OPEL COMBO 2016 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Manufacturer: OPEL, Model Year: 2016, Model line: COMBO, Model: OPEL COMBO 2016Pages: 191, PDF Size: 4.5 MB
Page 91 of 191

Instrumenten en bedieningsorganen89Opties menu Instellingen -
standaardversie
Het menu Instellingen bevat de vol‐
gende opties:
● ILLU
● SPEEd
● HOUR
● UNIT
● bUZZ
● BAG P
● DRL
ILLU (helderheid van
interieurverlichting)
Hiermee stelt u bij 's nachts rijden met
dimlicht de helderheid van de interi‐
eurverlichting van de auto in (bijv. in‐
strumentenbord, display klimaatrege‐
ling).
SPEEd (geluidssignaal
maximumsnelheid)
Hiermee activeert of deactiveert u het geluidssignaal voor de maximum‐
snelheid of wijzigt u de maximumsnel‐heid. Snelheden tussen 30 en
200 km/u kunnen worden opgesla‐
gen.
Na het activeren wordt de bestuurder bij het overschrijden van de maxi‐mumsnelheid gewaarschuwd meteen geluidssignaal.
Na het selecteren van deze menu‐
optie activeert of deactiveert u de functie (op Aan of Uit zetten) en be‐
vestigt u de geselecteerde optie.
Druk op SETq na het activeren
( Aan ) om naar de huidige ingestelde
snelheid te gaan. Pas deze naar
keuze aan en bevestig de nieuwe
waarde.
Geluidssignalen 3 93.
HOUR (klok instellen)
Hiermee stelt u de uren in (waarde
knippert) en bevestigt u de nieuwe
waarde. Hiermee stelt u de minuten in (waarde knippert) en bevestigt u de
nieuwe waarde.
Klok 3 69.
UNIT (maateenheid)
Hiermee stelt u de maateenheid op
km of miles in.bUZZ (volume geluidssignalen)
Hiermee stelt u het volume van ge‐
luidssignalen in en bevestigt u de
nieuwe waarde. Er zijn 8 niveaus be‐
schikbaar.
Ook klinkt er elke keer bij het indruk‐
ken van SETq, R of S een geluids‐
signaal.
Geluidssignalen 3 93.
BAG P (frontairbag en sidebag
passagier activeren/deactiveren)
Activeert de frontpassagiersairbags als er een volwassene op de passa‐
giersstoel voor zit. Deactiveer de air‐
bags wanneer er een kinderveilig‐
heidssysteem op deze stoel staat.9 Gevaar
Kans op dodelijk letsel voor een
kind in een kinderzitje op de pas‐
sagiersstoel met geactiveerde air‐ bag.
Kans op dodelijk letsel voor een
volwassene op de passagiersstoel met gedeactiveerde airbag.
Page 92 of 191

90Instrumenten en bedieningsorganenActiveer of deactiveer in deze menu‐
optie de airbags ( BAG P Aan of BAG
P Uit ) en bevestig uw keuze; er ver‐
schijnt een bevestigingsbericht op het display. Selecteer JA (wijzigingen be‐
vestigen) of Nee (wijzigingen annule‐
ren).
Airbag deactiveren 3 51.
DRL (dagrijlicht)
Activeer het dagrijlicht om bij daglicht beter zichtbaar te zijn (op Aan zetten).
Deactiveren als dit niet nodig is (op
UIT zetten).
Dagrijlicht 3 97.
Opties menu Instellingen - multifunctionele versie
Het menu Instellingen bevat de vol‐
gende opties:
● Verlichting
● Snelheidspiep
● Gegevens trip B
● Stel uur in
● Datum instellen
● Radio-info
● Autoclose●Maateenheid
● Taal
● Waarschuwingsvolume
● Knopvolume
● Zoemer veiligheidsgordels
● Service
● Passagiersairbag
● Dagrijlicht
● Menu Afsluiten
VERLICHTING (helderheid van
interieurverlichting)
Hiermee stelt u bij 's nachts rijden met
dimlicht de helderheid van de interi‐
eurverlichting van de auto in (bijv. in‐
strumentenbord, display klimaatrege‐ ling).
U kunt de helderheid ook wijzigen
door R of S in te drukken zonder naar
het menu Instellingen te gaan.
SNELHEIDSPIEP (geluidssignaal
maximumsnelheid)
Hiermee activeert of deactiveert u het
geluidssignaal voor de maximum‐
snelheid of wijzigt u de maximumsnel‐heid. Snelheden tussen 30 en
200 km/u kunnen worden opgesla‐ gen.
Na het activeren wordt de bestuurder
bij het overschrijden van de maxi‐
mumsnelheid gewaarschuwd met
een geluidssignaal.
Na het selecteren van deze menu‐
optie activeert of deactiveert u de functie (op Aan of Uit zetten) en be‐
vestigt u de geselecteerde optie.
Druk op SETq na het activeren
( Aan ) om naar de huidige ingestelde
snelheid te gaan. Pas deze naar
keuze aan en bevestig de nieuwe
waarde.
Geluidssignalen 3 93.
GEGEVENS TRIP B
Hiermee activeert of deactiveert u de
tweede tripcomputer (op Aan of Uit
zetten).
Trip B houdt het gemiddelde verbruik, de afgelegde afstand, de gemiddelde
snelheid en de reistijd bij. De meting
kan op ieder gewenst moment op‐
nieuw gestart worden. Boordcompu‐
ter 3 94.
Page 93 of 191

