display PEUGEOT 207 2009 Instructieboekje (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2009, Model line: 207, Model: PEUGEOT 207 2009Pages: 267, PDF Size: 15.61 MB
Page 107 of 267

!
!
VEILIGHEID
113
Plaats geen kinderzitje met de rug
in de rijrichting op de voorstoel als
de twee verklikkerlampjes van de
airbags permanent blijven branden.
Laat het systeem controleren door
het PEUGEOT-netwerk.
Storing
Als dit verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel gaat bran-
den in combinatie met een ge-
luidssignaal en een melding
op het multifunctionele display, laat
het systeem dan controleren door het
PEUGEOT-netwerk.
Schakel voor de veiligheid van uw
kind de airbag aan passagierszijde
altijd uit als u een kinderzitje met
de rug in de rijrichting op de voor-
stoel plaatst.
Anders kan een kind bij het afgaan
van de airbag levensgevaarlijk ge-
wond raken.
Afhankelijk van de uitvoering
van uw auto brandt dit verklik-
kerlampje hetzij op het instru-
mentenpaneel hetzij in de rij
drukschakelaars, bij aangezet
contact zolang de airbag is uit-
geschakeld. Opnieuw inschakelen
Als u het kinderzitje heeft verwijderd,
zet dan de schakelaar
1 weer op "ON"
om de airbag opnieuw in te schakelen
en zo de veiligheid van uw passagier te
garanderen.
Uitschakelen
Alleen de airbag aan passagierszijde
kan worden uitgeschakeld:
zet het contact af , steek de sleutel in
de schakelaar voor uitschakelen van
de airbag aan passagierszijde 1 ,
draai deze in de stand "OFF" ,
verwijder de sleutel zonder de stand
van de schakelaar te veranderen.
Page 108 of 267

!
VEILIGHEID
114
Zij-airbags *
De zij-airbags beschermen de bestuur-
der en voorpassagier bij een ernstige
zijdelingse aanrijding, om de kans op
borstletsel te verkleinen.
De zij-airbags zijn aan de zijde van de
portieren in de rugleuningen van de
voorstoelen aangebracht.
Activering
De zij-airbags worden bij een ernstige
zijdelingse aanrijding binnen (een ge-
deelte van) de impactzone aan de zij-
kant ( B ) aan de desbetreffende zijde
opgeblazen. Dit gebeurt loodrecht op
de lengteas van de auto, vanaf de bui-
tenzijde.
De zij-airbag wordt opgeblazen tussen
de inzittende vóór en het desbetreffen-
de portierpaneel. Window-airbags *
De window-airbags beschermen de be-
stuurder en passagiers (uitgezonderd
de middelste passagier achter) bij een
ernstige zijdelingse aanrijding, om de
kans op hoofdletsel te verkleinen.
De window-airbags zijn aangebracht in
de stijlen en het bovenste gedeelte van
het interieur.
Als dit verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel gaat bran-
den in combinatie met een ge-
luidssignaal en een melding op
het multifunctionele display, raadpleeg
dan het PEUGEOT-netwerk om het
systeem te laten controleren. De kans
bestaat dat de airbags bij een ernstige
aanrijding niet worden geactiveerd.
* Volgens land van bestemming.
Storing
Activering
De window-airbag wordt gelijktijdig met
de zij-airbag aan de desbetreffende
zijde opgeblazen bij een ernstige aan-
rijding van opzij binnen (een gedeelte
van) de impactzone aan de zijkant (
B ).
Dit gebeurt loodrecht op de lengteas
van de auto, vanaf de buitenzijde rich-
ting de binnenzijde van de auto.
De window-airbag wordt opgeblazen
tussen de inzittende vóór of achter in
de auto en de ruiten.
Bij een lichte zijdelingse aanrijding
of bij over de kop slaan, kan het
zijn dat de airbag niet wordt geac-
tiveerd.
Bij een aanrijding van achteren of
een frontale aanrijding wordt de
airbag niet geactiveerd.
Registratiezones voor
een aanrijding
A. Impactzone vóór
B. Impactzone opzij
Page 110 of 267

