OPEL INSIGNIA 2015.5 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Manufacturer: OPEL, Model Year: 2015.5, Model line: INSIGNIA, Model: OPEL INSIGNIA 2015.5Pages: 341, PDF Size: 9.15 MB
Page 31 of 341

Sleutels, portieren en ruiten29
Automatische hervergrendeling
na ontgrendeling Deze functie kan geconfigureerd wor‐
den om automatisch alle portieren, de
bagageruimte en de tankdop te ver‐
grendelen kort nadat u deze met de
afstandsbediening of elektronische
sleutel heeft ontgrendeld, vooropge‐
steld dat er geen portier openstaat.
U kunt het automatisch opnieuw ver‐
grendelen in- of uitschakelen in het
menu Instellingen , I Voertuig op het
Colour-Info-Display.
Colour-Info-Display 3 121.
Persoonlijke instellingen 3 126.
De instelling kan worden opgeslagen
voor de gebruikte afstandsbediening of elektronische sleutel 3 24.
Passief vergrendelen
Bij auto's met elektronisch sleutelsys‐ teem vergrendelt deze functie de auto
automatisch na enkele seconden als
er eerder een elektronische sleutel in de auto is herkend, alle portieren
daarna gesloten zijn en de elektroni‐
sche sleutel niet in het interieur blijft.Als de elektronische sleutel in de auto
blijft of het contact niet uit is, is passief
vergendelen niet toegestaan en klinkt er drie keer een waarschuwingssig‐
naal.
Als er twee of meer elektronische
sleutels in de auto's zijn geweest en
het contact één keer aan was, ver‐
grendelt de functie de auto als er
maar één elektronische sleutel uit de
auto wordt genomen.
Passief vergrendelen kan worden uit‐
geschakeld door bij een geopend por‐
tier gedurende enkele seconden op
c te drukken. Deze blijft uitgescha‐
keld totdat e wordt ingedrukt of het
contact wordt ingeschakeld.
U kunt het passief vergrendelen in- of uitschakelen in het menu Instellingen,
I Voertuig op het Colour-Info-Display.
Colour-Info-Display 3 121.
Persoonlijke instellingen 3 126.
De instelling kan worden opgeslagen
voor de gebruikte afstandsbediening of elektronische sleutel 3 24.Kindersloten9 Waarschuwing
Gebruik de kindersloten wanneer
kinderen op de achterste zitplaat‐
sen worden vervoerd.
Gebruik een sleutel of een passende
schroevendraaier en draai het kinder‐ slot in het achterportier in de horizon‐tale stand. Het portier kan niet van
binnen worden geopend. Kinderslot
verticaal zetten om het te deactive‐
ren.
Page 32 of 341

30Sleutels, portieren en ruitenPortieren
Bagageruimte Achterklep
Openen
5-deurs hatchback, Sports Tourer,
Country Tourer
Druk na het ontgrendelen op de knop
onder de achterkleplijst en open de
klep met de hand.
4-deurs sedan
Druk op x op de handzender tot de
achterklep automatisch opengaat of
druk op de knop onder de achterklep‐
lijst nadat u hebt ontgrendeld.
Centrale vergrendeling 3 24.
Sluiten
Binnenste handgreep gebruiken.
Trek tijdens het sluiten niet aan de
toets onder de lijst, omdat de achter‐ klep anders weer wordt ontgrendeld.
Centrale vergrendeling 3 24.
Page 33 of 341

Sleutels, portieren en ruiten31
Elektrische achterklep9Waarschuwing
Wees voorzichtig bij het gebruik
van de elektrische achterklep. Er
bestaat verwondingsgevaar, met
name voor kinderen.
Houd tijdens de bediening de be‐
wegende achterklep goed in de
gaten. Zorg ervoor dat er tijdens
de bediening niets bekneld raakt
en dat er niemand in het bewe‐
gingsgebied staat.
U bedient de elektrische achterklep
met:
■ Druk op x op de handzender.
■ De schakelaar G in de bekleding
van het bestuurdersportier.
■ De tiptoetsschakelaar en G in de
achterklep.
Bij auto's met automatische versnel‐
lingsbak kan de achterklep alleen
worden bediend wanneer de auto stil‐ staat en automatische versnellings‐
bak in P.
De achterlichten knipperen en u hoort
een geluidssignaal wanneer de elek‐
trische achterklep in werking is.
Let op
De bediening van de elektrische achterklep heeft geen invloed op decentrale vergrendeling. Om de ach‐
terklep met de handzender te ope‐ nen hoeft u de auto niet te ontgren‐delen. Ontgrendel de auto eerst
voordat u de tiptoets of de schake‐
laar in het bestuurdersportier acti‐
veert. Vergrendel de auto na deze
gesloten te hebben.
Centrale vergrendeling 3 24.Bediening met de handzender
Houd x ingedrukt tot de achterklep
begint te openen of te sluiten.
Page 34 of 341