Instrumenten en bedieningsorganen91TIJD INSTELLEN (klok en klokmodusinstellen)
Na het selecteren van deze menu‐
optie kunt u de tijd instellen of de klok‐
modus op 12 uurs- of 24 uursweer‐
gave instellen.
Selecteer Tijd en bevestig. Hiermee
stelt u de uren in (waarde knippert) en bevestigt u de nieuwe waarde. Hier‐
mee stelt u de minuten in (waarde
knippert) en bevestigt u de nieuwe
waarde.
Selecteer Modus en bevestig. Selec‐
teer 12h of 24h en bevestig.
Klok 3 69.
DATUM INSTELLEN
Hiermee stelt u het jaar in (waarde
knippert) en bevestigt u de nieuwe
waarde. Hiermee stelt u de maand in
(waarde knippert) en bevestigt u de
nieuwe waarde. Hiermee stelt u de
dag in (waarde knippert) en bevestigt
u de nieuwe waarde.RADIO INFO (audio- en radio-
informatie weergeven)
Hiermee activeert u de radio-info (op
Aan zetten) voor het weergeven van
audio- en radio-informatie (bijv. zen‐
derfrequentie, RDS-berichten, track‐
nummer). Deactiveren als dit niet no‐ dig is (op UIT zetten).
AUTOCLOSE (automatische
centrale vergrendeling onderweg)
Activeer de autoclose-functie (op
Aan zetten) om de portieren automa‐
tisch te vergrendelen bij een snelheid van meer dan 20 km/u. Deactiveren
als dit niet nodig is (op UIT zetten).
MAATEENHEID (voor afstand,
brandstofverbruik en temperatuur)
In deze menuoptie kunt u de maat‐
eenheid voor afstand, brandstofver‐ bruik en temperatuur instellen.
Selecteer Afstand en bevestig. Stel
de maateenheid in op km of mi (miles)
en bevestig.
Selecteer Verbruik en bevestig. Wan‐
neer de eenheid voor Afstand op km
is ingesteld, kunt u de eenheid voor
brandstofverbruik op l/100km of km/l
instellen. Wanneer de eenheid voorAfstand op mi (miles) is ingesteld,
verschijnt het brandstofverbruik in
mpg .
Selecteer Temperatuur en bevestig.
Stel de maateenheid in op °C of °F en
bevestig.
TAAL
Selecteerbare talen zijn onder an‐ dere: Engels, Duits, Frans, Italiaans,
Portugees, Spaans, Nederlands,
Pools en Turks. Selecteer de gewen‐ ste taal en bevestig.
WAARSCHUWINGSVOLUME
(volume geluidssignalen)
Hiermee stelt u het volume van ge‐
luidssignalen in en bevestigt u de
nieuwe waarde. Er zijn 8 niveaus be‐
schikbaar.
Geluidssignalen 3 93.
KNOPVOLUME
Elke keer bij het indrukken van
SET q, R of S klinkt er een geluids‐
signaal.
Page 94 of 191

