OPEL INSIGNIA BREAK 2020 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Manufacturer: OPEL, Model Year: 2020, Model line: INSIGNIA BREAK, Model: OPEL INSIGNIA BREAK 2020Pages: 329, PDF Size: 9.37 MB
Page 271 of 329

Verzorging van de auto269Gebruik van in de handel verkrijgbare
vloeibare bandenreparatiesets kan
de werking van het systeem nadelig
beïnvloeden. Gebruik bij voorkeur door de fabriek goedgekeurde repa‐
ratiesets.
Als u elektronische apparaten
gebruikt of zich in de buurt vindt van
voorzieningen die vergelijkbare
frequenties gebruiken, kan dit de
werking van het bandenspannings‐
controlesysteem verstoren.
Elke keer bij het verwisselen van de
banden moeten de sensoren van het
bandenspanningscontrolesysteem
worden gedemonteerd en onderhou‐
den. Bij opgeschroefde sensoren;
vervang het ventielelement en de
keerring. Bij opgeklikte sensoren
moet het hele ventiel worden vervan‐
gen.
Status belading van auto
Pas de bandenspanning volgens de
informatie op het etiket met banden‐
informatie of in de tabel bandenspan‐
ningswaarden aan op de belading
van de auto 3 304 en selecteer de
juiste instelling in Draagvermogenbanden in het menu met voertuigin‐
formatie 3 114. Deze instelling
bepaalt de referentiespanningswaar‐ den voor waarschuwingen over de
bandenspanning.
Het menu Draagvermogen banden
verschijnt alleen wanneer de auto stil‐ staat en de parkeerrem ingeschakeld
is. Bij auto's met automatische
versnellingsbak moet de schakelhen‐ del op P staan.Selecteer:
● Licht voor een comfortabele
spanning tot 3 inzittenden.
● Eco voor een Eco-spanning tot
3 inzittenden.
● Max voor volledige belading.
Automatisch inleren Nadat de wielen zijn vervangen of
onderling van positie zijn verwisseld
moet de auto ongeveer 20 minuten
blijven stilstaan alvorens het systeem
een herberekening uitvoert. Het daar‐ opvolgende inleerproces duurt max.
10 minuten bij een rijsnelheid van 40
tot 100 km/u. Rijd niet langere tijd
buiten dit bereik. Doe dit zo mogelijk
op een provinciale of soortgelijke weg
waarop u kunt doorrijden. Tijdens het
inleren ziet u mogelijk $ of wisse‐
lende spanningswaarden op het
Driver Information Center.
Bij eventuele problemen tijdens het
inleren verschijnt er een storingsmel‐ ding op het Driver Information Center.
w knippert gedurende 60 seconden
en blijft dan branden.
Page 272 of 329

270Verzorging van de autoHerhaal als dit gebeurt het inleren.
Laat uw auto ongeveer 20 minuten
stilstaan en rijd dan weer gedurende
10 minuten zoals bovenstaand
beschreven.
Profieldiepte
Regelmatig de profieldiepte controle‐
ren.
Om veiligheidsredenen de banden te
vervangen wanneer een profieldiepte van 2–3 mm (4 mm voor winterban‐den) is bereikt.
Om veiligheidsredenen wordt aanbe‐
volen om de profieldieptes van de
banden op één as niet meer dan
2 mm van elkaar af te laten wijken.
De wettelijk toegestane minimumpro‐
fieldiepte (1,6 mm) is bereikt wanneer het profiel tot aan één van de slijtage- indicatoren (TWI = Tread Wear Indi‐
cator) is afgesleten. De positie van de
slijtage-indicatoren wordt aangeduid
door merktekens op de zijwand van de band.
Is de slijtage voor groter dan achter,
dan de voorbanden regelmatig
omwisselen met de achterbanden.
De draairichting van de wielen moet
dezelfde zijn als voorheen.
Banden verouderen ook wanneer er
niet mee gereden wordt. Wij raden u
aan de banden om de 6 jaar te vervangen.
Van banden- en velgmaat
veranderen
Bij het gebruik van banden met een
andere bandenmaat dan af fabriek
gemonteerd, moet mogelijk de nomi‐
nale bandenspanning worden geher‐
programmeerd en moeten er eventu‐
eel andere aanpassingen aan de auto
worden verricht.
Laat na montage van een andere
bandenmaat de sticker met de
bandenspanningswaarden vervan‐
gen en het bandenspanningscontro‐
lesysteem opnieuw initialiseren
3 267.9 Waarschuwing
Rijden met ongeschikte banden of
wielen kan ongevallen veroorza‐
ken en de typegoedkeuring van de auto vervalt hierdoor.
Page 273 of 329