32Sleutels, portieren en ruiten
Bediening met schakelaar in
bestuurdersportier
Houd G ingedrukt tot de achterklep
begint te openen of te sluiten.
Bediening met de schakelaars in de
achterklep
Om de achterklep te openen, drukt u
op de tiptoets onder de achterkleplijst
totdat de achterklep begint te bewe‐
gen.
Om de klep te sluiten, drukt u op
G in de geopende achterklep totdat
de achterklep begint te bewegen.
Stoppen of van richting veranderen Door indrukken van x op de hand‐
zender of G op de achterklep of in‐
drukken van de tiptoetsschakelaar
terwijl de achterklep beweegt, stopt
de achterklep in de huidige stand.
Drukt u nogmaals op x of G , dan
beweegt de achterklep in omge‐ keerde richting.
Page 35 of 341

Sleutels, portieren en ruiten33
Gebruiksmodi
De elektrische achterklep heeft drie
gebruiksmodi, die u met de schake‐
laar in het bestuurdersportier bedient.
Draai aan de schakelaar om de mo‐
dus te veranderen:
■ Normale modus MAX: Elektrische
achterklep opent tot maximale
hoogte.
■ Tussenmodus 3/4: Elektrische ach‐
terklep opent tot een verminderde
hoogte, die u kunt instellen.
■ Modus Off: Achterklep kan alleen
handmatig worden bediend.
Verminderde openingshoogte in
tussenmodus instellen
1. Draai de modusschakelaar naar 3/4 .
2. Open de elektrische achterklep met één van de schakelaars.
3. Stop de klep op de gewenste hoogte door één van de schake‐
laars in te drukken. Zet de stil‐
staande achterklep zo nodig met
de hand in de gewenste stand.
4. Houd de toets aan de binnenkant
van de geopende achterklep
3 seconden ingedrukt.
Let op
De openingshoogte moet met de
auto op de grond worden gepro‐ grammeerd.
Een geluidssignaal geeft de nieuwe
instelling aan en de buitenste achter‐
lichten knipperen als de openings‐
hoek van de achterklep minder dan
30° is.
Wanneer u het stelwiel in het bestuur‐ dersportier naar de tussenmodus
3/4 draait, zal de elektrische achter‐
klep opengaan tot aan de nieuw in‐
gestelde positie.
De achterklep kan alleen geopend
blijven als er een minimale hoogte is
overschreden (minimale openings‐
hoek van 30°). U kunt geen openings‐
hoogte programmeren die een lagere
hoogte oplevert.
Beveiligingsfunctie
Wanneer de elektrische achterklep tij‐
dens het openen of sluiten een ob‐
stakel raakt, keert de klep automa‐
tisch een stukje om. Bij meerdere ob‐ stakels tijdens één beweging wordt
Page 36 of 341