92Instrumenten en bedieningsorganenHiermee stelt u het volume van deze
geluidssignalen in en bevestigt u de
nieuwe waarde. Er zijn 8 niveaus be‐
schikbaar.
Geluidssignalen 3 93.
ZOEMER VEILIGHEIDSGORDELS
(geluidssignaal voor gordelverklikker
bestuurders- en/of passagiersstoel
opnieuw activeren)
Deze menuoptie is alleen beschik‐
baar wanneer de gordelverklikker al
door een werkplaats gedeactiveerd
is.
Na het opnieuw activeren wordt/-en
de bestuurder en/of de passagier ge‐
waarschuwd met een geluidssignaal
als de betreffende veiligheidsgordel
niet is omgedaan.
Gordelverklikker 3 79.
SERVICE (afstand tot volgende
onderhoudsbeurt)
In deze menuoptie ziet u de reste‐
rende afstand tot de volgende onder‐ houdsbeurt.De afstand tot de volgende onder‐
houdsbeurt wordt ook automatisch
weergegeven wanneer de afstand
2.000 km bereikt en wordt elke vol‐
gende 200 km herhaald.
Service-display 3 75.
PASSAGIERSAIRBAG (frontairbag
en sidebag passagier activeren/
deactiveren)
Activeert de frontpassagiersairbags als er een volwassene op de passa‐
giersstoel voor zit. Deactiveer de air‐
bags wanneer er een kinderveilig‐
heidssysteem op deze stoel staat.9 Gevaar
Kans op dodelijk letsel voor een
kind in een kinderzitje op de pas‐
sagiersstoel met geactiveerde air‐ bag.
Kans op dodelijk letsel voor een
volwassene op de passagiersstoel met gedeactiveerde airbag.
Activeer of deactiveer in deze menu‐optie de airbags ( Bag Pass Aan of
Bag Pass Uit ) en bevestig uw keuze;
er verschijnt een bevestigingsbericht
op het display. Selecteer JA (wijzigin‐
gen bevestigen) of Nee (wijzigingen
annuleren).
Airbag deactiveren 3 51.
DAGRIJLICHT
Activeer het dagrijlicht om bij daglicht beter zichtbaar te zijn (op Aan zetten).
Deactiveren als dit niet nodig is (op
UIT zetten).
Dagrijlicht 3 97.
MENU AFSLUITEN Via deze menuoptie sluit u het menu
Instellingen af.
Page 95 of 191

Instrumenten en bedieningsorganen93Boordinformatie
Geluidssignalen Er klinkt slechts één geluidssignaal
tegelijk.
Het geluidssignaal voor niet gedra‐
gen veiligheidsgordels geniet de pri‐
oriteit boven alle andere geluidssig‐
nalen.
Bij het starten van de motor of
tijdens het rijden
● Wanneer de veiligheidsgordel niet wordt gedragen.
● Bij aangetrokken handrem vanaf een bepaalde snelheid.
● Wanneer de parkeerhulp een ob‐
stakel herkent.
● Als er een storing in de parkeer‐ hulp wordt gedetecteerd.
● Als bij het wegrijden een van de portieren, de motorkap of de ach‐terklep niet goed gesloten is.
● Als de snelheid korte tijd een be‐
paalde limiet overschrijdt.● Als het Stop/Start-systeem de motor niet automatisch opnieuwkan starten.
● Auto's met geautomatiseerde versnellingsbak; rempedaal is bij
het starten van de motor niet in‐
getrapt.
● Auto's met geautomatiseerde versnellingsbak; bij het wegrijdenof onderweg is een onjuiste ver‐
snelling geselecteerd.
● Auto's met geautomatiseerde versnellingsbak; wanneer de
auto stilstaat, als de motor loopt
en er een versnelling ingescha‐
keld is: transmissie schakelt in
bepaalde situaties automatisch
N in.
● Als de koppeling bij auto's met geautomatiseerde versnellings‐
bak oververhit is.
● Bij een transmissiestoring bij au‐ to's met geautomatiseerde ver‐
snellingsbak.
● Als er een waarschuwingsbe‐ richt, bijv. lage bandenspanning,
op het Driver Information Center
(DIC) verschijnt.Bij het parkeren van de auto
en/of het openen van het
bestuurdersportier
● Als de contactsleutel nog in het contactslot steekt.
Berichten
brandstofsysteem
BrandstofblokkeersysteemBij een in zekere mate ernstige bot‐sing wordt omwille van de veiligheid
het brandstofsysteem geblokkeerd
en wordt de motor automatisch uitge‐
schakeld.
Controlelamp 9 3 78 licht op als de
brandstofblokkeerschakelaar wordt geactiveerd en, afhankelijk van de
versie, er kan ook een bijbehorend
waarschuwingsbericht op het Driver
Information Center (DIC) 3 87 ver‐
schijnen.
Zie " Motor afzetten " om het brand‐
stofblokkeersysteem terug te zetten
en met de auto te kunnen rijden
3 111.
Page 96 of 191

