op wanneer de handmatige handrem is geactiveerd en het
contact is ingeschakeld 3 183.
Elektrische handrem m brandt of knippert rood.
Brandt
Elektrische handrem is aangetrokken 3 183.
Knippert
Elektrische handrem is niet helemaal
aangetrokken of losgezet. Trap het
rempedaal in en probeer het systeem
te resetten door de elektrische hand‐
rem eerst los te zetten en daarna aan
te trekken. Blijft m knipperen, rijd dan
niet door en roep de hulp van een
werkplaats in.
Elektrische parkeerrem defect
j brandt of knippert geel.Brandt
Elektrische parkeerrem werkt niet
optimaal 3 183.
Knippert
Elektrische parkeerrem staat in de servicemodus. Stop de auto, trek de elektrische parkeerrem aan en zet
deze los om de rem te resetten.9 Waarschuwing
Oorzaak van de storing onmiddel‐
lijk door een werkplaats laten
verhelpen. Parkeer niet op hellin‐
gen totdat de oorzaak van de
storing is verholpen.
Antiblokkeersysteem (ABS)
u brandt geel.
Brandt na het inschakelen van de
ontsteking enkele seconden. Het
systeem is na het doven van het
controlelampje klaar voor gebruik.
Als de controlelamp na enkele secon‐
den niet dooft of als deze tijdens de rit
gaat branden, dan zit er een storing in
Page 117 of 327

Instrumenten en bedieningsorganen115het ABS-systeem. Het remsysteem
blijft normaal werken, maar zonder
ABS-regeling.
Antiblokkeersysteem 3 183.
Schakelen R of S met het getal van een hogere
of lagere versnelling verschijnt
wanneer wordt aanbevolen om
vanwege de brandstofbesparing op of
terug te schakelen.
Afstand tot voorligger E geeft met ingevulde afstandsbal‐
ken de gevoeligheid van de waar‐
schuwingstiming wat betreft de
afstand tot de voorligger voor de fron‐
taanrijdingswaarschuwing aan.
Frontaanrijdingswaarschuwing
3 201.
Lane keep assist a brandt groen of geel, of knippert
geel.Brandt groen
Het systeem wordt ingeschakeld en is gebruiksklaar.
Brandt geel
Het systeem detecteert dat u een rijst‐ rookmarkering nadert, zonder dat de
richtingaanwijzers aan die kant zijn
ingeschakeld.
Knippert geel Het systeem herkent dat de auto derijstrook grotendeels heeft verlaten.
Lane Keep Assist 3 223.
Elektronische stabiliteitsregeling UIT
n brandt geel.
Het systeem wordt gedeactiveerd.
Elektronische stabiliteitsre‐ geling en Traction Control- systeem
b brandt of knippert geel.Brandt
Er zit een storing in het systeem.
Verder rijden is mogelijk. De rijstabili‐ teit kan echter afhankelijk van de
staat van het wegdek verslechteren.
Oorzaak van de storing onmiddellijk
door een werkplaats laten verhelpen.
Knippert
Het systeem is actief ingeschakeld.
Het motorvermogen kan worden
begrensd en de auto kan automatisch iets worden afgeremd.
Elektronische stabiliteitsregeling
3 187.
Traction Control-systeem 3 186.
Traction Control-systeem UIT
k brandt geel.
Het systeem wordt gedeactiveerd.
Voorverwarming
! brandt geel.
Page 118 of 327

116Instrumenten en bedieningsorganenHet voorverwarmen van de dieselmo‐tor is geactiveerd. Wordt alleen bij
lage buitentemperaturen ingescha‐
keld. Start de motor wanneer het controlelampje dooft.
AdBlue Y knippert geel.
Het AdBlue-peil is te laag. Vul AdBlue
spoedig bij om te voorkomen dat de
motor niet start.
AdBlue 3 176.
Bandenspanningscontrole‐ systeem
w brandt of knippert geel.
Brandt Banden verliezen spanning. Meteen
stoppen en bandenspanning contro‐
leren.Knippert
Storing in het systeem of montage
van een wiel zonder druksensor (bijv.
reservewiel). Na 60 tot 90 seconden
brandt de controlelamp continu. De
hulp van een werkplaats inroepen.
Motoroliedruk
I brandt rood.
Brandt na het inschakelen van de
ontsteking en dooft vlak na het starten van de motor.
Brandt bij een draaiende motorVoorzichtig
Motorsmering wordt mogelijk
onderbroken. Dit kan aanleiding
geven tot motorschade en/of tot
het blokkeren van de aandrijfwie‐ len.
1. Koppelingspedaal bedienen.
2. Neutraalstand selecteren.
3. Zo spoedig mogelijk de verkeers‐ stroom verlaten zonder hierbij
andere weggebruikers te hinde‐
ren.
4. Contact uitschakelen.9 Waarschuwing
Bij uitgeschakelde motor gaat
remmen en sturen aanmerkelijk zwaarder.
Tijdens een Autostop werkt de
rembekrachtigingseenheid nog altijd.
De sleutel niet uitnemen voordat
de auto helemaal stilstaat, omdat
het stuurslot anders plotseling kan worden geactiveerd.
Laat de auto met de motor uitgescha‐
keld naar een werkplaats slepen
3 240.
Te laag brandstofpeil Y brandt of knippert geel.
Brandt Peil in brandstoftank is te laag.
Page 119 of 327