34Sleutels, portieren en ruiten
de functie gedeactiveerd. In dat geval
moet u de achterklep met de hand
openen of sluiten.
De elektrische achterklep heeft be‐
knellingssensoren langs de zijran‐
den. Herkennen deze sensoren een
obstakel tussen de achterklep en de
carrosserie, dan opent de achterklep
tot u deze weer activeert of handma‐ tig sluit.
De beveiligingsfunctie wordt kenbaar
gemaakt door een geluidssignaal.
Verwijder alle obstakels voordat u
verdergaat met de elektrische bedie‐
ning.
Als de auto in de fabriek is uitgerust
met een trekhaak en er een aanhan‐
ger elektrisch wordt aangesloten, kan
de elektrische achterklep uitsluitend
worden geopend met de tiptoetsscha‐ kelaar of gesloten met G in de geo‐
pende achterklep. Zorg ervoor dat er geen obstakels in het bewegingsge‐
bied staan.Algemene tips voor de
achterklepbediening9 Gevaar
Niet met een geopende of op een
kier staande achterklep rijden,
bijv. bij het vervoer van omvang‐
rijke bagage, omdat er dan giftige, onzichtbare en reukloze uitlaat‐
gassen de auto kunnen binnen‐
dringen. Hierdoor kunt u bewuste‐ loos raken en zelfs sterven.
Voorzichtig
Voordat u de achterklep opent,
moet u belemmeringgen in de
hoogte controleren, zoals een ga‐
ragedeur, om schade aan de ach‐ terklep te voorkomen. Controleer
altijd de plaats boven en achter de achterklep.
Let op
Elektrische achterklep: Als het ope‐ ningsmechanisme van de open ach‐
terklep druk verliest, zakt de achter‐
klep iets en wordt dan gestopt door
het systeem. Vervolgens wordt de
achterklep elektrisch geopend en
gesloten. Hierbij knipperen de ach‐ terlichten en klinkt er een geluidssig‐
naal. Na het sluiten mag de achter‐
klep niet worden bediend totdat
deze door een werkplaats nageke‐
ken is.
Let op
De elektrische achterklep wordt ge‐
deactiveerd wanneer de accu bijna
ontladen is. In dit geval is het moge‐ lijk dat de achterklep zelfs niet met
de hand bediend kan worden.
Let op
Wanneer de elektrische achterklep
niet werkt en alle portieren ontgren‐ deld zijn, kunt u de achterklep alleen
met de hand bedienen. In dit geval kost het aanzienlijk meer moeite om de achterklep met de hand te sluiten.
Let op
Afhankelijk van het gewicht van
eventueel gemonteerde accessoi‐
res blijft de achterklep mogelijk niet
in geopende stand staan.
Page 37 of 341

Sleutels, portieren en ruiten35Antidiefstalbeveiliging
Vergrendelingssysteem9 Waarschuwing
Niet inschakelen als er zich perso‐
nen in de auto bevinden! Ontgren‐ delen van de binnenzijde is niet
mogelijk.
Alle portieren worden tegen openen
beveiligd. Alle portieren moeten ge‐
sloten zijn en de elektronische sleutel
mag niet in de auto blijven. Anders
kan het systeem niet worden geacti‐ veerd.
Als de ontsteking ingeschakeld was,
moet het bestuurdersportier eenmaal
worden geopend en gesloten voordat de auto kan worden beveiligd.
Bij het ontgrendelen van de auto
wordt de mechanische diefstalbevei‐
liging uitgeschakeld. Dit is niet moge‐
lijk met de centrale-vergrendelings‐
toets in het interieur.
Inschakelen
Handzender of elektronische sleutel:
druk e twee keer binnen 5 seconden
in.
Diefstalalarmsysteem
Het diefstalalarmsysteem vormt één
geheel met de diefstalbeveiliging en
wordt als zodanig bediend.
Het bewaakt:
■ portieren, achterklep, motorkap
■ interieur en aangrenzende bagage‐
ruimte
■ hellingshoek van de auto, bijv. bij het wegslepen
■ ontsteking
Activering
Alle portieren moeten gesloten zijn en de elektronische sleutel mag niet in
de auto blijven. Anders kan het sys‐
teem niet worden geactiveerd.
■ Handzender: werkt automatisch 30 seconden na het vergrendelen
van de auto door één keer op e te
drukken.
■ Elektronisch sleutelsysteem: werkt automatisch 30 seconden na het
vergrendelen van de auto door op
de knop op een buitenkruk te druk‐
ken.
Page 38 of 341

36Sleutels, portieren en ruiten
■ Handzender of elektronische sleu‐tel: rechtstreeks door e twee keer
binnen 5 seconden in te drukken.
■ Elektronisch sleutelsysteem met in‐
geschakelde passieve vergrende‐ ling: werkt kort na passieve ver‐grendeling.
Let op
Wijzigingen in het interieur, zoals het aanbrengen van stoelhoezen en het
openen van de ruiten of het zonne‐
dak, zijn mogelijk van invloed op de
interieurbewaking.
Inschakelen zonder interieur- en
hellingshoekbewaking
Schakel de bewaking van het interi‐
eur en de hellingshoek van de auto uit
als u dieren in de auto achterlaat, om te voorkomen dat hoge ultrasone to‐
nen of bewegingen het alarm active‐
ren. Schakel ze ook uit wanneer de
auto op een veerboot of een trein
staat.
1. Sluit de achterklep, de motorkap, de ruiten en het zonnedak.
2. Druk op o. De LED in toets
o brandt maximaal 10 minuten.
3. Sluit de portieren.
4. Diefstalalarmsysteem inschake‐ len.
Het statusbericht verschijnt in het Dri‐
ver Information Center.
Status-LED
De status-LED is geïntegreerd in de
sensor boven op het instrumentenpa‐
neel.
Page 39 of 341