Verzorging van de auto271Wieldoppen
Gebruik wieldoppen en banden die
door de fabriek voor de desbetref‐
fende auto zijn goedgekeurd en daar‐
mee aan alle eisen voor de desbe‐
treffende combinatie van wielen en
banden voldoen.
Indien geen wieldoppen en banden
worden gebruikt die door de fabriek
zijn goedgekeurd, mogen de banden
niet voorzien zijn van een velgbe‐
schermingsrand.
Wieldoppen mogen de koeling van de remmen niet belemmeren.9 Waarschuwing
Het gebruik van ongeschikte
banden of wieldoppen kan tot plot‐
seling drukverlies leiden met
ongelukken als mogelijk gevolg.
Auto's met stalen velgen: Bij gebruik van wielborgmoeren mogen de wiel‐
doppen niet worden bevestigd.
Sneeuwkettingen
Sneeuwkettingen zijn uitsluitend op
de voorwielen toegestaan.
Gebruik altijd kettingen met fijne
schakels waardoor het loopvlak en de binnenkanten (inclusief kettingslot)
met niet meer dan 10 mm toenemen.
9Waarschuwing
Beschadigingen kunnen een klap‐
band veroorzaken.
Sneeuwkettingen zijn alleen toege‐
staan op de bandenmaten
215/60 R16, 215/55 R17,
225/55 R17 en 235/45 R18.
Compact reservewiel
Sneeuwkettingen mogen niet op het
tijdelijke reservewiel worden gebruikt.
Bandenreparatieset Lichte beschadigingen van de loop‐
vlakken van de banden kunnen met
de bandenreparatieset worden
verholpen.
Vreemde voorwerpen niet uit de
banden verwijderen.
Beschadigingen die groter zijn dan
4 mm of die in de bandwang zitten,
kunnen niet met de bandenreparatie‐
set worden verholpen.9 Waarschuwing
Niet sneller rijden dan 80 km/u.
Niet langdurig gebruiken.
Bestuurbaarheid en rijeigen‐
schappen worden mogelijk nade‐
lig beïnvloed.
Page 274 of 329

272Verzorging van de autoEr zijn twee soorten bandenrepara‐
tieset verkrijgbaar:
● Type 1 herkenbaar aan de aan/
uit-schakelaar aan de bovenkant
van de compressor.
● Type 2 herkenbaar aan de aan/
uit-schakelaar aan de zijkant van de compressor.
Bij een lekke band:
Parkeerrem aantrekken, eerste
versnelling, achteruitversnelling of P
inschakelen.
Bij auto's met audioluidsprekersys‐
teem ligt de bandenreparatieset bij
het gereedschap.
Bij andere versies is de bandenrepa‐ ratieset opgeborgen in een tas.
Draai de schroef los en verwijder de
tas.
Page 275 of 329

Verzorging van de auto273Haal de fles afdichtmiddel en de
compressor uit de doos.
1. Verwijder de aansluitkabel en de luchtslang uit de opbergvakken
aan de onderkant van de compressor.
2. Type 1: schroef de luchtslang van
de compressor op de aansluiting
op de fles afdichtmiddel en breng de fles afdichtmiddel aan in de
borging op de compressor.
Type 2: draai de plug van de
compressor en van de fles
afdichtmiddel. Schroef de fles op
de compressor zonder de tinfolie
van de fles te halen.
3. Plaats de compressor dichtbij de band, zodanig dat de fles afdicht‐
middel rechtop staat.
4. Ventieldop van defecte band losschroeven.
5.Type 1: schroef de vulslang op het
ventiel.
Page 276 of 329

274Verzorging van de auto
Type 2: haal de beschermdop van
de vulslang en schroef de
vulslang op het ventiel. De veilig‐
heidsklep moet gesloten zijn
(rechtsom draaien).
6. De schakelaar van de compres‐ sor moet op J staan.
7. Steek de compressorstekker in de
12V stekkerdoos of de aansteke‐
raansluiting.
Om te voorkomen dat de accu
leegraakt, is het raadzaam de
motor te laten draaien.8. Zet de wipschakelaar van de compressor op I. De band wordt
nu met afdichtmiddel gevuld.
9. De manometer van de compres‐ sor geeft even max. 6 bar aan
wanneer de fles afdichtmiddel
wordt geleegd (ca. 30 seconden).
Daarna begint de druk te dalen.
10. Al het afdichtmiddel wordt in de band gepompt. Daarna wordt de
band opgepompt.
11. De voorgeschreven bandenspan‐ ning moet binnen 10 minuten
worden bereikt. Bandenspanning
3 304 . Schakel de compressor uit
wanneer de juiste bandenspan‐
ning is bereikt.
De compressor niet langer dan
10 minuten laten werken.
Type 1: als de bandenspanning
niet binnen 10 minuten wordt
bereikt, verwijder dan de banden‐
reparatieset. De auto één wielom‐ wenteling verplaatsen. De
bandenreparatieset weer aanslui‐
ten en het vulproces 10 minuten
lang voortzetten. Meet de
bandenspanning nogmaals.
Wordt de voorgeschreven
bandenspanning dan nog niet
bereikt, dan is de band te ernstig
beschadigd. De hulp van een
werkplaats inroepen.
Page 277 of 329

