Peugeot 206 CC 2001.5 Handleiding (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2001.5, Model line: 206 CC, Model: Peugeot 206 CC 2001.5Pages: 123, PDF Size: 1.78 MB
Page 91 of 123
UW 206 CC IN DETAIL
89
In de stand "OFF"werkt de airbag
aan passagierszijde bij een eventuele aanrijding niet. Zet de schakelaar weer op "ON"
zodra het kinderzitje van de voorstoel wordt verwijderd zodat de airbag weeris ingeschakeld. Controle van werking Het goed functioneren van het sys- teem wordt aangegeven door eenverklikkerlampje op het instrumenten-paneel in combinatie met een ge-luidssignaal en een melding op het
functionele display. Als dit lampje bij aangezet contact (2e stand) gaat branden in combinatie meteen geluidssignaal en de melding"Airbag passagierszijde uitgescha-keld" op het multifunctionele display,
betekent dit dat de airbag aan passa-gierszijde is uitgeschakeld (stand"OFF" ).Zij-airbags* Deze zijn aan de zijde van de portie- ren in de rugleuningen van de voor-stoelen aangebracht. Ze worden onafhankelijk van elkaar geactiveerd bij aanrijdingen van opzijwaarbij een kans bestaat op ernstigletsel aan buik, borst of hoofd. Controle van werking Het goed functioneren van het
systeem wordt aangegeven door een verklikkerlampje in het instrumenten-paneel. Het lampje gaat bij het aanzetten van het contact gedurende 6 seconden branden. Als het verklikkerlampje:
Ð niet brandt na het aanzetten van het contact of,
Ð niet uitgaat na 6 seconden of,
Ð gedurende 5 minuten knippert en dan permanent brandt,
dient u uw PEUGEOT-servicepunt te raadplegen.
* Volgens uitvoering
Page 92 of 123
UW 206 CC IN DETAIL
90
Houd u aan de volgende veiligheidsvoorschriften voor een maximale effectiviteit van de airbags:
¥ Draag altijd een correct afgestelde veiligheidsgordel.
¥ Maak er een gewoonte van om normaal rechtop in de voorstoelen te zitten.
¥ Zorg dat er zich geen obstakels (bijvoorbeeld accessoires of huisdieren) bevinden tussen de airbag en de inzittenden. Dit kan de goede werking van de airbag belemmeren en/of de inzittende bij het opblazen van de airbag verwonden.
¥ Het is beslist niet toegestaan om werkzaamheden uit te voeren aan airbagsystemen, alleen een PEUGEOT-servicepunt heeft hiervoor gekwalificeerd personeel.
¥ Laat na een aanrijding of diefstal van uw auto de airbagsystemen controleren.
¥ De systemen zijn ontworpen om 10 jaar volledig operationeel te zijn. Laat ze daarna door een PEUGEOT-servicepunt ver- vangen.
Airbags voor
¥ Houd het stuurwiel niet aan de spaken vast en laat uw handen niet op het stuurwielkussen rusten.
¥ Tracht roken in de auto zoveel mogelijk te vermijden. Als de airbag wordt opgeblazen, kunnen brandende sigaretten of een pijp brandwonden of ander letsel veroorzaken.
¥ Verwijder het stuurwiel nooit, maak geen gaten in de stuurwielbekleding en sla er niet op. Zij-airbags*
¥ Bevestig nooit iets aan de rugleuning van de voorstoelen, dit zou bij het afgaan van de airbags kunnen leiden tot ver- wondingen aan armen of middel.
¥ Ga niet onnodig dicht tegen het portierpaneel zitten.
¥ Bedek de voorstoelen alleen met goedgekeurde stoelhoezen. Raadpleeg uw PEUGEOT- servicepunt.
* Volgens uitvoering.
Page 93 of 123
PRAKTISCHE INFORMATIE
91
1 -Reservoir stuurbekrachtiging
2 - Reservoir ruitensproeiervloeistof en koplampsproeiers*.
3 - Reservoir koelvloeistof. 4 -
Reservoir remvloeistof.
5 - Accu.
6 - Luchtfilter. 7 -
Motoroliepeilstok.
8 - Motorolie (bij)vullen.
* Volgens uitvoering
1,6 liter 16-kleppen MOTOR
Page 94 of 123
PRAKTISCHE INFORMATIE
92
1 -Reservoir stuurbekrachtiging
2 - Reservoir ruitensproeiervloeistof en koplampsproeiers*
3 - Reservoir koelvloeistof 4 -
Remvloeistofreservoir
5 - Accu
6 - Luchtfilter 7 -
Motoroliepeilstok
8 - Motorolie (bij)vullen
* Volgens uitvoering.