94Instrumenten en bedieningsorganenTripcomputerDe boordcomputer geeft informatie
over rijgegevens die voortdurend ge‐
registreerd en elektronisch verwerkt
worden.
Afhankelijk van de versie kunnen de
volgende functies worden geselec‐
teerd door TRIP op het uiteinde van
de wisserhendel meerdere malen in
te drukken:
Standaardversie ● buitentemperatuur
● gemiddeld verbruik
● momentaan verbruik
● actieradius
● afgelegde afstand
● gemiddelde snelheid
● reistijd (rijtijd)
Multifunctionele versie Twee dagtellers, trip A en trip B, kun‐
nen worden geselecteerd en worden
apart bijgehouden.
U kunt de informatie van de twee trip‐
computers onafhankelijk van elkaar
resetten, waardoor u de afstanden
van verschillende trips kunt bekijken.
Trip A ● buitentemperatuur
● gemiddeld verbruik
● momentaan verbruik
● actieradius
● afgelegde afstand
● gemiddelde snelheid
● reistijd (rijtijd)
Trip B ● gemiddeld verbruik
● afgelegde afstand● gemiddelde snelheid
● reistijd (rijtijd)
Trip B kan worden gedeactiveerd via
het Driver Information Center (DIC) 3 87.
Informatie boordcomputer
resetten
Reset de tripcomputer door één van
de functies te selecteren en gedu‐
rende enkele seconden TRIP inge‐
drukt te houden.
Page 97 of 191

Instrumenten en bedieningsorganen95De volgende informatie op de boord‐
computer wordt gereset:
● gemiddeld verbruik
● afgelegde afstand
● gemiddelde snelheid
● reistijd (rijtijd)
Bij het overschrijden van de maxi‐ mumwaarde van een van de parame‐
ters wordt de boordcomputer automa‐
tisch teruggezet.
Buitentemperatuur
De temperatuur buiten de auto wordt
weergegeven.
Buitentemperatuur 3 69, 3 87.
Gemiddeld verbruik
Het gemiddelde verbruik wordt aan‐
gegeven op basis van de afgelegde
afstand en de verbruikte brandstof
sinds de laatste reset.
De meting kan op ieder gewenst mo‐
ment opnieuw gestart worden.
Momentaan verbruik
Weergave van het actuele brandstof‐ verbruik._ _ _ _ verschijnt op het display als de
auto gedurende langere tijd met een draaiende motor wordt geparkeerd.
Actieradius
De actieradius wordt berekend op ba‐
sis van de huidige inhoud van de
brandstoftank en het gemiddelde ver‐
bruik sinds de laatste reset.
Wanneer het bereik minder dan
50 km is, verschijnt _ _ _ _ op het dis‐
play.
Na het tanken wordt de nieuwe actie‐ radius na korte tijd automatisch bijge‐
werkt.
De meting kan op ieder gewenst mo‐
ment opnieuw gestart worden.
Let op
Het bereik wordt niet getoond als de auto gedurende langere tijd met
draaiende motor wordt geparkeerd.
Afgelegde afstand
Geeft de afgelegde afstand sinds de
laatste reset aan.
De meting kan op ieder gewenst mo‐
ment opnieuw gestart worden.Gemiddelde snelheid
Geeft de gemiddelde snelheid sinds
de laatste reset aan.
De meting kan op ieder gewenst mo‐
ment opnieuw gestart worden.
Ritonderbrekingen waarbij het con‐
tact wordt uitgeschakeld niet meege‐
rekend.
Reistijd (rijtijd)
De tijd die sinds het tonen van de laat‐ ste reset verstreken is.
De meting kan op ieder gewenst mo‐
ment opnieuw gestart worden.
Tripcomputer afsluiten Sluit de tripcomputer af door SETq
gedurende meer dan 2 seconden in‐
gedrukt te houden.
Driver Information Centre (DIC) 3 87.
Stroomonderbreking Als de stroom werd onderbroken of
als de accuspanning te ver is ge‐
daald, gaan de waarden die in de
boordcomputer opgeslagen liggen
verloren.
Page 98 of 191