Sleutels, portieren en ruiten37
Status tijdens de eerste30 seconden na het activeren van het alarmsysteem:Led
aan=test, inschakelvertragingLed
knip‐
pert
snel=portieren, achterklep of mo‐
torkap niet goed dicht,
eventuele systeemstoring
Status nadat systeem is geactiveerd:
Led knip‐
pert lang‐
zaam=systeem is geactiveerd
Bij storingen de hulp van een werk‐
plaats inroepen.
Deactivering Handzender: Door bij het ontgrende‐len van de auto op c te drukken wordt
het diefstalalarmsysteem gedeacti‐
veerd.
Elektronisch sleutelsysteem: Bij het
ontgrendelen van de auto met de
knop op één van de buitenkrukken
wordt het diefstalalarmsysteem ge‐
deactiveerd.
Het systeem wordt niet gedeactiveerd bij het ontgrendelen van het bestuur‐
dersportier met de sleutel of met de
centrale-vergrendelingstoets in het
interieur.
Alarm
Bij het activeren klinkt de alarmclaxon en gaan de alarmknipperlichten tege‐
lijkertijd knipperen. Het aantal en de
duur van de alarmsignalen zijn voor‐
geschreven door de wetgever.
Het diefstalalarmsysteem kan wor‐ den gedeactiveerd door c in te druk‐
ken, op de schakelaar op de portier‐ handgreep te drukken (elektronisch
sleutelsysteem) of door het contact in
te schakelen.
Een geactiveerd alarm dat niet door
de bestuurder werd onderbroken,
wordt weergegeven door de alarm‐
knipperlichten. Ze knipperen drie keer snel wanneer de auto de volgende
keer wordt ontgrendeld met de hand‐
zender. Bovendien verschijnt er na in‐
schakeling van het contact een waar‐ schuwingsbericht op het Driver Infor‐
mation Center.
Boordinformatie 3 124.
Page 40 of 341

38Sleutels, portieren en ruitenStartbeveiligingHet systeem is onderdeel van de con‐tactschakelaar en het controleert of
de auto met de gebruikte sleutel mag
worden gestart.
De startbeveiliging activeert zichzelf automatisch nadat u de sleutel uit de
contactschakelaar hebt gehaald.
Knippert de controlelamp d nadat het
contact is ingeschakeld, dan is er een storing in het systeem: de auto kan
niet worden gestart. Het contact uit‐
schakelen en opnieuw proberen te
starten.
Als de controlelamp d blijft knippe‐
ren, kunt u proberen om de motor met de reservesleutel te starten en
daarna de hulp van een werkplaats
inroepen.
Let op
De startbeveiliging vergrendelt de
portieren niet. Vergrendel daarom
steeds na het verlaten van de auto
de portieren en schakel het diefstal‐
alarmsysteem in 3 24, 3 35.
Controlelamp d 3 112.Buitenspiegels
Bolle vorm De convexe buitenspiegel heeft een
asferische zone en reduceert dode
hoeken. Door de vorm van de spiegel
lijken voorwerpen kleiner dan ze zijn,
waardoor afstanden moeilijker zijn in
te schatten.
Elektrische verstellingSelecteer de gewenste buitenspiegel
door de knop naar de spiegel links (L) of de spiegel rechts (R) te draaien.
Beweeg daarna de knop om de spie‐ gel te verstellen.
In de stand o is geen enkele spiegel
geselecteerd.
Inklapbare spiegels
Voor de veiligheid van voetgangers
klappen de buitenspiegels bij aansto‐
ten vanaf een bepaalde kracht weg uit de normale stand. Spiegel dan door
licht op de spiegelbehuizing te druk‐
ken terugduwen.