Instrumenten en bedieningsorganen117KnippertBrandstofvoorraad opgebruikt.
Onmiddellijk bijtanken. Tank nooit
leegrijden.
Tanken 3 228.
Katalysator 3 175.
Dieselbrandstofsysteem ontluchten
3 245.
Startbeveiliging
d knippert geel.
Storing in de startbeveiliging. De
motor kan niet worden gestart.
Rijverlichting
8 brandt groen.
De rijverlichting is ingeschakeld
3 140.
Groot licht
C brandt blauw.
Brandt bij ingeschakeld grootlicht of
bij lichtsignaal 3 143.Grootlichtassistentie
f brandt groen.
De grootlichtassistentie is geacti‐ veerd 3 141.
Led-koplampen f brandt of knippert geel.
Brandt Storing in het systeem.
De hulp van een werkplaats inroepen.
Knippert
Systeem wordt overgeschakeld op
symmetrisch dimlicht.
Controlelampje f knippert gedurende
ongeveer 4 seconden na het inscha‐
kelen van het contact als herinnering
voor het symmetrische dimlicht
3 144.
Mistlampen voor > brandt groen.
De voorste mistlampen zijn ingescha‐
keld 3 147.Mistachterlicht
ø brandt geel.
Het mistachterlicht is ingeschakeld
3 147.
Cruise control
m brandt wit of groen.
Brandt wit
Het systeem is ingeschakeld.
Brandt groen De cruise control is actief. De inge‐
stelde snelheid wordt in het Driver
Information Center aangegeven.
Cruise control 3 189.
Adaptieve cruise control
m brandt wit of groen.
C brandt op het Driver Information
Centre.
m brandt wit
Het systeem is ingeschakeld.
Page 120 of 327

118Instrumenten en bedieningsorganenm brandt groen
De adaptieve cruise control is inge‐
schakeld.
Wanneer adaptieve cruise control
aan of actief is, verschijnt C met de
ingestelde snelheid op het Driver Information Center.
Adaptieve cruise control 3 192.
Voorligger gedetecteerd
A brandt groen of geel.
Brandt groen Er is een voertuig in dezelfde rijstrookgedetecteerd.
Brandt geel De afstand tot een voorligger wordt te kort of wanneer u een ander voertuig
te snel nadert.
Adaptieve cruisecontrol 3 192.
Frontaanrijdingswaarschuwing
3 201.
Snelheidsbegrenzer L brandt wit of groen.Brandt wit
Het systeem is ingeschakeld.
Brandt groen Snelheidsbegrenzer is actief. Inge‐
stelde snelheid wordt aangegeven bij
symbool L.
Snelheidsbegrenzer 3 191.
Verkeersbordherkenning
L geeft gedetecteerde verkeersbor‐
den als controlelampje weer.
Verkeersbordherkenning 3 219.
Portier open h brandt rood.
Een portier of de achterklep is
geopend.Displays
Driver Information Center
Het Driver Information Center is
ondergebracht in de instrumenten‐
groep.
Afhankelijk van de versie en de instru‐
mentengroep is het Driver Informa‐
tion Center verkrijgbaar als Midlevel-
display of Uplevel-display.
De indicatie op het Driver Information Center is afhankelijk van de uitrus‐
ting:
● kilometerteller en dagteller
● voertuiginformatie
● reis- / brandstofinformatie
● informatie over zuinig rijden
● boord- en waarschuwingsinfor‐ matie
● audio- en Infotainmentinformatie
● telefooninformatie
● navigatie-informatie
● auto-instellingen