Verzorging van de auto275Laat eventueel de te hoge
bandenspanning af via de knop
boven op de manometer.
Afhankelijk van de versie zit de
knop mogelijk op de luchtslang.
Type 2: verwijder de bandenrepa‐
ratieset en rijd onmiddellijk zo'n
10 km, maar niet langer dan
10 minuten. Meet de banden‐
spanning nogmaals. Sluit als de
bandenspanning niet wordt bereikt de bandenreparatieset
weer aan en blijf gedurende
10 minuten oppompen. Wordt de
voorgeschreven bandenspanning
dan nog niet bereikt, dan is de
band te ernstig beschadigd. De
hulp van een werkplaats inroe‐
pen.
Als de spanning wordt bereikt,
past u deze met behulp van de
compressor naar boven of naar
beneden aan tot op de voorge‐
schreven waarde door de veilig‐
heidsklep bij de vulslang te openen (linksom draaien).
12. Maak de bandenreparatieset los. Type 1: druk op het borglipje op de
houder om de fles met afdichtmid‐
del uit de houder te verwijderen.
Bandenvulslang op de vrije
aansluiting van fles met afdicht‐
middel schroeven. Hierdoor wordt
voorkomen dat er afdichtmiddel
uit de fles stroomt.
Type 2: de fles afdichtmiddel
komt niet uit de compressor. Laat
de fles afdichtmiddel vervangen
door uw werkplaats.
13. Bandenreparatieset in de baga‐ geruimte opbergen.
14. Eventueel vrijgekomen afdicht‐ middel met een doek verwijderen.15. Het op de fles met afdichtmiddelaanwezige etiket met de maxi‐
maal toelaatbare snelheid in het
gezichtsveld van de bestuurder
aanbrengen.
16. De rit onmiddellijk voortzetten, zodat het afdichtmiddel zich
gelijkmatig in de band kan
verspreiden. Na ca. 10 km rijden
(uiterlijk na 10 minuten) stoppen
en de bandenspanning controle‐
ren. Schroef de luchtslang van de compressor rechtstreeks op het
ventiel.
Bij een bandenspanning hoger
dan 1,3 bar, de bandenspanning
op de voorgeschreven waarde
brengen. Procedure herhalen
Page 278 of 329

276Verzorging van de autototdat de bandenspanning niet
meer afneemt.
Bij een bandenspanning lager
dan 1,3 bar, de auto niet meer
gebruiken. De hulp van een werk‐
plaats inroepen.
17. Bandenreparatieset in de doos opbergen.
18. Zet de doos vast met de schroef.
Let op
De rijeigenschappen van de
herstelde band zijn veel minder
goed, daarom deze band laten
vervangen.
Bij abnormale geluiden of sterke
verhitting van de compressor, moet
u deze minimaal 30 min. lang
uitschakelen.
Het ingebouwde veiligheidsventiel
opent bij een druk van 7 bar.
Let op de vervaldatum van de set.
Na deze datum is niet meer gega‐
randeerd dat het middel nog goed
afdicht. Let op de bewaarinstructies op de fles met afdichtmiddel.Gebruikte fles met afdichtmiddel
vervangen. Afvoeren volgens de
desbetreffende wettelijke voorschrif‐ ten.
De compressor en het afdichtmiddel zijn vanaf ca. -30 °C te gebruiken.
De bijgeleverde adapters zijn te
gebruiken om andere voorwerpen,
bijv. voetballen, luchtbedden,
opblaasbare bootjes enz., op te
pompen. Ze zitten aan de onderkant van de compressor. Om deze te
verwijderen, schroeft u de compres‐
sorluchtslang erop en trekt u de
adapter eruit.
Wiel verwisselen De onderstaande voorbereidingen
treffen en de instructies opvolgen:
● Auto op een vlakke, stevige en slipvrije ondergrond parkeren.
Voorwielen in de rechtuitstand
draaien.
● Parkeerrem aantrekken, eerste versnelling, achteruitversnelling
of P inschakelen.
● Bij een zachte ondergrond, een stevige plank (max. 1 cm dik)
onder de krik leggen.● Haal vóór het opkrikken van de auto altijd eventuele zware objec‐ten eruit.
● In de op te krikken auto mogen zich geen personen of dieren
bevinden.
● Nooit onder een opgekrikte auto kruipen.
● Opgekrikte auto niet starten.
● Reinig de wielmoeren en schroefdraad met een schonedoek voordat u het wiel monteert.9 Waarschuwing
Vet de wielbout, de wielmoer en
de conus van de wielmoer niet in.
Kriksteunpunten
De getoonde kriksteunpunten gelden bij het gebruik van opnamearmen en kriks voor het vervangen van winter-/
zomerbanden.
Page 279 of 329