!
116
Draai bij het parkeren van de auto
op een helling de wielen vast tegen
het trottoir, trek de handrem aan en
schakel een versnelling in.
HANDREM
Mechanisch systeem om de auto veilig
stil te zetten.
Aantrekken
Trek, als de auto volledig stilstaat,
de handrem aan. Als tijdens het rijden dit verklik-
kerlampje en het verklikkerlamp-
je
STOP branden in combinatie
met een geluidssignaal en een
meldingop het multifunctionele display,
geeft dit aan dat de handrem nog (iets)
is aangetrokken.
Loszetten
Trek aan de hefboom, druk de knop A
in en duw de handrem geheel om-
laag.
Page 111 of 267

i
117
* Afhankelijk van de motoruitvoering.
OPSCHAKELINDICATOR *
Dit systeem adviseert de bestuurder op
te schakelen om het brandstofverbruik
te reduceren (auto's met handgescha-
kelde versnellingsbak).
Werking
Het systeem geeft uitsluitend adviezen
als u rustig rijdt.
Afhankelijk van de rijomstandigheden
en de uitrusting van uw auto kan het
systeem u adviseren één of meerdere
versnellingen op te schakelen. U kunt
deze aanwijzingen opvolgen zonder de
tussenliggende versnellingen in te hoe-
ven schakelen.
Het is niet verplicht om de aanbevolen
versnellingen ook daadwerkelijk in te
schakelen. De keuze van de optimale
versnelling hangt namelijk altijd af van
de situatie op de weg, de verkeers-
drukte en de veiligheid. De bestuurder
blijft derhalve altijd zelf verantwoordelijk
voor het al dan niet opvolgen van een
schakeladvies van het systeem.
De functie kan niet worden uitgeschakeld. Voorbeeld:
- U rijdt in de derde versnelling.
De informatie wordt in de vorm van een
pijl op het display van het instrumenten-
paneel weergegeven. In rijsituaties waarin veel van
de motor wordt gevraagd (diep
intrappen van het gaspedaal, bij-
voorbeeld tijdens een inhaalma-
noeuvre...) zal het systeem geen
schakeladvies geven.
Het systeem zal u nooit adviseren om:
- de eerste versnelling in te scha-
kelen,
- de achteruitversnelling in te schakelen,
- terug te schakelen.
- U trapt het gaspedaal redelijk ver in.
- Het systeem kan u in dit geval advi-
seren een hogere versnelling in te
schakelen.
Page 113 of 267