96VerlichtingVerlichtingRijverlichting................................ 96
Lichtschakelaar ......................... 96
Grootlicht ................................... 96
Lichtsignaal ............................... 96
Koplampverstelling ....................97
Koplampinstelling in het buitenland ................................. 97
Dagrijlicht ................................... 97
Alarmknipperlichten ...................97
Richtingaanwijzers ....................98
Mistlampen voor ........................98
Mistachterlicht ........................... 98
Achteruitrijlichten .......................99
Beslagen lampglazen ................99
Binnenverlichting .........................99
Regelbare instrumentenverlichting ...........99
Bagageruimteverlichting ..........100
Verlichtingsfuncties ....................101
Uitstapverlichting .....................101
Ontlaadbeveiliging accu ..........102Rijverlichting
Lichtschakelaar
Lichtschakelaar draaien:
§:uit / dagrijlicht9:zijmarkeringslichten / koplam‐
pen
Controlelamp 8 3 86.
Achterlichten De achterlichten branden samen met
de koplampen en zijmarkeringslich‐
ten.
Grootlicht
Om van dimlicht naar grootlicht om te
schakelen, duwt u tegen de hendel.
Aan de hendel trekken om het dim‐
licht in te schakelen.
Lichtsignaal
Lichtsignaal activeren door de hendel naar u toe te trekken.
Page 99 of 191

Verlichting97KoplampverstellingHandmatige koplampverstelling
Bereik van de koplampen aanpassenaan de belading om verblinding van
medeweggebruikers te voorkomen:
Druk op de knoppen À of Á totdat
de gewenste instelling op het Driver
Information Center (DIC) verschijnt
3 87.
0:zitplaatsen voorin bezet1:alle zitplaatsen bezet2:alle zitplaatsen bezet en bagage
in de bagageruimte3:bestuurdersstoel bezet en ba‐
gage in de bagageruimteKoplampinstelling in het
buitenland
Het asymmetrische dimlicht biedt
meer zicht op de rand van de weg aan de passagierskant.
Stel bij het rijden in landen met links‐
rijdend verkeer de koplampen bij om
tegenliggers niet te verblinden.
Koplampen door een werkplaats la‐ ten bijstellen.
Dagrijlicht
Dagrijlichten maken de auto overdag
beter zichtbaar.
Na het activeren van de functie en het
inschakelen van het contact gaan de
koplampen vanzelf aan en wordt de
verlichting van de instrumenten min‐
der intens. De lichtschakelaar moet
op stand § staan. Bij het uitschakelen
van het contact wordt ook het dagrij‐
licht uitgeschakeld.Let op
De bestuurder blijft verantwoordelijk voor het inschakelen van het dim‐licht wanneer dat nodig is, bijv. bij
het rijden door een tunnel of 's
nachts.
De functie Dagrijlicht wordt geacti‐ veerd/gedeactiveerd via een menu op het Driver Information Center (DIC)
3 87.
Na het deactiveren van de functie
gaan de koplampen bij het inschake‐
len van het contact met de lichtscha‐
kelaar in stand § niet vanzelf aan.
Alarmknipperlichten
Page 100 of 191

98VerlichtingOm in te schakelen ¨ indrukken.
RichtingaanwijzersHendel
omhoog:rechter richting‐
aanwijzerHendel omlaag:linker richtingaan‐
wijzer
Als de hendel voorbij het weerstands‐
punt wordt geduwd, blijft de richting‐
aanwijzer ingeschakeld. Bij het terug‐ draaien van het stuurwiel gaat derichtingaanwijzer automatisch uit.
Om vijfmaal te knipperen, bijv. om
van rijstrook te wisselen, de hendel
tot tegen het weerstandspunt duwen
en loslaten.
Voor langer richting aanwijzen de
hendel tot tegen het weerstandspunt
duwen en vasthouden.
De richtingaanwijzer handmatig uit‐ schakelen door de hendel in de oor‐
spronkelijke stand te zetten.
Mistlampen voor
Om in te schakelen > indrukken.
Bij het inschakelen van de mistlam‐
pen voor gaan de zijmarkeringslich‐
ten automatisch aan.
Druk nogmaals op > om de mistlam‐
pen voor uit te schakelen.
Mistachterlicht
Om in te schakelen r indrukken.
Het mistachterlicht kan alleen worden
ingeschakeld wanneer zowel het con‐ tact als de koplampen of de zijmarke‐ ringslichten (in combinatie met de
mistlampen voor) zijn ingeschakeld.
Druk opnieuw op r om het mistach‐
terlicht uit te schakelen of om de kop‐
lampen en/of de mistlampen voor uit
te schakelen.