2 liter 16-kleppen benzinemotor
Page 95 of 123
PRAKTISCHE INFORMATIE
93
Controle van niveaus Motor Controleren van het motorolieniveau Regelmatig controleren en tussen 2verversingen eventueel olie bijvullen.(het maximale olieverbruik bedraagt0,5 liter per 1000 km). De controle dient bij koude motor en horizontaal geplaatste wagen te ge-schieden.2 merktekens op depeilstok: A= maxi.
B = mini. Keuze van de viscositeitDe olie dient in ieder geval aan de voorgeschreven kwaliteitsnormen tevoldoen. Oliefilter
Vervang regelmatig, volgens het onderhoudsschema, het oliefilterele-ment. Afgewerkte olie
Vermijd langdurig contact met de huid.Gooi geen afgewerkte olie in afvoer- systemen, in het water of op de grond.
Voor het behoud van de bedrijfszeker- heid van de motor en de emissierege-ling mag in geen geval een middel aande motorolie worden toegevoegd. Reservoir remvloeistof.
Ð Het remvloeistofniveau moet altijd
boven het merkteken DANGER op het reservoir staan.
Ð Raadpleeg bij een sterke daling onmiddellijk een PEUGEOT-servi-cepunt. Verversen
Ð De remvloeistof dient volgens de
voorgeschreven intervallen te wor- den ververst om de goede werkingvan het remsysteem te behouden.
Ð Gebruik remvloeistof die door de constructeur is goedgekeurd en aande DOT4-normen voldoet.
Reservoir koelvloeistof Gebruik uitsluitend door PEUGEOT goedgekeurde koelvloeistof. Als de motor warm is, wordt de tem- peratuur van de koelvloeistof geregeld
door de koelventilator. Wacht voorwerkzaamheden aan het koelsysteemtenminste 1 uur nadat de motorgedraaid heeft, omdat de koelventila-tor ook nog kan (gaan) werken als desleutel uit het contactslot is verwijderden het koelsysteem onder druk staat. Draai de dop eerst 2 slagen los om de druk te laten dalen en te voorkomendat de koelvloeistof uit het koelsys-
teem spuit. Trek, als de druk eenmaalgedaald is, de dop los en vul het sys-teem bij.
Olie verversen: Volgens het onder-
houdsschema.
Ð Peilstok: vul nooit meer olie bij dan tot het maximum merkteken A.
Ð Olieniveaumeter op het instrumen- tenpaneel.
Page 96 of 123
PRAKTISCHE INFORMATIE
94
Reservoir stuurbekrachtiging Open het reservoir bij koude motor (omgevingstemperatuur), het vloei-stofniveau dient boven het MINI endichtbij het MAXI merkteken te staan. Reservoir ruiten- en koplamp- sproeiers* Gebruik voor een optimale reiniging en voor uw eigen veiligheid uitsluitend
door PEUGEOT goedgekeurde pro-ducten (2,8 liter of 6,6 liter met kop-lampsproeiers). Accu Laat uw accu voor de winter door een
PEUGEOT-servicepunt controleren. Luchtfilter Periodiek vervangen is een vereiste. Als u in stofrijke gebieden rijdt,moet het luchtfilter twee keer zovaak vervangen worden. Remblokken De slijtage van de remblokken is sterk afhankelijk van de rijstijl, vooral bijstadsverkeer en veel korte ritten. Hier-door kan het noodzakelijk blijken om
de remblokken vaker, tussen twee
onderhoudscontroles door, te latencontroleren.
* Volgens uitvoering.Handgeschakelde versnellingsbak Niet verversen. Controleer het niveau volgens het onderhoudsschema van
de constructeur. Automatische transmissie Niet verversen. Laat het niveau door
een PEUGEOT-servicepunt volgenshet onderhoudsschema en de voorge-schreven procedure controleren.Gebruik uitsluitend door Automobiles PEUGEOTgoedgekeurde producten. Om de werking van belang-
rijke organen als de stuurbe- krachtiging en het remsysteem teoptimaliseren, selecteert en biedtPEUGEOT specifieke productenaan.
Page 97 of 123
PRAKTISCHE INFORMATIE
95
Lekke band Deze auto heeft geen reservewiel, in
plaats daarvan zijn in het ge•soleerdeopbergvak 1, dat met een riem aan de
rechterzijde van de bagageruimtegemonteerd is, 2 spuitbussen aange-bracht voor het tijdelijk repareren vande band. Gebruik van spuitbus banden-reparatie (Zie ook de instructies op de spuit- bus).
Verwijder de oorzaak van de lekke band voor zover mogelijk.
Draai het wiel tot het ventiel op Òtienv——rÓ of Òtien overÓ staat.
Schud de spuitbus goed voorgebruik (verwarm de spuitbusenkele minuten met uw handen alshet erg koud is).
Houd met de ene hand het ventielvast.