i
i
i
119
Weergave op het instrumentenpaneel
Standen van de selectiehendel
N. Neutral (neutraalstand)
R. Reverse (achteruitversnelling)
1, 2, 3, 4, 5 Versnellingen in de handge-
schakelde stand
AUTO. Verschijnt bij de selectie van
de automatische stand en ver-
dwijnt weer als de handbedien-
de stand wordt geselecteerd.
Als in de automatische stand dit pic-
togram verschijnt, geeft dit aan dat
de transmissie detecteert dat de wie-
len onvoldoende grip hebben. Starten van de auto Handbediende stand
Beweeg na het starten van de auto de
selectiehendel in de stand M om de
handbediende stand in te schakelen.
Automatische stand
Selecteer vanuit de handbediende
stand de stand A om terug te keren
naar de automatische stand.
Gebruik nooit het gaspedaal om
de auto op een helling stil te laten
staan, maar gebruik daarvoor de
handrem.
Geef bij het wegrijden op een hel-
ling geleidelijk gas terwijl u de
handrem loszet.
Trap het rempedaal in als
dit pictogram knippert (bijv.:
starten van de motor).
Selecteer de stand N .
Houd het rempedaal inge-
trapt.
Start de motor.
De aanduiding N wordt weergegeven
op het instrumentenpaneel.
De aanduiding N op het display
knippert als u de motor probeert te
starten zonder dat de selectiehen-
del in de stand N staat.
Selecteer de eerste versnelling
(stand M of A ) of de achteruitver-
snelling (stand R ).
Zet de handrem los.
Neem uw voet van het rempedaal
en geef gas.
De aanduidingen AUTO en 1
of R worden weergegeven op
het instrumentenpaneel. De aanduiding
AUTO ver-
dwijnt en de ingeschakelde
v er s nellingen v er s c hijnen
achtereenvolgend op het in-
strumentenpaneel.
Het schakelen naar een andere ver-
snelling is alleen mogelijk als de snel-
heid van de auto en het motortoerental
dit toestaan.
Als de auto vrijwel geheel tot stilstand is
gekomen, bijvoorbeeld voor een verkeers-
licht, schakelt de versnellingsbak automa-
tisch terug naar de eerste versnelling.
Op het instrumentenpaneel ver-
schijnen de aanduiding AUTO
en de ingeschakelde versnelling.
De versnellingsbak werkt dan auto-
matisch, zonder dat u zelf hoeft te
schakelen. De versnellingsbak kiest
voortdurend de meest geschikte ver-
snelling, afhankelijk van de volgende
parameters:
- de rijstijl,
- h e t p r o fi e l v a n d e w e g ,
- de belading van de auto.
Bij het inschakelen van de achter-
uitversnelling klinkt een geluidssig-
naal.
Page 114 of 267

!
i
120
Auto-sequentiële stand
In de automatische stand kan de be-
stuurder altijd zelf ingrijpen door gebruik
te maken van de stuurkolomschake-
laar.
De stuurkolomschakelaar kan gebruikt
worden in omstandigheden waarbij
sneller terugschakelen gewenst is (na-
deren van een rotonde, verlaten van
een parkeergarage met een steile hel-
ling, inhalen...).
De transmissie wordt dan in de desbe-
treffende versnelling geschakeld, als
de snelheid van de auto en het motor-
toerental dit toestaan. De aanduiding
AUTO blijft op het display staan.
Na enige tijd gaat de transmissie weer
over op de automatische stand. Automatische stand "sneeuw"
Als de transmissie detecteert dat de
wielen onvoldoende grip hebben, wordt
automatisch overgeschakeld op de
sneeuwstand.
Parkeren van de auto
Voordat u de motor afzet, kunt u de se-
lectiehendel in de stand
N bewegen om
de neutraalstand te selecteren.
Trek altijd de handrem aan om de auto
volledig stil te zetten.
Resetten
Nadat de accukabels los zijn geweest,
moet de versnellingsbak gereset wor-
den.
Zet het contact aan. Storing
Als bij aangezet contact dit
verklikkerlampje gaat branden
en de aanduiding AUTO gaat
knipperen in combinatie met
een geluidssignaal en een melding op
het multifunctionele display, duidt dit op
een storing in de versnellingsbak.
Laat het systeem controleren door het
PEUGEOT-netwerk.
Houd bij het starten van de motor
altijd het rempedaal ingetrapt.
Zet de selectiehendel tijdens het
rijden nooit in de stand N (neutraal-
stand).
Zet de selectiehendel alleen in de
stand R (achteruit) als de auto vol-
ledig stilstaat en het rempedaal is
ingetrapt.
Trek altijd de handrem aan om de
auto volledig stil te zetten.
Als het gaspedaal tot voorbij het
zware punt wordt ingetrapt, scha-
kelt de versnellingsbak terug om
sneller te kunnen accelereren.
Op het instrumentenpaneel
verschijnen de aanduidingen
AUTO en .
Op het instrumentenpaneel
verschijnen de aanduidingen
AUTO , en - .
Selecteer de stand N .
Trap het rempedaal in.
Wacht ongeveer 30 seconden tot op
het instrumentenpaneel de aandui-
ding N of de ingeschakelde versnel-
ling verschijnt.
Laat het rempedaal los.
De versnellingsbak werkt dan weer nor-
maal.