Verzorging van de auto277
Stand van de achterste arm van het
hefplatform midden onder het desbe‐
treffende krikpunt op de auto.
Stand van de voorste arm van het
hefplatform midden onder het desbe‐
treffende krikpunt op de auto.
Reservewiel
Het reservewiel kan afhankelijk van de uitvoering en de landelijke bepa‐ lingen ook als compact reservewiel
(thuiskomer) worden aangemerkt. In
dit geval geldt er een toegestane
maximumsnelheid, ook al wordt dit niet op een label op het reservewiel
aangegeven.
Slechts één compact reservewiel monteren. Niet sneller rijden dan
80 km/u . In bochten langzaam rijden.
Niet langdurig gebruiken.Voorzichtig
Is het gemonteerde reservewiel
kleiner dan de andere wielen of
wordt het gebruikt in combinatie
met winterbanden, dan kunnen de
rijeigenschappen negatief worden
beïnvloed. Defecte band zo spoe‐
dig mogelijk laten vervangen.
Voorzichtig
Bij het rijden met een compact reservewiel moet de actieve nood‐ rem worden gedeactiveerd.
Het reservewiel ligt in de bagage‐
ruimte onder de vloerafdekplaat.
Verwijderen: 1. Open de vloerafdekplaat.
2. Het reservewiel zit vast met een vleugelmoer. Draai de vleugel‐
moer los en verwijder het reser‐
vewiel.
Page 280 of 329

278Verzorging van de autoOnder het reservewiel bevindt
zich de kist met boordgereed‐
schap.
3. Als er na het verwisselen van een
wiel geen wiel in de reservewiel‐
kuip wordt gelegd, zet dan de
gereedschapskoffer vast door de
vleugelmoer zo ver mogelijk vast
te draaien en de vloerplaat te
laten zakken.
4. Leg, nadat het normale wiel weer is teruggeplaatst, het reservewiel
met de buitenkant omhoog in de kuip en zet hem vast met de vleu‐
gelmoer.
Slechts één compact reservewiel monteren. De toegestane maximum‐
snelheid op het label op het tijdelijke
reservewiel geldt alleen voor de
bandenmaat af fabriek.
Reservewiel monteren De onderstaande voorbereidingen
treffen en de instructies opvolgen:
● Auto op een vlakke, stevige en slipvrije ondergrond parkeren.
Voorwielen in de rechtuitstand
draaien.● Parkeerrem aantrekken, eerste versnelling, achteruitversnelling
of P inschakelen.
● Reservewiel verwijderen.
● Nooit meerdere wielen tegelijker‐
tijd vervangen.
● Gebruik de krik alleen om een wiel te wisselen bij bandenpech
en niet voor de jaarlijkse
montage van winter- of zomer‐
banden.
● De krik is onderhoudsvrij.
● Bij een zachte ondergrond, een stevige plank (max. 1 cm dik)
onder de krik leggen.
● Haal vóór het opkrikken van de auto altijd eventuele zware objec‐ten eruit.
● In de op te krikken auto mogen zich geen personen of dieren
bevinden.
● Nooit onder een opgekrikte auto kruipen.
● Opgekrikte auto niet starten.
● Reinig de wielmoeren en schroefdraad met een schone
doek voordat u het wiel monteert.9 Waarschuwing
Vet de wielbout, de wielmoer en
de conus van de wielmoer niet in.
1. Stalen velgen met dop: Wieldop verwijderen.
Lichtmetalen velgen: Wip wiel‐
moerdoppen met een platte
schroevendraaier los en verwijder
ze. Om de wiellak en de dop te
beschermen moet u een doek om
de punt van de schroevendraaier
wikkelen.
2. Klap de wielsleutel uit, zet deze stevig op de wielmoer en draai
elke moer een halve slag los.