Druk met de andere hand de spuit-bus recht en stevig op het ventiel.
Houd de spuitbus 1 minuut op hetventiel gedrukt, rijd dan zonder uit-stel rustig naar de dichtstbijzijnde
garage. De spuitbussen dienenslechts voor tijdelijkereparatie (maximum snel-heid 80 km/h).
Na gebruik van de spuitbussenmoet de band vervangen worden. De spuitbussen staan onder druk, stel ze daarom niet bloot aan tem-peraturen boven 50¡C. Bewaar de spuitbussen in het ge•- soleerde opbergvak.
Page 98 of 123
PRAKTISCHE INFORMATIE
96
Wiel verwisselen Zet de auto op een horizontale, sta- biele en stroeve ondergrond.
Trek de handrem aan, schakel de
eerste versnelling of de achteruit in(stand Pbij een automatische
transmissie) en zet het contact af.
Blokkeer het wiel kruislings tegen-over het te verwisselen wiel metwielblok 2.
Gereedschap 1 - Wielsleutel bevestigd tegen het rechter binnenpaneel van de baga-geruimte.
2 - Wielblok in de hoes van de krik.
3 - Krik (in een hoes).
4 - Gereedschap om sierdoppen teverwijderen. Wiel demonteren
Verwijder de wieldop* door de wielsleutel 1in de opening voor het ventiel te
steken en de wieldop los te trekken.
Draai de wielbouten iets los (verwijder bij autoÕs met lichtmetalen velgen eerst de sierdoppen van de wielbouten ; zie hiervoor ÒLichtmetalen velgenÓ op de vol-gende bladzijde).
Plaats de krik 3in ŽŽn van de 4 daarvoor bestemde kriksteunen Abij het te ver-
wisselen wiel onder de auto. Controleer of het uiteinde van de krik over hetgehele oppervlak op de grond steunt.
Krik de auto op met 3.
Draai de wielbouten geheel los en verwijder het wiel.
* Volgens uitvoering.
Page 99 of 123
PRAKTISCHE INFORMATIE
97
Wiel monteren Breng het wiel aan en draai de wielbouten met de sleutel 1 enigszins vast.
Laat de krik 3zakken en verwijder deze dan.
Draai de wielbouten met de sleutel 1vast.
Plaats de wieldop*, begin bij de opening voor het ventiel en druk de wieldop rondom met de hand vast.
Stop het wielblok en de krik terug in de hoes en berg alles weer op in de bagage-ruimte.Verwissel een wiel uit vei- ligheidsoverwegingenalleen:
Ð op een horizontale, stabiele en stroeve ondergrond,
Ð met een aangetrokken handrem,
Ð als de 1e versnelling of de ach- teruit is ingeschakeld (stand Pbij
een automatische transmissie)
Ð als de auto met het wielblok geblokkeerd is,
Ga nooit onder een auto liggen die alleen op de krik steunt(gebruik bokken). Na het verwisselen van het wiel:
Ð Laat zo snel mogelijk het aanhaal- moment van de wielbouten en de bandenspanning van het reserve-
wiel door een PEUGEOT-service-punt controleren.
* Volgens uitvoering.
Page 100 of 123
PRAKTISCHE INFORMATIE
98
Bijzonderheden lichtmetalen velgen* Sierdoppen De wielbouten van de lichtmetalen velgen zijn voorzien van chromen sier-doppen.
Voordat de wielbouten worden losge- draaid dienen de sierdoppen metbehulp van het gereedschap 4te
worden verwijderd. Monteren van het reservewiel** Indien uw auto is voorzien van een reservewiel met stalen velg, is hetnormaal
dat bij het monteren de rin-
gen van de bouten de velg niet raken.Als de bouten volledig zijn aange-draaid zorgt het conische draagvlakvan de bouten voor de bevestigingvan het reservewiel. Monteren van winterbanden Indien u uw auto voorziet van winter- banden met stalen velgen, dient u
speciale bouten te gebruiken, die ver-
krijgbaar zijn bij uw PEUGEOT-dealer. Anti-diefstalbouten** Als de velgen zijn voorzien van anti- diefstalbouten (ŽŽn per wiel), dient ueerst met behulp van het gereedschap4
de chromen dop en vervolgens de
plastic huls te verwijderen alvorens debout los te draaien met behulp van eenvan de dopsleutels (die u tijdens hetafleveren van de auto zijn overhandigd,gelijktijdig met de extra sleutel en decodekaart) en de wielsleutel 1.
Opmerking: noteer de op de dopsleu-
tel gegraveerde code nauwkeurig. Met
deze code kunt u bij uw PEUGEOT-dealer een nieuwe dopsleutel verkrij-gen.
* Volgens uitvoering.
** Volgens uitvoering of land van bestemming.